HOOFDSTUK 10
„Stans? Jij hier?” Andrea van Son keek vreemd op bij het zien van Stans achter een boodschappenkarretje, in de supermarkt. „Ja, ik woon al zo’n beetje in het huis, dus moet ik ook voor mijn proviand zorgen.”
„Kindlief, wat een verandering! En, gaat het?”
Trots vertelde Stans dat ze nog niets had laten aanbranden en ook nog niets te heet had gewassen. „Ach, je redt het ook best. Je bent zo’n handige sodemieter, ik zei het laatst nog tegen Theo. Even wat anders, Stans, nu ik je toch spreek. Theo heeft tijdens de bouwvak zijn vakantie opgenomen. We gaan drie weken weg. Zou jij...?”
Stans sprak af ’s avonds langs te komen voor nadere instructies.
Ilse van Kampen was niet de enige die de toenemende gespannenheid merkte bij het blonde meisje. Carla, Carolien en de andere collega’s hadden het ook in de gaten. Carla wierp nog steeds achterdochtig smeulende blikken in de richting van Stans.
Het werd hoog tijd dat Stans vakantie kreeg, dacht Ilse, toen Stans aan de laatste dienst vóór haar verlof begon.
Op zaterdagmiddag ging Stans bij haar ouders langs om voor drie weken afscheid van hen te nemen. Adrie en Stefan waren al eerder vertrokken. Er heerste grote bedrijvigheid in huize Altenburg. Helen en Arjen liepen heen en weer om de caravan te laden, zo goed mogelijk verdeeld. Eindelijk hadden ze een ogenblikje om een kopje koffie te drinken. Helen had nog steeds zorg om Stans, al had ze nu ruim twee weken bewezen heel goed haar eigen boontjes te kunnen doppen. Helen voelde zich evengoed nog bezorgd om haar dochter alleen te laten. Dré was er niet, ze was helemaal in haar eentje in haar huis, dat nog niet echt gezellig was. Ze kon voorlopig niet aankloppen bij haar ouders als ze zich eenzaam voelde en bij haar schoonouders evenmin. Ze kreeg nagenoeg hetzelfde verhaal te horen bij Dré’s ouders. Maar ook hier stelde Stans het echtpaar gerust dat ze het wel zou redden. Ze had er alle vertrouwen in. Ze zag er heimelijk naar uit zoveel mogelijk tijd met Kemp door te brengen.
Het begon al goed. Op zondagavond woonde ze een optreden van hem bij in Palermo in Bergen. Het was eerder afgelast vanwege Kemp’s ongeluk in juni en derhalve moest het worden ingehaald. Stans mengde zich onopvallend onder het publiek. Niemand zou er iets achter zoeken dat ze een show van haar ster bijwoonde op een zondagavond. Wat voor kwaad zou erin steken dat ze in haar eentje uitging? Het enige verschil was dat ze gekomen was en weer vertrekken zou mét de ster.
De nacht was koel voor juli, maar het was stil weer. Na de show in de kleine discotheek, waar het publiek bijna was opgestapeld, was het verfrissend om even bij te komen op het strand van Bergen aan Zee. Het was al over tweeën, maar de lucht was nauwelijks donker te noemen.
Stans zat naast Kemp, die nog verhit was van zijn optreden. Ze had wederom genoten van zijn triomfen had er genoeg aan heel dicht bij hem te zijn.
Kemp trok haar tegen zich aan en kuste haar. Direct rees het verlangen. Toen Kemp even later haar hand nam en zei: „Kom,” wist ze dat hij hetzelfde voelde. Hij nam haar mee naar zijn appartement en ze vreeën opnieuw.
Stans voelde zich helemaal thuis in de kitchenette van Kemp’s appartement om een ontbijtje klaar te maken. Kemp opende de terrasdeuren en zette de stoelen buiten. In het zonnetje besprak Kemp zijn werkzaamheden voor die dag. Want, hoewel Stans vakantie had, ging voor Kemp het werk gewoon door. De wonderlijke arbeidstijden die hij er door zijn vak op nahield, lieten het aanzien of hij niet hard hoefde te werken. Stans wist wel beter. Het artiestenmétier is het hardste en meest veeleisende ter wereld.
’s Middags moest hij naar de opnamestudio’s in Hilversum. Een nieuwe langspeelplaat - Kemp noemde het een album - was in voorbereiding. Hij moest aanwezig zijn bij de besprekingen over de muziekarrangementen. Dat verliep nooit soepel. De muzikanten hadden andere inzichten over een compositie dan de zanger. Kemp leverde geen instrumentaal aandeel bij zijn werk. Voor de muzikale ondersteuning van zijn zang hing hij geheel van anderen af en dat gaf vaak strubbelingen. Kemp bracht met zijn stem andere dingen tot uitdrukking dan de muzikanten.
Hij sprak zijn bewondering uit voor de man achter de keyboards. Het miste geen keer dat Gerard de Haan Kemp haarfijn aanvoelde. De songwriter moest in acht worden genomen. Als Herman van Langen bij een tekst bepaalde intenties had, moest Kemp dat eveneens respecteren. Kemp’s inzichten werden niet altijd eer aangedaan. Openhartig vertelde hij dat hij nog niet zoveel in de pap te brokkelen had. Zijn carrière was in feite nog maar net op gang gekomen. Hij was nu sinds een jaar of anderhalf echt bekend aan het worden bij het grote publiek. Er zat nog steeds een stijgende lijn in zijn succes, maar hij móést zich laten leiden door verschillende mensen, die ieder op hun eigen manier inspraak eisten in Kemp’s carrière.
Kemp gaf eerlijk toe dat hij zonder muzikanten, songwriter, producer en een manager nooit zo ver zou zijn gekomen. Stans begreep wat hij wilde uitdrukken. Door al die verdeelde belangen, voelde hij zich weleens gefrustreerd. Rasartiest als hij was, wilde hij de sterren van de hemel zingen, maar hij werd daarin vaak beperkt door contracten en verplichtingen. De plaatopnamen vielen onder de supervisie van de producer. Hij was min of meer de baas over de knoppen.
Kemp vertelde hoe het gegaan was. Als klein jongetje wilde hij graag zingen, dat was alles. De aanleg, die hij van zijn moeder had geërfd, was al gauw ontdekt. Dat echt talent zich niet verloochent, bleek wel. Kemp wilde zich publiekelijk uiten.
Het werd zo’n drang, dat hij alles probeerde om gehoord te worden. Achter de schermen was hij al jaren bezig, maar het grote publiek ontdekte hem pas toen hij de talentenjacht voor de televisie won. Vanaf dat moment ging de bal rollen. Kemp was menselijk genoeg om te bezwijken voor de verslavende werking van succes. Het was als morfine. Als je er eenmaal mee in aanraking kwam, wilde je er steeds meer van. Maar naarmate zijn ster steeg, werd het publiek veeleisender. De aanbiedingen stroomden in steeds grotere hoeveelheden binnen op het kantoor van zijn manager. Optredens gingen elkaar in sneller tempo opvolgen. Kemp’s naam was nog steeds niet helemaal gevestigd. Hij moest dus wel op zoveel mogelijk van die aanbiedingen ingaan.
Toch behoorde hij ondertussen al bij de topattracties van de Nederlandse artiestenwereld. Er werd zelfs al naar het buitenland gelonkt. De plannen lagen al klaar. Het wachten was alleen op het strategisch juiste moment. Op dit ogenblik was de tijd rijp voor een nieuw album, waar Kemp dan ook druk mee bezig was. De release, de officiële term voor het uitkomen van een nieuwe plaat, zou in oktober plaatsvinden. De komende middag zou hij zijn standpunten moeten verdedigen in de studio. Het echte zingen zou op een later tijdstip plaatsvinden, hoewel er gerepeteerd zou moeten worden.
Stans was verbaasd over zoveel omslachtigheid. Er kwam nogal wat bij kijken voordat je als fan gewoon zijn nieuwe langspeelplaat uit de rekken in de winkel kon pakken en hem thuis op de draaitafel kon leggen. Het was een vreemde wereld, die artiestenwereld, lang niet altijd zo rooskleurig als het voor de buitenstaanders vaak leek, toch trok het klatergoud altijd aan. Iedereen wilde succes, het was het harde werken waar de meesten niet tegen konden.
„Wil je de studio eens zien?” vroeg Kemp. Stans kon niet ontkennen dat ze erg nieuwsgierig was naar zo’n opname-gelegenheid. Bovendien wilde ze nog niet van hem scheiden.
Stans werd geïntroduceerd in een geheel nieuwe omgeving. Ze belandde in een doolhof van gangen en kamertjes, een wirwar van afdelingen. Het gonsde er van bedrijvigheid. Dit labyrint kwam haar voor als een bijenkorf. Ergens, waar het daglicht niet kwam, werd een produkt klaargestoomd dat wereldkundig gemaakt mocht worden.
Kemp wist zijn weg te vinden, Stans verloor hem niet uit het oog. Eindelijk hadden ze de afdeling bereikt waar Kemp verwacht werd. Stans werd meegevoerd in een kleine ruimte, waar enkel mannen zaten. Ze waren druk in gesprek. Nadat Kemp was binnengekomen, werd hij weldra in de conversatie betrokken. Hij was het gespreksonderwerp geweest.
Kemp stelde Stans voor, de mannen knikten en zeiden hun naam, maar namen verder geen notitie van haar. Er waren hier andere dingen gaande. Een meisje, dat zich stilletjes terugtrok in een hoekje, haar grijze ogen gericht op het tafereel voor zich en meestentijds op de zanger, vormde geen afleiding voor de mannen, die geconcentreerd waren op een dringend probleem.
Het was Stans gauw duidelijk waarom Kemp op Gerard de Haan gesteld was. Gerard was een jonge man, bijna even oud als Kemp en artistiek aangelegd. Het was wonderlijk te zien dat de twee jonge mannen een welhaast gelijke belevingswereld hadden. Er bestond een diep respect voor elkanders vakmanschap. Het gesprek was voor Stans onbegrijpelijk technisch. Gerard sprak snel en druk gesticulerend. Kemp keek opeens om zich heen. „Komt Barend niet?”
Barend van Dijk was de producer, had Kemp die ochtend uitgelegd.
„Nee,” zei de man die zich als Jürgen had voorgesteld, „misschien later.”
„Maar we kunnen toch evengoed wel verder?” vroeg Kemp weer.
„Ja, rustig maar, zenuwpees, we hebben hem niet per se nodig vandaag.”
Gerard, Kemp’s broeder in de kunst, deed Kemp een suggestie aan de hand voor het lied ‘April Day’, waar het die middag om draaide. Hij neuriede iets voor, en duwde Kemp een blad muziek in handen. Dan opnieuw en Kemp viel in. Hij hield in, dat was duidelijk te merken. Gerard tikte de maat mee. Ze probeerden het nog een paar keer. De technici, gezeten achter hun immense paneel met schuifjes, metertjes, lichtjes en banden, zaten Kemp te jennen. Al zingend barstte hij in lachen uit.
Het eigenlijke werk was nog niet begonnen, toch genoot Stans nu al van Kemp, die a capella stond te zingen. Gerard de Haan was de enige musicus van Kemp’s begeleidende band, die die middag aanwezig was en hij zou niet spelen. Er gebeurde nog niets definitiefs. Het was meer een repetitie in een vergevorderd stadium. Kemp had het nummer geoefend onder leiding van zijn zangleraar en tot nog toe slechts een paar keer in de studio. „Kunnen we dit doen?” Kemp aarzelde nog even.
„Ja, hoor,” stelde Hans hem gerust. „Herman ligt niet dwars. Hij zag wel in dat jij zo beter uitkomt.”
„Oh, dat hebben jullie alvast even uitgemaakt en dat moet ik leuk vinden. Welja...”
„Ja, had je maar een vak moeten leren,” merkte Jürgen weinig zachtzinnig op en dook weg voor Kemp’s uitval. Lachend weerde hij de zanger af., ,Nou, kruip er maar in, ” zei hij, doelend op het kamertje achter het venster.
Kemp verliet het vertrek met een snelle knipoog naar Stans. Gerard volgde hem.
„Wat doe je met de toonsoort?” vroeg Hans, de wijzigingen indachtig. Door de geluidsinstallatie in de andere kamer kon Kemp Hans horen.
„Zelfde,” zei Kemp kernachtig. Gerard sloeg hem aan voor de mannen achter het paneel. Ze wisten wat hen te doen stond.
Stans volgde alles aandachtig. Ze zag Kemp een koptelefoon opzetten. Een kleine monitor liet precies zien wat Kemp uitvoerde in het hokje. Jürgen herinnerde zich Stans, hij wierp haar een koptelefoon toe. Dankbaar zette Stans het ding op haar oren. Ze was verbonden aan het mengpaneel. Door de oren drongen geen geluiden van buitenaf heen.
Jürgen beduidde dat ze tussen hem en Hans in moest gaan zitten. Ze nam plaats op een hoge kruk en wachtte muisstil af. Ze hoorde Kemp van gedachten wisselen met Gerard. „Feller,” zei Hans in een kleine microfoon, die hij naar zich toetrok, „Ben je nu eindelijk eens klaar. Waarvoor kom je hier? Niet leuteren, man, zingen!”
Het was Stans een raadsel hoe de twee mannen door middel van het reusachtige paneel Kemp’s stem konden besturen. Zij hadden het in hun macht om de zang bij te schaven, mooier te maken en zelfs absoluut om zeep te helpen. Stans werd deelgenoot gemaakt in een geheim. Het nummer dat Kemp zong was nog niet aan het grote publiek ten gehore gebracht.
Jürgen en Hans luisterden kritisch en schoven knoppen heen en weer. Hoewel het thema ‘liefde’ al ontelbare malen was bezongen, was dit opnieuw wonderschoon. Een love-song, die Kemp’s dynamische stemgeluid alle eer aandeed. Op het paneel zaten allerlei digitale metertjes. Groene streepjes, die koel Kemp’s vocalen registreerden. Ze vlogen naar rechts en krompen weer in, niet zelden bereikten ze de rode zone. De zang was overweldigend, te meer omdat Stans er als het ware in gevangen was door de koptelefoon. Behalve een prachtige stem, had Kemp een duidelijke uitspraak, waardoor de tekst woord voor woord te volgen was. Kemp ging er helemaal in op, hij bracht het vol overtuiging. Wat hij ook probeerde, zijn stem protesteerde op geen enkele wijze.
Het moest opnieuw, nogmaals, en weer. Kemp’s prestaties werden onaangedaan waargenomen door kille, nauwkeurige techniek. Voor Stans kon het niet lang genoeg duren, ze genóót. Eindelijk hadden de technici en Kemp zelf er niets meer op aan te merken.
Hij bleef nog even met Gerard staan praten. Kemp nam plaats achter de keyboards en speelde het een en ander. Een keyboard, in de uitvoering als waarop Kemp nu speelde, wordt ook wel synthesizer genoemd en brengt op zuiver elektronische wijze geluiden voort. Een instrument, met een of meerdere klavieren als van een piano, dat een volledige computer herbergde. Het had allerlei functies, gehoorzaamde vele commando’s en bezat een feilloos geheugen. Het kon muziekinstrumenten nabootsen, maar ook menselijke stemmen en diergeluiden. Het was in de handen van een kundig artiest een bijzonder machtig wapen. Stans was verbaasd te zien dat Kemp dat ingewikkelde instrument kon bespelen. Gerard begon te dollen met Kemp en beiden hadden de grootste lol achter de toetsen. Kemp probeerde de melodie van April Day te spelen, maar dat werd getorpedeerd door Gerard.
„Hij kan het weer niet laten,” mompelde Hans.
„Ach, laat de kinderen maar even uitleven,” zei Jürgen. „Sinds Kemp een beetje heeft mogen rommelen op dat ding, is hij er helemaal gek van.”
,, Je zult moeten toegeven dat hij dat monster in minder dan geen tijd de baas is geworden,” merkte Hans op. Stans volgde het gesprek met stijgende interesse toen Hans vervolgde: „Ik heb het je al eerder gezegd: die jongen is een natuurtalent. Alles wat hij aanraakt, verandert in goud. Nu zie je het weer. Maar er is iets...” Hans maakte de zin niet af omdat Kemp en Gerard de ruimte weer betraden.
, ,Goed is deze jongen, hè?” vroeg Gerard, met een arm om Kemp heen geslagen.
„Ja!” antwoordde Stans slechts. Ze was blij Kemp weer recht in de ogen te kunnen kijken. Het duwde haar nieuwsgierigheid naar Hans’ ontboezemingen naar de achtergrond. In de kleine ruimte waar zoveel geavanceerde techniek gebundeld was, dat Stans ervan duizelde, had ze zich prima op haar gemak gevoeld omdat niemand opkeek van haar aanwezigheid. Ze werd met nonchalante vanzelfsprekendheid geaccepteerd, terwijl het toch niet zo gebruikelijk was dat er vreemden zoiets beslotens als een opname bijwoonden. De mannen waren te zeer op hun bezigheden geconcentreerd. Ze verlieten de ruimte om koffie te gaan drinken in de cafetaria van het studiocomplex.
Op weg naar huis dineerden Kemp en Stans in een restaurant in Cruquius. In een hoekje, een beetje uit het zicht, zodat Kemp niet de kans liep herkend te worden, genoten ze van een romantisch diner. Kemp had die avond een zeldzame avond vrij. Stans, die na een hele nacht en dag in kemp’s aanwezigheid geen zin had om in een onaf huis te zitten, bleef bij hem. De rest van de avond werd een perfect slot van de dag. Tegen Kemp aangenesteld op diens comfortabele bank, genoten ze samen van wijn en goede muziek. Ze vreeën maar Stans bleef niet bij hem slapen.
Pe volgende dag was er al vroeg werk aan de winkel. Het parketvloerenbedrijf arriveerde om de vloer te bedekken. Stans kon voorlopig niets doen en wilde de mannen niet in de weg lopen, dus ging ze naar het huis van haar ouders. Ze voerde de vissen in het tropisch aquarium en raapte de post op van de deurmat. Daarna controleerde ze Huize Van Son. Ze ging terug naar huis en trof daar Reyer aan. Hij wist dat Stans die dag haar parketvloer aan zou krijgen en was poolshoogte komen nemen. Ze zette koffie voor haar neef en voor de andere mannen.
Reyer liep met Stans door het hele huis, terwijl zij uitlegde wat er allemaal gedaan was. Reyer was op de hoogte van het feit dat Stans al haar intrek in het huis had genomen. In stilte bewonderde hij het gemak waarmee het meisje zich al door het huis bewoog, terwijl het er nog helemaal niet gezellig was. De huiskamer was nog leeg en kaal. Ze moest eten aan een klein kampeertafeltje in de keuken, zittend op een klapstoeltje.
Reyer sprak nog even met één van de mannen in de woonkamer. Het leggen zou de volgende dag klaar zijn. Reyer beloofde Stans te helpen met schuren en lakken. Hij hield woord en was daags daarna paraat met een schuurmachine. Ondanks de hitte werkten ze aan één stuk door. Het was zwaar en vermoeiend werk. Het lakken moest een paar keer herhaald worden, wilde de laag bestendig zijn tegen intensief gebruik. De lak was sneldrogend en belemmerde zodoende niet de voortgang van het werk. Zowel Stans als Reyer werden aangemoedigd door het resultaat en wilden het zo snel mogelijk af hebben. Op vrijdagmiddag was het af. ,,Brand meester,” zei Reyer en keek vergenoegd naar de glanzende vloer.
„Tijd voor een biertje,” vond Stans en opende twee pijpjes in de keuken. Op het terras rustten ze uit.
„Heb je ooit zo hard gewerkt in je vakantie?” vroeg Stans. Reyer, een gemoedelijke reus van een vent, likte zijn snor af en gaf terug: „Nee, maar ik heb zo’n lastige dwingeland van een nichtje.”
„Is het werkelijk?” meesmuilde Stans. „Ik ken haar niet, hoor, maar ik drink op haar neef! Proost!” „En nu, Stans? Verhuizen?” vroeg Reyer, waarop Stans knikte.
„Ik heb niet zoveel te verhuizen. Huisraad, linnengoed, en mijn kleren, voorzover ik die nog niet hier heb. De meubels staan allemaal nog in opslag in de zaken waar Dré en ik ze gekocht hebben.” Het was vreemd Dré’s naam weer uit te spreken. Ze was hem niet vergeten, maar hij was zo vreemd vaag en onbelangrijk voor haar geworden. Kemp stond op de voorgrond.
Anneke kwam haar man afhalen, wandelend, met de baby in het kinderwagentje. Ook zij was nieuwsgierig naar het karwei dat Stans en Reyer samen geklaard hadden en ze wilde de rest van het huis zien. Ze nodigde Stans uit voor het eten. „Geen geknies in je eentje, hoor, je gaat mooi mee.”
Terwijl Reyer zijn biertje uitdronk, nam Stans snel een douche en ging mee met het jonge gezinnetje.
Kemp had zich niet laten zien, nadat ze maandagavond bij hem vandaan was gegaan. Stans lag te zonnen, toen Kemp, na zijn rondje hardlopen op zaterdagmorgen, door de steeg kwam. „Ha, zonaanbidster,” groette hij. Stans schoot overeind en tuurde met haar hand boven haar ogen. „Hallo Kemp.” Ze was blij, daar was hij gelukkig weer. Er volgde een warme kus ter begroeting. Stans haalde wat te drinken voor beiden. Kemp vertelde dat hij die avond moest optreden op een openlucht midzomerfestival in Harderwijk en of ze weer mee wilde. Stans was maar al te graag bereid en verheugde zich bij voorbaat al op de show en de rit heen en terug. Ze spraken een tijd af. Kemp kon niet langer blijven. Hij zou zijn manager nog treffen.
Stans’ dag was echter gemaakt. Ze had haar liefste weer gezien en zou hem die avond weer ontmoeten.
Op de afgesproken tijd, zeven uur, sloot Stans haar huis af. Ze hoefde niet lang te wachten tot de Mercedes verscheen. Blij weer met hem alleen te zijn, stapte Stans in de auto. Ze trof het echter niet. Kemp was nauwelijks aanspreekbaar, hij was ergens zeer kwaad over. Hij deed geen poging zijn slechte bui te verbergen. Zijn groet was kortaf en zijn blik stuurs. Stans wist niet zo goed wat ze aan moest met die assertiviteit. Op een gegeven moment had ze genoeg van die broeierige zwijgzaamheid. „Luister eens, Kemp. Ik ga niet tegen een lang gezicht zitten aankijken. Ik had me verheugd op een gezellig avondje uit met jou. Dus,” Stans schraapte haar moed bijeen, ,,je zet of een ander gezicht, of ik stap hier uit. Ik wens geen zondebok te zijn voor iets waar ik part noch deel aan heb.”
Het werkte. ,,O.K., Stans, je hebt gelijk,” gaf Kemp toe. Het ging nog wat nukkig, hij kon zich niet zomaar over zijn kwade bui heenzetten. „Jij kunt er niets aan doen. Het spijt me.”
,, Wil je erover praten, ’ ’ opperde ze, omdat dat nog weleens wil helpen. „Ik kan goed luisteren.” Kemp zuchtte. Het was alsof een zware last van zijn schouders viel.
, ,Het komt erop neer,” begon hij, „dat Johan Sleewijk, het zakelijk brein achter mijn carrière, en mijn persoon een verschil van mening hebben. Ik weet wel dat ik veel dingen aan hem moet overlaten en hij heeft ook al veel voor me betekend. Maar waar ik niet goed van word,” Kemp bonkte nijdig op het stuur, „is dat hij mij bekijkt als een halve gare. Alsof hij de enige is, die overzicht heeft op mijn loopbaan, maar daar ben ik zelf ook altijd nog bij! Hij wil me in Duitsland op de markt brengen, noem het maar: lanceren. Vanmiddag had hij er een heel lang en ingewikkeld verhaal over, dat de tijd rijp was en dat hij in contact zou treden met platenmaatschappijen en optredens in Duitsland organiseren. Ik ben het daarmee volslagen oneens. Al jaren lees ik Bravo. Dat is in Duitsland wat Popfoto in Nederland is. Weet je wie daar de grote idolen zijn: Michael Jackson, George Michael, Madonna, Whitney Houston. Alles Engels en Amerikaans wat de klok slaat. Daarnaast is de schlager in de Bundesrepublik echt een ingeburgerd genre. Dat overstem je zo maar niet even. Dann kommt ja der Kemp Feller aus Holland, haben wir nie von gehort. Wie zit er nou te wachten op een Hollandse zanger?” besloot hij zijn betoog.
Stans dacht even na. ,,Je hoeft Duitsland toch niet stormenderhand te veroveren? Je hebt het over de schlager. Welnu, ik geloof nooit dat je die zult verdringen. Noch die grote Engelse en Amerikaanse idolen. Het is waar dat al diegenen die vanuit die contreien starten, al een voorsprong hebben. Maar wie zegt dat het Duitse publiek niet In is voor iets nieuws. Je kunt het toch proberen. Je hebt toch niets te verliezen.”
„Precies,” zei Kemp met zo’n grote stelligheid dat Stans er verder het zwijgen toe deed. Het onderwerp was niet afgerond. Uit zijn koppige houding sprak iets van: houden wat je hebt. Stans leerde Kemp nu van een heel andere kant kennen. Eerst al zijn kwade bui, terwijl ze nooit iets anders van hem had gezien dan onverwoestbare vrolijkheid, gestoeld op zelfverzekerdheid. Gewetenloosheid was hem ook niet vreemd, succesvol als hij was. Stans had aangenomen dat twijfel hem vreemd was, maar zelfs Kemp bleek zijn bedenkingen te hebben. Er stak meer achter zijn woorden, maar Stans kon niet definiëren wat.
„Blij dat je wilde luisteren,” zei Kemp en kneep Stans bemoedigend in haar knie. Stans was opgelucht dat hij in een aangenamere stemming was geraakt en besloot niet opnieuw over het onderwerp te beginnen.
In Harderwijk troffen ze een soort kermis aan. Het was er tegelijkertijd markt, tussen de attracties door. Er waren verschillende podia, het was zodoende mogelijk meer shows tegelijkertijd te laten plaatsvinden. Stans vermaakte zich best op het terrein te midden van al die bontgekleurde drukte. Ze likte aan een ijsje en lachte om een als clown verklede goochelaar, die zijn kunstjes voor sprakeloos verwonderde kindertjes opvoerde. In afwachting van Kemp’s optreden slenterde ze langs kraampjes en kermisattracties. Ze slaagde erin vrij vooraan te komen staan, zodat ze geen seconde hoefde te missen. Kemp trad weer op met zijn ‘ingeblikt orkest’, zoals hij de bandapparatuur noemde, die zijn zang begeleidde. Stans had nog nooit een optreden in de openlucht meegemaakt en stelde al gauw vast dat het lang niet zo indrukwekkend en intiem was als in de beslotenheid van een discotheek of restaurant.
Het was alsof het prestige van de artiest echt ‘verwaaide’ bij gebrek aan muren. Niet lang daarna werd het haar duidelijk dat het publiek in een ontvlambare stemming was. Natuurlijk stonden er ook echte fans in de menigte, maar er bevonden zich een paar oproerkraaiers tussen het publiek. Na een paar nummers klonk er ‘Boe’-geroep. Kemp liet zich niet afleiden en zong gewoon verder. Er vloog een projectiel rakelings langs zijn hoofd. Kemp corrigeerde nauwelijks merkbaar. Stans voelde de verontwaardiging in zich stijgen. De onbeschoftheid!
Kemp deed zijn uiterste best het zijn publiek naar de zin te maken en een paar van die dwarsliggers verknalden het. Waarom gingen die lui dan niet weg? Niemand was verplicht naar Kemp te komen kijken. Eventueel betaald entreegeld was geen argument om tegen wil en dank te blijven, want er werd niets geheven.
Stans kon haar ogen niet geloven toen een tomaat tegen Kemp’s schouder uit elkaar plofte. Ze keek achterom om de dader te kunnen onderscheiden maar dat was onmogelijk . Uit het publiek riep een stem:,,Feller, kan het niet wat sneller?” toen er even een stilte viel. De man kreeg bijval in de vorm van brallerig gelach.
Kemp gaf ad rem terug: ,,Waarom zou ik weggaan als de verse groente me gratis wordt aangeboden?”
Nu bleek wie er in het publiek vóór Kemp was gekomen. Hij kreeg een waarderend applaus. Het was echter een ondoenlijke zaak. Kemp maakte nog een opmerking over een handjevol mensen die het voor een groter aantal verpestten. De tomaten werden gevolgd door eieren. Een aantal misten doel, maar andere troffen Kemp op het lichaam. Kemp bekeek zijn besmeurde kleding en toonde het publiek er niet echt mee te zitten door op te merken: ,,Plate service: wie had een omelet besteld?”
Onwillekeurig moest Stans nu ook lachen, hoewel ze kwaad bleef over het Kemp aangedane onrecht. Wederom kreeg hij applaus van de ware bewonderaars over de betoonde sportiviteit. Kemp had zijn optreden geen minuut ingekort. Zoals ze afgesproken hadden, wachtte Stans bij de auto. Kemp kwam terug. De vuile kleren zaten in de tas die hij droeg. Hij knuffelde Stans.
,,Hèhè, blij dat dat achter de rug is. Wat een hufters!” verzuchtte Kemp gebelgd. Stans had ondanks de incidenten toch genoten. ,,Je ving het goed op.”
Kemp was echter kwader dan ze dacht.,,Wat moest ik? Als ik hen had laten merken dat ik echt woest was, had ik ze nog reden gegeven ook.” Hoofdschuddend nam hij plaats achter het stuur. „Het zijn avonden zoals deze...” mompelde hij, maar maakte zijn zin niet af.
Ze waren bijna terug in Heiloo toen Kemp opmerkte: ,,Ik heb honger. Dat is waar ook, ik heb niet gegeten.”
,,Ga dan met mij mee,” opperde Stans en kon het niet nalaten om te plagen: „Wil je een omelet?”
„Grr!” gromde Kemp. „Vrouw! Pas op je woorden!” Ze lachten beiden en eindelijk was de stemming echt opgebeurd.
„Kom mee, dan kun je meteen mijn gloednieuwe parketvloer bewonderen.”
„Stans, jij dragonder, is dat nu ook al weer klaar? Dat moet ik zien!”
„Tarara!” trompetterde Stans. „Als jij nu even sprakeloos van bewondering blijft, smeer ik wat boterhammetjes!”
Stans at voor de gezelligheid een paar sneetjes mee. Ze zette de bordjes in de week in de gootsteen en voelde Kemp’s armen om zich heen glijden. „Weet je, Stans,” Kemp’s stem klonk gedempt achter in haar hals, „dat ik stapelgek op je ben?”
Stans gaf geen antwoord, ze draaide zich om en kuste hem. Kemp knoopte Stans’ bloesje los en streelde haar borsten. Stans graaide in zijn haar en drukte zijn hoofd tegen haar borst. De kussen en liefkozingen werden dwingender. Kemp tilde haar op en bracht haar naar de slaapkamer.