De aanvaring (2016)

Ik had de hele nacht liggen draaien en zweten. Ik voelde me koortsig en slikte maar weer wat aspirine, in de hoop dat ik me wat beter ging voelen.

Ik wist dat ik ziek was van de spanning. Over enkele uren moest ik in dezelfde ruimte plaats nemen als de opdrachtgever van mijn liquidatie.

Hoe ga ik dat doen?

Normaal gesproken reageert een mens bij acuut gevaar met een vlucht-of-vechtreactie. Vluchten kon ik niet, want de verdediging had het recht om mij te verhoren en dus moest ik opdraven bij de rechter. Vechten kon ook niet, want we waren door glas en meerdere parketwachten van elkaar gescheiden.

Ik moest rustig worden, mijn woede onder controle krijgen, zoals ik dat al twee jaar lang deed, toen ik zijn verhalen moest aanhoren over het afpersen, bedreigen en liquideren van Sonja, zijn post-mortem vernederingen van Cor, het degraderen van mijn moeder, het bedreigen van de kinderen.

Allemaal gesprekken waarbij mijn bloed kookte en ik in het belang van de bewijsgaring maar net deed of het allemaal normaal was wat hij zei en deed.

Twee jaar lang werd ik op momenten verscheurd door mijn verstand, dat me opdroeg vooruit te blijven denken en te wachten tot justitie in actie kwam, en mijn gevoel dat hem het liefst ter plekke zijn keel afsneed.

Jarenlang had ik aangehoord wat hij anderen had aangedaan of aan zou doen, en dat maakte me al woest.

Nu ging het over mij.

Hoe kon ik nog rustig blijven zitten in die waardeloze getuigenbox en braaf zijn vragen beantwoorden alsof er niets aan de hand was? En hem bovendien niet te laten merken dat ik al wist wat hij met ons van plan was, om het tegen hem lopende proces niet te frustreren? Ik zou het liefst dwars door die glazen wand heen breken om bij hem te komen en hem zijn keel dicht te knijpen. Hoe moest ik nog de kracht opbrengen om dit lijdzaam te ondergaan?

Ik moest rustig worden voordat ik in het beveiligde vervoer stapte, en weer werd afgeleverd bij De Bunker. De enige manier om niet door te draaien, was door het overlevingsmechanisme uit mijn jeugd in te zetten, door te doen wat ik als kind deed in overweldigende situaties: ik ging ‘achter mijn ogen zitten’. Ik was lijfelijk aanwezig maar geestelijk afwezig, alsof ik uit mezelf was getreden en alles van een afstandje aanschouwde.

Het voelde vertrouwd en het dempte alle emotie die ik in mijn lijf achterliet. In die staat kwam ik met Wout aan in De Bunker, waar we als eerste door de officieren van justitie werden bezocht. Zij wensten mij sterkte en toonden begrip voor de krankzinnige omstandigheden waaronder ik het belang van de verdediging moest dienen.

Ik vroeg hun of de rechter-commissaris die ons getuigenverhoor leidde wist van de opdracht die Wim vanuit de EBI had gegeven. Dat wist ze. Dat vond ik prettig, dan zou zij ook begrijpen hoe moeilijk het voor mij was hier nu met hem te zijn.

De rechter-commissaris kwam binnen. ‘Hoe gaat het met u?’ vroeg ze.

Die simpele, persoonlijke vraag doorbrak mijn verdedigingsmuur en ik begon te huilen: ‘Niet zo goed. Het is vooral voor de kinderen heel moeilijk.’

‘Ja,’ zei ze, ‘maar dit had u al verwacht toch?’

‘Ja,’ zei ik, ‘ik wist wel dat dit zou gaan gebeuren—’

‘Maar dat maakt het er niet beter op!’ onderbrak Wout ons.

‘Goed,’ zei ze en haar stem werd zakelijk toen ze verderging, ‘maar waar ik eigenlijk voor kom is dat ik u wil vragen alleen maar te antwoorden op de vragen van de heer Franken. Een toelichting “die we al kennen” wordt niet op prijs gesteld. Zo komen we er het snelst doorheen.’

Het was hetzelfde als mijn andere verhoor: voordat ik überhaupt aan het verhoor begonnen was, werd me al de mond gesnoerd. Maar ik liet me niet het zwijgen opleggen. Ik had lang genoeg gezwegen, en antwoordde zoals ik vond dat nodig was.

Maar dat kon ik nu niet opbrengen, niet onder deze omstandigheden, niet na deze bejegening.

Ik voelde het restje energie dat ik bij elkaar had kunnen sprokkelen om het verhoor aan te gaan uit me wegvloeien. Ik had hier geen zin meer in en was te moe om me ook nog tegen deze beperking te verzetten.

Ik nam me voor ja en nee te antwoorden en te wachten tot deze ellende voorbij was en ik weer naar huis kon. Ik sleepte me naar boven om plaats te nemen in de getuigenbox. Ik voelde zijn aanwezigheid door de beglazing van de box heen.

Ik sneed me af van mijn gevoel en beantwoordde als een robot de vragen, zo kort mogelijk. Ik dacht dat ik eindelijk de rechter-commissaris tevreden stelde, maar toen was Stijn Franken weer niet blij. Het ging, net als tijdens mijn vorige verhoren, opnieuw over de opnames die ik had gemaakt.

Kennelijk was er in een uitzending van Pauw een fragment uitgezonden van opnames waarover de verdediging niet beschikte.

‘Dat kan best,’ antwoordde ik. ‘Misschien ligt dat bij Peter of Sonja?’

‘Maar aan u is herhaaldelijk gevraagd, en u heeft verklaard, dat u alles heeft ingeleverd?’

‘Ja, dat klopt, er is naar gevraagd en ik heb verklaard dat ik alles heb ingeleverd. Maar die vraag is alleen aan mij gesteld en niet aan Sonja.’

Dat antwoord was reden voor Stijn Franken de rechtercommissaris te ‘bevelen’ mijn verhoor te schorsen.

Wout en ik werden naar beneden gedirigeerd, namen daar plaats en wachtten af. Na bijna twee uur te hebben gewacht, ging de deur open.

‘Komt u even mee, meneer Morra?’ vroeg de parketmedewerker.

Wout stond verbaasd op en liep richting de deur.

‘En ik dan?’ vroeg ik.

‘U niet,’ zei hij.

‘Hoezo ik niet? Het is toch mijn verhoor? Ik zit hier al twee uur te wachten en ik mag niet mee? Luister, ik wil weten waar ik aan toe ben, want ik ga niet nog langer wachten! Wout, zorg dat ik te horen krijg wat er gebeurt.’

Maar ik kreeg helemaal niets te horen. En weer zat ik te wachten in een afgesloten ruimte. Ik hoorde niemand en zag niemand. Ik stond op het punt om 112 te bellen, toen ik gestommel hoorde op de gang. Het klonk als de voetstappen van mijn zus. Ik hoorde meer voetstappen. De deur zwaaide open en de rechter-commissaris kwam binnen. Alle opgekropte emoties over mijn broer die mij wil vermoorden, het maandenlange thuiszitten, het verdriet van de kinderen, de zorg om mijn moeder en het feit dat ik inmiddels tweeënhalf uur opgesloten zat kwamen naar buiten en stortte ik als een lawine over haar heen.

‘Wat is dit?’ vroeg ik boos. ‘Jullie sluiten mij ruim tweeenhalf uur op zonder dat ik weet waar ik aan toe ben! Dat is volstrekt onfatsoenlijk. Kon u niet even de moeite nemen om mij te vertellen wat er ging gebeuren?’

‘Sorry,’ antwoordde ze.

‘Sorry?’ zei ik woest. ‘Dit flikken jullie mij echt nooit meer. Jullie sluiten me meer dan twee uur op. Ik ben een vrije getuige en ik ga nooit meer in een afgesloten ruimte zitten. Ik ga nu weg!’

‘Wacht u nog heel even, ik moet hiernaast uw zuster horen.’

‘Ik geef je tien minuten, als de deur dan niet open is, trap ik ’m in!’ schreeuwde ik zonder nog over enige zelfbeheersing te beschikken.

De rechter-commissaris verliet de kamer, deed de deur op slot en korte tijd later hoorde ik Sonja gillen.

Nu begon mijn bloed pas echt te koken. Ik raakte buiten mezelf van woede. Wat gebeurde hiernaast? De deur zat nog steeds op slot. Ik kon geen kant op, en ik zag geen andere mogelijkheid om de aandacht te trekken dan hard tegen de deur aan te trappen. Dat werkte. Binnen drie minuten stonden er drie bewakers aan de deur. Ik kende ze allemaal.

‘Doe rustig, Astrid,’ zei een van hen.

‘Ik hoor mijn zusje gillen,’ riep ik. ‘Waar is ze? Wij gaan hier weg. Jullie gaan haar niet terroriseren. Eerst wordt ze haar hele leven geterroriseerd door hem, dan door justitie en nu door de rechterlijke macht? Dat gaat niet gebeuren! Box, we gaan hier weg. We stoppen ermee!’

‘Nee, dat kan niet, we moeten beveiligd vervoer regelen.’

‘Ik hoef geen vervoer. Maak de deur open, wij gaan zelf naar huis!’

Sonja kwam mijn ruimte binnenlopen en was helemaal overstuur. ‘Ze hebben mijn huis bevroren en willen een huiszoeking doen, alsof ik de verdachte ben! Stijn Franken wil dat ze bij mij naar die bandjes gaan zoeken. Maar ik heb al zo vaak gezegd dat ik ze kwijt ben.’

‘Wat?’ zei ik. ‘Zijn jullie helemaal gek geworden?’

‘As, ik ga hier weg en ik kom nooit meer terug! Hij heeft het gewoon weer voor elkaar. Hij zet alles weer naar zijn hand. Hij wil ons vermoorden, maar wij worden behandeld als verdachten.’

De gebeurtenissen getuigden van weinig empathie met onze situatie, en we waren dagenlang van slag. Van Wim was het bijzonder knap hoe hij het incident had weten te creëren. We hadden allebei al gezegd dat we bandjes kwijt waren geraakt waarop meer opnamen stonden. We hadden geen bandjes en als we ze hadden gehad, dan bewaarden wij die natuurlijk niet thuis, dat hadden we juist van Wim geleerd! Dat wist hij ook wel. Er zat iets anders achter.

Ik draaide mentaal alle verhoren van de laatste maanden terug. Tot op heden was er niet één vraag gesteld over een van de feiten waar Wim van werd verdacht. Het ging tot nu toe alleen maar over de jaren voorafgaand aan de moorden en over de bandjes. Het schoot maar niet op. Meerdere verhoren werden gecanceld, eenmaal was een verhoor halverwege op verzoek van de verdediging afgebroken, en ook dit verhoor was blijven steken bij maximaal vijf vragen over bandjes.

Hij probeerde tijd te rekken!

Wat was hij toch een meesterlijk strateeg. Iedereen, inclusief mijzelf, had hij weer in slaap gesust. Incidenten gecreëerd die afleidden van waar het werkelijk om ging, de zaak vertragen zodat hij de tijd had ons om te leggen voordat wij ten overstaan van de rechtbank onze verklaring hadden kunnen bevestigen. Het moet gezegd: petje af, broer! Jij blijft toch de meester.

De volgende dag belde ik Peter de Vries, die in de bewuste uitzending van Pauw voorkomt. Samen met hem reconstrueer ik waar de stick met de bewuste opname is gebleven en lever die in.

Judas
cover.html
half.html
title.html
copy.html
front.html
toc.html
chap01.html
part01.html
chap02.html
chap03.html
chap04.html
chap05.html
chap06.html
chap07.html
chap08.html
chap09.html
chap10.html
chap11.html
chap12.html
chap13.html
chap14.html
chap15.html
chap16.html
chap17.html
chap18.html
chap19.html
chap20.html
chap21.html
chap22.html
chap23.html
chap24.html
chap25.html
chap26.html
chap27.html
chap28.html
chap29_split_000.html
chap29_split_001.html
chap29_split_002.html
chap29_split_003.html
chap29_split_004.html
chap29_split_005.html
chap29_split_006.html
chap29_split_007.html
chap29_split_008.html
chap29_split_009.html
chap29_split_010.html
chap29_split_011.html
chap29_split_012.html
chap29_split_013.html
chap29_split_014.html
chap29_split_015.html
chap29_split_016.html
chap29_split_017.html
chap29_split_018.html
chap29_split_019.html
chap29_split_020.html
chap29_split_021.html
chap29_split_022.html
chap29_split_023.html
chap29_split_024.html
chap29_split_025.html
chap29_split_026.html
chap29_split_027.html
chap29_split_028.html
chap29_split_029.html
chap29_split_030.html
chap29_split_031.html
chap29_split_032.html
chap29_split_033.html
chap29_split_034.html
chap29_split_035.html
chap29_split_036.html
chap29_split_037.html
chap30.html
chap31.html
chap32.html
chap33.html
chap34.html
chap35.html
chap36.html
chap37.html
chap38.html
chap39.html
part02.html
chap40.html
chap41.html
chap42.html
chap43.html
chap44.html
chap45.html
chap46.html
chap47.html
chap48.html
chap49.html
chap50.html
chap51.html
chap52.html
chap53.html
chap54.html
chap55.html
chap56.html
chap57.html
chap58.html
chap59.html
chap60.html
chap61.html
chap62.html
chap63.html
chap64.html
chap65.html
chap66.html
chap67.html
chap68.html
chap69.html
chap70.html
chap71.html
chap72.html
chap73.html
chap74.html
chap75.html
chap76.html
chap77.html
chap78.html
chap79.html
a15e1d396149.html