Terug naar de aanlegplaats

November 1981

Toen ik mijn zoektocht naar de Arkansas begon, dacht ik dat ik maar eens moest proberen een andere avontuurlijke ziel te vinden die ook alle goede raadgevingen in de wind zou slaan, en bereid was de inspanningen en de kosten met mij te delen. Dus zocht ik een pagina op in de biografie van Ernest Shackleton, de bekende Britse poolreiziger. Die heeft ooit eens een advertentie in de Londense Times geplaatst, waarin hij om deelnemers aan zijn zuidpoolexpeditie vroeg. Hij ontving ruim duizend reacties. Ik parafraseerde zijn advertentie en plaatste de mijne in de Wall Street Journal:

Mannen gezocht om zoektocht naar historische scheepswrakken te financieren. Enig gevaar aan verbonden. Zeer frustrerend werk. Lange, afmattende uren op zee. Mislukking zeer waarschijnlijk. Rendement van investering te verwaarlozen. Indien succesvol levert het erg veel voldoening op.

Neem contact op met Clive Cussler 

National Underwater & Marine Agency 

Austin, Texas

 

Ik ontving twee reacties - van mensen die alleen maar nieuwsgierig waren en geenszins aanboden er geld in te steken.

In de loop van de jaren had ik geleerd dat smeken om een financiële bijdrage geen enkele zin had, en kwam ik tot de conclusie dat het aanzienlijk minder frustrerend was om de expedities van de NUMA uit de royalty's van mijn boeken te bekostigen - een verstandige beslissing waar ik geen moment spijt van heb gehad. Het was óf dat, óf het geld aan mijn kinderen nalaten.

Ik meen te mogen zeggen dat ik een maitresse had kunnen onderhouden van wat ik aan mijn zoektochten naar gezonken schepen heb uitgegeven, maar dat zou niet eerlijk zijn geweest tegenover mijn lieve vrouw van eenenveertig. Maar daarnaast is de voldoening die je krijgt als je een reeds lang verloren gewaand voorwerp van historisch belang vindt, aanzienlijk groter dan na het hebben van seks. Ik geef het toe, er zijn behoorlijk wat mannen en vrouwen die het met deze mening niet eens zijn, maar ik ben dan ook nooit beschuldigd van het feit dat ik normaal zou zijn. Het is 'ik tegen de wereld', en maar al te vaak wint de wereld het van mij.

Alleen in gezelschap van kolonel Walt Schob en de Schonstedt-hellingmeter zocht ik op een beperkt budget de Mississippi in Louisiana af, en ontdekte de Geconfedereerde pantserschepen Manassas, de Louisiana - die tot zinken werd gebracht tijdens admiraal Farraguts inname van New Orleans - en de onoverwinnelijke Arkansas. En dat laatste was vooral uiterst bevredigend vanwege haar verbijsterende staat van dienst, die alleen maar bekend was bij toegewijde enthousiastelingen op het gebied van de tijdens de Burgeroorlog actief zijnde marines.

Het beste advies dat ik iemand kan geven die op zoek is naar een historische plek in een klein stadje, is rechtstreeks naar het kantoor van de sheriff of de commissaris van politie te gaan. Leg hem uit wat je hoopt te bereiken en vraag hem om hulp en zijn zegen. Door gewoon eerlijk te zijn, moet ik de eerste problemen op dat gebied nog krijgen en ben ik altijd verzekerd geweest van een warm onthaal en vriendelijke samenwerking. Maar al te vaak worden vreemdelingen die in de buurt van een stadje langs of in een riviertje rondsnuffelen door de plaatselijke bevolking met onverholen argwaan bekeken, maar als je ze vertelt dat de sheriff achter jouw project staat, word je bijna altijd begroet als een oude vriend.

Na in een hevige regenbui vanuit New Orleans in noordwestelijke richting te zijn gereden, arriveerden Walt Schob en ik in het parish West Baton Rouge om op zoek te gaan naar de laatste rustplaats van het Geconfedereerde pantserschip Arkansas. We gingen direct naar het kantoor van de parish-sheriff (Louisiana heeft 'parishes' in plaats van 'counties', ruwweg te vergelijken met het Europese begrip 'gemeente'). Na even te hebben moeten wachten mochten we bij sheriff Berge-ron naar binnen. Hij was een forse, vriendelijke man met een brede glimlach op zijn gezicht en met een ietwat lijzig, Zuidelijk accent. Afgezien van zijn innemende en grappige uiterlijk, wist ik onmiddellijk dat dit niet iemand was om als crimineel op een achterafweggetje of in de bayou achter je aan te hebben.

Nadat we hadden verteld wat onze bedoelingen waren, was sheriff Bergeron zo vriendelijk ons de zoekboot van zijn korps uit te lenen, een solide aluminium vaartuig dat was ontworpen en gebouwd door een modelgevangene uit de plaatselijke penitentiaire inrichting. We moesten alleen een van zijn agenten die de boot zou bedienen voor zijn diensten betalen.

Ik heb ook gemerkt dat bijna ieder dorp of stadje dat in de buurt van, of aan het water is gelegen, altijd beschikt over een boot die óf van de politie, óf van de brandweer is. Dit specifieke vaartuig, ontdekten we al snel, werd meestal gebruikt voor het dreggen naar mensen die verdronken waren. De volgende morgen verdrongen zich op de oever al snel heel wat toeschouwers toen we onze hellingmeter heen en weer door het water sleepten. Toen ze de kabel zagen die vanaf de achtersteven strak in het water stond, schreeuwden ze ons constant vragen toe over het water: 'Wie is er verdronken? Iemand die we kennen? Hoe veel zijn er dood?' Niemand geloofde ons toen we terugriepen dat we op zoek waren naar een oud scheepswrak.

Het aardige van het zoeken in een rivier in plaats van op open zee, is het feit dat er nog iets anders is te zien dan water. Het oppervlak is ook veel gladder; de enige golven zijn afkomstig van het kielzog van passerende sleepboten of een rij lichters. Het scheepje dat ons door sheriff Bergeron ter beschikking was gesteld beschikte over een kleine, comfortabele kajuit die ons beschermde tegen zon en regen. Een ander plezierig punt van dit alles is dat je samenwerkt met mensen die zijn opgegroeid en wonen in die omgeving, en dat ze daardoor vaak fascinerende verhalen kunnen vertellen. Vreemdelingen zijn ideale vertrouwelingen om plaatselijke roddels, mysteries en geheimen aan kwijt te kunnen. Ik ben maar al te bereid om naar hen te luisteren. Ik weet maar nooit of er niet een nieuwe plot voor een volgend boek in zit.

De hulpsheriff, aangewezen door sheriff Bergeron, stuurde onze handige, door de gevangene gebouwde boot zonder te klagen op de rivier heen en weer. Hij liet het allemaal geduldig over zich heen komen, voerde de koerscorrecties uit die werden aangegeven door Schob, die zijn blik onafgebroken op de afstandsindicator gericht hield. Slechts één keer draaide de hulpsheriff zich naar me om en vroeg: 'Waar zijn we eigenlijk naar op zoek?'

'Een oud scheepswrak uit de Burgeroorlog,' antwoordde ik.

Hij keek me niet-begrijpend aan. 'Waarom?'

Ik geloof niet dat hij genoegen zou nemen met 'Omdat het er is', dus zei ik: 'Het was de enige Geconfedereerde boot die die verdomde yankee's een flink pak op hun donder heeft gegeven.'

Zijn ogen begonnen plotseling te glinsteren. 'Hé, dat mag ik graag horen.'

Op dat moment liet hij zijn thermosfles met koffie rondgaan. Ik moet één ding zeggen van die Zuidelijke, zelfgemaakte koffie met cichorei. Als je last van wormen hebt, is dit dé manier om er vanaf te komen.

Ik hoop ooit nog eens in een hangmat te liggen, terwijl de dag rustig verder kabbelt en de hellingmeter zijn gezoem laat horen, terwijl ik Dom Perignon drink en koude gegrilde fazant en kaviaar nuttig. Het kan nooit kwaad om af en toe eens in het groot te denken. Maar gewoonlijk moet ik het met een broodje zweterige kaas doen dat ik dan weg moet spoelen met een fles geriatrisch vruchtensap. Ik blijf mezelf voorhouden dat ik ergens iets helemaal fout moet doen.

We begonnen onze zoektocht stroomopwaarts van Free Negro Point bij Mulatto Bend Landing (ze hebben nogal vreemde namen voor de plekjes langs de rivier), vier mijl ten noorden van Baton Rouge. Dit zou de plek moeten zijn waar de Arkansas door haar eigen bemanning aan de grond werd gezet vóór ze in brand werd gestoken. De enige vraag was hoe ver ze nog stroomafwaarts dreef, om de bocht in de rivier heen, voor ze uiteindelijk zonk.

Zoals bij alle desastreuze gebeurtenissen, waren er bij de ondergang van de Arkansas heel wat ooggetuigen aanwezig, maar nergens staat precies zwart op wit waar precies ze de lucht in vloog en zonk. Eén fascinerend ooggetuigenverslag kan worden gevonden in een boek met de titel A Confederate Girl's Diary, door Sarah Morgan Dawson. Als jong meisje stond ze op de oever en heeft ze gezien hoe de rebellenbemanning het schip verliet om het vervolgens in brand te steken. Ze omschreef de Arkansas als een 'lompe, roestige, lelijke platbodem met een vierkante doos in het midden, waar aan de voor- en zijkanten zware kanonnen naar buiten staken. De dekken stonden vol mannen, grof en smerig, die met elkaar kletsten en haastig hun ontbijt naar binnen werkten. Dat was de beruchte Arkansas! God zegene en bescherme haar, en de dappere mannen die erop varen.'

Zoals tienermeisjes wel vaker doen, gingen Sarah, haar zus Miriam, en twee vriendinnetjes opgewonden op de bemanning van het pantserschip af en zetten ze het op een flirten met de jongere bemanningsleden nadat die van het schip waren geëvacueerd. Ze was vooral onder de indruk van de marineheid Charles Read, die de dood in het gezicht had uitgelachen, maar die verlegen bloosde toen hij met de jonge, opgewekte Sarah sprak. Haar beschrijving situeerde het pantserschip, toen de bemanning het in brand zette, precies op de westelijke oever van de bocht in de rivier.

Ik nam haar versie als enige waarheid aan, terwijl ik het oude krantenknipsel waarin werd gemeld dat het fregat Mississippi van de Unie-marine in het grindwinningsgebied was gevonden terzijde schoof, omdat berichten uit die tijd nadrukkelijk melding maakten van het feit dat de Mississippi ten noorden van het centrum van Baton Rouge de lucht in was gevlogen en onder water was verdwenen.

De Mississippi, een van de oorspronkelijke stoomfregatten van de marine van de Verenigde Staten, liep aan de grond en raakte in brand tijdens een poging om te ontkomen aan het kanonvuur van het door Geconfedereerde troepen bezette Port Hudson, ruim vijftien mijl verwijderd van de laatste rustplaats van de Arkansas. George Dewey, bekend geworden door de slag in de Baai van Manila tijdens de Spaans-Amerikaanse oorlog, was geen commandant van het schip, maar eerste officier. Nadat ze door haar bemanning was geëvacueerd, dreef het fregat in lichterlaai stroomafwaarts totdat haar kruitmagazijnen explodeerden en zonk ze naar de bodem van de rivier die haar haar naam had gegeven.

Het werd me al snel duidelijk dat de melding dat er een vaartuig uit de Burgeroorlog bij de grindwinning van Thompson was aangetroffen, alleen maar op de Arkansas kon slaan, en zeker niet op de Mississippi, die onmogelijk zo ver had kunnen komen. Haar over een groot gebied verspreid liggende resten bevinden zich diep onder een groot moeras waar vroeger ooit de rivier had gelopen, iets ten zuiden van Prophet's Island. De granaten die werden gevonden waren duidelijk afkomstig van de aan boord van het pantserschip opgestelde kanonnen. De menselijke geraamtes zijn een mysterie, aangezien er aan boord van de Arkansas geen lichamen waren achtergelaten, terwijl wat betreft de Mississippi nagenoeg alle bemanningsleden kans hebben gezien van boord te komen.

Het probleem was om de vage geruchten van de harde feiten te scheiden. Volgens één bericht zou de Arkansas een uur of langer stroomafwaarts zijn gedreven voor ze was geëxplodeerd. Uitgaande van een maximale stroming op de rivier van vier knopen, namen Walt en ik bij het zoeken naar ons doelwit geen enkel risico, en breidden wij ons zoekgebied uit tot een mijl ten noorden van het punt waar de Arkansas de westelijke oever zou hebben geraakt, tot een punt vier mijl ten zuiden van Baton Rouge, ruim twee mijl verder dan ze in anderhalf uur afgelegd zou kunnen hebben.

Ikzelf had het gevoel dat de schatting van de tijd waarin de Arkansas stroomafwaarts was gedreven óók het interval omvatte tussen het moment dat luitenant Stevens het schip verliet, en het moment dat de achtersteven, verzwaard door het binnenkomende water, een stuk of wat decimeter dieper kwam te liggen, waardoor de voorsteven van de zandbank loskwam. Op dat moment namelijk kwam ze pas vrij, en kon de stroming haar rond de bocht en vervolgens in de richting van Baton Rouge voeren.

Of het nu goed is of niet, ik heb altijd de waanzinnige aandrang gehad om mijn zoekpatroon op het verste punt te beginnen en dan langzaam naar het centrum van mijn doelgebied toe te werken. De meeste jagers naar scheepswrakken daarentegen zijn erg ongeduldig en beginnen hun zoektocht in het midden van het beoogde doelgebied, en werken dan langzaam maar zeker naar buiten. Wie zal zeggen wat de juiste manier is? Net als goud, zijn scheepswrakken daar waar je ze vindt.

Een mijl ten noorden van Free Negro Point beginnend, werkten we bijna vijf mijl in zuidelijke richting de bocht rond, om vervolgens honderdtachtig graden te draaien en met een systematische zoektocht stroomopwaarts te beginnen. Opdat geen steen onaangeroerd bleef en we niet per ongeluk de plaats van ons wrak zouden missen, begonnen we ons systematisch onderzoek langs de oostelijke oever en werkten we vervolgens in westelijke richting naar de meest veelbelovende lokatie. Behalve wanneer we af en toe een olie- of gasleiding passeerden, bleven de magnetische signalen onbetekenend. Het weer was zacht en de rivier lag er uiterst kalm bij. Het enige scheepvaartverkeer bestond uit zes verdiepingen hoge duwboten die enorme laadbakken voor zich uit door het water schoven. Ik keek toe hoe ze behoedzaam langs de pijlers van de brug voeren die daar over de rivier lag, in de hoop dat ze er eens langs zouden schrapen, maar ze kwamen er niet eens bij in de buurt.

Uiteraard vond de enige afwijking die de hellingmeter een behoorlijk stuk deed uitslaan plaats tijdens de laatste run langs de westelijke oever. Stom? Misschien. Maar als we ons doelwit niet gevonden hadden, zouden we in elk geval weten waar we niet meer hoefden te zoeken. Dat systeem wordt genoemd: niet weten waar het wél is, maar wél weten waar het niet is.

De Arkansas ligt onder een hoge uit rotsen bestaande oever. Schob zocht te voet het hele gebied af en zette plastic flessen op elk punt waar zijn magnetometer de aanwezigheid van ijzer detecteerde. Volgens de aflezingen zou het om een enorme massa ijzer moeten gaan. Toen Walt klaar was beschikte hij bijna over een volmaakte plattegrond van het pantserschip - bijna vijftig meter lang en ruim tien meter breed. Niet voldoende harde bewijzen voor een positieve identificatie, maar het doorslaggevende argument kwam later.

Kort nadat we onze bevindingen hadden overgedragen aan de archeologen van de staat Louisiana, leidde Fred Benton, een bekende historicus met een grote belangstelling voor de Arkansas en tevens prominent advocaat te Baton Rouge, een al wat oudere dominee en langdurig inwoner van Baton Rouge naar de top van het hoogste gebouw van de stad.

'Dominee,' vroeg Benton, 'kunt u me misschien vertellen waar dat grindwinningsbedrijf van Thompson vroeger was gesitueerd?'

De dominee knikte en bracht zijn hand omhoog. 'Daar, aan de westoever van de rivier.'

Benton zag dat de vinger van de dominee naar precies dezelfde plek wees waar Walt en ik de enige grootschalige afwijkingen in het aard-magnetische veld hadden aangetroffen - en we hadden zeven mijl rivieroever onderzocht.

Walt en ik vonden dat daarmee het bewijs wel geleverd was.