20



Vanuit Adin reden we net voor de regen uit naar het oosten. De weg voerde al gauw door een brede kloof aan de rand van de Big Valley. Vliegdennetjes uiteenlopend van het formaat kerstboom tot aan exemplaren van vijf, zes meter hoog bespikkelden de bovenste helft van de wanden van de kloof. De Rush Creek volgde de weg en kruiste die af en toe. Hier en daar stonden boerderijtjes waar de kloof breed genoeg was om enkele stuks vee of een boomgaardje te bevatten, hoewel het land rotsachtig oogde en bedekt was met miezerige bosjes olijfgroen en vuilwit gras.

Op ongeveer vijftien of twintig kilometer van Adin kwamen de bergen bij elkaar en begon de weg weer te klimmen. De Big Valley was in feite een prairie die elfhonderdvijftig meter boven de zeespiegel lag, en nu klommen we nog hoger. Zodra we de kloof achter ons hadden gelaten, werden de bomen dikker.

McCray zei niet zoveel, hij mompelde alleen wat in zichzelf over de toestand van de weg en het onweer dat ons tegemoet kwam. De tweebaansweg was glad van de regen en klom aan de westkant van de Adin-pas door een ongerept landschap met dennen en sparren. Het onweer liet zich niet zien, tot we bijna het hoogste punt van vijftienhonderdzestig meter hadden bereikt en het zijn terugkeer aankondigde met een donderslag en een bliksemschicht. Enkele ogenblikken later zaten we midden in een stortbui en McCray liet de snelheid naar zo'n vijfentwintig kilometer per uur terugzakken. We kropen over de pas en staken vervolgens de Pit River over, die bijna de hele weg naar Alturas langs de weg bleef lopen. Aan weerszijden torenden oude ponderosa-dennen op van wel vijfentwintig tot dertig meter hoog. We reden een kilometer of tien door dit bos, tot we afdaalden naar de volgende vallei, die nog altijd zo'n twaalfhonderd meter boven de zeespiegel lag. Net zoals de Big Valley die we achter ons hadden gelaten, was ook dit een vlakke, boomloze hoogvlakte, die voornamelijk in gebruik was als weidegrond, hooiland en voor het verbouwen van haver.

Op een zonnige lentedag zou het een prachtige tocht zijn geweest, maar op deze koude, sombere middag in februari konden Lisa en ik bijna niet wachten tot hij achter de rug was. We waren na drieën uit Adin vertrokken en het liep tegen vieren toen we bij het dorpje Canby aankwamen, dat er slechts dertig tot vijfendertig kilometer vandaan lag.

Toen we het dorp naderden, ging de regen over in gedruppel, waarna een loodgrijze lucht te zien was die de snel toenemende schemering maskeerde. Net zoals in Sals wagen troonde Lisa weer in het midden, al was er in Larkins pick-up nog minder ruimte voor haar. We waren bijna bij het bordje aangekomen dat de gemeentegrens van Canby aankondigde, toen er links van ons een wasbeertje uit het struikgewas te voorschijn sprong en precies voor onze auto de weg overstak. Lisa kreeg het dier in het oog op het moment dat het onder de wielen van de pick-up dreigde te komen en slaakte een ijselijke gil. Meer door de gil dan de wasbeer rukte McCray zijn stuur naar rechts en trapte op de rem. Even leek de wagen te gehoorzamen, maar toen begon hij langzaam in de richting van de berm te schuiven. We stonden al bijna stil toen het rechter voorwiel van het asfalt gleed en tegen een half verrotte boomstronk botste die bijna onzichtbaar in het hoge gras verscholen lag. Even voelden we weerstand, tot er een knappend geluid klonk, gevolgd door een stilte. Op de weg voor ons bleef de wasbeer even staan, keek achterom en verdween vervolgens met veerkrachtige sprongen de velden in.

Aangezien Lisa's gil het ongeluk vermoedelijk had veroorzaakt, kon ik me maar beter even koest houden. Zwijgend stapten McCray en ik uit om naar het wiel te kijken. Dat bleek met kracht naar rechts gedraaid te zijn door de botsing met de stomp en was totaal verbogen. McCray bekeek het wiel aan alle kanten alsof een nadere beschouwing het probleem kon oplossen. Ten slotte schudde hij zijn hoofd, keek naar de lucht en zei afgemeten: 'Laten we maar naar het dorp gaan.' 'De trekstang?' vroeg ik, terwijl ik het portier opendeed en Lisa gebaarde dat ze mee moest komen.

'Waarschijnlijk wel,' zei McCray uitdrukkingsloos, waarna hij zich omdraaide en de weg begon af te lopen. Een paar huizen, twee benzinestations, een winkel, enkele restaurantjes en een hotel vormden de voornaamste bestanddelen van het dorp Canby dat op honderd meter voor ons lag. McCray liep voor ons uit langs het Canby Hotel naar een benzinestation dat deed denken aan zo'n ouderwets stationnetje dat je wel in films ziet - twee slanke ouderwetse pompen op een eilandje voor een restaurantje met een metalen reclamebord van Coca Cola op de voordeur en het logo van Miller-bier brandend boven de deur. Op een witte plastic lichtbak stond in zwarte letters 'Lou's Cafe'. Door de ramen viel zachtgeel licht. Op het stukje asfalt links van het gebouwtje stonden een vijf jaar oude Oldsmobile en twee oude pickups. Er was geen pompbediende te bekennen. Voor het gebouw stonden twee mannen gekleed in spijkerbroek en nylon windjack op min of meer ingehouden toon te kibbelen. Toen we dichterbij kwamen ving ik een paar woorden op: '... ik heb het beloofd. Je kunt niet zomaar...' 'Kan me niet schelen. Ik heb me bedacht en...' 'Je kunt je niet zomaar bedenken. Je...' 'Nee, zei ik toch? Ik ben niet...'

Zodra ze ons in het oog kregen, deden ze er het zwijgen toe. De kleinste wierp een laatste blik op zijn tegenstander, kondigde nors aan dat hij ervandoor ging en haastte zich naar een van de pickups op de parkeerplaats. De andere man stormde hem woedend achterna. We gingen naar binnen.

'Gaan jullie maar even zitten. Lou hangt graag de ouwe dorpsbrombeer uit, maar koffie zetten kan hij wel,' zei McCray, terwijl hij naar de telefoon in de hoek liep. Zijn woede leek een beetje gezakt en hij klonk weer bijna normaal.

Over de hele lengte van de achterwand liep een tap en langs de voorkant stonden aan weerszijden van de deur tafels en stoelen. Er waren een paar tafels bezet en aan de bar zat één klant koffie te drinken. Een oude, broodmagere man leunde tegen de muur achter de tapkast. Met zijn lengte van één meter zestig en de dunne haarslierten die over zijn schedel waren geplakt, kon hij evengoed zeventig als honderdvijf jaar oud zijn. Hij zag eruit alsof hij nog geen vijftig kilo woog. Kennelijk was hij Lou. Ik tilde Lisa op een barkruk. 'Wil je een glas melk?' vroeg ik. Ondanks haar jack rilde ze in de klamme middagkilte. Warme chocolademelk is misschien beter. Heeft u dat?' vroeg ik me tot Lou wendend. 'Natuurlijk heb ik warme chocolademelk! De beste van het dorp.' 'De enige van het dorp,' verbeterde de man aan het einde van bar hem. Het was een oud grapje, maar Lou kon er nog steeds om lachen. Hij grijnsde breed en repliceerde: 'Maakt niet uit, het is evengoed de beste,' waarna hij naar de koelkast hinkte om een pak melk te pakken. Achter me werd de deur opengeworpen en er gleed een golf vochtige lucht over onze ruggen. Ik draaide me op mijn kruk om en zag de man die net buiten ruzie had staan maken, de langste van de twee, het café binnenkomen en de deur achter zich dichtgooien. 'Hé Lou, geef mij eens een paar hamburgers en een cola om mee te nemen,' riep hij naar de barman terwijl hij op de kruk naast me schoof. Hij speelde wat met een lepel en vroeg toen met een geforceerd glimlachje aan mij: 'Waar komen jullie vandaan?' 'Uit het zuiden, we zijn op doorreis,' antwoordde ik terughoudend. 'Je hebt het weer niet mee.' 'Je hebt het niet voor het kiezen als je lift.' 'Ben je aan liften?'

'Min of meer. Ik heb meubels ingeladen in ruil voor een lift vanaf Burney.'

'Waar ga je heen?'

'Naar het noorden, Oregon. Dat waren we tenminste van plan, maar we hebben autopech gekregen.' 'O ja? Wat dan?'

'We weken uit voor een wasbeer. Er is een trekstang naar de knoppen, denk ik.' 'Van wat voor een auto?'

'Zijn pick-up,' zei ik met een knikje naar McCray die nog steeds bij de telefoon stond.

'Misschien kan ik je helpen. Ik heb zelf ook een beetje pech gehad.' Op dat moment kwam Lou met de warme chocolademelk aanzetten en ik zocht in mijn broekzak naar een dollar, die ik op de bar legde. De man zweeg even, maar toen ik niets zei ging hij verder. 'Je hebt me vast wel buiten met Cliff zien bakkeleien,' zei hij min of meer verontschuldigend. 'Hij zou me helpen, hij zou een vracht hooi voor me afleveren. Maar hij heeft me laten zitten en nu zal ik het zelf moeten doen. Een beetje gezelschap zou ik wel prettig vinden, als je het niet erg vindt om met z'n drieën in de cabine te zitten.' Ik zei nog steeds niets en nam hem nauwlettend op. 'O, sorry,' zei hij en stak zijn hand uit. ik heet Ed Doherty.'

'Peter Howard,' zei ik en schudde hem de hand. 'Waar ga je heen?' 'Ten westen van Lakeview over de 140, bij de Klamath Falls. Als je wilt, kan ik je in Lakeview afzetten.'

Ik maakte een snelle berekening: Lakeview lag een paar kilometer onder de grens met Oregon aan de 395. Dan zouden we tweederde van de afstand hebben overbrugd en ons ongeveer vijftig, zestig kilometer zuidoostelijk van Oakdale bevinden. 'Wanneer vertrekje?'

'Zo meteen, denk ik. Ik kom alleen even wat te eten halen voor onderweg. Ik was van plan om het in een ruk te rijden en in de wagen te eten, nu Cliff me heeft laten stikken.' 'Ga je door dat onweer rijden?' 'Zodra Lou die hamburgers klaar heeft. Ik ga even naar de Heren. Laat me zo maar weten of je wilt meerijden.'

Eddie had zich nauwelijks van zijn kruk af laten glijden of Larkin kwam aangelopen en nam Eddies plaats in. 'Geef me eens een kop koffie, Lou. Warm graag.' 'Mijn koffie is altijd warm,' riep Lou over zijn schouder terwijl hij de hamburgers van Eddie keerde. 'Heb je ooit kouwe koffie van me gehad?'

'Nee, maar eens moet de eerste keer zijn.' Hadden deze mensen hun hele leven in een tekstboekje staan, waaruit ze gewoon telkens opnieuw dezelfde regels herhaalden? Toen moest ik aan mijn kantoor denken: 'Heb je nog nieuws?' 'Heb je nog naar het honkballen gekeken?' 'Hoe gaat het ermee?' Altijd dezelfde vragen en altijd dezelfde antwoorden. En zeg alsjeblieft niet hoe het echt met je gaat. Het enige aanvaardbare antwoord is 'goed', want ik wil het niet echt weten. Lou zette een beker van dik wit porselein neer, waar Larkin twee klontjes suiker en flinke scheut halfvolle room aan toevoegde. 'Kan je auto gemaakt worden?' vroeg ik. 'Natuurlijk. Maar wanneer is een andere zaak.' 'Hoe lang gaat het duren?'

'Dave denkt dat hij over een uurtje hier kan zijn met zijn sleepwagen. Daarna moet hij me terugslepen naar zijn werkplaats, onderdelen halen en die monteren. Als ik geluk heb en wat meer betaal, ben ik misschien morgenmiddag weg.' McCray zuchtte en streek met een van zijn grote handen door zijn haar. 'Een paar huizen verder is een hotel. Schoon, niks bijzonders. Ik kan je daar wel een seintje geven als de auto gemaakt is.'

'Bedankt, maar we hebben een ander aanbod gekregen.' 'Wat dan?'

'Nou...' begon ik, maar werd onderbroken toen Eddie uit de wc's kwam en op me afliep.

'En?' vroeg Eddie.

'En wat, Eddie?' zei Larkin.

'Is hij een vriend van je?' vroeg Eddie naar mij wijzend. 'Hij reed met me mee naar Alturas. Hoezo?'

'Hij zegt dat hij naar Oregon moet. Ik heb gezegd dat hij wel met mij kan meerijden. Ik moet een vracht hooi afleveren.'

'Hij is allergische voor hooi,' zei Larkin scherp.

De twee mannen mochten elkaar duidelijk niet zo erg en ik had geen zin om daar de dupe te worden.

'Ik vind het fijn dat je je om ons bekommert, Larkin, maar hij zegt dat we vanavond helemaal tot aan Lakeview kunnen meerijden. Dat is beter dan hier vastzitten. Met een beetje geluk is Lisa morgen om twaalf uur thuis.'

'Er zijn ergere dingen dan de nacht doorbrengen in Canby.' ik snap het niet. Wat is het probleem?' 'Ja, McCray, wat is je probleem?'

'Jij weet evengoed als ik dat je iets in je schild voert, Eddie. Laat hem erbuiten.'

ik snap niet waar je het over hebt. Ik ben een eerlijke boer. Ik betaal belasting en ik hou me verre van rottigheid. Ik wil hem gewoon een plezier doen. Wat is daar mis mee?' Larkin negeerde Eddie en wendde zich tot mij. 'Doorgaans bemoei ik me niet met andermans leven, Peter, maar als ik jou was zou ik wachten op een beter aanbod.' McCray keek me indringend en met een strak gezicht aan. Ik stond op en nam Larkin apart.

Wat is er mis met hem?' fluisterde ik. is hij gewelddadig of zoiets? Denk je dat hij ons ergens uit de auto gooit?'

Van McCrays gezicht was de frustratie en weerzin af te lezen om iemand de wet voor te schrijven. Hij keek naar Lisa en besloot een laatste poging te doen om me ervan te overtuigen zijn raad ter harte te nemen.

ik kan je alleen maar zeggen dat Eddie een twijfelachtige reputatie heeft. Hij beweert dat het hooi is, maar misschien gaat het wel om gestolen auto-onderdelen. Hij geeft altijd gedonder.' Ik was ervan overtuigd dat McCray oprecht was, maar hij scheen geen concrete informatie te hebben. Het klonk alsof Eddie een bepaalde reputatie had, maar niemand hem ooit op iets illegaals had betrapt. En trouwens, ik had toch geen keus?

'Bedankt voor je waarschuwing en je hulp, Larkin, maar ik moet Lisa zo snel mogelijk thuisbrengen. Ik kan die lift niet afslaan.' 'Je moet het zelf weten,' zei McCray dreigend. Hij schudde zijn hoofd en keerde terug naar de bar. ik vond het leuk om je te leren kennen, Lisa,' zei hij vormelijk en stak zijn hand uit. Ze schudde die al even plechtig. Larkin glimlachte en aaide met zijn enorme hand over haar hoofd. Hij draaide zich om naar Eddie. 'Zorg goed voor mijn vrienden,' zei hij nors. 'Allemachtig, ik geef ze alleen maar een lift.'

ik ga terug naar mijn auto,' zei McCray koel en beende de avond in.

Ik hoorde later dat McCray, toen zijn auto aan het einde van de volgende morgen was gerepareerd, onverwacht bij zijn dochter in Crescent City was aangegaan, hetzij om ons te ontlopen, hetzij, en dat geloof ik liever, omdat we hem aan haar hadden doen denken en doen beseffen hoezeer hij haar miste.

Het bleef even stil in het café toen hij de deur achter zich had dichtgetrokken, tot Eddie de stilte verbrak.

'Let maar niet op die ouwe Larkin,' zei hij. 'Wat hij in zijn kop heeft, krijg je er nooit meer uit. Hij weet dat ik er weleens eentje teveel drink, en daarom heeft hij me op zijn zwarte lijst gezet. Maak je geen zorgen,' voegde hij er vlug aan toe, toen hij de uitdrukking op mijn gezicht zag. 'Het sterkste wat ik vandaag heb gehad is Lou zijn koffie. Ik drink niet als ik moet rijden. Nooit. Dat is mijn stelregel.' 'Natuurlijk, ik snap het wel. Ik stel je aanbod echt op prijs.' 'Zo ben ik. Maar de tijd tikt door, zoals men zegt. Zijn jullie klaar?' 'Zeker weten. Lisa, heb je het op?'

'Ja,' zei Lisa zachtjes, terwijl ze zorgvuldig de chocola van haar mond veegde met een papieren servet.

'Hoeveel krijg je van me?' vroeg ik aan Lou toen Lisa van haar kruk gleed.

'Vijfenzeventig cent moet genoeg zijn.'

Ik liet de dollar op de tapkast liggen en Eddie legde een briefje van vijf neer en pakte zijn zak met hamburgers en cola op. Even later liepen Lisa, Eddie en ik door de druilerige regen, terwijl het onweer opnieuw de kop opstak.



Ondertussen verdween Lou in de keuken en pakte de telefoon. Hij raapte het stukje papier op met Jimmies telefoonnummer erop en tuurde naar de vlekkerige cijfers. Even later toetste hij het nummer in en wachtte tot het antwoordapparaat klonk. 'Spreek uw nummer in en ik bel u zo spoedig mogelijk terug.'

'Ja, hallo? Met Lou Foster, van Lou's Cafe in Canby. Die vent was hier net met je kleindochter. Hij rijdt met Eddie Doherty mee naar Lakeview. Eddie rijdt meestal met een grijze Oldsmobile, maar ik vermoed dat hij nu zijn mooie open vrachtwagentje zal nemen. Dat is een nieuwe Ford Ranger, blauw. Als je opschiet, moet je ze bij Lakeview kunnen inhalen. Lief meisje, trouwens. Schandalig wat sommige mensen kinderen aandoen. Vergeet die vijftig dollar tipgeld niet.' Lou keek nog even naar de telefoon, terwijl hij iets probeerde te verzinnen om Jimmie mee te dreigen als hij die vijftig dollar niet kreeg, maar er schoten hem geen listen te binnen. Hij realiseerde zich te laat dat Jimmie hem eerst het geld had moeten geven en dat hij daarna pas had moeten zeggen met wat voor een auto Eddie reed. Nu was het te laat. Een beetje gefrustreerd hing Lou op. Hij hoopte maar dat Jimmie woord hield.



Eddie liep over de parkeerplaats langs het open vrachtwagentje naar de Oldsmobile toe.

'Waar is die lading hooi?' vroeg ik beduusd.

'Op mijn boerderij. Die is vlakbij. We zijn er binnen tien minuten. Stap maar in.' Eddie maakte het portier aan zijn kant open en boog zich voorover om het portier aan de andere kant van het slot te doen. Ik maakte het achterportier voor Lisa open. Dat klemde een beetje en het metaal gaf een doffe klik toen het portier een stukje openging. Ik tastte op de achterbank naar een veiligheidsgordel en maakte die stevig om haar heen vast. Intussen was het harder gaan regenen en het water droop langs mijn nylon jack af en doorweekte de achterkant van mijn benen. Zodra ik het portier aan mijn kant had dichtgeslagen, startte Eddie de auto en ontstak de lichten. 'Wat een rotweer,' zei ik, knikkend naar de regendruppels die tegen de voorruit stuksloegen.

'Ja, maar ik vind het soms wel prettig. Het is goed voor de boeren,'

zei Eddie en barstte in lachen uit.

'Wat is daar zo grappig aan?' vroeg ik hem.

'Niets. Dat is een plaatselijk grapje.'

De Olds reed het parkeerterrein af en volgde de 299 een klein stukje naar het westen. De gele lichten van de vierdeursauto sneden door de stromende regen. Binnen dertig seconden waren we Canby zowat al weer uit en sloeg Eddie af naar de 54, in de richting van Cal Pines. We kruisten de 175 en links van ons ontrolde zich in de diepte een zacht glooiende vallei, terwijl er rechts lage heuvels begroeid met vliegdennetjes oprezen.

De weg zag er verlaten uit. De hekpalen langs de berm waren gemaakt van dode takken en afval van de houtwerf. Na een kilometer of wat begon de gele middenstreep te verdwijnen, alsof die in de loop van de tijd was afgesleten. Drie kilometer nadat we de 299 hadden verlaten, sloeg Eddie rechtsaf een ongemarkeerde weg in, stak een veerooster over en reed het Modoc-natuurreservaat in. De weg volgde een bedding tussen twee lage heuvels in en mondde toen weer uit in een kleine, geïsoleerde vallei.

'Ik wist niet dat je hier een boerenbedrijf mocht hebben,' merkte ik op en wees naar het bordje met de naam van het natuurreservaat erop.

'Jawel, je mag alleen niet jagen. Ik verbouw haver en ik hou varkens, een paar alpaca's en wat struisvogels.'

'Struisvogels?'

'Ja, voor de veren en de huiden. Ik verkoop ze aan modeontwerpers. Daar verdien ik het meeste mee. Er is een grote markt voor struisvogelveren en huiden. Heb je weleens een struisvogel gezien, kind?' riep hij over zijn schouder. 'Nee, meneer,' antwoordde Lisa beleefd.

'Als we tijd over hebben, zal ik je er een laten zien. Het zijn grote vogels van wel twee meter hoog. Ze komen uit Afrika,' vertelde Eddie over de glibberige anderhalve rijbaan brede weg sturend. Lisa antwoordde niet. Ik denk dat ze zich afvroeg of Eddie haar de waarheid vertelde of dat hij haar voor de gek hield, maar ze was te beleefd om hem ervan te beschuldigen dat hij loog.

Het was nu bijna helemaal donker en het landschap naast de weg was niet te onderscheiden. Ik had slechts een indruk van met bomen begroeide heuvels, hier en daar afgewisseld met weides. Vijf minuten later sloeg Eddie nog een keer af. Ik vermoedde dat dit de oprit naar zijn boerderij was en de weg verliet inderdaad na een kleine kilometer de omringende heuvels om op een klein erf terecht te komen waarop een houten huis van twee verdiepingen en een schuur stonden, door een hek gescheiden van een grote kraal waarin wat varkens rondscharrelden, die zich niets van de regen aantrokken. 'Oost west, thuis best,' kondigde Eddie vrolijk aan toen we het erf opreden in de richting van de schuur. Hij liet de motor lopen en richtte zijn koplampen op de voorkant van het gebouw. 'Hoe heette je ook alweer?' 'Peter.'

'O ja, Peter. Wil je even die deuren voor me opendoen?' Het was duidelijk dat Eddie me wilde laten werken voor mijn lift. Ik deed het portier open en werd geconfronteerd met een muur van regen. Ik plaste over het erf, greep de schuurdeur vast en trok eraan. Hij gaf niet meer dan twee centimeter mee. Ik duwde mijn vingers door de spleet en tilde hem op. Dit keer ging hij een halve meter verder open, waarna hij weer vastliep. Ik wurmde me door de opening en duwde er met mijn hele gewicht tegenaan. De enorme deuren schoven traag piepend over hun rails tot ik een opening had gecreëerd die groot genoeg was om de auto door te laten, maar Eddie reed niet naar binnen. Hij parkeerde de Oldsmobile met de bestuurderskant strak tegen de geopende deur, zette de motor en de lichten af, sprong eruit en rende naar binnen.

'Kom, meisje,' riep hij naar de auto en wenkte Lisa. Even later ging het achterportier langzaam open. Ze stapte uit en rende de schuur binnen. Eddie liep naar de muur en tastte naar de lichtknopjes. Buiten wakkerde de wind aan en joeg dichte regenvlagen tegen de zijkant van de schuur en door de deuropening. Lisa kroop tegen me aan. Haar hoofd en schouders waren doornat en ik streek over haar haren en trok haar tegen mijn zij aan, terwijl de regen op het erf bleef neerkletteren. In de verte hoorde ik het gedempte geluid van een donderslag. Even later had Eddie de lichtknopjes gevonden en er sprongen twee kale peertjes aan, die aan een draad aan het plafond hingen. Ik was stadsjongen, maar de schuur zag er niettemin ongeveer uit zoals ik had verwacht: vier ruwhouten muren, lege boxen langs de rechterkant, paardentuig en gereedschap aan spijkers tegen de linkermuur. Aan weerszijden van de schuifdeuren stonden werkbanken. Het achterdeel van de schuur was over de hele breedte en tot een hoogte van zes meter volgestapeld met balen hooi die telkens één baal terugsprongen, zoals bij een piramide van de Maya's. Ervoor stond een roestige oude Chevrolet pick-up driekwarttonner. Ik zag een lap op de voorbank liggen en droogde Lisa's haar en schouders er zo goed mogelijk mee af.

'Dat is hem,' zei Eddie, wijzend naar de Chevrolet. Ik zei niets. Ik werd te veel in beslag genomen door de roestplekken en deuken. 'Het is een oudje,' gaf hij even later toe, 'maar er zit een goede motor in. Oregon haalt hij met gemak, geen probleem. Nou,' zei Eddie, toen ik niet reageerde. 'Laten we maar aan het werk gaan.' 'Hoe bedoel je?'

'Het hooi is nog niet allemaal ingeladen. Ik nam aan dat je me wel wilde helpen met inladen in ruil voor de lift. Het is zo gefikst. Daar zitje toch niet mee, Pete. Ofwel soms?'

Wat kon ik ertegenin brengen? Ik had Sal uiteindelijk ook helpen in- en uitladen in ruil voor een lift. Maar de oneerlijkheid van Eddie's aanpak zat me dwars. Hij had gewacht tot we daar vastzaten, voordat hij me had gevraagd om 'voor mijn eten te betalen', bij wijze van spreken.

'Nee,' zei ik, na een kort ogenblik waarin ik mijn woede over deze manipulatie onderdrukte, 'ik zit er niet mee.' 'Mooi. Laten we beginnen.'

Ik volgde Eddie naar achteren, bleef staan bij de baal die het dichtst bij de laadbak van de pick-up lag en wachtte tot hij het andere eind beetpakte. Ik bleef enkele seconden gebogen over de baal hooi staan wachten, voor ik opkeek en zag dat Eddie zes meter verder de berg was opgeklommen.

'Hierheen, Pete,' riep hij. 'Die zijn te oud. Die zijn alleen nog geschikt als stalbedekking. De balen die hier onderliggen drogen niet zo gauw uit; die krijgt mijn klant.'

Zoals ik al zei, ik ben een stadsjongen, maar ik vond het wel raar. Ik had het vervelende gevoel dat McCray gelijk had gehad, maar ik kon er niets meer aan veranderen. Ik ging bij Eddie op de berg staan en we haalden de toplaag eraf. De balen eronder oogden anders, vond ik.

We tilden de eerste op, Eddie bekeek hem zorgvuldig en knikte toen. Ik geloof dat het ding wel dertig of veertig kilo woog, maar we slaagden erin om het naar de auto te brengen en in de laadbak te leggen. Eddie liet me erin klimmen en de baal tegen de cabine aanschuiven. Ik sprong eraf en we herhaalden deze routine nog acht keer, tot de laadbak bijna door zijn achterassen zakte. Ik leunde tegen de cabine aan, terwijl Eddie een dik nylon koord in een zigzag-patroon over de vracht en door de ogen trok.

'Poeh,' zei Eddie en veegde het zweet met de mouw van zijn jack van zijn voorhoofd. 'Ik ben kapot. Ik moet nog even een telefoontje plegen om te horen hoe het met mijn moeder gaat. Ik kom zo terug, dan kunnen we gaan.' Eddie kuierde de deur uit, keek naar de afnemende regen en rende naar het donkere huis aan de andere kant van het erf.

'Hoe gaat het, Lisa?' vroeg ik naar de box toelopend waar ze in elkaar gedoken uit de wind zat. 'Goed,' zei ze vlak.

'We gaan hier zo weg.' Ik keek op mijn horloge, afgezien van mijn onderbroek het enige dat Eric me niet had afgenomen toen hij me had uitgekleed. Het was bijna half zes. Eddie had hamburgers, maar Lisa en ik moesten onderweg iets eten. Het eerstkomende uur moesten we iets kunnen vinden waar we konden eten. Dan zou het pas half zeven zijn. We lagen min of meer op schema. Achter me hoorde ik geluid van plassende laarzen en even later kwam Eddie de schuur inrennen. Ik pakte Lisa bij haar hand en liep met haar naar de passagierskant van de pick-up.

'Wacht even, Pete. We hebben een probleem,' zei Eddie buiten adem. 'Wat dan?'

'Mijn moeder is gevallen. Ze denken dat ze haar heup heeft gebroken. Ik moet er meteen heen.'

'Wat moeten wij doen? Kunnen we hier vannacht blijven? Ga je het morgenochtend brengen?'

Eddie keek nadenkend, ik weet het niet. Als ze naar het ziekenhuis moet om geopereerd te worden, doen ze dat meteen. Het kan wel dagen duren voordat ik weer tijd heb.'

Hier had Larkin het dus over gehad. Nu de pick-up geladen was, liet Eddie ons barsten, en wat konden wij ertegen beginnen? 'Kun je ons dan een lift naar het dorp geven?' vroeg ik nijdig. Wacht even, maat. Ik moet de andere kant op, maar maak je geen zorgen, er is wel een oplossing. Als jij het hooi nou eens voor me afleverde?'

'Wacht eens even. Geef jij me zomaar je auto mee?' 'Waarom niet? Of wou je hem soms stelen?' 'Natuurlijk niet, maar...'

ik heb aardig wat mensenkennis. Volgens mij ben jij geen dief. Bovendien is die auto niet veel waard. En hij is verzekerd. Je zou me waarschijnlijk zelfs een dienst bewijzen als je hem stal en ik het verzekeringsgeld kon opstrijken. Hé,' zei hij gauw toen hij mijn gezichtsuitdrukking zag, 'ik maak maar een grapje, hoor.' ik weet niet eens waar ik dat spul moet afleveren,' zei ik en dwong mezelf om rustig te blijven.

ik geef je wel een kaart mee. Ik heb een voorstel. Als je het hooi aflevert, mag je de auto meenemen om het kind thuis te brengen, als het maar niet te lang duurt. Hij moet, laten we zeggen, dinsdagmiddag weer terug zijn. Heb je daar genoeg tijd aan?'

Er zat iets fout, maar ik wist niet precies wat. Hoe meer ik erover nadacht, hoe minder ik het wilde weten. We waren hier gestrand. Als ik de wagen niet meenam, wat dan? Als ik zou weigeren, zette hij ons misschien wel bij Lou af, maar hij kon ons evengoed laten teruglopen. Wat moest ik dan doen? En wat moesten we beginnen als we weer op de hoofdweg zaten? De waarheid was dat ik geen enkele keus had.

'Jawel,' zei ik na een korte aarzeling. 'Dat is prima.'

'Je klinkt anders niet erg enthousiast.'

'Sorry, je overvalt me ermee. Wat moeten we doen?'

'Het is heel eenvoudig. Mijn klant heeft een boerderij in de buurt van Beatty. Je neemt gewoon de 140 naar het westen, in de richting van Lakeview. Hij laadt het hooi af en jij neemt een motel. Dat betaal ik. Vanaf zondagmorgen kun je doen en laten wat je wilt. Je brengt de wagen terug als je klaar bent. Zou het lukken, denk je?' 'Klinkt goed. Ik moet wel precies weten waar die boerderij is.' 'Goed. Er ligt een blocnote en een pen in het handschoenenvak. Pak ze maar even.'

Ik maakte het piepende portier open en tastte het dashboard af. Het handschoenenvak bestond uit een uitsparing in het paneel. Er lag een kaart in, een memoblokje en een Bic-pen. Ik haalde het blokje en de pen eruit, stapte uit en gaf ze aan Eddie.

'Je kunt het beter zelf opschrijven. Ik schrijf zo onduidelijk, dat de mensen weleens tegen me zeggen dat ik dokter had moeten worden in plaats van boer.' Ik nam de pen en het papier weer terug en hield ze gereed om Eddies aanwijzingen op te schrijven. 'Goed, aan het einde van de oprit sla je rechtsaf, daarna links en nog een keer links en dan sla je rechtsaf naar de 299. Vervolgens ga je bij Alturas de 395 op naar het noorden, helemaal tot aan Lakeview. Daar neem je de 140 naar het westen tot je ongeveer acht kilometer ten westen van Beatty bent. Let op het kilometerbordje 291. Zeshonderd meter na dat bordje loopt er een smal weggetje naar links, in zuidelijke richting. Die weg volg je vijfhonderd meter en dan stop je. Daar wachten ze op je en laden ze de balen over. Zo eenvoudig is het. Heb je nog vragen?'

Ik keek naar Eddie. In het gele schijnsel van het kale peertje lagen er zwarte halvemaanvormige schaduwen onder zijn ogen en een olieachtige glinstering over zijn gezicht. 'Waar moet ik op letten? Een huis? Of een boerderij?' 'Het is in hun weiland. Ze wachten daar op je. Het heeft weinig zin om het in de schuur te deponeren en het daarna weer op hun wagen te laden. Ze laden de vracht over en gooien dan hier en daar een baal af. Het is ongeveer honderdtachtig kilometer. Een uurtje of drie? Als je er een half uur bij optelt om te eten en nog een half uur voor het zoeken, zit je op vier uur. Het is nu kwart voor zes. Ik zal ze bellen om te zeggen dat er tussen half tien en tien uur bent.' 'Wil je dat ik een wagen vol hooi om tien uur 's avonds aflever ergens op een achterafweggetje in een onweersbui? Dat lijkt me nogal onhandig. We kunnen het toch gewoon morgenochtend doen? Overdag is het een stuk makkelijker. Het gaat ten slotte om een paar hooibalen.' 'Dat is juist het probleem, Pete. Ik heb die vent beloofd dat hij het zaterdag zou krijgen. Ik heb een contract getekend. En die klant is echt een hufter, als ik het zo mag zeggen. Als ik er voor middernacht niet ben, schopt hij heibel. Dan moet ik er een advocaat bijhalen. Ik wil geen problemen. In het contract staat zaterdag. Als hij het voor middernacht heeft, kan hij niet klagen.'

Zal best, dacht ik bij mezelf, je denkt toch niet dat ik in sprookjes geloof? Maar ik hield mijn mond. Eddie gaf me de autosleutels. Ik gespte Lisa in de passagiersstoel vast en liep om naar de andere kant. Ik wou net instappen toen Eddie iets riep.

'Ho, wacht even. Je dacht zeker dat ik mijn belofte was vergeten? Mooi niet. Afspraak is afspraak. Hier heb je veertig dollar. Dat moet genoeg zijn voor de kamer en het eten, als je niet naar het Ritz gaat.' Eddie bulderde van het lachen bij de gedachte dat Lisa en ik in zijn wrakke vrachtwagentje vol hooi bij een of ander chic restaurant zouden voorrijden. Ik glimlachte flauwtjes en pakte de twee briefjes van twintig aan.

'Bedankt, Eddie,' zei ik ongemakkelijk. 'Maak je geen zorgen. Ik doe het kalm aan met de wagen.'

'Ja, doe dat. Knoop goed in je oren dat het voor middernacht moet worden afgeleverd.'

'Dat snap ik. We eten wat en dan rijden we in één ruk door. Ik wil net zo graag als jij dat het achter de rug is.' Ik stapte in, draaide het raam dicht en startte de motor. Eddie deed een paar passen naar achteren en ging in de schaduw tegen de muur staan. Ik zette de auto in de versnelling en toen ik optrok, lachte Eddie naar me en wuifde vrolijk.

'Waar hebben we ons nu weer in gewerkt,' mompelde ik binnensmonds en wierp een blik op Lisa. Ze zat stijf rechtop in haar stoel en keek strak door de voorruit naar de donkere, regenachtige lucht voor ons. Ik stuurde de bestelwagen voorzichtig door de opening het rommelende onweer in.