Een alarmerend bericht
’Wat hebben jullie gevonden?’ vroeg de pandjesbaas. ’Een erfstuk?’
’Nee,’ antwoordde Frank, ’het is alleen maar een oud horloge dat we al een tijd zochten. Waar heeft u het vandaan?’
’Dat zal ik eens nakijken,’ antwoordde de man, terwijl hij in een oud register bladerde. ’Laat eens zien.’
De transacties van iedere dag werden steeds op een nieuw blad ingeschreven. De pandjesbaas sloeg blad na blad terug, tot hij bij de datum kwam, waarop de zwarte auto bij Langzame Mo was achtergelaten. ’Hier heb ik het,’ zei hij. ’Dit horloge werd beleend door Annie Smith, Grove Terrace 66.’
’Zag ze eruit als een Indiaanse?’ vroeg Joe.
’Nee, dat vind ik niet,’ antwoordde de man, terwijl hij zijn wenkbrauwen fronste. ’Dat horloge is toch niet... eh... gestolen, is het wel?’
Frank zei dat hij dacht van niet. En toen, nadat hij de man bedankt had voor zijn moeite, verliet hij snel met Joe de winkel.
’Laten we vlug naar Grove Terrace 66 gaan!’ zei Frank, ’Ik wil die Annie Smith wel eens spreken.’
’Als je haar gezien hebt misschien niet meer,’ grapte Joe, terwijl hij achter het stuur plaats nam en naar Grove Terrace, in een van de buitenwijken van Bayport, reed.
’Het is een vrij deftige buurt,’ zei Frank. ’Je zou niet zeggen dat daar iemand woonde die arm is.’
’Dat kun je nooit weten,’ merkte Joe op. 'Misschien is Annie Smith wel ergens in de huishouding.’
Even later reed hij van de hoofdstraat een smalle straat in met het bordje Grove Terrace. Frank keek naar de even nummers aan de linkerkant, terwijl ze langzaam de straat door reden.
’Daar is nummer 50, zei Frank. ’En daar 62,’ zei hij even later. Plotseling riep hij uit: ’Joe, er is helemaal geen nummer 66!’
De plaats waar nummer 66 had moeten zijn was helemaal onbebouwd. ’Dus dat adres was verzonnen,’ zei Frank.
Joe draaide de auto en reed terug naar de winkelwijk.
’Ik ga weer terug naar dat pandjeshuis om die kerel nog eens wat meer te vragen,’ zei hij.
’Maar nu niet,’ zei Frank toen de wagen voor de winkel stilhield. ’Hij is dicht. Bovendien heeft tante Gertrude het avondeten al klaar en we kunnen haar beter niet laten wachten! We gaan morgen nog wel even terug.’
Joe kon de volgende ochtend bijna niet wachten tot hij klaar was met het ontbijt, zo’n haast had hij om op pad te gaan.
Een half uur later stopten de jongens voor het pandjeshuis. De eigenaar was heel verbaasd toen hij de jongens weer zag.
'Willen jullie nog een ander horloge zien?’ vroeg hij.
’Nee,’ zei Frank, ’Ik wil erachter zien te komen wie Annie Smith is.’
’Ik heb je haar adres gegeven,’ zei de pandjesbaas.
’Dat klopt niet,’ wierp Joe ertussen. ’Er bestaat niet eens een huis op nummer 66.’
’Daar kan ik niets aan doen,’ verdedigde de man zich.
’Dat weten we ook wel,’ antwoordde Frank beleefd. ’Maar we moeten die Annie Smith vinden. Misschien kunt u ons helpen door een beschrijving van haar te geven.’
’Wat is er aan de hand? Is ze jullie geld schuldig?’
’Nee,’ lachte Frank. ’We hebben een andere reden. Maar vertelt u nu eens, hoe zag die Annie Smith eruit?’
De man aarzelde een ogenblik. Toen zei hij:
’Nou, die Annie is nogal ...eh... een eigenaardig type.’
’Bedoelt u dat ze een beetje vreemd is?’ vroeg Joe.
’Ja, vreemd, zo zou je het wel kunnen noemen. Ze komt af en toe hier om iets te belenen.’
Plotseling greep de man Frank bij zijn arm. ’Hé, kijk eens!’ riep hij uit. ’Daar gaat ze.’
Frank en Joe draaiden zich bliksemsnel om en zagen nog net een glimp van een vrouw, die langs het groezelige raam liep. Toen de jongens naar buiten renden, was ze nog maar een paar passen verder de straat in. Ze haalden haar in en Frank zei een beetje verlegen:
'Neemt u me niet kwalijk, juffrouw Smith. We wilden u iets vragen.’
De vrouw, geschrokken door de plotselinge nadering van de jongens, keek hem met verwilderde ogen aan. Haar gezicht was niet jong en toch ook niet oud. Ze droeg een slordige jurk en haar haar hing in pieken.
’Het spijt ons dat we u hebben laten schrikken,’ verontschuldigde Joe zich.
’Wat willen jullie?’ vroeg ze.
’We zouden graag willen weten hoe u aan dat polshorloge gekomen bent, dat u een paar maanden geleden bij Maxby heeft beleend,’ zei Frank.
’Ik? Ik heb helemaal geen horloge beleend,’ antwoordde de vrouw. ’En bovendien, wat hebben jullie daarmee te maken?’
’Dus u heeft wel een horloge beleend?’ vroeg Joe.
’Nee.’
’In het register staat dat u het wel heeft gedaan,’ zei Frank rustig. ’U kunt ons maar beter de waarheid vertellen.’
’Ik vertel niemand niks,’ zei de vrouw koppig. ’En schiet nou maar op en val me niet lastig.’
Toen Annie Smith aanstalten maakte weg te lopen, zei Frank:
’Nou, als u het ons niet wil vertellen, heeft Fenton Hardy u misschien wel het een en ander te vragen.’
Die woorden hadden een magische uitwerking.
’Fenton Hardy!’ herhaalde Annie Smith. ’O, nee, alsjeblieft niet. Ik wil niks met detectives te maken hebben!’ Toen voegde ze er zenuwachtig aan toe: ’Ik zal jullie wel vertellen hoe ik aan dat horloge gekomen ben. Ik heb het gevonden.’
’Waar?’ vroeg Joe.
’Vlak voor de sigarenzaak van Al.’
Met die woorden draaide Annie zich pardoes om en ze liep haastig de straat uit.
’Wat denk jij ervan?’ vroeg Joe.
’Ik heb zo’n idee dat ze de waarheid vertelt,’ zei Frank.
’Maar ze kan toch ook wel iets te maken hebben met die bende van de verbogen pijl,’ opperde Joe. ’Zag je niet hoe ze schrok toen ze de naam van vader hoorde?’
’Ik heb een idee,’ zei Frank. ’Laten we eens naar het politiebureau rijden om naar haar te informeren.’
Korte tijd later liepen de jongens de kamer van commissaris Collig in.
’Zo, jongens,’ zei de commissaris, ’wat kan ik dit keer voor jullie doen? Is er weer een beroving te melden?’
’We zouden graag iets meer willen weten van Annie Smith,’ zei Frank.
’Dat is heel eenvoudig,’ antwoordde de commissaris. ’Er is niets aan de hand met Annie, behalve dan dat ze graag rondzwerft.’
'Is ze lid van een of andere bende?’ vroeg Joe.
’Nee hoor,’ zei de commissaris, ’Annie is niets meer dan een ongevaarlijke zwerfster. Ze beleent graag dingen die ze op straat vind. Ze heeft eens een halsketting gevonden en een behoorlijke beloning ontvangen, toen ze het sieraad inleverde. Ze is heel onschuldig.’
’Nou, daarmee heeft Annie haar bewijs van goed gedrag wel gekregen,’ zei Joe, toen de jongens het politiebureau uitliepen.
’Maar ze heeft ons toch geholpen met onze zaak,’ merkte Frank op.
’Dat is zo,’ gaf Joe toe. ’Aangezien ze het horloge beleend heeft op dezelfde dag dat de geheimzinnige wagen bij Langzame Mo werd achtergelaten, had de eigenaar kennelijk iets te doen in Bayport.’
"Misschien wel in de sigarenzaak van Al,’ zei Frank. ’Een paar van de slachtoffers van de overvallen zeiden dat de mannen, die hen aangesproken hadden, om vuur hadden gevraagd. Misschien deden ze hun inkopen wel bij Al.’
’Al zou zelfs wel eens iets met die bende te maken kunnen hebben,’ opperde Joe.
'Misschien heeft hij ook zo’n horloge met een verbogen pijl erop!’ voegde Frank eraan toe. ’Het is in ieder geval de moeite waard dat eens te onderzoeken.’
De jongens gingen naar het onaanzienlijke winkeltje in de havenwijk van Bayport. Voor de winkel stonden een paar onguur uitziende individuen.
’Nou wordt het gevaarlijk,’ grinnikte Joe.
Toen de jongens in de schemerige winkel stonden, zei Frank tegen de man achter de toonbank:
’Heeft u repen chocola?’
De man snoof eens en zei:
’Repen chocola? Het is hier géén snoepwinkel. Dit is een behoorlijke sigarenzaak.'
’Ik maakte maar een grapje,’ zei Frank. 'Bent u Al?'
’Jawel.’
'Geef me dan maar een pakje sigaretten.’
Al keek de jongens achterdochtig aan.
'Zeg, wat doen jullie hier eigenlijk?’ vroeg hij ruw. 'Ik mag geen tabaksartikelen aan minderjarigen verkopen, dat weten jullie best.’
’Heeft u de tijd?’ vroeg Frank plotseling, terwijl hij over de toonbank leunde om naar het polshorloge van de man te kijken.
Al stak hulpvaardig zijn hand uit. Er zat een gewone wijzerplaat op het horloge, zonder enige versiering. Er stond geen pijl op gegraveerd.
’Als je kunt klokkijken,’ zei Al sarcastisch, ’dan zie je dat het tien uur is. En dat is hoog tijd voor brutale knulletjes om te maken dat ze weg komen.’ Toen voegde hij er dreigend aan toe: ’En smeer hem nou!’ Frank en Joe verlieten de zaak, liepen naar de plek waar hun auto stond en reden naar huis.
’Ik mag die vent niet,’ zei Joe.
’We moesten hem in ieder geval maar in de gaten houden,’ gaf Frank toe.
Teleurgesteld dat ze nu nog niets opgeschoten waren, besloten de jongens naar hun vader te gaan om de zaak nog eens met hem te bespreken Frank zette de wagen voor hun huis neer. Ze sprongen eruit en gingen door de voordeur naar binnen.
’Ik hoop dat vader er is,’ zei Joe en hij liep automatisch naar het telefoontafeltje, waar de Hardy’s altijd een berichtje achterlieten voor de andere leden van het gezin.
’Hé, wat is dat?’ riep hij uit. ’Dat is het handschrift van moeder!’
’Ze is zeker terug van haar reis,’ zei Frank. ’Wat schrijft ze?’
De jongens keken naar het blocnotevelletje en hapten verschrikt naar adem.
Er stond een haastig geschreven boodschap:
'Vader in het Bayport Ziekenhuis. Neergeschoten. Kom direct.’