De wilde honden
In een ander deel van het bos zat Joe onder een dennenboom. Pye hurkte naast hem.
’Ik maak me zorgen over Frank en Chet,’ zei Joe met diepe rimpels in zijn voorhoofd.
'Misschien verdwaald,’ bromde Pye. ’Geen spoor in bos.’
’En Terry?’ ging Joe verder. ’Waar is die heen?’
Toen Frank en Chet de vorige avond niet op de afgesproken plaats waren verschenen, waren Joe, Pye en Terry naar hen op zoek gegaan. En toen was Terry plotseling uit het gezicht verdwenen. Ze hadden geen spoor van de zingende cowboy kunnen vinden.
’Ik vraag me af,’ zei Joe voorzichtig, toen hem plotseling een verschrikkelijke mogelijkheid door het hoofd schoot, ’of Terry op dezelfde wijze is verdwenen als de andere cowboys van Crowhead!’
'Misschien gepakt door slechte mannen,’ antwoordde Pye. ’Terry goede vriend. Mij niet geloven hij uit zichzelf zijn weggegaan.’
'Laten we maar teruggaan naar de paarden van Frank en Chet,’ zei Joe, terwijl hij opstond.
'Misschien wachten de jongens daar wel op ons.’
Ze stegen op en reden naar de plek waar de paarden van de twee jongens vastgebonden waren. Maar Frank en Chet waren nog steeds niet teruggekeerd.
Joe steeg af. Hij schreef haastig een briefje aan zijn broer dat ze weer op dezelfde plek zouden terugkomen en klemde het stukje papier toen aan een kant onder het zadel van Frank’s paard. Toen gingen hij en Pye weer verder op zoek.
Toen ze een eindje gereden hadden, werd het bos wat minder dicht en ten slotte kwamen ze bij een geheel onbegroeide open plek aan de voet van een steile rotswand.
Voor de ogen van de verschrikte jongen en de Indiaan voltrok zich een gruwelijk schouwspel. Van de top van de rotswand stortte een lam, dat kennelijk op de vlucht was voor een of ander wild dier, naar beneden.
Het diertje kwam vlak voor hen op de grond terecht. Het was dood. Het paard van Joe steigerde.
’Geen wilde schapen hier in de buurt,’ zei Pye. ’Mannen hier. Gaan zoeken.’
Hij steeg af, nam het lam op en legde het over zijn zadel. Joe vroeg hem waarom hij dit deed.
'Misschien nog nodig,’ zei de Indiaan zonder verdere uitleg. Terwijl hij opsteeg, vervolgde hij: 'Gaan tussen bomen rijden. Daar geen geluid maken.’
Pye en Joe gingen het bos weer in en behoedzaam rijdend zochten ze in de dichte begroeiing sporen van Frank en Chet. Plotseling hield Joe zijn paard in.
’Ik zag voor ons iets bewegen,’ zei hij.
’Gaan verder te voet,’ stelde Pye voor.
Ze stegen af, maakten hun paarden vast en gingen te voet verder. Even later hoorden ze het geluid van een hese stem. Ze tuurden langs een bosje kreupelhout en zagen een man op een paard zitten. Joe, die niet meer dan een goede tien meter van de man af stond, herkende hem onmiddellijk. Het was de grote kerel, die hij bij de garage van Langzame Mo achterna gezeten had!
En voor hem, naar de ruiter opkijkend, stond Pete, een van de vermiste cowboys van Crowhead! De man op het paard ging vreselijk tegen hem tekeer.
’Je bent uit eigen vrije wil van Crowhead weggelopen,’ bulderde de ruiter. ’Maar je gaat niet uit vrije wil weer terug. Charlie Morgan laat zich door niemand, die voor hem werkt, ongestraft voor de gek houden!’
’Pijlen-Charlie!’ fluisterde Joe tegen Pye.
’Ik zal heus niks vertellen,’ pleitte Pete. ’Ik wil alleen maar weer gewoon mijn werk als cowboy doen.’
’Je weet wat we afgesproken hebben,’ schreeuwde Morgan, ’Ik geef je nog één kans om van gedachten te veranderen.’
’Hoor nou eens, Charlie,’ zei Pete, ’wat denk je dat er met me gebeurt als de sheriff me te pakken krijgt?’
’Maak jij je nou maar geen zorgen over een sheriff en niet over de stadspolitie ook,’ meesmuilde Charlie. ’Dat zijn een stel sufferds. Fenton Hardy heeft ook al geprobeerd erachter te komen wat ik uitvoer.’ De schurk lachte bulderend. ’Een van zijn zoons en die dikke knul zitten op het ogenblik bij mij gevangen!’
Pete leunde tegen een boom.
’Je neemt heel wat risico, Charlie,’ zei hij. ’De vader van Frank en Joe...'
’Die stille?’ riep Charlie uit. ’Fenton Hardy is onderweg naar Crowhead, maar hij zal er nooit komen. Mijn piloot neemt hem ook gevangen, daar heb ik voor gezorgd.’ Morgan keek minachtend omlaag naar Pete. ’Nou, weet je al wat je wil?’
'Natuurlijk,’ antwoordde Pete. ’Ik ga terug naar Crowhead. Je hebt beloofd dat je me niet neer zou schieten.’
’Ja, dat heb ik, jakhals dat je bent,’ siste Morgan. ’Maar probeer jij maar eens terug te gaan naar Crowhead. Dan zul je eens kennis maken met mijn honden.’
Charlie gaf een ruk aan de teugels. Zijn paard steigerde, keerde en galoppeerde verder het bos in.
Toen het geluid van de hoefslagen in de verte wegstierf, renden Joe en Pye naar Pete.
De mond van de cowboy viel open van verbazing.
’Pye!’ riep hij uit. ’Hoe kom jij hier?’
’Dat zullen we je later wel vertellen,’ kwam Joe tussenbeide, terwijl hij Pete naar de plek bracht waar ze hun paarden verborgen hadden.
Toen galoppeerden Pye en Joe in de richting van Crowhead. Toen het drietal de grenslijn van de ranch naderde, hoorden ze plotseling een gehuil.
’Wat is dat?’ riep Joe uit.
’Dat zijn de honden van Charlie!’ antwoordde Pete verschrikt.
'Zijn nu wild!’ schreeuwde Pye. 'Gevaarlijk! Verscheuren ons!’
’Ze halen ons in!’ riep Joe.
Het gehuil van de honden klonk harder. Joe keek om en zag dat de honden al vlak bij waren.
’We kunnen die verscheurende dieren niet voor blijven!’ kermde Pete.