ZES
Vlak voor Davids terugkeer naar Jeruzalem dreigde een andere opstandeling het land in verschillende partijen te verscheuren. De Benjaminiet Seba riep de mannen van Israël namelijk op om ten strijde te trekken tegen David. Zijn oproep om de wapens op te nemen, wakkerde de verdeeldheid aan die smeulde tussen de tien stammen van Israël en Davids eigen stam, Juda. Alleen de mannen van Juda bleven aan de kant van de koning staan.
David gaf Amasa de opdracht om het leger bijeen te roepen, maar Joab vermoordde hem en nam het bevel van Davids leger opnieuw op zich. Hij ging de mannen voor in de strijd tegen Seba. Toen ze de opstandeling bij Abel-Bet-Maäka gevonden hadden, belegerde Joab de stad, totdat een vrouw de oudsten bijeenriep en hen ervan overtuigde Seba over de muur te gooien. Daarmee wilden ze voorkomen dat Joab de stad zou aanvallen.
Jaren later trokken de Filistijnen op tegen Israël en voerde David opnieuw het volk aan in de strijd. Hij was oud en moe en de mannen protesteerden. ‘U moet niet meer met ons ten strijde trekken! Waarom zouden wij het risico lopen om de lamp van Israël uit te blussen!’
David gaf gehoor aan hun smeekbede en zijn mannen trokken zonder hem ten strijde. In de oorlog die daarop volgde, versloegen zijn machtige mannen de broers van Goliat, waarmee ze de laatste afstammelingen van de reus hadden weggevaagd.
Zelfs toen David lofpsalmen voor de Heer schreef, voor zijn sterke vesting en zijn machtige burcht, zondigde hij tegen de Heer door een volkstelling onder zijn mannen te houden. Zijn trots en ambitie brachten hem ertoe het volk te tellen, zodat hij zich kon verheugen over de grootte en kracht van zijn leger – in plaats van te vertrouwen op Gods macht om hem de overwinning te geven ondanks hun aantal.
Toen David inzag dat hij had gezondigd, smeekte hij God om vergeving. De Heer gaf hem de keus: drie jaren hongersnood, drie maanden vluchten voor zijn vijanden of drie dagen pest. ‘Laat ons toch vallen in de handen van de Heer,’ zei David, ‘want Zijn genade is groot.’ Hij koos de pest.
Zeventigduizend mensen stierven omdat David zijn volk had geteld en zich had verheugd over hun aantal. Toen de Heer berouw kreeg en zei: ‘Stop! Zo is het genoeg!’ zag David Gods doodsengel zijn zwaard in de schede steken op de dorsvloer van de Jebusiet Arauna, en hij beefde van ontzag. David kocht Arauna’s dorsvloer en zijn ossen en bouwde daar een altaar. Hij bracht er brandoffers en vredesoffers voor de Heer, die de verwoesting van Israël een halt had toegeroepen.
* * *
Batseba zag dat haar geliefde man ouder begon te worden. Zijn haar was grijs en de rimpels in zijn nog steeds knappe gelaat werden steeds dieper. Zijn schouders hingen naar beneden, alsof het gewicht van Israël zwaar op hem drukte. Hij liep een stuk langzamer door de gangen van zijn paleis en bezocht zijn bijvrouwen nog maar zelden. Nog steeds kwamen zijn vrouwen met hun klachten bij hem. Zij drongen hun zonen net zolang aan hem op totdat David enkelen van hen belastte met wat taken.
Af en toe kwam David naar Batseba’s vertrekken en bleef hij een middag bij haar. ‘Eens was ik zo snel als een adelaar, maar nu zijn mijn benen zo zwaar als boomstammen en blijf ik stevig op de grond staan.’
Ze lachte naar hem, terwijl ze over zijn voeten wreef. ‘We worden allemaal ouder, mijn liefste.’ Toen hij huiverde, sloeg ze een deken om zijn schouders.
Hij nam haar hand en drukte er een kus op. ‘Ik vind je nog net zo mooi als toen je een jonge vrouw was.’
‘En u bent nog net zo aantrekkelijk als toen.’ Ze kwam overeind en kuste hem met de liefde van een echtpaar dat in de afgelopen jaren vele stormen had doorstaan. ‘U bibbert nog steeds.’
‘Het hete bloed van mijn jeugd is kil geworden.’
‘Ik heb u nog steeds even lief.’
‘Mijn dienaren hebben een manier bedacht om mij warm te houden.’
Ze lachte wrang. ‘Dat heb ik gehoord, ja.’ Ze hadden het land afgezocht naar de mooiste maagd die er maar was om bij hem te slapen. ‘Heeft u hen soms op dat idee gebracht, ouwe deugniet die u bent?’
‘Abisag is een lust voor het oog, maar dat is ook alles wat ik doe – kijken. De rest is niet meer aan mij besteed.’
‘Als ik u voor mezelf had kunnen houden, dan had ik dat gedaan.’
‘En als ik als jongeman verstandiger was geweest...’ Hij zuchtte. ‘Als, als...’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Ik kende de wet net zo goed als ieder ander. Ik durf wel te beweren dat we, ook al stond de wet in ons hart gegrift, toch niet in staat zouden zijn geweest om alle problemen te vermijden.’
‘U bent altijd een man naar Gods hart geweest.’
‘Ik ben van alle kanten omringd door fouten. Een echtbreker, een moordenaar, een –’
Ze legde haar vingers over zijn lippen. ‘God houdt van u omdat u telkens wanneer u besefte dat u had gezondigd berouw hebt getoond. U had oprecht verdriet. U heeft oprecht geprobeerd goed te doen. God weet dat u ook maar een mens bent, liefste van me.’
‘Een man die iedereen van wie hij houdt pijn heeft gedaan en die het leven heeft genomen van duizenden mensen.’ Hij schudde zijn hoofd, terwijl zijn ogen zich vulden met tranen. ‘Waarom heeft God het eigenlijk gedaan? Waarom heeft God van alle mannen in Israël uitgerekend mij gekozen om koning te zijn?’
Ze ging op haar knieën voor hem zitten en legde haar hoofd op zijn schoot. Ze lachte en sloot haar ogen, terwijl hij zijn vingers door haar haren haalde. ‘Omdat u de enige man bent die zichzelf deze vraag stelt.’
* * *
Batseba wist dat Chaggit haar zoon Adonia aanmoedigde om zijn rechten als troonopvolger op te eisen. Hij was namelijk vlak na Absalom geboren. Toen Adonia zich wagens en ruiters aanschafte en vijftig mannen bijeentrommelde om voor hem uit te lopen – toen hij zich voor heel Israël gedroeg alsof hij al koning was, net als Absalom jaren geleden gedaan had – werd ze bang. Kregen ze opnieuw een opstand?
David zei niets over wat Adonia deed en ook Batseba deed er het zwijgen toe. Maar ze had wel haar vragen en twijfels. Zou David zijn belofte om Salomo koning te maken, zijn vergeten?
Als Adonia koning werd, zouden zij en haar zonen sterven op de dag dat David zou komen te overlijden, want Adonia was net zo arrogant en aanmatigend als Absalom was geweest. Toen ze van haar zonen hoorde dat Adonia besprekingen had gehouden met Joab en de priester Abjatar en dat zij aan zijn zijde stonden, wist ze dat het niet lang meer zou duren, voordat hij zichzelf tot koning zou uitroepen en dat hij medestanders had die hem daarin zouden steunen.
Ze bracht haar angst voor de toekomst voor de Heer. Ze vastte en bad en wachtte op Zijn antwoord.
Adonia ging naar het offerfeest van schapen, runderen en gemest vee bij de bron Rogel. Hij nodigde al Davids zonen uit om met hem mee te gaan – allemaal behalve Salomo en zijn broers, de profeet Natan, de priester Benaja en de strijders die trouw aan de koning waren gebleven.
Batseba wist dat ze weer op het punt van oorlog stonden. Misschien was dit wel Gods laatste oordeel over haar en David voor alle zonden die ze hadden bedreven.
Natan kwam naar haar toe; zijn gezicht had grimmige uitdrukking en zijn ogen stonden fel in zijn verweerde gezicht. ‘Wist u dat Chaggits zoon, Adonia, zichzelf tot koning heeft uitgeroepen en dat onze heer David er niet eens weet van heeft?’
‘Ik heb gebeden.’
‘Als u uw eigen leven en het leven van uw zonen wilt redden, volg dan mijn raad op. Ga onmiddellijk naar koning David en zeg: ‘Mijn heer, u heeft toch beloofd dat mijn zoon Salomo de volgende koning zou zijn en op uw troon zou zitten? Waarom is Adonia nu dan koning geworden?’ En wanneer u dan met hem in gesprek bent, zal ik binnenkomen en alles bevestigen wat u hebt gezegd.’
‘Dat zal ik doen,’ zei ze bevend om wat er zou kunnen gebeuren als David zijn belofte was vergeten. Zou hij soms denken dat ze net als alle andere vrouwen in zijn leven was, dat ze vocht om de macht voor haar zonen? Ze had echter geen andere keus. Wanneer de macht in verkeerde handen zou vallen, zou dat betekenen dat haar hele gezin zou omkomen.
Ze bad koortsachtig, terwijl ze zich door de gangen haastte naar de vertrekken van de koning. ‘Ik moet de koning spreken over iets dat zeer belangrijk is,’ zei ze tegen de wachter. Hij boog zijn hoofd voor haar en ging de koning toestemming vragen. Al snel keerde hij terug en deed de deur voor haar open.
Toen Batseba het vertrek binnenging, zag ze het prachtige Sunamitische meisje, Abisag, de koning zijn ochtendmaal opdienen. Het meisje keek op, waarna er een lieve lach op haar mooie gezichtje verscheen. Respectvol boog ze haar hoofd bij wijze van begroeting. Batseba had haar vanaf de eerste ontmoeting gemogen. Voordat Abisag naar Jeruzalem was gehaald om de koning te dienen, was ze de hoedster van haar vaders kudde geweest. De lieve, jonge Sunamitische had veel met de oude koning gemeen, met name haar geloof.
Batseba ging op haar knieën en boog haar aangezicht naar de grond voor haar man, de koning.
David kwam omhoog. ‘Wat kan ik voor je doen, Batseba?’
Haar hart ging tekeer, terwijl ze bad, O, Heer, als David maar niet zo over mij denkt als hij denkt over de anderen. Ze hief haar hoofd op en zei bevend: ‘Mijn heer, u heeft mij gezworen bij de Heer uw God dat mijn zoon Salomo de volgende koning zou zijn en op uw troon zou zitten. Maar in plaats daarvan is Adonia nu de nieuwe koning geworden, en u heeft daar geen eens weet van. Hij heeft vele runderen, gemest vee en schapen geofferd, en hij heeft al uw zonen en de priester Abjatar en Joab, de aanvoerder van uw leger, uitgenodigd.’
David ging rechtop zitten, zijn ogen schoten plotseling vuur.
‘Maar hij heeft uw dienstknecht Salomo niet uitgenodigd. En nu, mijn heer de koning, nu wacht heel Israël op uw beslissing wie koning na u zal worden. Als u nu geen actie onderneemt, zullen mijn zoon Salomo en ik meteen na uw dood als misdadigers worden behandeld.’
‘Mijn heer de koning,’ zei de wachter vanuit de deuropening, ‘De profeet Natan is hier om u te spreken. Hij zei dat het ging om een zaak van groot belang.’
‘Laat hem binnenkomen!’ zei David moeizaam ademhalend, met een gezicht dat rood aangelopen was van spanning. Ongeduldig wuifde hij Abisag weg. ‘Ga Batseba. Laat ons alleen!’
Ze probeerde haar emoties de baas te worden en haastte zich de kamer uit. Terwijl ze buiten wachtte, liep ze heen en weer en bad. O, Heer van genade, laat hem toch acht slaan op wat Uw profeet zegt. Ze balde haar vuisten en bleef met gesloten ogen staan. O, God, zorg er toch voor dat David zich zijn belofte herinnert. Ik weet dat ik onwaardig ben. Ik weet dat ik onwaardig ben, maar red alstublieft mijn zonen. Zet Uw dienstknecht Salomo op de troon.
‘Roep Batseba!’ bulderde David, en haar hart stond stil. Terwijl ze zich naar de deur repte, begon het snel en hard te hameren.
De wachter opende de deur voor haar. ‘Hier ben ik, mijn heer de koning.’
David stond. ‘Zo waar de Heer leeft, die mij heeft gered uit alle gevaren, verklaar ik vandaag dat uw zoon Salomo de volgende koning zal zijn en op mijn troon zal zitten.’
Batseba liet zich op haar knieën vallen en boog naar de grond. Ze huilde, terwijl ze haar hart liet spreken. ‘Moge mijn heer, koning David voor eeuwig leven!’
David liet de priester Sadok, Benaja en de profeet Natan halen en gaf hen een aantal opdrachten. ‘Neem Salomo en mijn dienaren mee naar Gichon. Salomo moet op mijn persoonlijke muildier rijden. De priester Sadok en de profeet Natan moeten hem daar tot koning over Israël zalven. Blaas daarna op de bazuinen en roep, ‘Lang leve koning Salomo!’ Wanneer jullie hem hier terugbrengen, moet hij op mijn troon gaan zitten. Hij zal mij als koning opvolgen, want ik heb hem aangesteld tot koning over Israël en Juda.’
‘Amen!’ zeiden de priesters. Ze keken elkaar met bezielde ogen aan.
De oude leeuw was eindelijk wakker geworden.
* * *
Batseba’s hart klopte in haar keel, toen ze met de andere leden van Davids huishouding toekeek hoe Sadok de hoorn olie uit de gewijde tent nam om daarmee Salomo tot koning te zalven. David keek lachend toe, terwijl twee mannen hem steunden. Ook Abisag stond vlak bij hem.
Toen Natan zich omdraaide, zette David zijn kroon af om die te overhandigen. ‘Geef deze kroon aan Batseba.’
De ogen van de oude profeet lichtten op. Toen hij haar de kroon overhandigde, vulden haar ogen zich met tranen, omdat ze ten overstaande van zijn mensen zoveel eerbewijs kreeg. David lachte en boog zijn hoofd richting haar. Ze lachte terug, draaide zich en om en zette de kroon op het hoofd van haar zoon.
De mensen schreeuwden vol vreugde, ‘Lang leve koning Salomo!’ Steeds weer riepen ze hun zegenbedes. Sommigen bespeelden de fluit. Duizenden mensen dansten in de straat en zongen, en maakten zo’n lawaai dat de aarde beefde van hun feestgedruis.
Batseba lachte en huilde tegelijk, haar hart was zo vol dat ze dacht dat het zou barsten. Ze keek van David naar haar zoon. De zalfolie druppelde van Salomo’s hoofd in zijn baard. ‘Geliefde van de Heer!’ Wie had ooit gedacht dat haar zoon koning over Israël zou worden! O, Here God van Israël, genadige verlosser, die mijn ziel verheft, zie toch wat U voor mij hebt gedaan! Zie toch wat U hebt gedaan! Ze drukte haar handen tegen haar hart en maakte een diepe buiging.
Toen Salomo op zijn koninklijke troon zat, boog David voor hem, de uitputting nabij. ‘Gezegend zij de Heer, de God van Israël, die vandaag iemand gekozen heeft om op mijn troon te zitten, terwijl ik dit nog mag meemaken.
Een boodschapper kwam David het bericht brengen dat Adonia’s gasten waren gevlucht, toen ze hoorden dat de mensen Salomo’s huldiging tot koning vierden. Uit angst voor hun leven, riepen ze om het hardst om Salomo de lof toe te zingen en voor hem neer te buigen. David stond op. Toen Batseba ook opstond, schudde hij zijn hoofd. ‘Geniet van deze dag, mijn liefste. Zie wat God heeft gedaan.’ Twee mannelijke bedienden, gevolgd door Abisag, hielpen hem de kamer uit.
Opnieuw kwam er een boodschapper die zichzelf voor Salomo op de grond wierp. ‘Mijn heer de koning!’
‘Sta op en deel me je boodschap mee.’
‘Adonia is bang voor u en is naar de gewijde tent gevlucht om zichzelf te beschermen. Hij heeft gezegd: “Laat Salomo vandaag zweren dat hij mij niet zal doden.”’
Toen Batseba Salomo’s ogen donker zag worden en zijn handen de armleuningen van de troon omklemden, hield ze haar adem in. ‘Als hij zich betrouwbaar gedraagt, zal ik hem geen kwaad doen. Maar als hij dat niet doet, zal hij sterven.’ Ze haalde opgelucht adem, toen haar zoon wachters stuurde om zijn broer te halen en hem naar de troonkamer te brengen.
De oudere broer boog voor haar zoon, maar wierp zichzelf niet op de grond zoals anderen voor hem wel hadden gedaan. Hij boog wel zijn hoofd, maar niet zijn rug. Haar zoon keek Adonia onderzoekend aan. ‘Ga naar huis, Adonia. Ga naar huis en denk aan mijn waarschuwing.’
Het werd erg stil, toen Adonia zich omdraaide en de troonkamer uit liep. Batseba wist dat er problemen te verwachten waren als de broers er niet in zouden slagen de vrede tussen hen te bewaren.
* * *
Terwijl Salomo de verantwoordelijkheden van het koningschap overnam, ging Davids gezondheid verder achteruit. Batseba ging elke ochtend naar hem toe, maar Abisag was degene die voortdurend bij hem was en ervoor zorgde dat hij alles kreeg wat hij nodig had.
Batseba’s hart deed pijn, toen ze de man die ze zo liefhad, zag wegglijden. Ze wist dat het einde nabij was, toen hij Salomo ontbood te komen. De koning had zijn broers Sobab, Sammua en Natan meegenomen.
Salomo boog voor zijn vader. David legde zijn hand op zijn zoons hoofd. ‘Mijn zoon,’ zei hij moeizaam, met tranen in zijn ogen. ‘Zet je neer en laten we praten zoals we dat gewend waren te doen.’ Hij glimlachte naar de vier mannen die om hem heen stonden.
Hij strekte zich uit en nam Batseba’s hand. ‘Ik sta op het punt de weg van iedereen op aarde te gaan.’
Salomo en zijn broers begonnen te huilen.
‘Houd moed,’ zei David en richtte zich tot Salomo, ‘en wees een man. Neem je plicht jegens de Here, je God, in acht: wandel op Zijn wegen en onderhoud Zijn inzettingen, geboden, verordeningen en getuigenissen, zoals geschreven staat in de wet van Mozes, opdat je voorspoed zult vinden in alles wat je doet en waar je maar gaat. Als je dat doet, zal de Heer zich houden aan de belofte die Hij aan mij heeft gedaan: “Als uw zonen leven zoals zij dat zouden moeten doen en Mij trouw volgen met heel hun hart en heel hun ziel, dan zal een van hen altijd op de troon van Israël zitten.”’
Batseba deed haar ogen dicht, haar keel werd dichtgeknepen van verdriet door de toenemende zwakte in Davids stem. Ze raakte hem kwijt. Na al die jaren zou hij haar gaan verlaten.
David trok zijn hand uit de hare en schoof onrustig op zijn bank heen en weer. ‘Er is nog iets. Je weet wel dat Joab, de zoon van Seruja, mijn twee legeroversten heeft vermoord, Abner, de zoon van Ner, en Amasa, de zoon van Jeter. Hij deed net alsof het een oorlogsdaad was, maar in werkelijkheid was het toen vrede. Hij heeft zijn gordel en zijn sandalen besmeurd met oorlogsbloed. Doe met hem wat je het beste lijkt, maar zorg ervoor dat hij niet in vrede sterft!’
‘Ja, vader.’
‘Wees goed voor de zonen van Barzillai…’ ‘Ja, vader.’
‘En denk aan Simi, de zoon van Gera, de Benjaminiet uit Bachurim. Hij heeft mij met een vreselijke vloek vervloekt, toen ik naar Machanaïm vluchtte. Toen hij naar mij toekwam bij de Jordaan, heb ik bij de Here gezworen dat ik hem niet zou doden. Maar die eed maakt hem nog niet onschuldig. Jij bent een wijs man, en weet wel hoe je een bloedige dood voor hem moet regelen.’
Batseba huiverde, maar zei niets toen David zich zwaar ademend liet terugzakken. Hij draaide zich om en keek haar aan. De pijn stond in zijn gelaat gegrift. ‘Ach, mijn liefste,’ zei hij zachtjes. Zijn adem ontsnapte in een langgerekte, diepe zucht vol vrede, waarna zijn lichaam ontspande.
Batseba wiegde heen en weer, haar verdriet was zo groot dat haar tranen uitgroeiden tot een hete steen in haar borst. Toen Abisag vooroverboog en zachtjes haar hand op Davids gezicht legde om zijn ogen te sluiten, scheurde ze haar klederen en drukte ze haar handen op haar borst. Ze had het gevoel dat haar hart was weggerukt. ‘David! Daaaa… vid!’
Haar zonen gingen als schildwachten om haar heen staan. En de hand van koning Salomo rustte zachtjes op haar schouder.
* * *
David werd met groot ceremonieel begraven in de stad die naar hem was vernoemd. Terwijl de mensen om hem rouwden, bad Batseba dat ze hem zouden herinneren om de goede dingen die hij voor hen had gedaan en de liefde die hij voor God had gehad in plaats van om de misstappen die hij had begaan.
Salomo voelde zich op de troon uitstekend op zijn plaats, dankzij het feit dat Natan en de priesters hem hadden geleerd hoe hij leiding moest geven. Maar zijn troon was nog steeds niet veilig. Vijanden waren bezig zich te verzamelen.
Op een middag kwam Adonia bij haar. ‘Mijn moeder laat u groeten,’ zei hij, terwijl hij voor de eerste keer dat zij zich kon heugen een buiging voor haar maakte.
Chaggith had altijd net zoveel ambities voor haar zonen gehad als Maäka. ‘Bent u gekomen om onrust te stoken?’ Zou ze hem herinneren aan de waarschuwing die Salomo hem voor zijn eigen bestwil had gegeven of zou ze hem beter kunnen laten vertellen wat er in zijn hoofd omging?
‘Nee,’ haastte hij zich te zeggen. ‘Ik kom in vrede. Ik kom u eigenlijk om een gunst vragen.’
Een gunst? Ze hield haar hoofd iets schuin. ‘Waar gaat het om?’ zei ze bedachtzaam.
‘Zoals u weet, kwam het koningschap mij toe.’
Ze verstijfde en haar hart begon te bonzen. Vond hij het nodig haar eraan te herinneren dat hij de volgende in lijn was na Absalom? Of verwees hij naar zijn opstand? Hij was erin geslaagd de steun te verwerven van een aantal machtige mannen in het koninkrijk, mannen die hem hadden aangemoedigd zichzelf tot koning uit te roepen. Ze hadden zich allemaal vergist, toen ze dachten dat David te oud en te ziek was om er acht op te slaan. En ze hadden gedacht dat de koning, ook al zou hij erachter komen, toch niet genoeg kracht meer had om de opstand tegen te houden.
Adonia spreidde zijn handen uit alsof hij haar wilde laten zien dat hij geen wapens bij zich droeg. ‘Iedereen verwachtte dat ik de volgende koning zou zijn. Maar de rollen werden omgedraaid en alles ging naar mijn broer; want dat was de wil van de Heer.’
Ze keek hem onderzoekend aan om te zien of hij dit oprecht meende, maar hij leek Davids wensen te respecteren. De Heer wilde dit. De Heer had Salomo gekozen om te heersen – Salomo, haar zoon. Ik ben nog steeds verbaasd, Heer, verbaasd dat U de zoon van een overspelige vrouw hebt gekozen...
‘Dus,’ zei Adonia, waardoor hij de aandacht weer op zich vestigde, ‘kom ik u om een gunst vragen. Wijs mij alstublieft niet af.’
‘Wat is het dat u wilt?’
Hij kwam dichterbij en ging op een knie zitten, met gespannen gezicht en donkere ogen. ‘Spreek namens mij tot koning Salomo, want ik weet dat hij al uw verzoeken zal inwilligen. Vraag hem om mij Abisag, de Sunamitische, tot vrouw te geven.’
Abisag! Ze keek hem eens goed aan en dacht dat de emoties die ze in zijn gezicht zag vast en zeker betekenden dat hij haar zeer liefhad. Ze kon de intensiteit van zijn gevoelens voelen en zag de hongerige blik in zijn ogen.
O, Heer, is dit dan de manier om vrede te krijgen tussen de broers? Als Salomo Abisag aan zijn broer geeft, zullen die twee dan vrede sluiten? Zal dit lieve meisje in staat zijn het hart van deze man te vermurwen? O, laat dit toch zo zijn!
‘Goed,’ zei ze langzaam en ze zag hoe zijn ogen begonnen te gloeien. ‘Ik zal voor u tot de koning spreken.’
Adonia zei verder niets meer, maar toen hij omhoogkwam, krulden zijn lippen zich in een vreemd triomfantelijk lachje.
* * *
Batseba trok haar mooiste kleren aan, voordat ze naar haar zoon, de koning, toeging. Ze wachtte, terwijl hem werd verteld dat ze had verzocht om hem te spreken. Toen ze naar binnen mocht, stond Salomo op van zijn troon en kwam naar haar toe. Ze bloosde, toen hij voor haar boog en het hele hof toekeek. Lachend nam hij haar hand en leidde haar de treden op. ‘Haal nog een troon voor mijn moeder,’ beval hij.
‘U bewijst mij veel te veel eer, mijn zoon,’ fluisterde ze toen er een tweede troon vlak naast die van hem werd geplaatst.
‘Het volk moet zien dat ik u respecteer.’ Hij glimlachte toen hij als eerste ging zitten. ‘Zegt de wet niet, “Eer uw vader en uw moeder”?’
De tongen zouden altijd in beweging blijven over wat zij had gedaan, en zij zou hem niet kunnen beschermen tegen de vooroordelen tegen haar. Waren haar zonen in de afgelopen jaren niet beschimpt en uitgesloten? Misschien was het beter als zij in afzondering ging wonen. Als ze uit het zicht was verdwenen, zou ze misschien worden vergeten, en zouden de vlekken van haar zonde niet afgeven op Salomo’s regering. ‘Ik koester geen wrok, mijn zoon.’
‘Ik ook niet, moeder.’ Zijn ogen blonken. ‘Maar grenzen moeten duidelijk vastgesteld worden. Mijn vader had u lief en behandelde u als koningin, en zo zult u door iedereen behandeld worden.’ Hij liet zijn adem ontsnappen en lachte weer. ‘Vertel me nu wat er aan de hand is, want ik weet dat u hier niet zonder reden bent gekomen.’
Ze legde haar hand op de zijne. ‘Ik heb een klein verzoek aan u.’ Ze hoopte maar dat het vrede tussen hem en zijn broer en daarnaast ook vriendschappelijker gevoelens tussen haar en de andere weduwen van David zou bewerkstelligen. ‘Ik hoop dat u me niet zult afwijzen.’
‘Wat is het, moeder? U weet dat ik u niets zal weigeren.’
Ze ontspande zich. ‘Laat dan uw broer Adonia trouwen met Abisag, de Sunamitische.’
Haar woorden werden gevolgd door stilte en Salomo’s gezicht kreeg zo’n verschrikte uitdrukking dat haar hart ophield te slaan. Toen hij zijn hand onder de hare vandaan trok, haalde ze verschrikte adem, verward als ze was door zijn groeiende toorn.
‘Hoe kunt u mij in vredesnaam vragen om Abisag aan Adonia te geven?’ Zijn stem klonk laag en fel. ‘U had me net zo goed kunnen vragen om hem het koningschap te geven! U weet toch dat hij mijn oudere broer is en de priester Abjatar en Joab, de zoon van Seruja, achter zich heeft staan. Als hij een van mijn vaders bijvrouwen opeist als vrouw, komt dat neer op het opeisen van het koningschap!’ Hij sprong op van zijn troon. ‘Adonia heeft met dit verzoek zijn lot bezegeld. Mocht dit niet zo zijn, laat God mij dan doodslaan!’
O, nee! O, God, wat ik heb nu toch gedaan?
‘De Heer heeft mij aangesteld en op de troon van mijn vader David geplaatst.’ Salomo sprak hardop, zodat ieder het kon horen. ‘Hij heeft mijn huis gemaakt zoals Hij dat heeft beloofd. Zo waar de Heer leeft, Adonia zal deze dag nog sterven!’
Batseba begon zachtjes te huilen. Ze strekte haar hand uit naar Salomo om hem te beletten nog verder te praten, maar hij negeerde haar en riep om Benaja, zijn meest betrouwbare dienstknecht. ‘Ga onmiddellijk heen en dood Adonia.’
‘Ja, mijn heer de koning!’ Benaja trok zijn zwaard en beende de kamer uit.
Batseba legde haar handen in haar schoot en boog haar hoofd, toen Salomo een van zijn andere dienaren riep en hem opdroeg de priester Abjatar direct bij hem te brengen. Toen Salomo zich tot haar wendde, tilde ze haar hoofd op, haar ogen stonden vol tranen. ‘Ik had geen idee. Ik had nooit gedacht dat dit zou gebeuren.’
‘Ga terug naar uw kamer, moeder.’ Zijn stem klonk weer vriendelijk. ‘Rust wat uit. Ik spreek u straks wel.’
Ze stond bevend op. Met een frons op zijn gezicht legde hij zijn hand onder haar arm. ‘Moeder,’ zei hij zachtjes.
‘Het gaat wel,’ zei ze met bibberende stem.
‘Breng mijn moeder naar haar kamer,’ zei hij tegen zijn dienaar en gaf haar over aan de zorg van een ander.
Batseba voelde dat alle ogen op haar waren gericht. Ze tilde haar hoofd op en liep waardig de kamer uit. Ze zei niets, toen ze door de gangen liep. De dienaar van de zoon gaf haar over aan de eunuch die belast was met de zorg voor de vrouwenvertrekken. ‘Mevrouw,’ zei hij fronsend. Ze schudde haar hoofd en ging haar eigen vertrekken binnen.
Haar dienstmeisje liep op haar af. ‘Maar mevrouw! Wat is er aan de hand? Wat is er gebeurd?’
Batseba legde een hand op haar voorhoofd. ‘Laat me alleen.’
‘Maar u ziet eruit alsof u ziek bent.’
Ze schudde haar hoofd. ‘Ik moet even alleen zijn. Ga maar. Het gaat wel.’
Het meisje trok zich verontrust terug. De deur ging dicht en Batseba stortte op de grond ineen. Ze smoorde een kreet, ging languit liggen en strekte haar armen uit. ‘O, Here God van Israël, wees genadig… wees mij genadig.’ Ze huilde onbedaard.
Ze had opnieuw de hand gehad in de dood van een van Davids zonen.