25

Terwijl Eve sprak en Mira schreef, was ik, Phoebe, naar mijn kamer gegaan om mijn toestand eens onder de loep te nemen. Het ging niet zo goed met me als ik had gedacht. Ook nu ik de Eleanor-Belinda-Nishakwestie een beetje een plek had gegeven in mijn hoofd, ging het nog steeds niet goed. Ik was naar een kuuroord gegaan op zoek naar sereniteit en in plaats daarvan vond ik chaos, zowel om me heen als vanbinnen. Op zoek gaan naar je ware zelf is niet altijd verstandig. Je zou immers iemand kunnen vinden die je helemaal niet graag mag. Ik deed wat ik altijd doe in tijden van stress, ik ging te rade bij de geest van mijn moeder. Mijn moeder was een hele wijze vrouw en als ik problemen heb, probeer ik te doen wat zij zou doen, of in elk geval wat ik denk dat zij zou doen. Ook zij was in staat tot dwaze acties en reacties – bijvoorbeeld toen ze uit medelijden Jenny onderdak aanbood zonder eerst met mij te overleggen. Ik had haar kunnen voorspellen dat het op een ramp uit zou lopen. Het lag in Jenny’s aard om zich de badkamer toe te eigenen, beslag te leggen op mijn moeders tijd en aandacht, en die van het vriendje dat ik toen had: met name Julian.

Maar mijn lieve, goede moeder, al vijf jaar begraven, leeft vrolijk in mij voort. Nu zou ik haar advies opvolgen. Als je plotseling overdonderend en irrationeel wordt overvallen door emoties helpt het om in je geest terug te gaan naar andere gelegenheden waar je hetzelfde hebt gevoeld, met misschien meer reden. Wat je nu voelt, kunnen flashback-emoties zijn, die eigenlijk bij die vorige gelegenheden horen, een of andere vergelijkbare, onbelangrijkere situatie: ze zijn sluimerend en niet-erkend gebleven tot ze plotseling ontwaken en je grijpen. Als een tsunami die zich alleen maar terugtrekt om aan kracht te winnen voordat hij bulderend terugkomt. Probeer erachter te komen wat waar hoort. De tweede golf van de tsunami kan meer schade aanrichten dan de eerste.

Dacht ik.

Woede? Op een leraar die me een tik op mijn vingers gaf toen ik een spelfout maakte. Op een verpleegster die grof was terwijl ik aan het bevallen was. Op Julians moeder die niet naar onze bruiloft kwam.

Ja, nu ik eraan denk. Woede is verleidelijk: je bent tekortgedaan: je reageert. Het is orgastisch, het komt vanuit het niets opzetten, en laat je bibberig maar bevredigd achter. Julian was bij me weggegaan: de status-quo was gewijzigd. Ik had enige mate van beheersing over mezelf verworven.

Jaloezie? Op mijn jongere zus die mooi en lief was en alle aandacht kreeg. Die eerder kon lezen en schrijven dan ik.

Dat was, nu ik eraan denk, een soort dreigende woede achter veel van mijn denken en zijn. Jenny, mooi en lief en jonger dan ik, voldeed keurig aan alle eisen. Als ze niet had bestaan had ik haar moeten verzinnen.

Afwijzing? Toen ik geweigerd werd voor het basketbalteam op school. Toen ik als enige niet voor een verjaardagsfeestje was uitgenodigd. Toen niemand met me wilde dansen en ik mezelf moest vermaken in de keuken.

Vernederingen die, nu ik eraan denk, nog steeds pijn doen, waar je als bij een losse tand steeds bezorgd met je tong aan moet voelen: en waarvan de allergrootste zou zijn dat Julian liever Jenny had dan mij. Het zat erin, ik had het verdiend.

Verlatenheid: ellende? Toen mijn vader ons, mij, in de steek liet; was ik zeven. Toen mijn moeder hertrouwde, en er nog een baby kwam, nog jonger dan ik. Toen mijn moeder Jenny in huis nam, en meer met haar babbelde dan met mij.

Ja, nu ik eraan denk, het is hetzelfde vertrouwde gevoel: het moment dat de pijn in je hart opkomt, de kortademigheid. Ellende. Dat voelde ik nu. Ik dacht dat Julian het veroorzaakt had. Maar was dat zo? En had ik Julian alleen maar gewild omdat hij van Jenny was? En omdat ik dacht dat mijn moeder haar liever had dan mij? In dat geval zou Jenny tekort zijn gedaan, niet ik. Daar was ik nog niet opgekomen.

Zwelgen in je tekort gedaan voelen? Ja, dat was er ook.

Elk klein verdriet dat ik had doorstaan, iedere onopgemerkte kleinering, elke keer dat ik mijn tong moest afbijten, de gebruikelijke compromissen in ieder huwelijk – konden nu gewroken worden. Als Julian me bedroog, me in de steek liet, me afwees, een ander beminde en neukte, kon ik mijn leven schoonspoelen en zuiveren van de kleineringen uit het verleden en opnieuw beginnen.

Onverwachte rampen? Ze verstoorden zo vaak mijn leven. Je wordt op een ochtend wakker en je vader is er niet. Je moeder deelt haar bed met je, moet je er op een avond uit om plaats te maken voor een vreemde. Je zus wordt doodgereden door een dronken bestuurder op de vooravond van haar bruiloft. Je krijgt een doodgeboren kindje na zeven maanden zwangerschap.

Nu ik eraan denk, je hebt al tijden geen onverwachte rampen meer in je leven gehad: twintig jaar als je de Sri Lankaanse bijna-ramp niet meerekent. Het wordt weer eens tijd. Je bent verslaafd. Eleanor-Belinda-Nisha heeft dat bij je veroorzaakt. Je bent een verschrikkelijk mens. Je denkt dat de wereld vergaat, door een epidemie, algemene staking, internet-crash. Je bent bijna teleurgesteld als het niet gebeurt. Dus verzin je een echte knaller: je man die je verlaat voor je oude vijand, Jenny, je herboren zuster.

Nu ik eraan denk: dit zat allemaal in mijn hoofd. Maar er was ook een werkelijkheid: Jenny was in Wichita; Julians moeder, met haar achteraf toch niet zo gebroken heup, was nog steeds bezig mijn ondergang te beramen – hoewel ze na het eerste kleinkind haar strijd tegen mij opgegeven leek te hebben, en we bijna bevriend raakten. Het was nog niet zo’n slechte werkelijkheid.

Julian zou me wel bellen, zodra hij dat kon. Als Jenny inderdaad bij hem thuis was komen aanzetten was dat eigenlijk niet zo raar. Ze zou gewoon ongerust zijn. We waren toch zeker de leeftijd van het van bed tot bed gaan voorbij. Enzovoort en ga zo maar door. Ik had een aanval van waanzin gehad maar ik was erdoorheen gekomen. In tegenstelling tot Nisha, in tegenstelling tot Belinda. Dank je, moeder. Ik vergeef je alle onrecht die je me hebt aangedaan. Net als wij allemaal was je als moeder zo goed als je karakter en de omstandigheden toelieten.

Jenny, het spijt me, ik bied mijn excuses aan. Ik heb met opzet Julian van je afgepikt, voordat ik zelfs maar van hem hield, wat nu overigens wel zo is. Ik heb je hart gebroken en ook je leven, en er genoegen in geschept. Hoe kan ik verbaasd zijn dat ik nu zelfs je wraak nog vrees? Ik heb je tekortgedaan. Nu ik eraan denk was je heel aardig, en waarschijnlijk ben je dat nog: ik vond het alleen niet leuk dat je zoveel met mijn moeder babbelde toen ze je in huis nam.

Mira kwam binnen met de uitdraai van het verhaal van de Algemeen Directeur. Ik ging het zitten lezen, en bedacht hoeveel invloed de rivaliteit tussen broers en zussen in ons leven heeft, en hoe vaak dat over het hoofd wordt gezien, net als de liefde tussen broers en zussen. Ik hoopte dat Adam en Eve mochten trouwen: ik wil altijd dat alles goed afloopt. Mannen mogen met mannen trouwen, vrouwen met vrouwen, en er hoeft geen sprake te zijn van een seksuele relatie. Het was niet zoiets als vader en dochter of moeder en zoon, machtsverhoudingen waren niet aan de orde, dus waarom zouden ze niet? Hoewel de Manicuurster, volgens Mira, behoorlijk hysterisch had gereageerd bij het idee. Ze vond ongetwijfeld dat een huwelijk tussen een broer en zus op leeftijd op de een of andere manier de puurheid en reinheid van haar eigen huwelijk, en de grootse rituelen en tradities die eraan te pas kwamen, devalueerde, ook al waren die niet van haarzelf.

En met de volgende ochtend kwam ook het volgende verhaal. Het verhaal van de Hypotheekadviseur.

De Hypotheekadviseur was uit een taxi gestapt gekleed in een soort zakelijk mantelpak, tot op de knie, rood met een witte bloes, alsof ze een belangrijke afspraak op kantoor had, en had blijkbaar over de ritprijs onderhandeld. Ze begreep niet waarom ze het dubbele tarief zou moeten betalen alleen maar omdat het een nationale feestdag was. Ze zag er best aantrekkelijk uit met haar smalle gezicht, maar niet bepaald sexy – het vrouwelijk equivalent van een man van wie je weet dat hij zijn onderbroek zal opvouwen voordat hij bij je in bed stapt. Haar donkere haar was krullend maar verdacht netjes, alsof ze de vorige nacht krulspelden in had gehad. Ze droeg make-up: en meer lippenstift dan tegenwoordig in de mode was. Ze leek bezorgd en gespannen, maar misschien zag ze er in de ruststand gewoon zo uit. Ik had haar begin dertig geschat, maar dat is soms moeilijk te zeggen bij dames die regelmatig naar een kuuroord gaan.

Ze had zichzelf de vorige dag ruimschoots te goed gedaan aan kaviaar, en drie worstjes genomen bij de lunch in plaats van de toegewezen twee, ze at snel en oplettend, met een arm rond haar bord, zoals een kind dat bang is dat haar broer of zus een patatje pikt. Ze zag me kijken, haalde haar arm weg en at net als de anderen, alsof honger wel haar laatste zorg zou zijn. Ze was behoorlijk mager, dus ik dacht dat ze boulimisch was.

Toen we rond de jacuzzi gingen zitten, wachtend op de laatkomers, ontstond er wat opschudding. Er rende een muis over de vloer, achternagezeten door de Castle Spa-kat. De muis was klein, levendig, brutaal en snel: de kat was een groot, dik, zwart, harig ding, maar wel snel. Hij had de gewoonte om zodra het kon de keuken uit te glippen naar de eetzaal en zichzelf langs de schenen van de gasten te wrijven totdat hij beloond werd met een plakje kip of een restje tapas – hij was vooral gek op alles waar olijfolie in zat – en liep doodgemoedereerd weg als er tegen hem geschreeuwd werd. De gasten vonden hem leuk – behalve degenen die last van allergieën hadden – de staf minder. Vandaar ongetwijfeld de erbarmelijke staat van zijn schoteltje. We waren inmiddels allemaal opgeschrikt door het plotselinge vertoon van dierlijke energie, maar de Hypotheekadviseur sprong letterlijk overeind, niet in staat een schreeuw te onderdrukken, begon te hyperventileren, en moest gekalmeerd worden door haar in een bruine papieren zak, die iemand in de ecologisch verantwoorde keuken had gevonden, te laten blazen.

‘Het komt niet door de muis,’ legde ze uit toen ze was hersteld, en de beide dieren allang verdwenen waren, ‘maar door de kat. Ik kan niet tegen katten.’ Ze begon een hele opsomming van alle kwaad waar katten de mensheid mee hebben opgescheept – van helicobacter, toxoplasmose, kattenkrabziekte en hartworminfectie tot aan hun neiging tot het kweken van vlooien, het verliezen van haren, en het doden van zangvogels. En toen schudde ze het van zich af, alsof ze zich bevrijdde van een ander personage, en glimlachte stralend de kamer rond, en ik moest denken aan de zon die zich eerder die ochtend opnieuw royaal had laten zien, en ze werd plotseling mooi, en verontschuldigde zich, en zei dat ze zich ervan bewust was dat er kattenliefhebbers onder ons moesten zijn, het was alleen dat ze bijzonder gevoelig was momenteel, en dat ze, net als een vrouw die van haar man aan het scheiden is, vooral zijn slechte kanten moest benadrukken om haar handelwijze te rechtvaardigen, en zo sneller vrij te zijn. En eindelijk, eindelijk, vertelde ze ons haar verhaal, als verklaring en als excuus. En natuurlijk, natuurlijk vergaven we haar alles. Weten is begrijpen.