* * *

 

Voor de tweede keer probeerde Melissa zich los te maken van de doffe, glibberige boeien van de psycho-farmatica en de eerste signalen van haar ontwakende bewustzijn te ontraadselen: flarden van herinneringen, beelden... Toen kwamen er geluiden bij: het kloppende gebrom van een zware motor, nog heel in de verte.
Geschommel dat als een loden last op haar lichaam drukte... het ruisen van golven... Ze trok haar ellebogen naar elkaar toe om zich op te richten. Haar oogzenuwen begonnen te functioneren. Haar mond was droog, haar keel ook, en ze voelde een pijnlijke druk op haar slapen. Wazig zag ze een mahoniehouten lambrisering, twee leren fauteuils en een inbouwkast. Toen ze haar hoofd omdraaide, kon ze de ovale, in geanodiseerd aluminium gevatte vorm van een patrijspoort herkennen. En buiten vlokken schuim van water dat door een boot opgewerveld werd. Ze was op een schip! Op welk schip? Ditmaal was alles eenvoudiger: Fred ... Het preparaat dat hij haar nu ingespoten had, moest niet erg sterk geweest zijn.
Met haar duimen wreef ze haar ogen uit, drukte haar handen tegen haar slapen en keek op haar horloge: even over zeven. Als ze zich goed herinnerde was het half vijf geweest toen ze haar vluchtpoging over de muur waagde die zo jammerlijk mislukt was. Even over zeven?
Goeie God, hopelijk - dezelfde dag? Maar hoe ben je op dit schip terechtgekomen, wat is er aan de hand? En wie heeft jou die injectie gegeven? Matusch? Fred?... Fred natuurlijk! In haar herinnering dook een beeld op: het terras. Freds lachje en Matusch die haar armen vasthield. Freds verwarde blik en warrige woorden: 'Wat nu, hartje? Wat een dwaasheid. Je bent toch bij me? We hebben elkaar gevonden. Gevonden betekent nabijheid en nabijheid leidt tot vervulling.'
Dat had hij gefluisterd voor de naald in haar arm drong. Vervulling! En had ze daarvoor de gevangenis op het land moeten verruilen voor een cel op zee? Ver aan de horizon, die nu weer zichtbaar werd, zag ze een tanker varen. Ze liet zich van het bed glijden en probeerde op te staan. Ze werd er weer niet goed van. Ze zag de in de kast aan de wand ingebouwde wasbak.
Wankelend haalde ze de drie meter die ze moest overbruggen, hield zich vast, liet het water uit de kraan over haar gezicht lopen, richtte zich op en probeerde met korte, felle klappen tegen haar wangen haar denkvermogen te mobiliseren om weer inzicht te krijgen in deze nieuwe, absurde situatie.
'De mens is niets dan een machine, hartje, niets dan een systeem.
Een systeem? Ze onderdrukte het verlangen om over te geven.
Ze begon zich op slag beter te voelen. Ze had het gered. Ze was weer bij haar positieven. Deze boottocht paste echter niet in het overzicht dat zij tot nu toe opgemaakt had. Ze zou zich op een gewijzigde situatie moeten instellen.
Het schip rolde op de golven toen ze naar de deur liep. Ze waggelde, greep zich aan de deurknop vast en drukte die omlaag. Op slot! Dat was niets nieuws, maar omgekeerd paste het ook niet bij zijn stijl om haar voorgoed op te sluiten. Dat had hij op 'Son Vent' al bewezen. Hoe duidelijker ze hem bewees dat ze niet met zich liet sollen, hoe beter.
Ze bonkte met haar vuisten op de deur 'Doe open!' Ze hield op met schreeuwen, keek om zich heen, zag een zware asbak en pakte die op. Splinters sprongen van het hout toen zij de koperen asbak tegen de deur smeet.
Van buiten riep iemand haar iets toe. Ze liet de asbak zakken, maar hield hem in haar hand.
De deur ging open. Voor haar stond een jongeman, klaarblijkelijk een lid van de bemanning. Hij droeg een blauwwit gestreept T-shirt en een donkerblauwe popeline pantalon. Zijn gezicht drukte een mengeling van dreiging en verlegenheid uit.
'Señora, wat bezielt u?'
'Ik wil eruit! Waar is Fischer?'
'Pardon, señora, un momento...'
Het kostte hem niet veel moeite haar terug te duwen. De grendel schoof weer op de deur. Ze overwoog wat ze kon doen en liep naar de wasbak voor een slok water om het droge branden in haar mond weg te nemen. Toen ze zich weer omdraaide stond de deur open. 'Por favor, señora.'
Ze kwam in een verlichte gang. Op de vloer lag een maïs gele loper met blauwe motieven. Aan het eind van de gang was een glazen deur. Ze deed de deur open en het eerste dat ze zag was het donkere, bijna vierkante silhouet van zijn bovenlichaam en het beetje licht dat zijn brillenglazen weerspiegelden. Hij zat tegenover haar aan de andere kant van het elegante, verrassend grote vertrek dat schijnbaar de salon van het jacht was. Over zijn schouder zag ze de zee en het schuim van de twee boeggolven die de op hoge toeren draaiende motoren opjoegen. In het vertrek stonden gemakkelijke leren fauteuils en een tafel tussen twee eveneens met zwart leer beklede banken. Links was een bar, rechts een kleine wand met boeken en daarvoor twee glimmende stalen kabels over de hele rechterkant van het vertrek, die onder Fischers stoel eindigden en waarvan de bedoeling haar niet meteen duidelijk was. En er was nog iets: een afbeelding van een vrouw wier naakte lichaam omhuld werd door lang goudblond haar. Het was een kopie of een kleurenfoto van het schilderij dat zij al in 'Son Vent' gezien had. 'Je bent weer gauw opgeknapt, hartje,' hoorde ze zijn trage, geamuseerde stem. 'Daar ben ik blij om.'
'Ja,' zei ze woedend. 'En toen ik bijkwam van die smerige rotzooi die jij me ingespoten hebt, was de deur weer op slot.'
'Smerige rotzooi?' Op het tweede deel van haar verwijt ging hij niet in.' Luister eens even, Melissa. .'Weer zijn lachje. 'Juist in jouw geval doseer ik met zoveel tederheid, ervaring en - met permissie - ook deskundigheid dat je nauwelijks van "smerige rotzooi" kunt spreken. Naar mijn mening ben jij zelf daar het bewijs voor.' Weer helde de vloer onder haar voeten over en ook voelde ze haar maag weer in opstand komen. Ze hield zich vast aan een van de pilaren die het plafond schoorden. 'Wat betekent dit, Fred? Waarom zijn we hier? Wat ben je van plan?'
Ze kon zijn gezicht nog steeds niet onderscheiden, maar zijn stem klonk anders. De spottende ondertoon was er nog, maar de stem klonk harder, scheller en resoluut. 'Welk antwoord wil je horen, Melissa? Matusch snapte je bij de muur. Wou je eroverheen klimmen en weglopen? Nee toch? Als je het mij vraagt was dat een dienstbodenbesluit en tamelijk stijlloos.'
'Wat had je dan verwacht?'
'Ja, daar heb je gelijk in, hartje. Ik kon en mocht niets anders verwachten. Nóg niet...' Zijn lichaam kwam, nu bijna geruisloos, in beweging en die beweging ging gepaard met het zachte zoemen van een elektromotor. Als een kartonnen figuur in een schiettent gleed hij over de geleide kabels langs de wand van de salon. Het was beklemmend en griezelig om te zien. Dicht bij haar kwam hij tot stilstand. Nu zag ze zijn gezicht. Het glimlachte niet. De ogen achter de brillenglazen waren tot spleetjes samengetrokken. 'Misschien staan we quitte. Het was het tweede spuitje. En injecties zijn nooit prettig, zelfs niet zulke zwakke als jij gekregen hebt.' Hij lachte zacht en dat lachen voorspelde niet veel goeds. 'Ik heb te veel van je geëist, nietwaar, hartje? Dat gaat veranderen. Van nu af zal alles anders zijn.'
'Wat zal anders zijn?'
'Laten we zeggen de voorwaarden voor ons samenzijn. Misschien was het verkeerd van me om je eerst naar "Son Vent" te brengen. Het was mijn bedoeling om meteen met jou scheep te gaan. Maar er waren nog een paar dingen die ik dringend moest afwikkelen voor we konden afvaren. En toen heb jij op jouw manier het heft in handen genomen...'
'Waar varen we heen, Fred?'
'Waarheen? De wereld is niet alleen rond, maar ook mooi. Laten we het zo stellen: ik beschik over de middelen om het mooiste ervan in bezit te krijgen. Om te beginnen varen we naar Marbella. Daar heb ik een paar vrienden die ik moet opzoeken. Ze zullen je met open armen ontvangen. Als een koningin, zoals je het verdient, in een Koninklijke entourage.'
'Mooi,' zei ze ongeduldig. 'En dan?'
'En dan - toen ik over volmaaktheid sprak, was dat geen droombeeld, hartje. Zoals je weet bestaan er mogelijkheden om die volmaaktheid te bereiken. Ze is ons in handen gegeven. Ik heb er lang genoeg aan gewerkt.'
'Je bedoelt je drugs?'
'Drugs? Er is bijna geen woord dat zo afgezaagd, misbruikt en ontsierd is als het woord drugs. Ik zou eerder over een sleutel spreken - een sleutel naar de diepste verlangens en naar het rijk der hemelen in onszelf...'

Fischer hoorde het geluid het eerst. Zijn hand, die haar juist zacht wilde aanraken, zakte omlaag en zijn hoofd draaide zich luisterend om.
Daar was het weer: een geklepper, een opeenvolging van een groot aantal korte, blazende slagen, maar nu sterker en luider.
Een helikopter? Dat kon alleen maar een helikopter zijn...
Waarom hier? Wat wilde die? Het toestel moest heel laag op het jacht aanvliegen, want het gefluit van de motor vulde de hele salon. Ze keek Fischer aan. Die zei nog steeds niets, maar trok zijn onderlip tussen zijn tanden. Meteen kwam Matusch met een ware snoeksprong naar binnen schieten en het was gebeurd met de neerbuigende onverschilligheid.
Fischers gezicht vertrok. 'De kustwacht, dokter! We moeten bijdraaien. Ze eisen dat we de motoren afzetten.' Fischer zei niets. Hij zette zijn bril af, keek ernaar alsof hij overwoog of hij niet beter een nieuwe kon kopen en zette hem toen weer op: 'Zo? En wat stel jij voor?'
'Wat ik voorstel?' Matusch slingerde hem de vraag letterlijk in het gezicht. 'U bent me ook een mooie. We hebben bijna een ton stuff aan boord - en dan vraagt u mij wat ik voorstel?'
'En waarom ook niet?' Ook zijn lachje had Fischer weer terug, een luchtig, bijna dromerig lachje. 'Jij bent toch een specialist in dit soort situaties? Als zodanig werd je mij door je organisatie aanbevolen. En strijk jij soms geen vermogen op? Nu is het jouw beurt, Matusch.' Hij plukte aan zijn lichtblauwe joggingbroek die niets dan leegte en lucht scheen te bevatten. 'En, Matusch?' Die staarde hem alleen maar aan. Zachtjes kirde Fischer: 'Wil je soms stoppen?' Matusch draaide zich om en pakte de hoorn van de intercom: 'Volle kracht vooruit!' siste hij. 'Vol gas - en in zigzagkoers!'
Nog een keer dwaalde de blik van zijn grijze ogen van Fischer naar Melissa en toen holde hij weg. 'Vol gas!' smaalde Fischer. 'Bukken, ogen dicht en erdoorheen. Meer weet hij niet te bedenken. Mijn God, wat een stommerik.'
'Hij had het over een ton stuff aan boord. Wat is dat, Fred?'
'Begin jij nu ook nog, Melissa?' Fischers lachje was vol milde, berustende consideratie. 'Interesseert het je werkelijk?' Hij schudde zijn hoofd. ‘Bijdraaien?' zei hij toen dromerig. 'Motoren afzetten? Ik kan je één ding zeggen, Melissa: ik draai nooit bij. En niemand zet mijn motor af...'
Terwijl het geruis, het schrille, hoge gefluit nog steeds de boot scheen stuk te zagen, liet hij weer zijn vreemdsoortige lachje horen. Zelfs zijn ogen waren gesloten, maar nu deed hij ze weer open: 'Het zou een mooie, heel mooie reis geworden zijn, hartje, ook al heb jij er nooit in geloofd. Misschien ontbrak het je een beetje aan fantasie, maar ik zeg je dat het geluk, het volmaakte geluk, zijn armen al uitgestrekt had om ons te ontvangen. Maar ja, misschien heeft ook dat nu zin.'
Dat nu?
Twee zware motoren die gierend aanzwollen, het jacht dat van koers veranderde en daarbij zo sterk overhelde dat Melissa zich moest vastgrijpen om op de been te blijven. Volle kracht vooruit...! De helikopter was niet eens meer te horen, de vloer en de romp trilden, maar Fischer lachte zacht met de handen in de schoot gevouwen. Hij gleed langzaam van haar weg langs de wand van de salon, als een meer dan levensgrote pop die als door een onzichtbare en onstuitbare kracht voortbewogen naar de ingang schoof.
En toen hield de beweging weer op. Hij keek omlaag naar de hand op zijn knie. Wat er buiten gebeurde scheen hem niet te interesseren. Hij praatte door en hoewel het haar moeite kostte, verstond ze hem woord voor woord: 'Er bestaat een nog grootsere reis, hartje,' zei Fischer. 'De reis aller reizen, de absolute trip. Melissa, waarom aanvaarden wij die reis niet? We zouden het echt moeten doen, vind je ook niet? Het is zo eenvoudig...'
Zijn kin wipte op toen hij begon te giechelen. En dan zijn ogen, die afschuwelijke gelige ogen die koortsachtig glansden...!
'Het is zo eenvoudig datje het niet zult geloven. Maar je hoeft maar op een knopje te drukken en we zijn weg. Allebei, Melissa! Weg van alles. Geen gouden schot. Nee, Melissa, het paradijs. De grootsheid die voor ons uitgestippeld werd. De stommeriken begrijpen het niet, zullen het nooit begrijpen. De Big Bang, de gouden oerknal, daar is het mee begonnen.'
'Begonnen ..' was het laatste woord dat zij verstond. En ook het laatste dat Fred Fischer tijdens zijn leven uitsprak. Dat herinnerde ze zich later pas, want op dat moment begreep ze niet wat er gebeurde en hoe het kon gebeuren.
Melissa zag dat Fischers bril plotseling van zijn neus schoot, door de lucht vloog en versplinterde. En dat op de plaats waar zojuist zijn voorhoofd nog geweest was, een donker gekarteld gat zich opende als een afschuwelijke bloem...
Ook dat zag ze niet meer. Fischers bovenlichaam klapte naar voren, werd tegengehouden door de riem en zijn hoofd bungelde boven zijn knieën. Melissa's zenuwen begaven het. Wat ze deed wist ze zelf niet. Wat er zou gebeuren liet haar volkomen koud. Ergens klonk een stem, de een of ander gilde - de vrouw die zijzelf niet meer was, gilde, viel voorover, hees zich aan een stalen deurkozijn weer op ... weg, er vandoor! De reis aller reizen.
Een felle pijn bracht haar tot bezinning. Ze had haar knie bezeerd. Met tranen in haar ogen keek ze omhoog en zag een als een steppebrand laaiende hemel. Schuimend water. Een witte bank. En schuin voor haar, bijna binnen handbereik, het fonkelende plexiglas van de grote insectenkop van de helikopter... Een hand slingerde haar op de bank en een stem zei: 'Verlies nu ook nog nietje verstand!' Matusch.
Hij had een zwaar pistool in zijn hand. Zijn blonde haar dwarrelde om zijn bruingebrande schedel, maar zijn ogen waren heel rustig.
'Ik moest het wel doen!' brulde hij boven het lawaai uit. 'Hij was krankzinnig. Dat was hij altijd al, dat weet jij misschien nog beter dan ik... Maar dat er beneden in het ruim behalve al het andere ook een paar kilo dynamiet ligt, wist jij niet. En ook niet dat hij de afstandsontsteking voor de lont in zijn zak heeft.' Ze hoorde hem spreken, maar ze verstond hem niet. Ze kromp ineen toen hij zijn hand op haar schouder legde: 'Wat mankeert jou? Wat wind jij je nog op? Jij hebt nu tenminste alles achter de rug, of niet soms?' Matusch keek naar het pistool in zijn hand en gooide het met een grote boog over de reling in het water. De helikopter daalde nog lager tot de wieken de radarmast schenen te raken en toen klonk er een stem uit de lucht die lawaai, golfgeklots en het gefluit van de motoren overstemde.
'Ik herhaal: draai bij en zet de motoren af. En nog iets: we hebben u op de korrel. Laat die vrouw met rust. En haal geen geintjes uit, anders wordt er geschoten!' Matusch keurde de helikopter geen blik waardig. Gebukt liep hij naar de machinekamer en verdween. De motoren verstomden.
En weer klonk de blikkerige engelenstem uit de lucht: Wees maar kalm, meisje. Het is voorbij.'