4a

 

Dua zat vol kwaadheid; zo vol, dat ze de Hardheren nauwelijks kon voelen. Ze leek verstijfd door de verschillende onderdelen van haar kwaadheid, die haar lichaam van boven tot onder leken op te vullen. Er was het gevoel van onrecht omdat Odeen probeerde haar iets voor te liegen. En een gevoel van onrecht omdat een hele wereld met levende wezens te gronde zou gaan. En het onrecht dat zij zo goed kon leren, maar dat ze daar nooit de kans voor had gekregen.

Na die eerste versmelting met het rotsgesteente was ze nog twee keer naar de grotten van de Hardheren teruggekeerd. Beide keren had ze zich weer laten versmelten met de rots, onopgemerkt, en beide keren voelde en wist ze dingen, en steeds wanneer Odeen haar die dingen ging uitleggen wist ze van tevoren wat hij zou gaan zeggen.

Waarom konden ze het haar dan niet leren, zoals ze het ook Odeen hadden geleerd? Waarom alleen de Rationelen? Bezat zij het vermogen om te leren enkel omdat zij een Link-Emo was, een geperverteerde Middelster? En wat dan nog? Pervers of niet: ze moesten haar onderwijzen. Het was verkeerd haar in onwetendheid te laten!

Eindelijk begonnen de woorden van de Hardheer tot haar door te dringen. Losten was bij hen, maar hij was niet degene die sprak. Het was een onbekende Hardheer, degene die vooraan stond, die aan het woord was. Zij kende hem niet, maar ze kende slechts weinig Hardheren.

De Hardheer zei: 'Wie van jullie is de laatste tijd in de benedengrotten geweest, de grotten van de Hardheren?'

Dua voelde zich opstandig. Ze hadden haar rotsvrijen ontdekt, maar het kon haar niets schelen. Dat mochten ze overal rondvertellen. Ze zou het zelf rondvertellen! 'Dat was ik,' zei ze. 'Dikwijls.'

'Alleen?' vroeg de Hardheer kalm.

'Alleen. Vaak,' zei Dua kortaf. Het was maar drie keer gebeurd, maar dat liet haar koud.

Odeen mompelde: 'Ik ben uiteraard ook af en toe naar de benedengrotten geweest.'

Die opmerking scheen de Hardheer te negeren. In plaats daarvan wendde hij zich tot Tritt en vroeg op scherpe toon: 'En jij, Rechtser?'

Tritt zei bevend: 'Ja, Hardheer.'

'Alleen?'

'Ja, Hardheer.'

'Hoe vaak?'

'Een keer.'

Dua ergerde zich. Die arme Tritt was helemaal in paniek om niets en niemendal. Zij was degene die het had gedaan en zij was bereid de gevolgen te dragen. 'Laat hem met rust,' zei ze, 'ik ben degene die jullie zoeken.'

De Hardheer draaide zich langzaam in haar richting. 'Voor wat?' vroeg hij.

'Voor wat dan ook.' Maar nu het erop aankwam kon ze het toch niet opbrengen openlijk te beschrijven wat ze had uitgespookt. Niet in aanwezigheid van Odeen.

'Op jou komen we nog wel terug. Nu eerst de Rechtser... Jij heet Tritt, niet waar? Waarom ben je in je eentje naar de benedengrotten gegaan?'

'Om Hardheer Estwald te spreken, meneer.'

Weer kwam Dua tussenbeide. 'Bent u Estwald?' vroeg ze gretig.

'Nee,' antwoordde de Hardheer kortaf.

Odeen keek misprijzend, waarschijnlijk omdat hij het pijnlijk vond dat zij de Hardheer niet herkende. Het kon Dua niets schelen.

De Hardheer vroeg Tritt: 'Wat heb je uit de benedengrotten meegenomen?'

Tritt zweeg.

Zonder emotie vervolgde de Hardheer: 'We weten dat je iets hebt meegenomen. We willen weten of jij weet wat het was. Het zou heel gevaarlijk kunnen zijn.'

Tritt bleef zwijgen. Nu nam Losten het woord. Op vriendelijke toon zei hij: 'Vertel het ons nou maar, Tritt. Wij weten al dat jij het was en we hebben liever niet dat we vervelend moeten gaan optreden.'

'Ik nam een voedselbal mee,' zei Tritt met gesmoorde stem.

'Aha.' Dat was de eerste Hardheer weer. 'Wat heb je ermee gedaan?'

'Hij was voor Dua!' barstte Tritt uit. 'Zij wilde niet eten. Hij was voor Dua!'

Dua sprong op en kromp ineen van verrastheid.

De Hardheer wendde zich meteen tot haar. 'Daar wist jij niets van af?'

'Nee!'

'En jij ook niet?' - tot Odeen.

'Nee, Hardheer,' antwoordde Odeen, die zo bewegingloos was dat hij wel bevroren leek.

Een poosje was de lucht vol onaangename vibraties toen de Hardheren met elkaar spraken en de triade negeerden.

Of haar ervaringen met het rotsvrijen haar zo sensitief hadden gemaakt, dan wel de stormen van emoties van daarnet, wist Dua niet, en het kwam ook in de verste verte niet bij haar op om daar dieper over na te denken. Maar ze wist wel dat ze flarden opving... niet van woorden... maar van begrip...

Ze hadden de vermissing al een poosje geleden ontdekt. Ze hadden stilletjes een onderzoek ingesteld. Ze hadden met tegenzin de mogelijkheid overwogen dat Zachten de schuldigen zouden kunnen zijn. Ze hadden de zaak nader bekeken en zich vervolgens met nog grotere tegenzin tot Odeens triade gewend. (Waarom? Dat punt ontging Dua.) Ze begrepen niet dat Odeen zo dwaas zou kunnen zijn het ding weg te nemen, of dat Dua daartoe de neiging zou kunnen voelen. En aan Tritt hadden ze al helemaal niet gedacht.

Maar toen had de derde Hardheer, degene die tot nu toe niets had gezegd, zich opeens herinnerd dat hij Tritt in de grotten van de Hardheren had gezien. (Natuurlijk, dacht Dua. Dat was op de dag dat zij zich voor het eerst met het rotsgesteente had versmolten. Zij had hem toen gevoeld. Dat was ze vergeten.)

Het had buitengewoon onwaarschijnlijk geleken, maar uiteindelijk, nadat ze alle andere mogelijkheden terdege hadden onderzocht, en toen de tijd op een gevaarlijke manier begon te dringen, waren ze gekomen. Ze zouden het prettig hebben gevonden Estwald hierover te consulteren, maar op het moment dat Tritt als mogelijke dader in aanmerking kwam was deze niet bereikbaar geweest.

Dit alles drong in een flits tot Dua door. En nu wendde ze zich tot Tritt met een gevoel waarin nieuwsgierigheid en verontwaardiging om voorrang streden.

Losten vibreerde op bezorgde wijze dat er geen ongelukken waren gebeurd, dat Dua er prima uitzag, en dat er eigenlijk sprake was van een nuttig experiment. De Hardheer met wie Tritt had gesproken stemde daarmee in, maar de derde Hardheer straalde nog steeds ongerustheid uit.

Dua beperkte haar aandacht niet enkel tot het drietal. Ze keek ook naar Tritt.

'Waar is de voedselbal nu, Tritt?' vroeg de eerste Hardheer.

Tritt liet hem zien.

Hij was handig verborgen, en de verbindingen waren onbeholpen, maar effectief.

'Heb je dit zelf aangelegd, Tritt?' vroeg de Hardheer.

'Ja, Hardheer.'

'Hoe wist je hoe dat moest?'

'Ik heb gezien hoe het in de grotten van de Hardheren werd gedaan. Ik heb precies nagedaan wat ik daar gezien had.'

'Wist je niet dat je hierdoor je Middelster schade zou kunnen toebrengen?'

'Dat wist ik niet! Dat wilde ik niet! Ik...' Tritt leek even niet in staat verder te spreken. Toen vervolgde hij: 'Ik wilde haar geen kwaad doen. Ik wilde haar voeden. Ik heb hem aangesloten op haar voedingsapparaat en ik heb het apparaat daarna versierd. Ik wilde dat ze het zou proberen en dat heeft ze gedaan. Ze heeft gegeten! Voor het eerst sinds lange tijd heeft ze een keer goed gegeten! We hadden een versmelting.' Hij zweeg een moment, en zei toen, luid snikkend: 'Ze had eindelijk genoeg energie om een baby-Emotioneel te beginnen! Ze heeft Odeens zaad genomen en het aan mij doorgegeven. Ze groeit nu in mijn lichaam, er groeit een baby-Emotioneel in me!'

Dua kon geen woord uitbrengen. Ze wankelde achteruit en haastte zich naar de deur in een staat van zo turbulente verwardheid dat de Hardheren niet bijtijds uit de weg konden gaan. Ze raakte een aanhangsel van degene die vooraan stond, drong er diep in door, en rukte zich vervolgens met een krassend geluid los.

Het aanhangsel van de Hardheer hing slap naar beneden en zijn zintuigvlak leek vertrokken van pijn. Odeen probeerde langs hem heen te gaan om Dua te volgen, maar de Hardheer zei, met merkbare inspanning: 'Laat haar nu maar gaan. Er is al genoeg schade aangericht. Wij zullen doen wat nodig is.'