XIII

UNIVERSITEIT


50


Pelorat trok zijn neus op toen hij met Trevize de Verre Ster weer binnenging. 

Trevize haalde zijn schouders op. 'Het menselijk lichaam is een krachtige verspreider van geuren. Recycling heeft nooit onmiddellijk effect en kunstmatige geurtjes voegen een laagje toe - zij vervangen niets.'

'En ik veronderstel dat geen twee schepen precies hetzelfde ruiken als ze eenmaal gedurende een zekere tijd door verschillende mensen zijn bemand?'

'Dat klopt. Maar heb jij Sayshell Planeet nog geroken na het eerste uur?'

'Nee,' gaf Pelorat toe.

'Nou, na een tijdje zul je ook dit schip niet meer ruiken. Als je lang genoeg met een schip gereisd hebt zul je de geur die je tegemoe'Ikomt trouwens gaan opvatten als een groet bij je thuiskomst. En als je na dit alles een echte ruimtezwerver wordt, Janov, zul je moeten onthouden dat het altijd heel onbeleefd is commentaar te leveren op de geur van een schip of van een planeet, althans tegenover degenen die dat schip of die planeet bewonen. Onder ons kan het natuurlijk geen kwaad.'

'Om eerlijk te zijn, Golan, ik zie de Verre Ster ook echt als ons thuis. Zij is tenminste een produkt van de Foundation.' Pelorat glimlachte. 'Weet je, ik heb mijzelf nooit voor een patriot gehouden. Ik denk graag dat ik alleen de mensheid als mijn natie erken, maar ik moet zeggen dat mijn hart wordt gevuld met liefde voor de Foundation nu ik daar eenmaal weg ben.'

Trevize maakte zijn bed op. 'Je bent niet ver weg van de Foundation, weet je. De Sayshell Unie is bijna helemaal omringd door stelsels van de Federatie. We hebben hier een ambassadeur en nog een massa andere vertegenwoordigers, consuls en lagere ambtenaren. De Sayshellianen houden ervan ons verbaal dwars te zitten, maar in het algemeen kijken ze wel twee keer uit voordat ze echt iets doen wat wij vervelend vinden. Kom op, Janov, ga naar bed. We hebben vandaag niets bereikt en we moeten het er morgen beter afbrengen.'

Vanuit hun twee kamers konden zij elkaar echter nog gemakkelijk verstaan en toen het schip donker was zei Pelorat, na een poosje in zijn bed gewoeld te hebben, tenslotte met enigszins gedempte stem:

'Golan?'

'Ja?'

'Slaap je al?'

'Niet zolang jij praat.'

'We hebben vandaag wèl iets bereikt. Je vriend Compor...'

'Ex-vriend,' gromde Trevize. 'Wat zijn status ook is, hij heeft over de Aarde gesproken en ons iets verteld wat ik in mijn studies tot dusverre niet was tegengekomen. Radio-activiteit.'

Trevize duwde zichzelf op met een elleboog. 'Hoor eens, Janov, ook als de Aarde werkelijk dood is wil dat nog niet zeggen dat we naar huis gaan. Ik wil nog steeds Gaia vinden.'

Pelorat maakte een puffend geluid met zijn mond alsof hij veren moest wegblazen. 'Natuurlijk, mijn beste kerel. Dat wil ik ook. En ik denk ook niet dat de Aarde dood is. Compor mag dan oprecht denken dat hij ons de waarheid heeft verteld, maar er is nauwelijks een sector in de Melkweg die niet een of ander inheems verhaal kent dat de oorsprong van de mensheid op een wereld in de eigen omgeving situeert. En bijna altijd heet die wereld Aarde of iets wat daar op lijkt. In de antropologie noemen wij dat "globocentrisme". Mensen hebben de neiging het vanzelfsprekend te vinden dat zij beter zijn dan hun buren. Hun cultuur is ouder en verder ontwikkeld dan die van andere werelden. Wat de andere werelden aan goede dingen hebben, is van hen geleend, en hun slechte dingen zijn tijdens het lenen verminkt of geperverteerd, dan wel elders uitgevonden. En ze hebben de neiging superieure kwaliteit gelijk te stellen aan superieure tijdsduur. Als ze niet redelijkerwijs kunnen volhouden dat hun eigen planeet de Aarde of een equivalent daarvan is, dus de oorsprong van de mensheid, doen ze bijna altijd hun best die Aarde dan tenminste in hun eigen sector van de Melkweg te plaatsen, ook al weten zij haar niet exact te lokaliseren.'

Trevize zei: 'Je beweert dus dat Compor gewoon een universele gewoonte volgde toen hij vertelde dat de Aarde bestaat in de Sirius Sector. Maar toch, de Sirius Sector heeft inderdaad een heel oude geschiedenis. Elke wereld daar zou dus heel goed bekend moeten zijn. Het moet gemakkelijk zijn die zaak na te lopen zonder er naar toe te gaan, desnoods.'

Pelorat grinnikte. 'Zelfs als je kon aantonen dat geen enkele planeet in de Sirius Sector mogelijkerwijs de Aarde kan zijn, dan zou je nog geen stap verder zijn. Je onderschat de mate waarin mystiek in staat is rationaliteit te verdringen, Golan. Er zijn minstens een half dozijn sectoren in de Melkweg waar gerenommeerde geleerden met uiterste ernst en zonder een spoortje van een glimlach inheemse verhalen navertellen volgens welke de Aarde - of hoe zij de planeet ook noemen - zich in de hyper-ruimte bevindt en niet bereikt kan worden, behalve bij toeval.'

'En beweren zij dat iemand haar ooit bij toeval heeft gevonden ?'

'Er zijn altijd verhalen en er is altijd een patriottische tegenzin om die niet te geloven, ook al zijn die verhalen niet in het minst geloofwaardig en worden ze nooit geslikt door bewoners van andere werelden dan waar het verhaal vandaan komt.'

'Laten we er zelf dan ook geen geloof aan hechten, Janov. Laat ons dan de hyper-ruimte van de slaap betreden.'

'Maar die kwestie van die radio-activiteit van de Aarde boeit me zeer, Golan. Die opmerking lijkt een kern van waarheid te bevatten althans een soort waarheid.'

'Wat bedoel je met een soort waarheid?'

'Wel, een radio-actieve wereld zou een planeet zijn waar een grotere concentratie van harde straling aanwezig is dan gebruikelijk. Daardoor zouden er op zo'n wereld meer mutaties plaatsvinden dan elders en het evolutieproces zou er sneller verlopen - en meer variaties tonen. Ik heb je al verteld, zoals je nog wel zult weten, dat een van de punten waarover bijna alle verhalen het eens waren, was dat het leven op de Aarde een ongelooflijke verscheidenheid had: miljoenen soorten en levensvormen. Juist door deze veelvormigheid van leven, de explosieve ontwikkeling daarvan, zou op de Aarde een vorm van intelligentie kunnen zijn ontstaan, en vervolgens die uitwaaiering over de Melkweg. Als de Aarde om de een of andere reden radio-actief was, dat wil zeggen meer radio-actief dan andere planeten, zou dat enkele feit een verklaring kunnen zijn voor alle andere dingen waarin de Aarde uniek is - of was.'

Trevize bleef even stil en zei toen: in de eerste plaats hebben we geen reden om aan te nemen dat Compor de waarheid sprak. Het kan best zijn dat hij maar wat stond te liegen om ons ertoe te brengen deze plaats te verlaten en als gekken naar Sirius af te dampen. Volgens mij was dat precies zijn bedoeling. En zelfs al vertelde hij de waarheid, hij zei dat er zoveel radio-activiteit was dat het leven daardoor onmogelijk was geworden.'

Pelorat maakte weer dat puffend geluid. 'Er was niet zoveel radioactiviteit dat daardoor het ontstaan van leven op de Aarde werd verhinderd. Het ontstaan van leven is veel en veel moeilijker dan het zich handhaven van leven nadat het eenmaal is ontstaan. Als we er tenminste van uitgaan dat op de Aarde leven ontstond en zich wist te handhaven. Derhalve kan het niveau van radio-activiteit bij voorbaat niet prohibitief zijn geweest voor het ontstaan van leven. In de loop van de tijd kan dat niveau alleen maar lager zijn geworden. Er bestaat niets dat het niveau kan verhogen.'

'Nucleaire explosies?' suggereerde Trevize.

'Wat kunnen die ermee te maken hebben?'

'Ik bedoel: stel je eens voor dat er op Aarde kernexplosies hebben plaatsgevonden?'

'Op het oppervlak van de Aarde? Onmogelijk. Er is geen enkele melding in de geschiedenis van de Melkweg van een samenleving die zo dwaas zou zijn geweest kernexplosies als oorlogswapen te gebruiken. Dat zouden we nooit hebben overleefd. Tijdens het Trigelliaanse oproer, toen beide partijen ten prooi waren aan wanhoop en hongersnood, en toen Jendippurus Khoratt opperde dat een fusiereactie wellicht...'

'Hij werd opgehangen door de matrozen van zijn eigen vloot. Ik ken mijn geschiedenis van de Melkweg. Ik dacht aan een ongeluk.' 

'Er zijn geen kronieken over ongelukken van dat soort die in staat zouden zijn de intensiteit van het stralingsniveau op een planeet significant te verhogen, in het algemeen gesproken.' Hij zuchtte. 'Ik neem aan dat we, om daar achter te komen, naar de Sirius Sector zullen moeten gaan om wat onderzoek te doen.'

'Dat zullen we op een goede dag wel eens doen. Maar nu...'

'Ja, ja, ik zal niets meer zeggen.'

Hij hield zich aan zijn woord en Trevize lag zich in het donker bijna een uur lang af te vragen of hij niet al teveel aandacht had getrokken en of het niet verstandig zou zijn naar de Sirius Sector te gaan en pas naar Gaia terug te keren als die aandacht - ieders aandacht - weer was verslapt.

Toen hij in slaap viel, had hij nog geen duidelijke conclusie bereikt. Zijn dromen waren onrustig.


51


Pas halverwege de ochtend waren zij terug in de stad. Het Toeristencentrum was deze keer behoorlijk vol, maar zij slaagden erin de noodzakelijke verwijzing naar een databank te krijgen, waar ze vervolgens werden geïnstrueerd in het gebruik van de lokale dataverwerkende computers.

Zij gingen zorgvuldig de musea en universiteiten af, te beginnen bij degene die het dichtst bij waren en liepen daar na welke informatie er beschikbaar was over antropologen, archeologen en specialisten in oude geschiedenis.

'Ah,' zei Pelorat.

'Ah?' zei Trevize ietwat geprikkeld. 'Ah wat?'

'Deze naam, Quintesetz. Komt mij bekend voor.'

'Ken je hem?'

'Nee, natuurlijk niet, maar misschien heb ik studies van hem gelezen. Ginds in het schip, waar ik mijn index...'

'We gaan niet terug, Janov. Als de naam je bekend voorkomt, is dat een aanknopingspunt. Als hij ons niet kan helpen, zal hij ongetwijfeld in staat zijn ons de goede richting te wijzen.' Hij ging staan. 'Laat ons een manier vinden om naar de Sayshell Universiteit te gaan. En aangezien het daar rond lunchtijd wel uitgestorven zal zijn, moesten we eerst maar iets gaan eten.'

Het was al laat in de middag toen zij hun weg naar de universiteit hadden gevonden. Na een tocht door de interne doolhof van gangen zaten zij nu in een wachtkamer in afwachting van de terugkeer van een jonge vrouw die op onderzoek was gegaan en die al dan niet in staat zou zijn hen naar Quintesetz te leiden.

'Ik vraag mij af,' zei Pelorat, slecht op zijn gemak, 'hoe lang we nog moeten wachten. Het moet al aardig tegen sluitingstijd lopen.' 

Alsof zij op dat wachtwoord had gewacht, kwam de jonge vrouw die zij een half uur geleden voor het laatst hadden gezien nu snel op hen toegelopen. Haar schoenen glommen in rood en violet en maakten onder het lopen scherpe, maar muzikale tikgeluiden op de vloer. Er zat een mooi ritme in, dat wisselde met de snelheid en gedecideerdheid van haar stappen.

Pelorat knipperde met zijn ogen. Hij nam aan dat elke wereld zijn eigen manieren kende om de zintuigen te beledigen, zoals ook elke wereld zijn eigen geur had. Hij bemerkte die geur niet meer en vroeg zich af of hij wellicht ook zou leren geen aandacht te schenken aan de oogverblindende aanblik van lopende jongedames.

Zij kwam naar Pelorat toe en bleef staan. 'Mag ik uw volledige naam weten, Professor?'

'Janov Pelorat, juffrouw.'

'En uw thuisplaneet?'

Trevize hief een hand een stukje op als om zwijgzaamheid te gebieden, maar Pelorat zag dat niet of negeerde het en zei: 'Terminus.'

De jonge vrouw glimlachte breeduit en zag er verheugd uit. 'Toen ik professor Quintesetz vertelde dat een professor Pelorat hem wilde spreken, zei hij dat het goed was als u Janov Pelorat van Terminus was, maar anders niet.'

Pelorat knipperde even met zijn ogen. 'U... u bedoelt dat hij ooit van mij gehoord heeft?'

'Daar lijkt het zeker op.'

Met moeite, bijna krakend slaagde Pelorat erin een glimlach te produceren toen hij zich naar Trevize keerde. 'Hij heeft van mij gehoord. Ik had werkelijk niet verwacht... Ik bedoel, ik heb maar heel weinig artikelen geschreven en ik vermoedde niet dat iemand...' Hij schudde zijn hoofd. 'Ze waren niet echt belangrijk.'

'Vooruit,' zei Trevize, die ook glimlachte, 'stop ermee jezelf op te vrijen tot een orgasme van zelfonderschatting en kom mee.' Hij wendde zich tot de vrouw, ik neem aan, juffrouw, dat er een of ander vervoer is om ons naar hem toe te brengen?'

'Het is op loopafstand. We hoeven er zelfs dit gebouw niet voor te verlaten en ik zal u graag begeleiden. Bent u beiden van Terminus?' Dit laatste zei ze, terwijl ze zich in beweging zette. 

De twee mannen liepen achter haar aan en Trevize zei met een spoortje ergernis in zijn stem: 'Ja, allebei. Maakt dat enig verschil ?'

'O nee, natuurlijk niet. Er zijn mensen op Sayshell die niet dol zijn op Foundationisten, weet u, maar hier aan de Universiteit zijn we daar veel toleranter in. Leven en laten leven, zeg ik altijd. Ik bedoel: ook Foundationisten zijn mensen. Begrijpt u wat ik wil zeggen?'

'Ja, dat begrijp ik. Velen van ons zeggen dat ook Sayshellianen mensen zijn.'

'En dat is precies zoals het hoort. Ik ben nooit in Terminus geweest. Dat moet een heel grote stad zijn.'

'Eigenlijk niet,' zei Trevize op zakelijke toon. 'Ik schat dat de stad kleiner is dan Sayshell stad.'

'U neemt een loopje met mij,' zei ze. 'Het is de hoofdstad van de Foundation Federatie, nietwaar? Ik bedoel: er is toch maar éen Terminus, nietwaar?'

'Zeker, voor zover ik weet is er maar éen Terminus, en daar komen wij vandaan de hoofdstad van de Foundation Federatie.' 

'Nou, dan moet het een geweldig grote stad zijn. En u hebt die hele reis hierheen gemaakt om de professor op te zoeken. We zijn erg trots op hem, weet u. Hij wordt beschouwd als de grootste autoriteit van de gehele Melkweg.'

'O ja?' zei Trevize. 'Op welk terrein?'

Weer sperde zij haar ogen wijd open. 'U bent een echte plaaggeest! Hij weet meer van oude geschiedenis dan ik... dan ik weet van mijn eigen familie.' En ze liep verder op haar muzikale manier.

Als je zo vaak hoort dat je een loopje met iemand neemt en dat je een plaaggeest bent, wil je die reputatie tenslotte ook waarmaken. Trevize glimlachte en zei: 'De professor weet zeker ook alles af van de Aarde?'

'De Aarde?' Zij bleef staan bij een kantoordeur en keek hen uitdrukkingsloos aan.

'U weet wel, de wereld waar de mensheid begonnen is.'

'O, u bedoelt de planeet-die-eerste-was. Ik neem aan van wel. Ik neem aan dat hij dat allemaal behoort te weten. Tenslotte bevindt die wereld zich in de Sayshell Sector. Dat weet iedereen! Dit is zijn kantoor. Ik zal u aankondigen.'

'Nee, wacht even,' zei Trevize. 'Een minuutje nog. Vertel mij eens iets over de Aarde.'

'Ik heb eigenlijk nog nooit iemand dat woord horen gebruiken. Ik neem aan dat het een woord van de Foundation is. Wij hier noemen de planeet Gaia.'

Trevize wierp een snelle blik op Pelorat. 'O ja? En waar is die planeet?'

'Nergens. Zij bevindt zich in de hyper-ruimte en er is geen manier om er te komen. Toen ik nog een jong meisje was vertelde mijn grootmoeder dat Gaia zich ooit in de echte ruimte had bevonden, maar dat zij zozeer had gewalgd van...'

'De misdaden en stommiteiten van menselijke wezens,' mompelde Pelorat, 'dat zij uit schaamte de ruimte verliet en niets meer te maken wilde hebben met de mensen die zij over de gehele Melkweg had uitgestuurd.'

'U kent het verhaal dus. Ziet u? Een vriendin van mij beweert dat het bijgeloof is. Ik zal haar eens iets vertellen! Als het verhaal goed genoeg is voor professoren van de Foundation...'

Een deel van de ondoorzichtige glazen deur liet glinsterende letters zien: SOTAYN QUINTESETZ ABT in de moeilijk leesbare kalligrafie van Sayshell, en daaronder, in dezelfde belettering: FACULTEIT DER OUDE GESCHIEDENIS.

De vrouw plaatste haar vinger op een glad schijfje van metaal. Er klonk geen geluid, maar de ondoorzichtigheid van het glas maakte plaats voor een melkwitte kleur en een zachte, afwezig klinkende stem zei: 'Identificeer uzelf, alstublieft.'

'Janov Pelorat van Terminus,' zei Pelorat, 'met Golan Trevize van dezelfde wereld.' De deur zwaaide meteen open.


52


De man die van achter zijn bureau naar hen toe kwam was groot en van gevorderde middelbare leeftijd. Zijn huidskleur was lichtbruin en zijn haar, dat met strakke krulletjes zijn hoofd bedekte, was staalgrijs. Hij stak zijn hand uit ter begroeting en zei met zachte, lage stem: ik ben S.Q. Het verheugt mij u te ontmoeten, heren professoren.'

'Ik heb geen academische titel,' zei Trevize. ik vergezel professor Pelorat. U kunt mij gewoon Trevize noemen. Het doet mij genoegen u te ontmoeten, professor Abt.'

Quintesetz was oprecht verbaasd en stak zijn hand op. 'Nee, nee, Abt is niet meer dan een of andere dwaze titel die buiten Sayshell geen enkele betekenis heeft. Let er maar niet op, alstublieft, en noem me S.Q. In de normale sociale contacten gebruiken wij op Sayshell doorgaans onze voorletters. Ik ben blij dat u met z'n tweeën bent, terwijl ik maar éen persoon verwachtte.'

Hij leek een ogenblik te aarzelen, en stak toen zijn rechterhand uit na deze onopvallend aan zijn broek te hebben afgeveegd. Trevize nam hem aan en vroeg zich af wat de correcte Sayshelliaanse manier van begroeten was.

'Neem alstublieft plaats,' zei Quintesetz. ik vrees dat u zult moeten vaststellen dat deze stoelen levenloos zijn, maar persoonlijk hou ik niet van die strelende stoelen. Het is tegenwoordig wel grote mode dat stoelen je koesteren en strelen, maar ik heb liever dat een streling ook werkelijk iets voorstelt, hè?'

Trevize glimlachte en zei: 'Wie niet? Uw naam, S.Q., lijkt mij eerder afkomstig van de Rim Werelden dan van Sayshell. Neem mij niet kwalijk als mijn opmerking brutaal is.'

'Geeft niet. Mijn familie is ten dele afkomstig van Askone. Vijf generaties terug hebben mijn bet-bet-overgrootouders Askone verlaten toen de overheersing door de Foundation te drukkend werd.'

'En wij zijn Foundationisten,' zei Pelorat. 'Sorry.'

Quintesetz wuifde vriendelijk met zijn hand. ik vind niet dat je na vijf generaties nog wrok moet koesteren, al zijn er jammer genoeg nog wel mensen die dat doen. Wilt u iets te eten hebben? Een drankje? Wilt u wat achtergrondmuziek horen?'

'Als u het niet erg vindt,' zei Pelorat, 'zou ik liever meteen terzake komen, als de Sayshelliaanse gewoonten dat toestaan.' 

'Onze gewoonten staan dat niet in de weg, dat verzeker ik u. U hebt geen idee hoe opmerkelijk ik dit vind, doctor Pelorat. Nog maar twee weken geleden stuitte ik op uw artikel over oorsprongsmythen in het Archeologisch Tijdschrift en het trof mij als een opmerkelijke synthese - al te kort, helaas.'

Pelorat bloosde van genoegen. 'Het verheugt mij bijzonder dat u het hebt gelezen. Ik moest het natuurlijk sterk inkorten, want het Tijdschrift wilde geen volledige studie afdrukken. Ik ben van plan een uitvoerige verhandeling te schrijven.'

'Daar zie ik naar uit. Toen ik het gelezen had, voelde ik al meteen een verlangen u te ontmoeten. Ik was zelfs al half en half van plan naar Terminus te gaan, al zou dat misschien moeilijk te regelen zijn geweest...'

'Waarom?' vroeg Trevize. Quintesetz leek in verlegenheid te zijn gebracht. 'Het spijt mij te moeten vaststellen dat Sayshell er weinig voor voelt zich aan te sluiten bij de Foundation Federatie en daarom sociale contacten met de Foundation niet bepaald aanmoedigt. Wij zijn traditioneel neutraal, ziet u. Zelfs het Muildier heeft ons niet lastig gevallen, behalve om een expliciete verklaring van neutraliteit van ons los te krijgen. Om die reden wordt elk verzoek om toestemming voor het bezoeken van Foundationgebieden in het algemeen, en van Terminus in het bijzonder, met enige achterdocht bekeken, al zou een geleerde zoals ik, die uitsluitend academische doeleinden nastreeft, waarschijnlijk uiteindelijk wel een paspoort krijgen. Maar dat alles bleek niet nodig, want u bent naar mij toegekomen. Ik kan het maar nauwelijks geloven. Ik vraag mijzelf af: waarom ? Hebt u van mij gehoord, zoals ik van u heb gehoord?'

'Ik ken uw werk, S.Q., en in mijn dossiers heb ik samenvattingen van uw studies,' zei Pelorat. 'Daarom ben ik naar u toe gekomen. Ik onderzoek zowel het vraagstuk van de Aarde, die geacht wordt de oorsprong van de mensheid te zijn, als de vroege periode van ontdekkingen en kolonisaties in de Melkweg. In het bijzonder ben ik hierheen gekomen om naspeuringen te doen over de stichting van Sayshell.'

'Uit uw artikel,' zei Quintesetz, 'leid ik af dat u belangstelling hebt voor mythen en legenden.'

'Nog meer voor geschiedenis, voor echte feiten, als die voorhanden zijn. En anders voor mythen en legenden.'

Quintesetz stond op en begon snel op en neer te lopen in zijn kantoor. Hij bleef even staan om Pelorat aan te kijken en begon toen weer te ijsberen.

'Wel, meneer?' zei Trevize ongeduldig.

'Vreemd! Echt vreemd!' zei Quintesetz. 'Nog pas gisteren...'

'Wat was er gisteren?' vroeg Pelorat.

Quintesetz zei: ik vertelde u al, doctor Pelorat - mag ik u trouwens niet J.P. noemen? Het gebruiken van een volle naam is voor mij nogal ongewoon.'

'Ga gerust uw gang.' 'Ik heb u al verteld, J.P., dat ik uw artikel bewonderde en dat ik u graag wilde zien. De reden daarvoor was dat u kennelijk beschikte over een uitvoerige collectie van legenden over de oorsprong van werelden en toch die van ons niet kende. Met andere woorden: ik wilde naar u toe gaan om u juist datgene te vertellen wat u nu hier ter plekke blijkt te willen onderzoeken.'

'Wat heeft dat met gisteren te maken, S.Q. ?' vroeg Trevize.

'Wij kennen legenden, vooral éen legende. Een legende die belangrijk is voor onze samenleving, want zij is ons centrale raadsel geworden...'

'Raadsel?' vroeg Trevize.

'Ik bedoel niet een puzzel of zoiets. Dat is, geloof ik, de betekenis van het woord in Melkweg Standaard. Hier heeft het een specifieke betekenis. Het betekent "iets geheims", iets waarvan alleen bepaalde ingewijden de volle betekenis kennen, iets waar met buitenstaanders niet over wordt gesproken. En gisteren was de Dag.'

'De dag van wat, S.Q. ?' vroeg Trevize, die zijn air van geduld nu lichtelijk overdreef.

'Gisteren was de Dag van de Vlucht,'

'Aha,' zei Trevize, 'een dag van meditatie en rust, waarbij iedereen geacht wordt thuis te blijven.'

'Zoiets ja, in theorie, behalve dat in de grotere steden, de meer wereldse gebieden een zo ouderwetse manier van viering nog maar weinig plaatsvindt. Maar u weet ervan, begrijp ik.'

Pelorat had een onbehaaglijk gevoel gekregen door Trevizes ergernis en kwam nu haastig tussenbeide. 'We hebben er iets over gehoord, want we zijn toevallig gisteren gearriveerd.' 

'Uitgerekend gisteren,' zei Trevize sarcastisch. 'Luister eens, S.Q. Zoals ik al zei heb ik geen wetenschappelijke graad, maar ik heb wel een vraag. U zei dat u het had over een centraal raadsel, en dat het niet de bedoeling was dat daar met buitenstaanders over werd gesproken. Waarom maakt u er tegenover ons dan melding van? Wij zijn buitenstaanders.'

'Dat bent u. Maar ik ben niet iemand die de Dag plechtig viert en de mate van mijn bijgeloof kun je op zijn best hoogst oppervlakkig noemen. Het artikel van J.P. heeft bij mij echter een gevoel versterkt dat ik al heel lang heb. Een mythe of legende ontstaat gewoon niet uit een compleet vacuüm. Dat is met niets gebeurd en kan met niets gebeuren. Er moet dus een of andere kleine kern van waarheid in zitten, ook al is die nog zo vervormd, en ik zou de waarheid willen kennen achter onze legende van de Dag van de Vlucht.'

'Is het veilig daarover te praten?' vroeg Trevize.

Quintesetz haalde zijn schouders op. 'Niet helemaal, neem ik aan. De conservatieve delen van onze bevolking zou het de stuipen op het lijf jagen. Zij hebben echter de regeringsmacht niet in handen, en dat is al een eeuw zo. De secularisten zijn sterk en zouden nog sterker zijn als de conservatieven niet handig gebruik maakten van, excuseer me, onze anti-Foundation stokpaardjes. En aangezien ik de zaak met u bespreek vanuit mijn professionele belangstelling voor oude geschiedenis, zal de Liga van Academici mij bovendien als dat nodig is met kracht steunen.'

'In dat geval,' zei Pelorat, 'wilt u ons misschien vertellen wat uw centrale raadsel te betekenen heeft, S.Q.'

'Ja, maar laat mij er eerst voor zorgen dat we niet worden onderbroken, en ook niet afgeluisterd, trouwens. Ook al moet je de stier in het gelaat zien, daarom hoef je hem nog niet op zijn bek te slaan zoals ons spreekwoord zegt.'

Hij drukte een paar toetsen in van een paneeltje op zijn bureau en zei: 'Zo, nu zijn we buiten bereik.'

'Bent u er zeker van dat er geen luistervinken zijn ?' vroeg Trevize.

'Luistervinken?'

'Microfoons. Afluistermateriaal. Dingen die u onder observatie houden, visueel of auditief of beide.'

Quintesetz leek geschokt. 'Niet hier op Sayshell!'

Trevize haalde zijn schouders op. 'Als u het zegt.'

'Ga alsjeblieft verder, S.Q.,' zei Pelorat.

Quintesetz kneep zijn lippen samen, leunde achterover in zijn stoel (die onder zijn gewicht enigszins meeboog) en zette de punten van zijn vingers tegen elkaar. Hij leek zich af te vragen hoe en waar hij moest beginnen.

'Weet u wat een robot is?' vroeg hij.

'Een robot?' zei Pelorat. 'Nee.'

Quintesetz keek Trevize aan, maar die schudde langzaam zijn hoofd.

'Maar u weet natuurlijk wat een computer is?'

'Uiteraard,' zei Trevize ongeduldig.

'Welnu, een bewegend computergestuurd gereedschap...' is een bewegend computergestuurd gereedschap.'

Trevize was nog steeds ongeduldig. 'Er bestaan eindeloos veel soorten en ik ken er geen verzamelnaam voor, behalve dan bewegend computergestuurd gereedschap.'

'... dat er precies zo uitziet als een mens is een robot.' S.Q. voltooide zijn definitie op gelijkmatige toon. 'Het onderscheidend kenmerk van een robot is dat hij de vorm van een mens heeft.'

'Waarom?' vroeg Pelorat met eerlijke verbazing.

'Ik weet het niet zeker. Het is een opmerkelijk ondoelmatige vorm voor een werktuig, dat moet ik u toegeven, maar ik vertel u alleen de legende. "Robot" is een oud woord uit een niet identificeerbare taal, al zeggen onze taalgeleerden dat het zoiets als "werk" zou kunnen betekenen.'

'Ik kan mij geen woord voor de geest halen,' zei Trevize op sceptische toon, 'dat zelfs maar vaag klinkt als "robot" en dat iets met "werk" van doen heeft.'

'Niets in Melkweg Standaard, natuurlijk,' zei Quintesetz, 'maar dat is wat zij beweren.'

'Het kan een voorbeeld zijn van omgekeerde etymologie,' zei Pelorat. 'Die dingen werden gebruikt om werk te doen en daarom kreeg dat woord de betekenis van "werk". Maar hoe dan ook, waarom vertelt u ons dit?'

'Omdat het hier op Sayshell een traditioneel gegeven is dat, toen de Aarde nog de enige wereld was en de Melkweg nog volledig onbewoond open lag, die robots werden uitgevonden en ontwikkeld. Er waren toen twee soorten menselijke wezens: natuurlijke en gebouwde, vlees en metaal, biologisch en mechanisch, ingewikkeld en simpel...'

Quintesetz zweeg plotseling en zei met een verontschuldigend lachje: 'Het spijt me. Het is onmogelijk over robots te spreken zonder te citeren uit het Boek van de Vlucht. De mensen van de Aarde construeerden robots, meer hoef ik u niet te vertellen. Dat is duidelijk genoeg.'

'En waarom maakten zij die robots?' vroeg Trevize.

Quintesetz haalde zijn schouders op. 'Wie kan dat na zo lange tijd nog zeggen? Misschien waren zij gering in aantal en hadden ze hulp nodig, vooral bij de grootse taak van het ontsluiten en bevolken van de Melkweg.'

'Dat lijkt me een redelijke veronderstelling,' zei Trevize. 'En toen de Melkweg eenmaal gekoloniseerd was, hadden zij de robots niet meer nodig. Er zijn tegenwoordig beslist geen humanoïde bewegende computergestuurde gereedschappen meer in de Melkweg.'

'In elk geval,' vervolgde Quintesetz, 'luidt het verhaal aldus als ik het drastisch mag vereenvoudigen en vele dichterlijke versieringen mag weglaten die ik, eerlijk gezegd, niet aanvaard, ook al doet de bevolking hier dat in het algemeen wel (of ze doen alsof). Rond de Aarde ontstonden kolonistenwerelden die om naburige sterren cirkelden en deze nieuwe werelden waren aanzienlijk rijker aan robots dan de Aarde zelf. Op ruwe, onontgonnen werelden bestond natuurlijk ook een veel grotere behoefte aan de hulp van de robots. De Aarde wilde in feite terug, wenste geen robots meer, en kwam tegen hen in opstand.' 

'Wat gebeurde er?' vroeg Pelorat.

'De Buitenwerelden bleken sterker te zijn. Met behulp van hun robots wisten de kinderen hun Moeder Aarde te verslaan en in handen te krijgen. Neem me niet kwalijk, ik kan het niet helpen dat ik af en toe in citaten verval. Maar er waren enkele mensen op de Aarde die hun wereld wisten te ontvluchten, met betere schepen en een doelmatiger wijze van reizen door de hyper-ruimte. Zij vluchtten naar ver afgelegen sterren en werelden, veel verder weg dan de nabije planeten die al eerder gekoloniseerd waren. Er werden nieuwe kolonies gesticht, zonder robots, waar menselijke wezens in vrijheid konden leven. Dit waren de zogeheten Tijden van de Vlucht en de dag waarop de eerste Aardman de Sayshell sector bereikte, om precies te zijn: deze planeet, is de Dag van de Vlucht, die hier al vele duizenden jaren elk jaar gevierd wordt.'

'Wat u dus zegt, mijn beste,' stelde Pelorat vast, 'is dat Sayshell rechtstreeks vanaf de Aarde werd gesticht.'

Quintesetz dacht na en aarzelde een ogenblik, waarna hij zei: 'Dat is het officiële geloof.'

'Maar u accepteert dat kennelijk niet,' zei Trevize.

'Het schijnt mij toe...' begon Quintesetz, maar toen liet hij zich gaan en barstte uit: 'Ach, bij alle Grote Sterren en Kleine Planeten! Nee, ik geloof het niet! Het is mij allemaal veel en veel te onwaarschijnlijk, maar het is hier een officieel dogma. De regering mag dan behoorlijk geseculariseerd zijn geworden, maar het is noodzakelijk er op zijn minst lippendienst aan te bewijzen. Maar goed, terzake. Uw artikel, J.P., bevat geen aanwijzing dat u op de hoogte was van dit verhaal over robots en twee kolonisatiegolven: een kleine met robots en een grotere zonder.'

'Dat wist ik zeker niet,' zei Pelorat. 'Ik hoor het nu voor de eerste keer en, mijn beste S.Q., ik ben u eeuwig dankbaar dat u mij dit hebt willen vertellen. Ik ben zeer verbaasd dat er geen enkele verwijzing naar dit verhaal voorkomt in al die geschriften die...' 

'Het toont aan,' onderbrak Quintesetz hem, 'hoe effectief ons sociaal systeem is. Het is ons Sayshelliaans geheim, ons grote mysterie.'

'Misschien,' zei Trevize droogjes. 'Niettemin moet die tweede kolonisatiegolf, degene zonder robots, in alle richtingen hebben plaatsgevonden. Hoe komt het dat dit grote geheim alleen op Sayshell bestaat?'

'Het kan ook elders bestaan en daar even geheim zijn,' zei Quintesetz. 'Onze eigen conservatieven geloven dat alleen Sayshell vanaf de Aarde werd gesticht en dat de gehele rest van de Melkweg is gekoloniseerd vanuit Sayshell. Dat is uiteraard naar alle waarschijnlijkheid nonsens.'

'Deze bijkomende vragen kunnen te zijner tijd worden bestudeerd,' zei Pelorat. 'Nu ik een startpunt heb, kan ik soortgelijke informatie over andere planeten opzoeken. Waar het om gaat is dat ik nu heb ontdekt welke vraag ik moet stellen en, zoals bekend, kan een goede vraag eindeloos veel goede antwoorden teweegbrengen. Wat een bof dat ik...'

'Ja, Janov, maar de goede S.Q. heeft ons ongetwijfeld nog niet het hele verhaal verteld,' zei Trevize. 'Wat is er met die oudere kolonies en hun robots gebeurd? Maakt uw overlevering daar enige melding van?'

'Niet in detail, maar wel in hoofdzaken. Mensen en humanoïden kunnen klaarblijkelijk niet samenleven. De werelden met de robots stierven. Zij waren niet levensvatbaar.'

'En de Aarde?'

'De mensen verlieten haar en vestigden zich hier en, al zouden de conservatieven dat bestrijden, waarschijnlijk ook op andere planeten.'

'Ongetwijfeld heeft niet elk menselijk wezen de Aarde verlaten. De planeet bleef niet geheel leeg achter.'

'Waarschijnlijk niet. Ik weet het niet.'

Trevize zei abrupt: 'Werd zij radio-actief achtergelaten?' 

Quintesetz keek verbaasd. 'Radio-actief?'

'Dat vroeg ik, ja.'

'Niet dat ik weet. Ik heb zoiets nooit horen zeggen.'

Trevize tikte met een knokkel van zijn hand tegen zijn tanden en dacht na. Tenslotte zei hij: 'S.Q., het wordt laat, en we hebben misschien toch al te veel beslag gelegd op uw tijd.' (Pelorat maakte een beweging alsof hij wilde protesteren, maar Trevize legde zijn hand op diens knie en verstevigde zijn greep. Pelorat keek ongelukkig, maar zei niets.)

'Het was mij een genoegen u van dienst te zijn,' zei Quintesetz. 'Dat was u zeker. Als wij daarvoor iets kunnen terugdoen, zeg het dan alsjeblieft.'

Quintesetz lachte fijntjes. 'Misschien wil de goede J.P. zo vriendelijk zijn mijn naam niet te vermelden in het kader van zijn eventuele geschriften over ons mysterie. Daarmee acht ik mij voldoende beloond.'

Pelorat sprak vurig. 'U zou de erkenning krijgen die u verdient, en misschien nog meer gewaardeerd worden, als het u werd toegestaan Terminus te bezoeken en daar misschien geruime tijd als gastdocent aan onze universiteit verbonden te worden. Dat zouden we wel kunnen regelen. Sayshell is misschien niet dol op de Federatie, maar zij zullen waarschijnlijk niet een rechtstreeks verzoek willen afwijzen waarin u gevraagd wordt naar Terminus te komen om bijvoorbeeld een colloquium over een bepaald aspect van de oude geschiedenis bij te wonen.'

De Sayshelliaan schoot rechtop. 'Is uw invloed groot genoeg om dat te regelen?'

'Hé, daar had ik nog niet aan gedacht,' zei Trevize, 'maar J.P. heeft volkomen gelijk. Dat is zeker haalbaar - als we het proberen. En hoe dankbaarder u ons stemt, des te harder zullen wij het natuurlijk proberen.'

Quintesetz was even stil en fronste toen zijn wenkbrauwen. 'Hoe bedoelt u dat, meneer?'

'U hoeft ons alleen maar alles te vertellen over Gaia, S.Q.,' zei Trevize.

Bij deze woorden kreeg het gezicht van Quintesetz een zeer gesloten uitdrukking.


53


Quintesetz keek neer op zijn bureau. Zijn hand wreef verstrooid door zijn korte, strak gekrulde haar. Vervolgens keek hij Trevize aan met dicht op elkaar geperste lippen. Het leek alsof hij vastbesloten was niet te spreken.

Trevize trok zijn wenkbrauwen op en wachtte. Tenslotte zei Quintesetz met enigszins gesmoord klinkende stem: 'Het wordt inderdaad al laat. Het schimmert al flink.'

Tot dan toe had hij goed Melkweg Standaard gesproken, maar nu kregen zijn woorden een vreemde klank alsof zijn Sayshelliaanse dialect de overhand kreeg boven zijn klassieke opleiding.

'Schimmeren, S.Q.?'

'Het is al vrijwel avond.'

Trevize knikte. 'Onattent van mij. Bovendien heb ik honger. Zoudt u met ons en als onze gast willen dineren, S.Q. ? Bij die gelegenheid kunnen wij dan misschien ons gesprek over Gaia voortzetten.'

Quintesetz verhief zich in volle lengte. Hij was groter dan de beide mannen van Terminus, maar hij was ouder en pafferiger, zodat zijn lengte niet een indruk van kracht wekte. Hij leek nu vermoeider dan bij hun binnenkomst.

Hij keek hen zijdelings aan en zei: 'Ik vergeet mijn gastvrijheid. U bent Buitenwerelders en het zou niet passen als ik mij door u liet uitnodigen. Komt u mee naar mijn huis. Het is op de campus, niet ver hiervandaan. Als u het gesprek met mij wilt voortzetten kan ik dat thuis op meer ontspannen manier doen dan hier. Ik vind het alleen jammer' (hij leek zich niet helemaal op zijn gemak te voelen) 'dat ik u maar een beperkte maaltijd kan aanbieden. Mijn vrouw en ik zijn vegetariërs, en u bent vleeseters, denk ik, en dat spijt mij.'

'J.P. en ik kunnen onze voorkeur voor vlees best een maaltijd lang van ons afzetten. Uw conversatie zal daar ruimschoots tegen opwegen - hoop ik,' zei Trevize.

'Ongeacht de conversatie,' zei Quintesetz, 'kan ik u in elk geval een interessante maaltijd beloven als u tenminste van onze Sayshelliaanse kruiden houdt. Mijn vrouw en ik hebben dat onderwerp diepgaand bestudeerd.'

'Ik verheug mij op alle exotische dingen die u ons wilt voorschotelen, S.Q.,' zei Trevize op koele toon, al keek Pelorat ietwat zenuwachtig bij dat vooruitzicht.

Quintesetz ging hen voor. Het drietal verliet de kamer en liep door een schijnbaar eindeloze gang. De Sayshelliaan groette af en toe collega's en studenten, maar maakte geen aanstalten om zijn metgezellen aan iemand voor te stellen. Trevize was zich er onbehaaglijk van bewust dat de anderen nieuwsgierig naar zijn ceintuur staarden vandaag toevallig een van zijn grijze exemplaren. Zo'n gedekte tint was kennelijk hoogst bizar. 

Tenslotte kwamen zij door een deur in de open lucht. Het was werkelijk donker en tamelijk koel. In de verte rezen bomen op en beide kanten van het wandelpad werden omzoomd door weelderig gras.

Pelorat bleef staan. Hij had zijn rug gekeerd naar de heldere lichten van het gebouw dat zij zojuist hadden verlaten en naar de verlichting van de campus en keek recht naar boven.

'Prachtig!' zei hij. 'Er is een mooie strofe in een vers van een van onze betere dichters die spreekt van "de spikkelschijn van Sayshells verheven hemel".'

Trevize keek waarderend en zei met zachte stem: 'Wij zijn van Terminus, S.Q. Mijn vriend heeft nooit andere sterrenhemels gezien. Op Terminus zien we alleen een vage, nevelachtige weerschijn van de Melkweg en een paar amper zichtbare sterren. Als u onze hemel gewend was, zou u deze hemel ongetwijfeld nog meer waarderen dan u nu al doet.'

'Wij waarderen hem ten volle, dat verzeker ik u,' zei Quintesetz ernstig. 'Het is niet zozeer dat wij ons in een relatief dunbezaaid deel van de Melkweg bevinden, maar meer het feit dat de sterren van hier af gezien opmerkelijk gelijkmatig verdeeld zijn. Ik denk niet dat u ergens anders in de Melkweg een plek zult aantreffen waar sterren van de eerste grootte zo regelmatig over de hemel verdeeld zijn. En tegelijk zijn het er ook weer niet te veel. Ik heb de hemel gezien van werelden die behoren tot de buitenste rand van een sterrenbol en daar is het aantal heldere sterren gewoon te groot. Dat bederft de duisternis van de nachtelijke hemel en doet flink afbreuk aan de pracht daarvan.'

'Dat ben ik volledig met u eens,' zei Trevize.

'Ik vraag mij af,' zei Quintesetz, 'of u die bijna regelmatige vijfhoek van ongeveer even heldere sterren daarginds ziet. Wij noemen ze de Vijf Zusters. Daar, vlak boven de toppen van de bomen. Ziet u ze?'

'Ik zie ze,' zei Trevize. 'Heel attractief.'

'Ja,' zei Quintesetz. 'Men zegt dat ze succes in de liefde symboliseren. Er is geen liefdesbrief die niet eindigt met een vijfhoek van stippen om de desbetreffende verlangens kenbaar te maken. Elk van de vijf sterren vertegenwoordigt een verschillend stadium in de lichamelijke liefde en er zijn beroemde gedichten die met elkaar wedijveren om elk van die stadia maar zo expliciet en erotisch mogelijk te bezingen. In mijn jonge jaren heb ik zelf geprobeerd zulke verzen te maken. Ik zou toen nooit hebben gedacht dat ik mettertijd nog eens onverschillig zou worden voor de Vijf Zusters - maar zo is het mensenlot nu eenmaal, vermoed ik. Ziet u die vage ster, ongeveer midden tussen de Vijf Zusters?'

'Ja.'

'Dat,' zei Quintesetz, 'is het symbool van de onbeantwoorde liefde. Er is een legende die zegt dat deze ster ooit even helder was als de andere, maar tenslotte doofde van verdriet.' En hij liep snel verder.


54


Trevize had moeten toegeven dat het diner heerlijk was. De afwisseling leek eindeloos en de kruiden en de aankleding waren verfijnd en smakelijk geweest.

Trevize zei: 'Al deze kruiden, die ik overigens met genot heb gegeten, maken deel uit van het Melkweg voedselpatroon, nietwaar, S.Q.?'

'Ja, natuurlijk.'

'Ik neem echter aan dat er ook inheemse levensvormen bij zijn.' 

'Uiteraard. Sayshell Planeet was een zuurstofwereld toen de eerste kolonisten hier arriveerden, dus er moesten vormen van leven bestaan. En we hebben een aantal van die inheemse soorten bewaard, daar kunt u zeker van zijn! We hebben een paar zeer uitgestrekte nationale parken waarin zowel de flora als de fauna van het Oude Sayshell bewaard zijn gebleven.'

'Dan bent u er beter aan toe dan wij, S.Q.,' zei Pelorat enigszins bedroefd. 'Er was maar weinig leven op Terminus toen de mens er arriveerde en ik vrees dat er lange tijd geen systematische pogingen zijn gedaan om het leven in de zeeën - dat de zuurstof had geproduceerd die Terminus bewoonbaar maakte - te behouden. Terminus heeft nu een ecologie die puur Melkweg Standaard is.'

'Sayshell,' zei Quintesetz met een glimlach vol bescheiden trots, 'heeft een lange en ononderbroken traditie op het gebied van de natuurbescherming.'

Dat moment koos Trevize om te zeggen: 'Toen we uw kantoor verlieten, S.Q., was het uw bedoeling, meen ik, ons een diner aan te bieden en daarna iets te vertellen over Gaia.'

Quintesetz' vrouw, een vriendelijke, gezette en zeer donkere dame die onder het eten maar weinig had gezegd, keek verbaasd op. Zij stond op en verliet de kamer zonder een woord.

'Mijn echtgenote,' zei Quintesetz, slecht op zijn gemak, 'is nogal conservatief, ben ik bang. Zij heeft er een beetje moeite mee als het... het woord wordt uitgesproken. Neem het haar alsjeblieft niet kwalijk. Maar waarom vraagt u mij daarnaar?'

'Omdat het nogal belangrijk is voor J.P.'s werk, vrees ik.'

'Maar waarom vraagt u het aan mij? We hebben gesproken over de Aarde, over robots, over de stichting van Sayshell. Wat heeft dat allemaal te maken met... met wat u vraagt?'

'Misschien niets, maar anderzijds zijn er toch wel merkwaardige dingen aan de gang. Waarom is uw vrouw van haar stuk gebracht als het woord Gaia valt? En waarom bent u zelf uit uw gewone doen? Er zijn mensen die er zonder enige moeite over praten. Zelfs vandaag nog heeft iemand ons verteld dat Gaia de Aarde zelf is en dat zij in de hyper-ruimte is verdwenen wegens het kwaad dat door menselijke wezens werd aangericht.'

Het gezicht van Quintesetz leek te vertrekken van pijn. 'Wie heeft u die baarlijke nonsens verteld?'

'Iemand die ik hier op de universiteit ontmoette.'

'Dat is puur bijgeloof.' 'Het is dus geen onderdeel van het centrale dogma in uw legenden over de Vlucht?'

'Nee, natuurlijk niet. Het is niet meer dan een fabeltje dat is ontstaan onder de gewone, onontwikkelde mensen.'

'Weet u dat zeker?' vroeg Trevize ijzig.

Quintesetz leunde achterover in zijn stoel en keek naar de restanten van het maal op de tafel. 'Kom mee naar de zitkamer,' zei hij. 'Mijn vrouw zal deze kamer niet willen opruimen en fatsoeneren zolang wij hier zijn en... hier over praten.'

'Weet u zeker dat het maar een fabeltje is ?' herhaalde Trevize, toen ze in een andere kamer zaten voor een venster dat door een hoge, gebogen ruit uitzicht bood op de fraaie nachtelijke hemel van Sayshell. De lichten in de kamer waren gedempt om dat uitzicht goed tot zijn recht te laten komen en het donkere gezicht van Quintesetz leek weg te smelten in de schaduw.

'Weet u dat dan niet zeker?' vroeg hij. 'Acht u het dan mogelijk dat een hele wereld zo maar kan verdwijnen in de hyper-ruimte? U moet weten dat de gemiddelde persoon maar een uiterst vage notie heeft van wat de hyper-ruimte in feite is.'

'De waarheid is,' zei Trevize, 'dat ikzelf maar een vage notie heb van wat de hyper-ruimte is, maar dat ik er honderden keren doorheen ben gereisd.'

'Laat ik mij dan beperken tot de feiten. Ik verzeker u dat de Aarde, waar die zich ook bevindt, niet binnen de grenzen van de Sayshell Unie bestaat en dat de wereld die u noemde niet de Aarde is.'

'Ook al weet u niet waar de Aarde is, S.Q., u behoort toch in elk geval te weten waar de wereld zich bevindt die ik u noemde. Die bevindt zich toch zeker wèl binnen de grenzen van de Sayshell Unie. Dat wisten we immers al, nietwaar, Pelorat?'

Pelorat had onaandoenlijk zitten luisteren en schrok op nu hij direct werd aangesproken. 'Als het daar om gaat, Golan, ik weet waar zij zich bevindt.'

Trevize draaide zijn hoofd om hem aan te kijken. 'Sinds wanneer, Janov?'

'Sinds eerder op deze avond, mijn beste Golan. U toonde ons de Vijf Zusters, S.Q., toen wij van uw kantoor naar dit huis wandelden. U wees naar een zwakke ster in het centrum van de vijfhoek. Ik ben er zeker van dat dat Gaia is.'

Quintesetz aarzelde. Zijn gezicht ging schuil in de donkerte en hoe zijn gelaatsuitdrukking was onttrok zich aan de waarneming. Tenslotte zei hij; 'Wel, dat is wat onze sterrenkundigen zeggen - privé. Het is een planeet die rond die ster cirkelt.'

Trevize keek aandachtig naar Pelorat, maar de uitdrukking op diens gelaat was ondoorgrondelijk. Trevize wendde zich weer tot Quintesetz. Vertelt u ons over die ster. Hebt u haar coördinaten?'

'Ik? Nee.' De ontkenning was haast heftig te noemen. 'Ik beschik hier niet over coördinaten van sterren. U kunt ze krijgen van onze sterrenkundige faculteit, al zal u dat vast wel moeite kosten. Reizen naar die ster zijn verboden.'

'Waarom? Zij bevindt zich toch binnen uw gebied?' 

'Ruimtegrafisch gezien wel, politiek gezien niet.'

Trevize wachtte even af of er nog iets zou volgen, maar toen dat uitbleef ging hij staan. 'Professor Quintesetz,' zei hij op formele toon, 'ik ben geen politieman, soldaat, diplomaat of spion. Ik ben niet hier om met geweld informatie uit u los te peuteren. In plaats daarvan zal ik mij, met tegenzin, tot onze ambassadeur wenden. U zult uiteraard begrijpen dat ik deze informatie niet van u verlang ter wille van mijn persoonlijke belangen. Het gaat hier om zaken van de Foundation en ik wil er geen interstellair incident van maken. Ik denk dat de Sayshell Unie dat evenmin zou willen.'

'Hoezo een zaak voor de Foundation?' vroeg Quintesetz onzeker.

'Dat is iets wat ik niet met u kan bespreken. Als Gaia iets is wat u niet met mij kunt bespreken, moeten wij deze hele kwestie naar regeringsniveau brengen en dat zou eventueel wel eens niet in het voordeel van Sayshell kunnen zijn. Sayshell is onafhankelijk van de Federatie weten te blijven en persoonlijk heb ik daar geen moeite mee. Ik heb geen reden om Sayshell kwaad toe te wensen en ik zou onze ambassadeur liever niet willen benaderen. Door dat te doen zal ik trouwens mijn eigen carrière schaden, want ik heb de strikte opdracht deze informatie te verkrijgen zonder er een regeringszaak van te maken. Zeg mij daarom alstublieft of er een bepaalde, dwingende reden is waarom u niet over Gaia kunt spreken. Wordt u gearresteerd of op een andere manier gestraft, als u iets zegt? Moet u mij ronduit vertellen dat ik geen andere keus heb dan de zaak op te tillen tot ambassadeursniveau?'

'Nee, nee,' zei Quintesetz, die behoorlijk van zijn stuk gebracht leek. 'Ik weet niets af van regeringszaken. Wij spreken gewoon nooit over die wereld.'

'Bijgeloof?'

'Nou... ja! Bijgeloof! Bij de Hemel van Sayshell, ik ben geen haar beter dan die dwaze persoon die u vertelde dat Gaia zich in de hyper-ruimte bevindt of dan mijn vrouw die niet eens in een kamer wil blijven waar het woord Gaia gevallen is en die misschien wel het huis heeft verlaten uit angst dat het zal worden getroffen door...'

'De bliksem?'

'Door iets, ja. En ik, zelfs ik, aarzel de naam uit te spreken! Gaia! Gaia! De lettergrepen doen geen pijn! Ik ben nog heelhuids! En toch aarzel ik. Maar geloof me alsjeblieft als ik zeg dat ik de coördinaten van Gaia's ster echt niet weet. Ik kan u helpen er achter te komen, als u daar iets aan hebt, maar ik verzeker u dat in onze Unie eenvoudig nooit over die wereld wordt gesproken. Wij houden onze handen en onze geesten er verre vandaan. Het weinige dat bekend is - echt bekend, niet zo maar verondersteld - kan ik u vertellen, maar ik betwijfel of u waar dan ook in onze Unie meer aan de weet zou kunnen komen.

We weten dat Gaia een zeer oude wereld is en sommigen denken dat het de oudste wereld is in dit deel van de Melkweg, maar dat weten we niet met zekerheid. Uit patriottistisch oogpunt gaat men ervan uit dat Sayshell Planeet de oudste is, maar we vrezen dat de planeet Gaia dat is. De enige manier om die twee gedachten met elkaar te verzoenen is, dat Gaia de Aarde is, aangezien Sayshell immers werd gekoloniseerd vanaf de Aarde. De meeste historici zijn van mening - privé - dat Gaia onafhankelijk van Sayshell is gesticht. Zij denken dat het niet een kolonie is van een van de werelden in onze Unie en dat ook omgekeerd de Unie niet werd gekoloniseerd vanaf Gaia. Er bestaat geen overeenstemming over de vraag van de relatieve ouderdom, dus of Gaia voor dan wel na Sayshell is gesticht.' 

'Tot dusverre,' zei Trevize, 'weet u nog maar erg weinig. Elk van de door u genoemde mogelijke alternatieven wordt wel door iemand geloofd!'

Quintesetz knikte spijtig. 'Daar lijkt het op. We werden pas betrekkelijk laat in onze geschiedenis opmerkzaam op het bestaan van Gaia. We hadden ons eerst druk bezig gehouden met het vormen van de Unie, vervolgens met het bestrijden van het Galactisch Imperium, en daarna met pogingen een zo goed mogelijke positie te veroveren als Keizerlijke provincie en met het beknotten van de macht van de Onderkoningen. Pas toen de zwakte van het Imperium al duidelijk zichtbaar was geworden, kwam een van de Onderkoningen - die door de Keizer nog maar nauwelijks in de hand werd gehouden - tot het besef dat Gaia bestond, en bovendien haar onafhankelijkheid had schijnen te bewaren tegenover de Provincie Sayshell en zelfs het Imperium zelf. Zij hield zichzelf gewoon geïsoleerd en verborgen, zodat vrijwel niets over de planeet bekend was - even weinig als wij er nu van weten. We weten niet precies wat er gebeurd is, maar zijn expeditie mislukte en maar weinig schepen keerden terug. In die tijd waren de schepen natuurlijk niet erg goed en was ook hun leiding slecht.

Sayshell zelf verheugde zich over het fiasco van de Onderkoning, die immers werd gezien als een Keizerlijke onderdrukker, en de debacle leidde bijna meteen tot het herstel van onze onafhankelijkheid. De Sayshell Unie verbrak haar banden met het Imperium en wij vieren de jaardag van die gebeurtenis nog steeds als de Unie Dag. Min of meer uit dankbaarheid hebben wij Gaia bijna een eeuw lang met rust gelaten, maar toen brak de tijd aan waarin we sterk genoeg waren geworden om ook zelf eens wat imperialistische neigingen te gaan vertonen. Waarom zouden we Gaia niet in bezit nemen? Waarom niet op zijn minst een Douane Unie tot stand brengen? Wij stuurden een vloot uit en ook die ging tenonder.

Daarna beperkten wij ons tot een paar incidentele pogingen om handel te drijven - pogingen die steevast op niets uitliepen. Gaia hoedde haar strikte isolement en deed, voor zover wij weten, nooit de geringste poging te handelen of te communiceren met een andere wereld. En zij heeft zich ook beslist nooit vijandig gedragen tegenover iemand of iets. En toen...'

Quintesetz maakte de kamer lichter door op een knop in de leuning van zijn stoel te drukken. In dat licht kreeg zijn gezicht een bepaald duivelse uitdrukking. 'Aangezien u burgers bent van de Foundation,' vervolgde hij, 'herinnert u zich wellicht het Muildier.'

Trevize bloosde. In de vijf eeuwen van zijn bestaan was de Foundation slechts éen keer veroverd. Die verovering was maar van tijdelijke duur geweest en had geen noemenswaardige belemmering gevormd in de groei naar een Tweede Imperium, maar iedereen die een hekel had aan de Foundation en de eigenwaarde van de Foundationisten graag een deuk wilde toebrengen, zou niet nalaten het Muildier, de enige veroveraar, met enige graagte ten tonele te voeren. En het was waarschijnlijk (dacht Trevize) dat Quintesetz de kamer lichter had gemaakt om die deuk in de eigenwaarde van de Foundationisten met eigen ogen te kunnen zien.

'Ja,' zei hij, 'wij van de Foundation herinneren ons het Muildier.' 

'Het Muildier,' zei Quintesetz, 'was ooit heer en meester van een Rijk dat even groot was als de Federatie die nu onder heerschappij staat van de Foundation. Hij heerste echter niet over ons. Hij liet ons met rust. Hij heeft Sayshell echter eenmaal op doorreis aangedaan. Wij tekenden een neutraliteitsverklaring en een vriendschapsverdrag. Meer vroeg hij niet. Wij waren de enigen van wie hij niets meer vroeg in de dagen voordat hij ziek werd, wat hem dwong zijn expansie te stoppen en op de dood te wachten. Hij was niet een onredelijk mens, weet u. Hij maakte geen gebruik van zinloos geweld, hij trad niet bloedig op, en hij regeerde op humane manier.'

'Hij was alleen maar een veroveraar,' zei Trevize sarcastisch. 

'Net als de Foundation,' zei Quintesetz.

Trevize had niet meteen een repliek bij de hand en zei op geïrriteerde toon: 'Hebt u ons nog meer te zeggen over Gaia?' 

'Alleen een uitspraak die het Muildier heeft gedaan. Volgens het verslag van de historische ontmoeting tussen het Muildier en President Kallo van de Unie, zou het Muildier een zwierige handtekening hebben gezet onder de overeenkomst en vervolgens hebben gezegd: "Volgens dit document zult u zelfs tegenover Gaia neutraal zijn, en dat is voor jullie maar goed ook. Zelfs ik zal Gaia niet lastig vallen".'

Trevize schudde zijn hoofd. 'Waarom zou hij? Sayshell was maar al te graag bereid zich neutraal te verklaren en Gaia had nog nooit iemand kwaad gedaan. Het Muildier was in die dagen van plan de gehele Melkweg te veroveren, dus waarom zou hij zich laten ophouden door details? Als die verovering eenmaal voltooid was, kon hij altijd nog terugkeren naar Sayshell en Gaia.'

'Misschien, misschien,' zei Quintesetz, 'maar volgens een toenmalige getuige, een persoon die wij geneigd zijn te geloven, legde het Muildier zijn pen neer toen hij zei "zelfs ik zal Gaia niet lastig vallen". Vervolgens verstomde zijn stem tot een fluistering die niet voor andere oren bestemd was en hij voegde eraan toe: "niet nogmaals".'

'Niet voor andere oren, zegt u. Hoe kwam het dan dat die woorden toch werden verstaan?'

'Omdat zijn pen van de tafel afrolde toen hij haar had neergelegd en een Sayshelliaan automatisch naderde en zich bukte om haar op te rapen. Daardoor was zijn oor dicht bij de mond van het Muildier toen deze "niet nogmaals" mompelde, en hij verstond het. Hij heeft er niets over gezegd tot na de dood van het Muildier.'

'Hoe kunt u bewijzen dat het geen verzinsel was?'

'Het leven van die man is niet zodanig geweest dat het waarschijnlijk is dat hij iets van dit kaliber zou verzinnen. Zijn verslag wordt geaccepteerd.'

'En wat leidt u daar uit af?'

'Het Muildier was nooit in of in de buurt van de Sayshell Unie, behalve bij deze ene gelegenheid. Als hij ooit op Gaia was geweest, moest dat zijn gebeurd voor zijn openbare optreden in de Melkweg.'

'Nou, en?'

'Wel, waar werd het Muildier geboren?' 

'Ik geloof niet dat iemand dat weet,' zei Trevize.

'In de Sayshell Unie is men sterk geneigd te denken dat hij op Gaia geboren moet zijn.'

'Wegens die twee woordjes?'

'Ten dele. Het Muildier kon niet worden verslagen omdat hij beschikte over vreemde mentale vermogens. Gaia kan evenmin worden verslagen.'

'Gaia is tot dusverre niet verslagen. Dat wil niet zeggen dat het niet verslagen kan worden.'

'Zelfs het Muildier wilde Gaia niet lastig vallen. Doorzoek maar eens de archieven uit de tijd van zijn Opperheerschap. Ga maar eens na of nog andere sectoren dan de Sayshell Unie zo schappelijk werden behandeld. En weet u wel dat van degenen die voor vreedzame handelsdoeleinden naar Gaia zijn vertrokken nog nooit iemand is teruggekeerd? Waarom denkt u eigenlijk dat wij zo weinig van die planeet afweten?'

'Uw houding heeft veel weg van bijgeloof,' zei Trevize.

'Noem het maar hoe u wilt. Sinds de tijd van het Muildier hebben wij Gaia gewoon uit ons denken verwijderd. Wij willen ook niet dat zij aan ons denken. Wij voelen ons alleen veilig als wij doen alsof Gaia niet bestaat. Het kan best zijn dat de regering zelf stiekem de legende heeft bedacht en verspreid dat Gaia in de hyper-ruimte verdwenen is in de hoop dat de mensen zullen vergeten dat er een echte ster is met die naam.'

'U denkt dus dat Gaia een wereld van Muildieren is?'

'Dat is mogelijk. Ik adviseer u, voor uw eigen bestwil, daar niet heen te gaan. Als u dat doet, zult u nooit terugkeren. Als de Foundation zich inlaat met Gaia toont ze minder verstand dan het Muildier had. Dat mag u uw ambassadeur gerust vertellen.' 

'Geef mij de coördinaten,' zei Trevize, 'en ik zal onmiddellijk van uw planeet vertrekken. Ik zal Gaia bereiken en ik zal terugkeren.'

'Ik zal de coördinaten voor u te pakken krijgen,' zei Quintesetz. 'De sterrenkundige faculteit werkt natuurlijk ook 's nachts, en ik zal nu meteen proberen ze aan de weet te komen. Maar ik raad u nogmaals aan géén poging te doen om Gaia te bereiken.'

'Ik ben van plan die poging te wagen,' zei Trevize.

En Quintesetz zei op zeer ernstige toon: 'Dat is zelfmoord.'