Buitenhuis Friern

40 voorherfst

Casuel trok een grimas en stapte behoedzaam uit de koets, oppassend voor modderspatten. Het was van belang een goede indruk te maken. Hij trok aan de panden van zijn jas om er wat kreuken uit te strijken en keek fronsend naar de kale plek op zijn laars, gemaakt door een of andere overbeladen vrijboer die op zijn tenen was gaan staan.

‘Is dit het?’ Allin keek rond naar het kluitje bakstenen huisjes.

‘Wel, ik geloof niet dat we de weg hoeven te vragen,’ antwoordde hij sarcastisch.

Ze staarden naar de brede bakstenen voorgevel van het herenhuis dat vierkant en hooghartig achter het hoge ijzeren hek aan de andere kant van de weg stond.

‘Is dat een buitenhuis?’

Casuel kon het Allin niet eens kwalijk nemen dat ze zo ongelovig klonk. Heer Armiles onderkomen mocht dan als een jachtver-blijf in het leven zijn geroepen, maar hij betwijfelde of er nu nog iets van het originele bouwwerk over was. Bedachtzaam keek hij naar een los groepje landarbeiders, wachtend bij een deur in de omheining, waar onverbiddelijk kijkende mannen in een grijs livrei leunden op een hellebaard en bij tussenpozen enkele wachtenden voorbij lieten door even te wuiven met een hand.

Achter hem klonk een hoorn. ‘Maak plaats!’

Vlug stapte Casuel in een portiek voordat de koets ratelend voorbijreed. De modder van de doorploegde weg spatte van de wielen op Allins rok. De hoeven van de paarden knarsten over het grind van de oprijlaan en met enig onbehagen keek Casuel toe. Hij zou een veel indrukwekkender verschijning hebben geboden als hij een voertuig had gehuurd, besefte hij te laat. Niettemin zouden de uitgaven ongerechtvaardigd zijn geweest, nietwaar? ‘Kom mee, Allin.’

Voorzichtig stak hij de weg over en liep op de wachters toe, rug recht en hoofd omhoog, zonder aandacht voor de nieuwsgierige blikken van het landvolk. Allin deed hem na en Casuel was blij te zien dat ze eindelijk in staat was tot iets wat gepaste waardigheid benaderde. ‘Goedemiddag. Ik wil heer Armiles kamerheer graag spreken.’ Casuel maakte een zorgvuldig berekende halve buiging en keek verwachtingsvol in het gezicht van de wachter, die getooid was met een lint rond het hertinsigne op zijn wambuis.

‘Dan verwacht hij u zeker?’ vroeg de poortwachter voorzichtig.

‘Ik heb geen afspraak, nee.’ Casuel glimlachte beleefd.

Wacht dan maar op uw beurt.’ Arrogantie ging deze burgerwacht duidelijk beter af dan hoffelijkheid.

Zonder zijn glimlach ook maar een ogenblik te laten verflauwen tastte Casuel in zijn binnenzak naar een brief die hij eerder had geschreven. ‘Overhandig hem dit met mijn complimenten, alstublieft. Hij zal mij willen spreken.’

Onzeker keek de wachter naar de brief, naar Casuel en vervolgens achter zich naar het huis. ‘Hé.’ Hij wenkte een zenuwachtig kijkende knaap wiens grijze livrei was gesneden voor iemand die minstens een handbreedte langer was. ‘Breng dit naar Armin.’

De knaap rende de oprijlaan op, in zijn haast wegglijdend over het grind.

Met opgetrokken wenkbrauwen keek Casuel naar twee wachters die zaten te niksen op een bankje. ‘Is het hier gebruikelijk te blijven zitten als er dames staan?’

De eerste wachter keek opzij. ‘Sta op en laat de dame zitten!’

De twee wierpen een boze blik op hun leider, maar ze gehoorzaamden. Allin maakte een knixje en nam plaats, nerveus haar rokken optrekkend. Casuel glimlachte nog wat breder, haalde een schrijftablet uit zijn zak en maakte een paar aantekeningen. Tot zijn genoegen verhoogde dat het ontzag in zijn omgeving aanzienlijk.

Kort daarop verscheen de knaap, buiten adem en zwetend ondanks de frisse dag. ‘Hij kan komen.’

‘Dank u.’ Casuel nam de tijd en bedankte de burgerwacht aan de poort met een minzaam hoofdknikje en een zilveren penning. ‘Zie je, Allin, je moet weten hoe je met die mensen om moet gaan,’ mompelde hij. Terwijl de poort achter hen dichtging, onderdrukte hij een glimlach om het speculerende geroezemoes, maar zijn t

vredenheid was al gauw weer vervlogen toen hij naar het herenhuis liep. Het intomen van ondergeschikten met hun kleingeestig machtsmisbruik was één ding, maar de man die hier woonde was uit heel ander hout gesneden.

‘Waarom ziet het er hier uit als het huis van een Lescarische edelman?’ informeerde Allin gespannen.

De ramen op de begane grond waren recentelijk verkleind tot smalle schietgaten en op het dak waren werklieden bezig met het bouwen van kantelen en een wachttoren. Opzij van de oprijlaan was een rij roze-bestofte landlieden bezig met het opstapelen van bakstenen en er lagen balken klaar voor steigers. Van ergens achter het huis klonken de galmende slagen van hamer en beitel. ‘O, deze onbeduidende heerschappen maken met hun fort graag indruk op hun buren,’ antwoordde Casuel luchtig.

‘Deze kant op.’ Ze volgden de zenuwachtige knaap langs een droge greppel waarin een ploeg potige kerels in het grijs scherp geslepen staken aan het plaatsen waren. Bij een openstaande zijdeur werden ze opgewacht door een man in donkerblauw pak met een plat gezicht en een dienstmeisje, dat na een vlugge knix hun mantels aannam.

‘Goedendag.’ Het deed Casuel deugd een geoefende buiging te zien als reactie op de zijne en goed gehumeurd volgde hij de man door een gang met glimmend houten wandpanelen. Hun voetstappen galmden op de vlekkeloze natuurstenen tegels. Allin keek onzeker rond en drukte haar sjaal tegen haar borst.

‘Deze kant op, alstublieft.’ De lakei opende een deur en liet hen met onberispelijke hoffelijkheid binnen.

Even bleef Casuel staan om de stijlvolle kamer te bewonderen en draaide zich toen om naar zijn begeleider. ‘Mag ik vragen —’ Zijn woorden bleven in de lucht hangen. De dienstbode had de deur achter hem gesloten, hen getweeën alleen latend.

‘Ik geloof niet dat we erg welkom zijn,’ fluisterde Allin nerveus.

Even aaide er een koude luchtstroom achter in Casuels nek. Hij negeerde het. ‘Ah, verfrissingen!’ Hij stevende op een dressoir af en schonk zich dankbaar een bokaal in om een geringe beroering in zijn maag te kalmeren. ‘Kijk eens aan, dat zal wat kleur op je wangen brengen, meisje. Je zult nog wel een beetje wagenziek zijn.’ Waarderend trok hij zijn wenkbrauwen op toen hij de wijn proefde. ‘Nee maar, Trokaanse wijnen had ik zo ver in het westen niet verwacht, AUin. Heer Armile heeft beslist een uitstekende smaak.’ Langzaam draaide hij rond om de kamer in ogenschouw te nemen. De elegante stijl was zorgvuldig gematigd om als achtergrond te dienen voor het manshoge portret boven de haard. De man in formele kledij stond half gekeerd, een arm steunend op een sokkel waarop een klein standbeeld lippendienst bewees aan het overgeërfde priesterschap van de familie.

‘Is dat hem?’ fluisterde Allin vol ontzag.

‘Dat lijkt me wel. Dat is de laatste Tormalijnse stijl, weet je, buitengewoon modieus.’ Het gezicht was nauwelijks flatteus in Casuels ogen. De doordringende blik en de harde trekken rond de volle mond kwamen ongemakkelijk dwingend over, maar door het levendige realisme van het schilderij onderscheidde het zich van de andere, kleinere portretten aan de houten wandpanelen, wier oudere, vlakkere stijl in vergelijking boers overkwam.

‘Ik heb de kerel een baaigewicht aan geld moeten betalen om zo ver van huis te gaan, maar dat was het wel waard, vindt u niet?’

Geschrokken keek Casuel om en zag het origineel van het schilderij opduiken door een in een nis verborgen deur.

‘Wie —’ Hij kuchte en schraapte zijn keel. “Wie is de kunstenaar?’

‘Een of andere kerel die me door messire Den Ilmiral is aanbevolen.’ Heer Armiles Tormalijns was beschaafd en werd slechts ontsierd door een licht geslis dat het Lescarische accent van een vroegere leraar verried. Hij bekeek Allin van top tot teen voordat hij met een lichte verwondering een buiging voor haar maakte.

‘Het is een indrukwekkend werk.’ Casuel dronk van zijn wijn en zag dat de kunstenaar inderdaad zijn best had gedaan zijn cliënt te flatteren door de harde lijnen rond mond en ogen te verzachten en de snoevende neus te verkleinen.

‘Een eerbetuiging van een erudiet man is waarlijke lof.’ Heer Armile glimlachte breed en opgewekt en vouwde Casuels brief open. ‘U schrijft dat u zaken wilt doen die mij tot voordeel zullen strekken?’

Casuel glimlachte terug. Ondanks al zijn Tormaüjnse na-aperij qua manieren en inrichting bleef het gewoon een derderangs Ensaimins edelman die hij hier voor zich had, zonder een greintje etiquette of fijngevoeligheid. ‘Inderdaad.’ Hij nam plaats. ‘Ik ben handelaar in boeken, geschriften en antieke documenten. Ik heb gehoord dat u over een voortreffelijke bibliotheek beschikt.’

‘Van wie?’

Casuel aarzelde even. ‘Maakt dat uit?’

‘Ik weet graag wie er over mij praat.’

Het ontging Casuel dat heer Armiles glimlach niet tot zijn ogen reikte. ‘Zijn naam is mij niet bekend, we spraken er toevallig over in een logement.’ Hij nam nog een slokje wijn. ‘Het punt is, ik heb cliënten die geïnteresseerd zijn in verscheidene teksten en ik vroeg me af of u wellicht beschikt over dingen waar ik naar zoek.’

Wie zijn uw cliënten?’

‘Geleerden en oudheidkundigen, de details zijn niet belangrijk.’ Casuel struikelde een beetje over zijn poging tot onverschilligheid.

‘Details zijn altijd belangrijk.’ Heer Armile bleef nog steeds staan. ‘Ik heb geen behoefte iets uit mijn bibliotheek te verkopen. U kunt weer gaan.’ Hij liep terug naar de verborgen deur.

Casuels mond viel even open en hij sprong overeind. ‘Meneer, ik denk niet dat u beseft — dat wil zeggen, ik kan u een substantieel bedrag bieden.’

‘Ik heb voldoende inkomstenbronnen.’

‘Het kan u de dankbaarheid van machtige lieden opleveren,’ probeerde Casuel wanhopig.

Heer Armile keek over zijn schouder. ‘Ik ben een machtig man,’ zei hij zacht. ‘En u bent niet de eerste spion die mijn huis en mijn zaken tracht binnen te dringen.’

‘Ik ben geen spion.’ Casuel verhief zijn stem van verontwaardiging-

“Wie bent u dan?’ Heer Armile trok tweemaal aan een schellekoord en Casuel hoorde laarzen schrapen buiten de deur.

‘Ik ben handelsreiziger in teksten en documenten, heb ik u gezegd.’ De opvlammende

‘O ja, bent u dat? Hebt u dan al een van mijn buren bezocht? Die hebben tenslotte ook voortreffelijke bibliotheken. Maar nee, dat hebt u niet, want dan zou ik daarvan op de hoogte zijn. U bent rechtstreeks naar mij toe gegaan, zo uit de koets uit Harralmarkt, zonder zelfs maar een tas bagage! Vertel eens, hoe is het met heer Sovel?’

‘Ik heb niet de eer gehad dat heerschap te leren kennen,’ antwoordde Casuel stijfjes.

‘Nee, dat zal wel niet. Die fielt van een zoon van hem knapt tegenwoordig zijn vuile werk op.’ Armile klapte in zijn handen en twee zwaar gebouwde kerels in het alomtegenwoordige grijze livrei smeten de deur open. Allin gilde geschrokken en greep naar Casuels arm.

‘U begaat een ernstige vergissing.’ Casuels stem was hees van woede. ‘Ik ben geen spion. Ik ben een magister.’

Armile hief een hand op en de mannen bleven staan. ‘Is het werkelijk? Bewijs het.’

Casuel knipperde met zijn ogen en wrikte Allins vingers los. ‘Pardon?’

‘Bewijs het!’ De dreiging in Armiles stem was onmiskenbaar en Casuels schamele moed vervloog.

Met bevende vingers wreef hij zijn handen tegen elkaar alvorens het okerkleurige licht van zijn macht tot een dicht web te weven. Aangespoord door het gemompel van ontzag dat hij achter zich hoorde, putte hij diep in zijn hulpbronnen en slingerde de macht naar buiten in de vorm van een reusachtige hond. De ogen van het dier vlamden en waar het schuim uit zijn bek op de grond droop, siste het. Allin sloeg haar handen voor haar mond om een gil te onderdrukken.

Onaangedaan staarde heer Armile naar het fantoom. ‘Een knap festivaltrucje, neem ik aan.’

Casuel perste zijn lippen opeen, het beest blafte oorverdovend en hij zag tot zijn genoegdoening dat Armile onwillekeurig zijn handen naar zijn oren bracht. Allin was nu even wit als de vloertegels.

Op het zien van een bedreiging voor hun meester kwamen de mannen op Casuel af, maar hij stuurde de hond naar hen toe en liet het beest grommen en zijn blik van de een naar de ander gaan. Weifelend keken ze elkaar aan, geen van tweeën bereid te controleren hoe echt die vingerlange tanden zouden zijn.

Gelach deed Casuel schrikken, maar hij hield het weefpatroon in stand.

‘Indrukwekkend. Ik moet u mijn excuses aanbiedenen, maar het zijn roerige tijden.’ Heer Armile liep naar het dressoir en met een behoedzaam oog op de hond schonk hij een glas vol en gaf het aan Allin, die het in één teug leegdronk. ‘Alstublieft, laat ons opnieuw beginnen.’ Armile gebaarde naar de mannen, die zich maar al te graag terugtrokken.

Casuel liet de hond een ogenblik verstarren, waarop het dier zich ontrafelde tot een vuurstraal die naar het plafond schoot en er dwars doorheen verdween.

Heer Armile forceerde een glimlachje toen hij zag dat zijn dure pleisterwerk ongeschonden was gebleven. ‘Wilt u mij de eer doen om met mij de maaltijd te gebruiken?’

‘Dank u, het is me een genoegen.’ Casuel streek de voorkant van zijn jas glad. Dit leek al meer op de ontvangst die hij zich had voorgesteld, ook al had hij die moeten verdienen met zulk vulgair machtsvertoon.

‘Laten we doorgaan naar de bibliotheek, dan kunnen we zien welke boeken uw interesse hebben. Mevrouw.’ Met een innemende glimlach bood hij Allin hoffelijk zijn arm.

Casuel knikte, rechtte zijn schouders en liep achter heer Armile aan. De bibliotheek was een lange ruimte langs de zijkant van het huis. De diepe ramen waren van elkaar gescheiden door boekenkasten, tegenover een muur met nog veel meer boeken.

‘Dit is hoogst indrukwekkend.’ Casuel vond het niet nodig zijn ontzag verborgen te houden. ‘Zelden heb ik buiten Tormaiijn een privé-bibliotheek van deze kwaliteit gezien.’

‘Dank u. Mijn vader was een niet onverdienstelijk geleerde.’ Er klonk iets scherps in heer Armiles stem dat Casuel ontging. ‘Kijk gerust rond, ik moet de keuken laten weten dat er twee gasten voor vanavond zijn.’

Heer Armile verdween door een andere deur en Allin keek hem verbaasd na. ‘Je zou toch denken dat hij wel iemand had om zo’n boodschap voor hem door te geven.’

“Wees eens een braaf meisje en hou even je mond.’ Gretig speurde Casuel de planken en rolrekken af, zoekend naar de titels uit de lijst die hij in zijn geheugen had geprent. ‘O, ja, dit is een uitstekend exemplaar van Geschiedenis van Mennith. Kijk, hier staat de Selerimaanse Pharmacopee, Het Verleden van Tandri. Dit is allemaal erg bemoedigend.’

Binnen korte tijd selecteerde hij een handvol andere teksten, in meer of mindere mate gerestaureerd en becommentarieerd, en nam plaats aan een tafeltje om wat snelle berekeningen te maken. Allin kwam over zijn schouder meekijken en snakte naar adem.

‘Och, ik wist wel dat dit geen goedkope transactie zou worden, maar ik heb exemplaren van slechtere kwaliteit die ik kan doorverkopen,’ stelde Casuel haar luchtig gerust. ‘Trouwens, ik zit niet bepaald krap bij kas. Maar laat me nu even ongestoord werken.’

Allin plofte neer op een canapé en draaide haar vingers in de franjes van haar omslagdoek.

Geruime tijd later schrok Casuel op toen de lakei in het donkerblauwe pak de deur opendeed.

‘De maaltijd staat opgediend. Volgt u mij, alstublieft.’

Casuel wierp een blik door het raam en was verbaasd te zien dat het boven de bomen al donker werd. ‘Ja, dank u. Kom mee, Allin.’ Hij stak zijn aantekeningen in zijn binnenzak en liep met de bediende mee.

Tot zijn verrassing bleek de tafel te zijn gedekt in een kleinere salon met oudere, zwaardere meubels. Blijkbaar had heer Armiles moderne smaak dit deel van het huis nog niet bereikt. Casuel onderdrukte een glimlachje. De winst van de verkoop van de boeken kon hier zinvol worden besteed.

‘Hebt u iets van belang kunnen vinden?’ Heer Armile gaf een teken aan de livreiknecht, die de deksels van de verschillende schotels haalde.

Casuel hielp zichzelf aan een duif en wat brood. ‘Ja, dank u. Ik denk dat ik verscheidene opdrachten’ zal kunnen vervullen.’

Wie vertegenwoordigde u ook al weer?’ Armile knikte naar een tweede lakei, die een groot stuk rundvlees begon te snijden. Het deed Casuel deugd te zien hoe Allin zich ontspande toen ze haar bord vol schepte.

‘Ik assisteer enkele leden van de Raad van Magisters bij hun onderzoek,’ antwoordde Casuel moeiteloos. Hij had zijn positie voldoende gevestigd om voor een wat vriendelijker benadering te kiezen, besloot hij. ‘Magie is een coöperatieve studierichting.’

‘En deze magisters hebben oudheidkundige belangstelling, zei

u?’

‘Onder andere,’ zei Casuel zo hooghartig als hij kon met zijn mond vol duivenpoot.

‘Probeert u toch wat van de wildpastei.’ Heer Armile hief een vinger naar de livreiknecht, die terstond hun glazen vulde. ‘Gaat u binnenkort al naar Hadrumal terug?’

‘Dat hangt ervan af.’ Casuel reikte naar een schotel met koteletten. ‘Ik heb eerst nog een aantal taken te vervullen.’

‘Maar u bent eigen baas, u heeft volledige vrijheid van handelen?’

‘Ja, zeker.’ Casuel knikte. ‘Ik ben geheel mijn eigen meester.’

Heer Armile glimlachte breed, al verdiepte dat de harde trekken rond zijn mond en zag hij er daardoor welhaast boosaardig uit. Casuels bewondering voor de portretschilder nam nog verder toe.

‘En, wat hebt u gevonden in mijn bibliotheek?’ Heer Armile leunde achterover in zijn stoel en dronk van zijn wijn.

Casuel slikte haastig een hap door en veegde zijn mond af met zijn servet. ‘Er zijn zeker wat interessante teksten bij, hoewel ik niet weet of mijn fondsen het zullen toestaan ze allemaal aan te schaffen.’

Heer Armile hief een hand op. ‘Mijn waarde heer, ik pieker er niet over om uw geld aan te nemen als de Raad van Magisters deze boeken nodig hebben voor hun onderzoek.’

Casuels mond viel open. Wel, dat is… ik bedoel, uiteraard stel ik uw vrijgevigheid zeer op prijs, maar —’

‘U kunt me terugbetalen met een kleine dienst.’ Armile neigde zijn hoofd, strak kijkend.

‘En wat voor een dienst zou dat zijn?’ vroeg Casuel ongemakkelijk. Hij keek de kamer door naar de potige livreiknecht die bij de deur stond, de armen over elkaar geslagen voor zijn brede borst.

‘U kent mijn buurman niet, geloof ik? Heer Sovel?’ Heer Armi-le knipte met zijn vingers en de andere lakei schonk kleine glazen vol met witte brandewijn. Ook hij was ongebruikelijk stevig gebouwd voor een huisknecht, merkte Casuel vrij laat op.

‘Wel, hij heeft een grindkuil, ziet u, en die wil ik kopen. Ik heb hem een redelijk bod op het land gedaan, maar hij weigert zaken met mij te doen.’ Armile haalde zijn schouders op. ‘U kunt hem daartoe overhalen.’

‘Waarom wilt u een grindkuil hebben?’

Casuel keek Allin enigszins verrast aan, zij het blij met de onderbreking.

‘Om de kosten van het onderhoud van mijn wegen te drukken, meisje.’ Armile bood haar wat brandewijn aan, die ze blozend weigerde.

‘Uw heerbanen zijn inderdaad van uitstekende kwaliteit, mijnheer.’ Een beetje vleierij kon geen kwaad, vond Casuel. ‘Uw kooplieden en pachters zullen u erg dankbaar zijn.’

‘Maling aan de kooplieden. Ik wil gewoon zeker weten dat ik rrtijn burgerwacht kan verplaatsen waar en wanneer dat nodig is,’ reageerde heer Armile met een streng gezicht. ‘Ik ben een voorstander van regeren met een ferme hand.’

Casuel ging verzitten in zijn stoel. ‘Uiteraard steun ik het recht van de wet, maar ik vrees dat het voor magiërs ongepast is om zich in te laten met de plaatselijke politiek. Het spijt me.’

‘Mij ook.’ Heer Armile knipte met zijn vingers en Casuel werd van achteren vastgegrepen. Zware ijzeren boeien klikten dicht rond zijn polsen terwijl hij zich vruchteloos tegen de livreiknechten verzette.

‘Dit is een schande!’ sputterde hij. ‘En hoe in Saedrins naam dacht u trouwens dat ik heer Sovel ergens van zou kunnen overtuigen?’

Armile stond op en boog zich over Casuel heen, die terugweek in zijn stoel. ‘Dreig hem impotent te maken, zijn hele huishouden om te brengen, het kan me niet schelen wat.’ Zijn stem klonk zacht en oneindig dreigend. ‘Doe wat u moet doen om hem ervan te overtuigen dat de gevaren van een weigering groter zijn dan de nadelen van de verkoop.’ Hij draaide zich om en maakte een diepe buiging voor Allin, die als versteend zat, met haar half verorberde taartje nog in haar hand. ‘Denk er maar eens over na hoe u mij het beste van dienst kunt zijn. U hebt tot de klok middernacht slaat.’ Hij schreed de kamer uit met zijn trawanten op de hielen en ze hoorden de sleutel in het slot draaien.

‘O, nee,’ jammerde Allin. Wat gaan ze met ons doen?’

Casuel sloot zijn ogen en haalde een paar maal diep adem tot hij zijn blaas en darmen weer onder controle had. ‘Hou toch je mond, dom wicht!’ beet hij haar in onhandig Lescarisch toe. Dat legde Allin in ieder geval het zwijgen op. Er volgde een lange stilte, waarin ze zachte stemmen buiten de deur hoorden.

Wat moeten we nu? Zal ik het raam proberen?’ opperde Allin na een tijdje, haar stem nog steeds trillend, maar niet meer schel van regelrechte hysterie. Tot Casuels opluchting gebruikte ze behalve haar moedertaal ook haar verstand.

‘Ik denk dat heer Armile nog moet leren dat hij een magiër niet als een dienstmeisje kan commanderen,’ zei Casuel beverig.

‘Maar met die kettingen kunt u geen magie bedrijven, alle balladen zeggen dat.’

Casuel forceerde een wankel glimlachje. ‘Dat zijn bakerpraatjes die we nooit hebben willen ontkrachten. Een magiër met talent voor lucht zou in deze boeien inderdaad niets kunnen doen en je kunt het ook maar beter nooit proberen als je met je voeten in het water staat, maar ik ben een aardmagister.’ Hij deed zijn ogen dicht om zich te concentreren en er knetterden okerkleurige lichtslierten over de boeien heen. Allin hield haar adem in, maar er gebeurde niets. Casuel opende zijn ogen weer en keek ontzet naar zijn handen. ‘Ik had niet zo veel energie in die vervloekte illusie moeten steken,’ mompelde hij diep triest.

‘Ik dacht dat magiërs zomaar konden verdwijnen en dwars door muren konden lopen en zo.’

De verontwaardiging in Allins stem wakkerde in Casuel een woede aan die dwars door zijn opkomende paniek heen brandde. ‘Een Wolkmeester misschien wel, maar het enige wat ik momenteel kan doen is mijn aangeboren element aanspreken,’ bitste hij.

‘Maar wat kunt u daar dan mee doen? Kunt u ons hier vandaan brengen, of op een of andere manier om hulp roepen?’ Allin liep naar het raam en tuurde het donker in.

Er bekroop Casuel een onbehaaglijk gevoel en hij keek verlangend naar zijn glas brandewijn. ‘Geef me even een momentje, straks moet ik deze boeien wel af kunnen krijgen en dat slot is geen probleem, maar ik zie niet hoe we langs die kleerkasten kunnen komen.’

Allin staarde hem aan. ‘Moet u dan gaan doen wat hij wil? Denkt u dat hij zich aan zijn woord zal houden?’

‘Ik kan het hoe dan ook niet doen,’ antwoordde Casuel ellendig. ‘Ik bedoel, ook al zou ik iets kunnen verzinnen om heer Sovel zover te krijgen, als de Raad dit hoort - en die krijgt het beslist te horen — dan zit ik nog dieper in de problemen dan jij je kunt voorstellen.’

Allin begon op de luiken te bonken. ‘Help! Help!’ gilde ze machteloos, maar het enige wat ze ermee opschoot, was gelach van buiten de deur.

‘Hou je toch stil, dom wicht!’

‘Doe dan zelf wat!’ Allin draaide zich om en de kaarsen in de kandelaar op tafel vlamden hoog op toen haar woede de brandende pitten bereikte.

Allebei staarden ze met open mond naar het magische vuur dat de kaarsen verteerde, tot alleen nog een plas kaarsvet korte metten maakte met de lak van heer Armiles tafel.

‘Kalm aan toch, meisje,’ zei Casuel beverig, plotseling

 

148

ineen bij de gedachte aan de uitvoering van het idee dat hem zojuist te binnen was geschoten. De vernedering zou ondraaglijk zijn.

‘Jawel, u hebt een idee.’ Allin kwam overeind. Wat is het?’

Casuel aarzelde. Vernedering was nog altijd beter dan ongenade, nietwaar? ‘Nou, als jij voor mij een vlammetje kunt maken en we iets glanzends kunnen vinden, zou ik kunnen schouwen naar hulp.’

Allin liep naar de tafel en begon wild kannen en schalen te verschuiven. Net te laat greep ze naar een bord en het viel stuk op de vloer. Ze verstijfde en allebei hielden ze hun adem in, maar de deur ging niet open.

‘Hier.’ Allin wreef de saus van een zilveren schaaldeksel. ‘Kun je hier iets mee?’

‘Breng maar hier en zoek een kaars.’ Casuel haalde diep adem. ‘Hou hem omhoog, goed zo. Concentreer je nu op de pit, heel voorzichtig. Richt je in gedachten op een kleine vlam.’

Ze staarden naar de kaars, die halsstarrig onaangestoken bleef.

‘Concentreer je!’ drong Casuel aan.

‘Dat doe ik!’ Allin tuitte haar lippen en boog zich voorover. Plotseling schoot er een steekvlam op en Casuel hoestte van de stank van verbrand haar toen een van haar lange krullen in rook opging.

‘Hou vast, hou vast, goed zo. Lager nu, kalm aan, je doet het heel goed,’ brabbelde Casuel haastig.

De kaarsvlam nam normale proporties aan en er verscheen een aarzelend glimlachje rond Allins lippen.

Casuel sloeg zijn trillende handen in elkaar en richtte zijn gaven op de weerspiegeling. Hij schrok van een golf van macht en herinnerde zich de ijzeren massa rond zijn polsen. Met wie zou hij contact proberen te leggen? Hij speurde zijn geheugen af naar magiërs in de omgeving. De moed zonk hem in de schoenen. Met het bereik dat hij nu tot zijn beschikking had, was Usara de aangewezen persoon, nietwaar? Wel, in ieder geval had hij dan misschien nog een kans om deze treurige kwestie stil te houden, als hij meteen de hele boel opbiechtte aan een Raadslid.

De schaaldeksel stroomde vol met een helder, okerkleurig lichtdankbaar dat de haard niet was aangestoken.

Allins knieën knikten en ze liet zich zakken op de vensterbank, haar gezicht asgrauw.

Casuel stond op het punt iets te zeggen, maar klapte zijn mond weer dicht. Te laat, Allin had het gezien.

Wat is er? Heeft u iets bedacht?’

‘Nee, ik bedoel, niet echt. Het maakt niet uit.’ Casuel kromp en er kwam fonkelend een visioen in zicht. Schoorvoetend haalde Casuel diep adem. ‘Usara!’

De rossige magister keek op van zijn smeltkroezen en staarde verbaasd rond.’Casuel?

Allin staarde. ‘Kan hij ons niet zien?’

Casuel negeerde haar. Usara, alsjeblieft, ik heb je hulp nodig.’

De magiër rolde zijn gerafelde mouwen op en maakte een gebaar. De straling van de bezwering werd donkerder en de lucht knetterde van macht. Nu keek hij hen recht aan. ‘Waar benje?

‘Vastgehouden door heer Armile van Friern, die wil dat ik hem met magie ten dienste sta,’ zei Casuel zonder omwegen.

Hoe is dat gebeurd?

‘Dat leg ik later wel uit.’ Casuel kromp ineen. Alleen als hij er echt niet onderuit kon. ‘Alsjeblieft, als ik alleen was, nam ik hem zelf wel onder handen, maar ik heb een meisje bij me, een nieuw talent, dat ik naar Hadrumal wil brengen. Ik denk dat ze gevaar loopt.’

Usara gunde Allin een blik.’Die heer Armile heeft je daadwerkelijk gevangen gezet?

‘Nou ja, min of meer,’ begon Casuel.

‘Dan zullen we er maar eens voor zorgen dat hij zich eerst een paar keer bedenkt voordat hij nog eens zo’n geintje flikt.zei Usara grimmig. Hij wendde zijn gezicht af.’Maakje klaar om ervandoor te gaan’

‘Wat—’

Casuels vraag ging verloren in een verpletterend geraas toen de buitenmuur in een waterval van metselwerk en glas naar buiten vloog.

‘Kom mee!’ Casuels bevel was overbodig. Gehinderd door zijn kluisters haastte hij zich over het puin achter Allin aan, die haar rokken tot boven haar knieën had opgetild en rende als een door honden opgejaagde haas. Vanuit het huis en de gebouwen verderop klonk geschreeuw, honden blaften en deuren sloegen dicht.

‘Hierheen.’ Casuel slingerde een schicht okerkleurige energie tegen een tuinhek. Ze renden naar het rafelige gat en doken een wirwar van struiken in. Wacht, laat me deze afdoen.’ Casuel vloekte, maar even later gleden de boeien toch open. Hij greep Allin bij

163de schouder. Ze hijgde amechtig en trilde over haar hele lichaam. ‘Beheers je een beetje.’ Hij weefde een zwakblauwe aura. ‘Ik kan ons hier ongezien vandaan krijgen als je je rustig houdt.’

Ze knikte, van angst met stomheid geslagen.

We gaan terug naar Harralmarkt, pakken onze spullen en nemen de eerste koets die vertrekt.’ Casuel dwong meer zelfvertrouwen in zijn stem dan hij in werkelijkheid voelde. ‘Eenmaal buiten dit district, kunnen we terug naar Hadrumal.’ Waar hij het nodige had uit te leggen, bedacht hij mistroostig terwijl ze door de kletsnatte begroeiing op weg gingen. Dit was allemaal Shiwalans schuld.