38

Toen Harry wakker werd met lichte pijn in zijn heup door het dunne matras, voelde hij even paniek. Toen realiseerde hij zich waar hij was en opende hij zijn ogen. Het was nog donker binnen; het enige licht kwam door een klein gaasraam dat uitkeek op de palmen achter de hut. Harry rekte zich uit, stond op en deed de deur open.

Hij hapte naar adem om wat hij zag.

Hij stond op een prachtig strand, waarvan het fijne witte zand zich in een kromming uitstrekte en eindigde in een heuvelachtig, bebost schiereilandje. Het zand liep geleidelijk af naar een kalme, donkergroene zee. Hij keek naar links en naar rechts en zag helemaal niemand.

Harry kleedde zich uit tot op zijn lange onderbroek en rende over het hete zand om in zee te springen. Hij zwom een hele tijd, draaide zich toen op zijn rug en keek eerst naar de volmaakt azuurblauwe lucht en toen naar het eiland, waar kokospalmen aan de rand van het strand idyllisch met hun bladeren wuifden. Voorbij het strand strekten zich met oerwoud begroeide en in wolken gehulde bergen uit. Het leek ondoordringbaar gebied.

Hij bleef een hele tijd drijven en kon nauwelijks geloven dat hij helemaal in zijn eentje van dit paradijs mocht genieten. Uiteindelijk kwam hij de zee uit en liet hij zich op het hete witte zand vallen, euforisch over de pure schoonheid van deze magische plek.

Hij zag een kleine gestalte met een parasol naar hem toe komen en ging zitten. Het was Lidia; ze fronste bezorgd.

‘Jij oké, Harry?’ riep ze. ‘Wij denken jij weggegaan, maar toen wij zien jouw kleren.’ Ze glimlachte verlegen.

Gegeneerd dat ze hem in zijn natte ondergoed had aangetroffen, stond Harry op en liep snel terug naar de hut.

‘Ik besloot te gaan zwemmen,’ zei hij. ‘Lidia, dit strand is de meest fantastische plek die ik ooit van mijn leven heb gezien.’

Haar gezicht klaarde op. ‘Ik blij jij vindt het mooi, Harry. Is goed voor rust, ja?’

‘Jeetje, ja.’ Hij stak zijn vinger naar haar op. ‘Ik waarschuw je, misschien wil ik wel nooit meer weg.’

‘Dan moet jij visser worden,’ zei ze en reikte hem zijn kleren aan.

‘Dat kan ik wel leren,’ zei hij knikkend, ‘als het betekent dat ik voor altijd hier kan blijven.’

‘Wil jij gaan wassen?’ vroeg ze. ‘Er is waterpijp achter hut van mijn oom en tante, en doek om jou te drogen. Ik wacht hier.’ Lidia ging in de deuropening van zijn hut zitten.

Vijf minuten later kwam Harry terug, verfrist door een flinke plens schoon, koud water.

‘Nu wij lopen naar dorp en ik neem jou mee naar mijn grootmoeders huis, oké?’ Ze pakte zijn hand beet en gaf er een kneepje in. ‘En gelukkig Song Kran, Khun Harry.’

Hij genoot van de aanraking van haar vingers. ‘Jij ook,’ antwoordde Harry, die er plotseling hevig naar verlangde haar in zijn armen te nemen en te kussen.

Ze wandelden in tien minuten over een smal zandpad naar het dorp. Zodra ze de stoffige hoofdstraat in liepen werden ze door een stel kinderen, schreeuwend van plezier, nat gegooid met een emmer water.

‘Wat krijgen we nou!’ riep Harry, verrast door het koude water.

Lidia probeerde zich droog te schudden. Ze giechelde. ‘Song Kran, het gaat om reiniging, vuil van verleden afspoelen, nieuw en fris maken voor de toekomst. Kijk…’

Harry volgde haar wijzende vinger. Overal in de straat stonden mensen van verschillende leeftijden met allerlei voorwerpen in hun handen klaar om ongelukkige voorbijgangers nat te gooien.

‘Vandaag is dag dat jij niet te warm zult krijgen,’ zei Lidia lachend, ‘en jij zal ook niet droog zijn!’

Ze liep de trap op naar een houten huis op palen. Op de veranda stond een bonte verzameling emmers vol water.

‘Dit is huis van mijn grootouders,’ legde Lidia uit, ‘en nu moet jij ook water gooien. Zo, zie je?’ Lidia pakte een van de emmers en gooide die op de straat leeg. Harry deed hetzelfde en wist een kleine jongen te raken, die gilde en giechelde terwijl hij het water uit zijn ogen schudde.

‘Sorry,’ riep Harry schuldbewust.

‘Nee!’ Lidia schudde haar hoofd. ‘Jij moet niet sorry zeggen! Hoe meer mensen jij raakt, hoe meer geluk voor nieuwe jaar.’

‘Ik snap het,’ zei Harry.

Lidia ging hem voor naar binnen en naar de keuken aan de achterkant, waar een paar vrouwen groenten, vis, noedels en soep klaarmaakten voor later die dag.

‘Harry is hier,’ riep ze tegen haar grootmoeder, die zich omdraaide en hem een brede tandeloze grijns schonk. ‘Zie je, wij maken speciaal feestmaal voor lunch. Het is traditie.’

‘Dank je. Kan ik ergens mee helpen?’ vroeg Harry.

‘Nee, jij bent gast. En wij Thai vragen mannen nooit vrouwenwerk te doen. Jij blijft hier, jij ontspannen, oké.’

Lidia liep weer de keuken in en Harry ging op de veranda naar de waterrituelen op straat zitten kijken. Het gelach en de vreugde waarvan het hele dorp doordrongen was, waren opbeurend. Hoewel deze kleine gemeenschap op zee weinig materiële bezittingen had, voelde hij de warmte. Nadat hij gedurende vier lange jaren alleen maar de wrede kant van de menselijke aard had ervaren, bracht dit een traan in zijn oog.

Toen Lidia uit de keuken kwam had ze een grote mand vol groente en fruit bij zich.

‘Wij gaan op bezoek, Harry, Song Kran-geschenken naar oude en zieke mensen in dorp brengen. Ga jij mee?’

Harry stond op. ‘Natuurlijk. Kom, geef dat maar aan mij.’ Hij hing de zware mand aan zijn arm en volgde Lidia naar beneden.

Een uur lang liepen ze in het hele dorp huizen in en uit. Lidia moedigde Harry aan zijn handpalmen tegen elkaar te drukken in de wai en de traditionele begroeting uit te spreken: ‘Sawadee krup’. Ze legde uit dat ze de ouderen geschenken brachten, die in ruil aanboden hun ziel te reinigen en hun wandaden van het afgelopen jaar te vergeven.

Harry vond deze traditie veel leuker en veelomvattender dan de communie of de eenzame katholieke biechtstoel. Hij zag Lidia bij een oude man neerknielen en geanimeerd met hem praten. Ze pakte zijn hand vast en streelde die zacht.

Toen ze terugliepen naar het huis van haar grootouders werden er lange tafels midden op de straat gezet ter voorbereiding op het feestmaal. De bekende gezichten van de uitgebreide familie die hij de vorige avond had ontmoet, verzamelden zich daar. Twee monniken van de plaatselijke tempel voegden zich bij hen, luisterrijk in hun saffraankleurige gewaden. Harry keek naar de tafels van vele gezinnen die in een lange rij in de straat stonden opgesteld. Het leek erop dat iedere bewoner aanwezig was.

Hij proefde van elk gerecht dat hem werd aangeboden, voetbalde vervolgens onder enige dwang met een stel kinderen en raakte doorweekt door nog veel meer emmers water.

Toen de avond viel stond Lidia’s grootvader op om een toespraak te houden. De sfeer veranderde snel terwijl de oude man sprak en de tranen vrijelijk over zijn wangen rolden. Harry keek naar Lidia’s andere familieleden en zag dat ook zij tranen in hun ogen hadden. Toen stond een van de monniken op en begon met zijn hoge stem melodieus te zingen.

De sombere sfeer duurde niet langer dan vijftien minuten en toen de dorpelingen langzaamaan vertrokken om bij te komen van de festiviteiten van de dag, stond Lidia op van haar plaats aan de tafel en kwam naar Harry toe.

Khun Harry, jij bent moe, ja? Ik breng jou thuis.’

Na een hele reeks dankjewels en veel buigingen en tegen hun neus gedrukte vingers verlieten Harry en Lidia het dorp en liepen ze terug naar de hut op het strand.

‘Waarom huilde je grootvader?’ vroeg hij voorzichtig.

‘Hij praatte over mijn vader,’ antwoordde Lidia triest. ‘Wij herdachten hem op deze bijzondere dag en wensen zijn ziel het beste. De monnik zegt het zal hem goed gaan, omdat hij heeft in dit leven de les van lijden geleerd en misschien, in volgend leven, zal zijn les niet zo zwaar zijn. Dat is wat wij boeddhisten geloven.’

‘Het moet een troostrijke gedachte zijn dat lijden een doel in ons leven heeft,’ mijmerde Harry. ‘Als het waar is, dan zullen veel van de arme kerels die zo zwaar hebben geleden en zijn gestorven in de Changi-gevangenis de volgende keer wel heel gelukkig zijn.’

Ze keek naar hem op. ‘Geloof je in jouw god?’

‘Nou, het is me als kind nooit echt goed uitgelegd,’ bekende hij. ‘Het was gewoon iets wat ik deed. Elke zondag thuis en elke dag op school ging ik naar de kapel. Ik dacht niet verder dan dat ik het zo vervelend vond om de hele tijd stil te zitten, saaie liederen te zingen en naar een of andere oude man te luisteren die me de oren van het hoofd zeurde. En dat alles voor iets wat ik niet eens kon zien of voelen en dat niets leek te doen, maar toch vereerd moest worden.’

‘Wat is “oren van het hoofd zeuren”?’ vroeg Lidia.

Harry moest glimlachen. ‘Gewoon een uitdrukking,’ legde hij uit. ‘In de Changi-gevangenis gingen veel mannen in God geloven. Misschien moesten ze ergens in geloven. Maar ik…’ Harry schudde zijn hoofd en zuchtte. ‘Ik neem aan dat ik het moeilijk te geloven vond dat een góéde god onschuldige mannen zo kon laten lijden.’

Lidia knikte. ‘Ik ook, als mijn vader doodgaat, ik vind geen troost in geloof. Ik denk bij mijzelf: misschien hij gaat naar betere plaats, maar ik dan? Ik verlies mijn vader voor ik klaar ben. Maar nu,’ vervolgde ze zacht, ‘ik accepteer.’

‘Weet je familie dat je moeder naar Japan vertrekt?’ vroeg Harry toen ze het strand bereikt hadden.

‘Nee. Het is beter zo. Het zou te veel pijn doen, en zij hebben genoeg gehad. Zij verliezen hun zoon. Zij zijn uit andere wereld, hier op Koh Chang. Zij zouden niet begrijpen.’ Lidia zuchtte en glimlachte zwakjes. ‘Soms, Harry, leven lijkt erg moeilijk.’

‘Ik weet het,’ antwoordde hij, en hij keek op naar de volle maan, die net boven de zee hing en de golfjes een zilveren gloed verleende. ‘Maar in Changi heb ik gemerkt dat als ik mijn geloof in de mens verlies, ik mijn geloof in de natuur stel.’ Hij wees naar het tafereel voor hem en spreidde zijn armen. ‘Iemand moet al dit moois in al zijn buitengewone complexiteit hebben gemaakt en bedacht.’

‘Dan ben je al boeddhist. Natuur voedt de ziel,’ zei Lidia terwijl ze samen naar de maan keken.

Ze liepen over het zand, langs de lege hut van Lidia’s oom en tante, en bereikten de zijne.

‘Ik hoop vannacht jij slaapt goed en vredig, Harry,’ zei ze. ‘Ik zie jou morgen.’

Toen ze zich omdraaide om weg te lopen, kon hij zich niet meer inhouden. Hij pakte haar arm beet en trok haar naar zich terug.

‘O, Lidia, Lidia…’ Ze verzette zich niet toen hij haar in zijn armen nam, maar legde haar hoofd tegen zijn schouder toen hij haar prachtige haren streelde. ‘Mijn lieve, lieve Lidia, ik moet het je vertellen, want als ik dat niet doe, klap ik,’ zei hij lachend, ‘dus vergeef me alsjeblieft. Ik geloof dat ik verliefd op je ben geworden op het moment dat ik je in het Oriental zag staan met je bezem! Ik hou van je, Lidia, ik hou zo ontzettend veel van je.’ Hij bleef haar haren strelen terwijl de woorden die hij zo graag wilde zeggen uit zijn mond stroomden. ‘Ik weet niet waarom of hoe het is gebeurd, en ik weet dat we uit heel verschillende werelden komen, maar vergeef me alsjeblieft, ik moet het je vertellen, want ik heb het gevoel dat ik half gek word.’

Lidia bleef zwijgend tegen zijn schouder geleund staan.

Plotseling werd de opluchting omdat hij het haar had verteld, samen met haar stilzwijgen – dat er wellicht op duidde dat ze zijn gevoelens niet beantwoordde – hem te veel: Harry stortte in. Hij begon te huilen als een kind en liet zijn handen omlaag vallen.

‘Het spijt me, Lidia… ik…’

‘Harry, Harry, het is oké… Kom.’ Ze pakte zijn hand vast, leidde hem naar de veranda voor de hut en zette hem daarop neer. Ze ging iets achter hem zitten, sloeg haar armen om zijn schouders, liet zijn hoofd tegen haar borst rusten en streelde zijn gezicht toen hij bleef huilen.

Hij huilde om zijn lijden, om het lijden van de velen die een vreselijk zinloze dood waren gestorven. Hij huilde om zijn moeder, om Olivia en om Wharton Park, en de puinhoop die hij tot dusver van zijn leven leek te hebben gemaakt. Maar bovenal huilde hij omdat hij het allermooiste in zijn leven had gevonden en het hem nooit zou toebehoren.

‘Harry, Harry,’ mompelde Lidia. ‘Ik ben hier, ik ben hier. En ik…’

Ze fluisterde iets in het Thais. Hij keek naar haar op, haar gezicht wazig door zijn tranen heen. ‘Ik begreep niet wat je zei, liefste.’ Hij veegde ruw door zijn ogen om haar gezicht beter te kunnen zien.

Ook zij had tranen in haar ogen. Ze liet verlegen haar hoofd hangen. ‘Ik zei… ik hou ook van jou.’

Hij keek haar verbijsterd aan en wist uiteindelijk te fluisteren: ‘Echt waar?’

Lidia knikte. Toen keek ze hem aan en glimlachte ze triest. ‘Het is hetzelfde voor mij. Als ik jou de eerste keer zie… ik…’ Ze schudde gefrustreerd haar hoofd. ‘Ik heb geen woorden om uit te leggen.’

‘O, mijn liefste, mijn liefste,’ zei Harry verstikt, en hij sloeg zijn armen om haar heen en kuste haar met overweldigende hartstocht. Hij moest zich beheersen, wilde haar tere lippen geen pijn doen of haar tengere lichaam te strak tegen zich aan trekken. De hevigheid van zijn fysieke verlangen naar haar was beangstigend; zijn lid was pijnlijk hard en hij wist dat hij haar los moest laten voor hij zijn zelfbeheersing verloor. Met alle wilskracht die hij bezat maakte hij zijn lippen los van de hare en hield hij haar, hijgend van verlangen, in zijn armen.

Hij had weinig besef van hoeveel tijd er was verstreken toen hij zijn lichaam eindelijk tot kalmte had weten te brengen en hij er tevreden mee kon zijn dat hij Lidia eindelijk in zijn armen hield.

‘Harry, ik moet gaan,’ zei ze uiteindelijk.

‘Ik weet het.’ Hij kuste haar opnieuw en dwong zichzelf om zijn behoefte naar veel meer in bedwang te houden.

Ze stond op en keek peinzend op hem neer. ‘Ik geloof nooit dit zal mij gebeuren.’

‘Wat?’

‘Verliefd worden. Dit gevoel hebben… hier.’ Ze wees naar haar hart. ‘Mijn grootmoeder, zij zegt echt van iemand houden is hemel op aarde vinden.’

‘Of de hel,’ zei Harry zacht terwijl hij opstond om haar voor het laatst die dag in zijn armen te nemen. ‘Ik kan het amper verdragen je te laten gaan.’

Ze maakte zich van hem los en stak haar kleine hand uit naar de zijne; hij pakte hem vast en drukte een kus op haar handpalm.

‘Ik kom morgen terug,’ zei ze, hem loslatend. ‘Goedenacht, Harry.’

‘Goedenacht, liefste,’ mompelde hij toen hij haar in het maanlicht weg zag lopen.

Harry was bij zonsopgang al wakker, opgetogen bij het besef dat hij Lidia weer zou zien. Om de tijd te verdrijven tot ze kwam maakte hij een wandeling over het strand en ging hij een poosje zwemmen in de kalme turquoise zee. Eindelijk, toen elke minuut inmiddels wel een uur leek te duren, kwam Lidia. Ze waarschuwde hem met haar ogen dat hij haar niet in zijn armen moest nemen – haar neefjes en nichtjes speelden op het strand voor de hut van hun ouders – dus knikte hij haar beleefd toe.

‘Goedemorgen, Lidia, heb je goed geslapen?’

‘Ja, Harry, dat heb ik.’ Haar ogen fonkelden van plezier om het spelletje dat ze speelden. ‘Ik denk, vandaag wil jij misschien waterval in bergen midden op eiland zien? Het is erg mooi en je kunt zwemmen in zoet water. Ja?’

‘Ja,’ antwoordde hij meteen. Hij zou elke kans grijpen om met haar alleen te zijn.

Lidia vulde een mandje met water, bier en vers fruit uit de hut van haar tante en ze liepen langs het dorp over een ruw pad de heuvel op.

Toen ze alleen en omringd door het oerwoud waren en Lidia ervan overtuigd was dat er niemand naar hen keek, drukte ze een kusje op zijn wang als signaal. Harry sloeg meteen zijn armen om haar heen en kuste haar.

‘Kom,’ zei ze, zich losmakend, ‘het is niet ver meer, dan wij kunnen ons gemakkelijk maken.’

Twintig minuten later liep Harry – met geschramde voeten en beten van allerlei insecten die in het kreupelhout verscholen zaten – bij het geluid van water dat van de berg omlaag stortte, de open plek bij de waterval op. Hij keek naar het koele, schone bassin te midden van de weelderige vegetatie. Lidia haalde een bamboematje uit haar mand en Harry liet zich erop neerzakken en pakte wat water.

Hij zat te hijgen en te puffen als een oude man. ‘Sorry, liefje, ik vrees dat ik nog niet helemaal op krachten ben.’

Lidia knielde als een kleine boeddha naast hem en gaf hem wat fruit. ‘Eet dit, ik begrijp het. Jouw arme lichaam, het heeft rust en vrede nodig om te herstellen. Maar…’ zei ze naar hun prachtige omgeving wijzend, ‘ik denk het is het waard, ja?’

Zelfs een hutje in een barakkendorp zou voor Harry volstaan hebben zolang Lidia bij hem was, maar hij knikte. ‘Het is inderdaad schitterend. En nu, liefste, kom hier.’

Ze legde haar hoofd op zijn knie en ze praatten als geliefden, gretig om te ontdekken hoe en wanneer hun wederzijdse gevoelens waren begonnen en zich hadden ontwikkeld. Na een poosje ging hij liggen en kwam zij naast hem liggen en nestelde ze zich tegen hem aan. Hij kuste haar lippen, haar ogen, haar wangen, haar haar en zijn hand kon de verleiding niet weerstaan en zakte naar beneden om delen van haar lichaam te verkennen die hij tot dan alleen maar in zijn fantasie had gezien.

Toen hij haar blouse open knoopte, hield ze hem niet tegen; ze leek er zelfs naar te verlangen dat hij haar kleine, volmaakte borsten met zijn hand streelde en zijn mond omlaag bracht om ze te kussen. Zijn lichaam was rustiger vandaag en hij nam de tijd om elk stukje van haar zachte, honingkleurige huid te verkennen. Hij maakte de drie knopen van zijn eigen shirt los en trok het uit, zodat zijn naakte huid voor het eerst de hare raakte.

Harry voelde een elektrische stroom door zich heen gaan. Hij bracht zijn hand verder omlaag en legde hem voorzichtig op het warme, vochtige plekje waar hij al weken van droomde. Een bedeesde hand zocht naar de sluiting van zijn broek.

En eindelijk waren ze allebei helemaal naakt en duwde zijn lid hard en dringend tegen haar aan. Met hun monden op elkaar bewogen hun handen over elkaars lijf om te ontdekken, aan te raken en te leren.

Ten slotte kon Harry zich niet langer beheersen, hij richtte zich op en keek haar in de ogen.

‘Lidia, zeg het me alsjeblieft als je niet wilt…’

Ze drukte een vinger tegen zijn lippen om hem tot zwijgen te brengen. ‘Harry, ik wil het. Ik hou van jou en ik vertrouw jou.’

Hij begreep dat ze hem vertelde dat dit nieuw voor haar was, dat hij de eerste zou zijn.

Voorzichtig drong hij bij haar naar binnen, genietend van haar strakke, vochtige kern die hem omsloot. Hij boog naar haar voorover, kuste haar gezicht en zei dat ze het moest zeggen als hij haar pijn deed, dan zou hij stoppen. Toen hij dieper in haar drong, keek ze hem recht in de ogen en ze bewogen samen op en neer toen tederheid plaatsmaakte voor aandrang en zij hem met hetzelfde hartstochtelijke verlangen tegemoetkwam, tot het moment daar was en Harry haar naam uitschreeuwde toen hij verdronk in de pijn en het genot van de extase.

Toen ze naderhand met haar kleine naakte lijf om het zijne heen gewikkeld lag, meende Harry dat hij waarlijk het gezicht van God had gezien.