HOOFDSTUK 8
Na haar thuiskomst was Merel opnieuw met volle kracht gaan oefenen. Ze was haar ziekte helemaal te boven. Iedere dag kon men haar vinden onder de strenge leiding van Madame Dalochief.
„Kom straks even op mijn kantoortje, Daelheym," Madame zei het aan het eind van een warme vermoeiende middag. Merel verkleedde zich zonder haast. Het gesprek dat komen ging, had eigenlijk al in de lucht gehangen. Er was gefluisterd en gegist en er was leedvermaak geweest, omdat 'die Daelheym' tenslotte toch niet gekozen zou worden om deel uit te maken van het gezelschap dat binnenkort naar Amerika zou vertrekken en ook voor de Amerikaanse televisie zou optreden. Waarschijnlijk kwam het er nu toch van, dacht Merel. Madame Dalochief keek naar het smalle gezichte, zo stil, zo gesloten. Wat leefde er voor een geheim achter die wonderlijke ogen?
Merel stond heel stil, toen ze het grote nieuws hoorde, de spontane blijdschap van vroeger ontbrak.
„Ik ben erg blij en dankbaar, Madame," zei Merel. “Ik hoop dat ik u niet zal teleurstellen. Ik zal m'n best doen." „Heel aardig van je." Madames stem klonk sarcastisch. „Ben je nu al blasé, na een paar onbetekenende succesjes?" „O, nee, madame!" Merels hoofd werd trots geheven. “Ik hoop dat nooit te worden, want dan zou ik geen goede danseres kunnen zijn en ik ben werkelijk blij, al spring ik dan niet tegen het plafond van opwinding."
Madame keek naar het meisje met het onaangename gevoel dat ze rustig en welverdiend op haar plaats was gezet. Ze stond er over na te denken hoe ze zo elegant mogelijk haar ongelijk kon bekennen, toen Merel zacht opmerkte: „Weet u nog wat u eens tegen mij hebt gezegd over de klank van een gespannen vioolsnaar? Ziet u, zo voel ik me nu. Goedemiddag, Madame." De deur viel achter Merel in het slot en buiten vond ze de hele troep wachten.
„Zo, dierbare prima ballerina!" hoonde opeens het vinnige stemmetje van de onverbeterlijke Lucie. ,Je hebt Sandra er toch maar mooi uitgewerkt met je ongenaakbare hier-sta-ik-boven-manieren. Mag je mee naar Amerika?"
Er was een tijd geweest dat Merel de kleine opruister wel amusant had gevonden met haar eeuwige ijverzucht en radde opmerkingen, maar ze had geleerd dat Lucie meer was dan een blazende poes met valse nageltjes. Ze roddelde niet alleen, maar ze had een griezelig talent om iedereen tegen iedereen op te zetten en dan zelf op een afstand spinnend toe te kijken. Merels rustige ogen gleden langs de gezichten, langs Jean Claude, die geen partij koos, maar zweeg.
Ik wil me niet kwaad maken, het is onbelangrijk, dacht ze en hardop zei ze koel: Ja, ik ga naar Amerika. Het zal wel de gewone kwestie zijn: heel hard werken en een beetje geluk. Met minderwaardig geroddel en elleboogtechniek houd ik me niet op, zie je."
„Wou je soms zeggen, dat ik dat wél doe!" Lucies stem werd hoog, bijna krijsend. Het meisje was door de houding van Merel ziedend geworden.
Het maakte geen indruk op Merel. Ja, dat doe je zeker en ik heb eigenlijk medelijden met je omdat je je kostbare tijd zo hopeloos verknoeit."
Toen keerde ze zich om en liep rustig weg. Jean Claude haalde haar in voor ze de straat uit was en legde zijn hand op haar arm. „Toe, Jean Claude!" Merel schoof zacht de hand van haar arm. „Wij horen niet bij elkaar en hoe eerder je dat inziet hoe beter dat voor jou is. Ik heb je nooit de illusie gegeven dat het anders was. Laat me mijn weg alleen gaan. We zullen elkaar misschien nog heel vaak ontmoeten en goede vrienden zijn, maar méér kan er nooit zijn."
„Dus dit is eigenlijk een afscheid?" vroeg Jean Claude kort en toen ze knikte, bleef hij haar even intens aanstaren, toen haalde hij met een fel, ongeduldig gebaar zijn schouders op. Jij, kille Nederlandse, ik heb je nooit begrepen. Dat is het wat de anderen voelen en niet kunnen verwerken. Innerlijk ben je zo ver van ons verwijderd en niemand kan je bereiken. Je bent niet onvriendelijk, je leeft wel mee... en toch... ja, en toch... je staat alleen. Ik ben evenmin geslaagd als een van de anderen. Wel, het ga je goed!"
Hij keerde zich om en liep snel weg. Merel keek hem nog even na. Ze had medelijden met hem, maar toch was het beter zo. Niet alleen voor haar, maar zeker voor Jean Claude zelf. Hardheid was in dit geval beter dan medelijden.
Mevrouw Paluda stond voor het raam en wachtte haar zoon op. Ze zag hem uit zijn wagen stappen en haar wenkbrauwen fronsten zich. Lex was altijd een rustige persoonlijkheid geweest, maar tegenwoordig kon hij zo afwezig zijn dat het haar soms ongeduldig maakte. Over twee maanden zouden Lon en Lex trouwen en misschien kwam het door de drukke voorbereidingen, hield ze zich voor. Of zou hij het zich aantrekken dat hij de prachtige aanbieding om met een expeditie als fotograaf mee naar Afrika te gaan niet zou kunnen aannemen? Die reis zou twee jaar duren en men was van plan om zich toegang te verschaffen in een gebied dat nog maar zelden door blanken betreden was. Ze hoopten zelfs volkomen onbekende stammen aan te treffen.
Nee, wist mevrouw Paluda, die gemiste kans was het toch niet alleen. Lex was stil en zag er niet gelukkig uit, wanneer hij dacht dat niemand hem zag. Op zijn houding ten opzichte van Lon viel niets aan te merken. Hij was altijd even goed en voorkomend voor haar, en toch... ook Lon was veranderd. Ze had dikwijls het gevoel dat Lex dat niet eens merkte. Ze waren een paar rustige, verstandige jongelui en hun verloving was altijd harmonisch geweest, zonder kibbelpartijen, maar ook zonder hoogtepunten. Lex meende het goed, maar dat romantische gedoe lag nu eenmaal niet in zijn aard en Lon had hem aanvaard zoals hij was. Tenminste... ja, dat moest wel, dacht Lex' moeder zorgelijk. Lon leek zo ongecompliceerd, maar er was de laatste tijd iets in Lons ogen dat ze niet begreep.
Lex kwam de zitkamer binnen en kuste zijn moeder.
„Lon heeft opgebeld," zei ze. „Of je haar zo gauw mogelijk wilde terugbellen."
Lex knikte, ging meteen naar de telefoon en vroeg Lons nummer aan.
,Ja, Lonneke, met Lex," zei hij. „Is er iets bijzonders?" Het bleef even stil aan de andere kant, toen zei Lon zacht: „Lex, morgen heb ik dienst op Parijs. Ik wilde naar Merel gaan. Ik moet haar dringend spreken en ik had zo graag dat jij meeging." „Maar waarom in vredesnaam?" Lex' stem klonk scherp. „Wat is dat nu voor onzin? Ik denk er niet aan."
„Lex... alsjeblieft, blijf kalm," smeekte Lon. „Ik vraag het heus niet voor niets. Ik heb je aanwezigheid nodig en... heus, het is zo belangrijk... zo vreselijk belangrijk. Ik... ik kan het je nu allemaal niet uitleggen, maar toe... wil je, zonder verder vragen, doen wat ik vraag?"
Haar stem klonk zo ernstig en tegelijk smekend dat Lex erdoor getroffen werd. Zou Lon het zich zo aantrekken dat Merel geweigerd had om bruidsmeisje te zijn? Ze kon zelfs niet overkomen voor het huwelijk, want twee dagen daarna vertrok de dansgroep naar Amerika. Wat hielp het dus of ze daarvoor samen naar Merel gingen? Bovendien voelde hij wel dat het onverstandig zou zijn om Merel te gaan bezoeken. Hij had zich met de grootste moeite boven het eeuwige verlangen naar Merel uitgeworsteld en daar kwam Lon en bedierf in haar onwetendheid alles weer wat hij zo moeizaam had opgebouwd.
„Ben je daar nog, Lex?" vroeg Lon. „Wil je doen wat ik vraag?" .Als het dan niet anders kan," zei hij stug. „Dit is zeker een of andere wonderlijke vrouwengril. Ik wist niet dat jij daar ook last van had."
„Wat dacht je?" Het klonk een beetje schamper. „Ik bén toch immers een vrouw, dus waarom zou ik geen grillen mogen hebben. Ga je mee, Lex. Morgen... overmorgen... Zo gauw mogelijk?"
„Morgen dan, kleine zeurpiet," gaf hij met een zucht toe. „Of anders zo gauw als ik passage kan boeken speciaal voor jouw toestel. Ik zal je toch laten rénnen." „Best hoor, wraakgierig jongetje." Lon lachte even. „Weet Merel dat we komen?" vroeg Lex. „Nee." Het antwoord kwam kort. „Dat weet ze niet." „Misschien wil ze Merel verrassen en afscheid van haar nemen," veronderstelde mevrouw Paluda, toen Lex haar vertelde van Lons onverwachte voornemen om met hem samen Merel te gaan bezoeken, maar Lex wist het evenmin.
Twee dagen daarna kwamen ze samen in Parijs aan en Lex was nog even wijs over het doel als op het ogenblik dat Lon hem had opgebeld. Helemaal gerust voelde hij zich niet, want Lon was bleek en ongewoon stil. Merels tante kon haar ogen niet geloven, toen ze Lon zag in haar keurige stewardessuniform met Lex achter zich aan.
„Is er iets bijzonders?" vroeg ze angstig. „Merel is op haar kamer. Zal ik haar roepen?"
„Nee, er is niets, maar we wilden Merel wel graag spreken en ik heb niet zo veel tijd. Kunnen we naar boven gaan?" vroeg Lon.
Lex protesteerde niet meer. Om de een of andere, hem nog duistere reden, had Lon opeens het heft in handen genomen en hoe eerder er aan dit geheimzinnige gedoe een eind kwam, hoe beter hij het vond. Nog voor Lon kon kloppen, ging de deur open en Merel stond volkomen onverwachts tegenover Lex. Ze zeiden geen van allen een woord, maar Lons ogen gleden snel en opmerkzaam van Merels ontdane gezichte naar Lex' strakke gezicht, toen deed ze een stap vooruit en kuste Merel op haar wang.
„Wel, Merel, wat zeg je van zo'n onverwachts bezoek? Kijk maar niet zo angstig, hoor. Thuis is alles in orde. Mogen we binnenkomen?" Ze stonden alle drie onwennig, midden in de kamer. “Ik begrijp er niets van, maar ik vind het prettig dat jullie er zijn." Merel vond het eerst haar gewone houding terug. „Gaan jullie toch zitten, dan zal ik beneden koffie gaan halen." Haar ogen gleden vragend van Lex naar Lon, die haar tegenhield. „Ik begrijp er net zoveel van als jij." Lex haalde ongeduldig de schouders op. „Zie je, Merel, ik ben door Lon mee hierheen gesleept. Met welk doel? Ik weet het niet, maar ik hoop dat er gauw een eind komt aan dit wonderlijke gedoe. Wat wil je eigenlijk, Lon?"
Hij keek naar Lon, die naar het raam gelopen was en zwijgend naar buiten keek, toen keerde ze zich om en nam met een vermoeid gebaar haar mutsje af, dat ze achteloos op een stoel gooide.
„Dat is een duidelijke vraag, waarop ik, in jullie tegenwoordigheid een duidelijk antwoord wil geven... als ik maar wist hoe ik beginnen moest. Laten we beginnen met dit ene: Ik wens geen drama op te voeren... ik wil geen bitterheid en verwijten zal ik niet maken, omdat ik weet dat ik daar geen reden toe heb." Ze zweeg even, keek naar twee onthutste, verstrakte gezichten, naar twee paar ogen, die haar ongelovig aanstaarden. „Verklaar je nader, Lon," verzocht Lex na een paar minuten, die eindeloos schenen.
Lon knikte en zei heel zacht: „Mag ik dan, om te beginnen, even memoreren hoe het begonnen is? Wij leerden elkaar bij Kyra kennen. Ik voelde me niet gelukkig, maar zodra ik jou zag, wist ik dat jij het was op wie ik onbewust gewacht had. Je moeder mocht me graag, vond mij een acceptabele schoondochter en je vader was het ermee eens. Jij had je weinig met meisjes bemoeid, je ging aan mijn gezelschap wennen en vond me een aardige, gezellige kameraad... zo was het toch, Lex?" ,Ja, natuurlijk," gaf Lex toe. „Maar ik begrijp niet..." Lon hief met een dwingend gebaar haar hand op. „Stil,. Lex. We gingen van elkaar houden, tenminste, ik hoopte dat ik je winnen kon en zie je... dat is me nóóit gelukt. Ik heb jarenlang gedacht dat je karakter nu eenmaal zo was, vriendelijk, koel, niet tot grotere gevoelens in staat. Ik weet niet of ik het werkelijk geloofde, Lex, maar ik heb het mezelf wel wijsgemaakt. Dat is mijn grote fout geweest. Zie je, Lex, je kunt wel degelijk anders zijn, dieper voelen dan je het ooit voor mij deed. Dat is jouw schuld niet, evenmin Merels schuld..."
Ze zweeg even en keek met ogen die medelijdend waren naar Merels bleke gezichtje. „Ik heb je gezegd dat ik niets verwijten kan. Ik weet dat Merel trouw is aan de mensen van wie ze houdt, trouw aan mij, ik weet ook, Lex, wat eer en recht voor jou betekenen, maar dat neemt niet weg dat ik mensenkennis heb, jullie geobserveerd heb, en dan, Lex, als je van iemand houdt, dan zie je en voel je heel scherp... en zo zijn we dan in een impasse gekomen."
,Je bent wel heel zeker van je zaak," fluisterde Merel, ze tastte blindelings naar een stoel.
„Maar jullie kunnen het niet ontkennen." Lons ogen gleden van Lex naar haar zusje, ze klemde haar handen om de vensterbank, waartegen ze leunde. Niemand wist wat het haar kostte om dit alles rustig uit te praten en toch... het moest gebeuren. „Heb ik jou ooit verwaarloosd?" vroeg Lex langzaam. „Heb ik ooit iets tegen Merel gezegd wat jij niet horen mocht?" Er kwam een heel flauw lachje om Lons mond. Jongen, dat is het juist. Je deed te goedje best om Merel niet te zien, om niet met Merel te spreken. Er waren zoveel dingen waaraan ik merkte wat er gaande was... en zie je, toen ben ik gaan twijfelen of ik wel met je trouwen mocht, met de kans dat we alledrie ongelukkig zouden worden."
„Natuurlijk trouw je met Lex." Merel stond op en liep naar Lon toe. „Doe niet zo, Lon. Lex en ik... dat is voorbij, we hebben ons niets te verwijten."
Lon duwde zachtjes de handen van haar zusje weg, ze liep naar Lex toe en vroeg rustig: „Lex, wil je met me trouwen?" „Dat wéét je... ja," zei Lex onmiddellijk.
„Houd je van me?" was Lons volgende vraag.
Ja, ook dat weet je," antwoordde Lex. „Ik lieg niet, Lon."
„Dat weet ik."
Lons gezichtje was triest, toen ze het naar hem ophief. „Dan zal ik 't anders vragen: Heb je het gevoel dat je in mij de enige, grote liefde van je leven hebt gevonden?"
En toen bleef het stil. Ze stonden daar alledrie alsof ze bij het slaan van de kleine pendule op de schoorsteenmantel tot onbeweeglijkheid veroordeeld waren. Toen maakte Lon een hopeloos gebaar met haar hemden.
„Zie je, Lex... en je denkt, dat je die grote liefde in Merel hebt gevonden en Merel denkt dat wederkerig van jou." „Wat mij betreft... ik denk het niet, ik wéét het." Merel hief haar hoofd trots op. „Daarvoor hoef ik me niet te schamen, Lon. Er is nooit iemand anders geweest. Toen ik nog een kind was betekende Lex al ongelooflijk veel voor me, dat weet je, maar je weet ook dat ik zal weggaan. Natuurlijk zal Lex gelukkig worden met jou... voor hem is het misschien alleen maar iets wat samenhangt met... met die Parijse lentedroom."
Ze keek niet op, maar Lon zag toch de onwillekeurige protesterende beweging waarmee Lex zijn hoofd ophief. „Het is begonnen voor Lex, toen hij in Parijs geweest is, hè?" vroeg ze zacht. „Het... het zou waar kunnen zijn, Lex, dat het maar een droom is... Ik begrijp heel goed, wat voor een indruk Merel op een man maakt. Daarbij valt ieder ander meisje in het niet. Ik ben knap, en dat weet ik, maar Merel..." Ze zuchtte en zweeg opnieuw, tot ze moeizaam weer verder worstelde: „Zie je, Lex, zoals het nu is, kan ik niet met je trouwen, ik wil alles hebben of niets, ik wil geen huwelijk dat op drijfzand is gebouwd. Merel zou dat evenmin willen, maar... is het drijfzand, houd je niet méér van mij dan jij zelf vermoeden kunt, of is Merel toch je grote liefde? We staan er op het ogenblik te dicht bij om zuiver te kunnen oordelen. We moeten dit alles op een afstand bezien, we hebben hier geen van drieën om gevraagd, en... en ik weet dat we alledrie even eenzaam en ongelukkig zijn op het ogenblik."
En dat is Lon, dacht Merel verbijsterd. Lon, die niet zo sterk was als ik, als Kyra... arme, lieve Lon! Lex was naar Lon gegaan en had zijn handen op haar schouders gelegd. „Kijk me aan, Lonneke. Ik kan je niet zeggen hoe ik dit waardeer.
Ik vind het ongelooflijk dapper van je. Wat wil je dan dat er gebeurt?"
Lon legde haar hand met een teder, beschermend gebaar over die van Lex. Ze zei het heel zacht: „Ik heb dit weken en weken lang overdacht, tot ik wist... tot ik de moed had... en als ik ook nog had geaarzeld... jullie gezichten vanavond, toen je onverwachts tegenover elkaar stond, waren zo sprekend. Nee, Lex, zoals het nu staat is het beter om niet te trouwen, we moeten het op een afstand bezien. Een paar maanden geleden werd me een fantastische baan in Australië aangeboden. Ik heb toen geweigerd, maar ik weet dat ik die baan nog steeds kan krijgen. Laat Merel op reis gaan, werken, dansen en jij... ga jij mee met die expeditie. Ik weet best dat je het eigenlijk dolgraag wilde. Nu kan het dan tóch... en dan, na twee jaren, ben jij het die beslissen moet, maar dan volkomen eerlijk, zonder iets anders te laten gelden dan je zuivere gevoel. Denk niet: Merel heeft haar werk, haar liefde voor het dansen, denk niet, Merel is zoveel jonger en met Lon ben ik vijf jaren verloofd geweest, zij heeft de oudste rechten, ik wil geen rechten. Zie je, ik heb ééns, toen met Kyra, een grote fout gemaakt, maar een mens kan niet zijn hele leven blijven blunderen. Laten we gezamenlijk het enige goede doen, niet overijld handelen."
Op dat ogenblik wenste Merel niets anders dan dat Lon en Lex maar samen zouden trouwen, ze voelde zich innerlijk zo ontwricht. Het was dapper en eerlijk van Lon, maar toch... eerst was die stille liefde voor Lex alleen van haar geweest en nu had Lon haar zelfs dat ontnomen. O, met prachtige bedoelingen! „Ik wou dat je alles had gelaten zoals het was, Lon," zei Merel zacht. „Bekommer je niet om mij. Ik ben het beu, ik ga naar huis, naar Kyra, daar wil ik voorlopig blijven, bij Kyra. Laat me met rust."
„Dat zul je wel laten," viel Lex fel uit. „Ik begrijp wat je bedoelt. Je wilt er de brui aan geven, niet naar Amerika gaan. Je hebt eens gezegd dat danseressen in een harde school gevormd worden. Toon dat dan. Jij gaat mee naar Amerika, ik ga met de expeditie mee, en zoals Lon het zegt, zal het gebeuren. Het leven gaat verder, ook als we verdriet hebben... wij alledrie. Het is, zoals Lon zegt: we hebben dit niet gezocht, en wij moeten alle drie ons best doen om de juiste weg te vinden, er is geen andere manier dan de weg die Lon ons gewezen heeft. Laten we niet allereerst aan onszelf denken, maar ook aan haar." Merel stond heel stil. Ze nam Lex die harde woorden niet eens kwalijk. Het was ook allemaal zo verschrikkelijk. Ze had willen huilen om Lons witte gezichte, om de pijn in Lex' ogen en om haar eigen ontreddering, maar ze kon het niet. Ze sloeg de handen voor de ogen en toen waren Lons armen om haar heen, stevig, wanhopig bijna en haar stem klonk schor: „Niet huilen, vogeltje, niet huilen, niet om mij en niet om jezelf en evenmin om Lex. Laten we de komende jaren beschouwen als een proeftijd en laat degene die achterblijft, over twee jaar dat dapper dragen. Heus, een mens krijgt altijd schouders die sterk genoeg zijn om het kruis te dragen."
„Ik beloof het je," was Merels simpele antwoord. Ze kuste Lon met de wetenschap dat ze haar voor vele jaren vaarwel zei en even lag haar hand heel vast gevangen in die van Alexander Paluda.
Er was niets meer te zeggen en samen gingen Lon en Lex weg. Merel keek hen, staande op het balkon, na. Bij de hoek van de straat keek Lon om en wuifde met een wijd gebaar. Lex keek niet meer om.
Merel stond daar heel lang, met een gevoel van verwondering en verdriet om dat laatste uur, om Lon, die boven zichzelf uitgegroeid was en om Lex, in wiens ogen ze een intense bewondering voor Lon had zien groeien.
Misschien... dacht Merel aarzelend. Misschien heeft ze heel verstandig gedaan. Twee jaren... hoe komen die ooit om! En daarna? Langzaam kwamen de tranen en er was geen Lon meer om te troosten: Niet huilen, vogeltje... niet huilen!