Texel

 

 

 

 

 

 

De vrouw arriveerde als eerste bij het terras van de strandtent: Paal 9 bij Den Hoorn op Texel. Ze droeg een fleurig windjack. ‘Henk, een mooi tafeltje! Uit de wind!’ riep ze naar een man die vijftig meter achter haar liep. Ook hij had een fleurig windjack aan. Met gebogen hoofd klom hij tegen de duinen op. Het was zaterdagmiddag, een uur of drie.

De vrouw betrad het terras. Hier en daar zaten wat mensen met de handen om een beker warme chocolademelk gevouwen. Het tafeltje dat de vrouw op het oog had, stond in een hoek van het terras en werd aan twee kanten beschut door glas.

De vrouw ging zitten, keek naar de lucht en ritste haar jack open. ‘Het zonnetje breekt door,’ riep ze naar Henk, die aan de aan de andere kant van het glas de laatste meters naar het terras aflegde. Ze wees naar de lucht.

Henk keek.

En inderdaad.

De vrouw fatsoeneerde met haar handen haar blonde haar, sloot toen verlekkerd de ogen en liet zich beschijnen door de warme zon. Maar toen de man naast haar neerplofte, schoof er een dikke wolk voor. Er bestond geen verband tussen de twee gebeurtenissen. Het was gewoon een slechte dag om naar het strand te gaan. ‘Ik wou dat we thuis waren,’ bracht de man het onder woorden.

‘Jij ook altijd,’ beet de vrouw terug.

‘Ik heb het koud,’ zei de man. Hij keek om zich heen en naar de lucht. Vanuit het noorden kwam er een dik pak inktzwarte bewolking hun kant op. ‘Moet je kijken,’ mompelde hij, ‘dat waait niet over, hoor.’

‘Wedden van wel?’

De man lachte bitter.

Een serveerster kwam uit de strandtent. Op haar dienblad stonden drie grote pullen bier voor de Duitse wandelaars met verrekijkers die verderop zaten. Nadat ze de consumpties had afgeleverd, kwam ze naar het stel, dat na enige aarzeling koffie met appelgebak en slagroom bestelde. Daarna verdween ze weer.

‘Hoe laat zullen we morgen weggaan?’ vroeg de man.

‘Begin je nou weer? Dat zien we toch morgen wel? Volgens de radio is het morgen beter. Dan kunnen we nog even genieten.’

‘Ik wil geen uren wachten bij die boot,’ bromde de man, ‘laten we voor de drukte weggaan.’

‘We zien het wel, hè,’ zei de vrouw.

De inktzwarte bewolking hing nu pal boven het terras, maar er viel geen druppel regen uit – wat toch wel opmerkelijk was.

De man haalde een verfrommelde plattegrond van het eiland uit zijn jaszak. ‘Wat gaan we straks doen?’ informeerde hij. ‘Terug maar naar het huisje, hè…’ Hij bestudeerde het kaartje, of deed alsof. Na een tijdje stak hij het weer in zijn zak. Hij keek omhoog – de lucht was nog steeds zwart, maar boven zee waren strepen blauw te zien.

‘Het waait open,’ zei de vrouw.

De man rilde in zijn fleurige windjack en sloeg een blik op zijn horloge. Een lang weekend op Texel – ook als hij vaak op zijn horloge keek, ging het niet sneller voorbij. De serveerster kwam met hun koffie. De wind blies de slagroom van het appelgebak.