11
De volgende morgen om tien uur, amper twee uur voor de begrafenis van hun vader, zaten Andrew, Irene, Basil, Nick en Anna in zwarte kleren somber bijeen in het rommelige kantoor van hun advocaat in Plymouth. Maurice Baskcomb droeg ook een donker pak, maar slaagde er ondanks zijn fronsende gezicht niet in om er somber uit te zien. Hij vouwde de mollige vingers van zijn grote handen in elkaar en boog zich over zijn bureau naar voren.
'Ik denk dat ik met recht kan zeggen dat ik zoiets nog nooit in mijn verre van korte juridische loopbaan heb meegemaakt,' zei hij.
'Toen u mij gisteravond belde...'
'Mijn excuses dat we u thuis moesten storen, meneer Baskcomb,' zei Irene.
'Dat is helemaal niet erg, mevrouw Viner. Ik denk dat we het erover eens kunnen zijn dat het een noodgeval was. In zeker opzicht is het dat nog steeds. Zoals u heeft voorgesteld, heb ik contact opgenomen met de advocaat van meneer Tan...' Hij stopte, tuitte zijn lippen en vervolgde: 'Heb ik contact opgenomen met de advocaat met wie ik namens u heb onderhandeld, mevrouw Palmer van de firma Hopkins en Broadhurst in Londen. Ze kon me niet veel vertellen, beperkt als ze is door haar beroepsgeheim.'
'Vanzelf,' grauwde Andrew.
'Dat soort regels bestaan ter bescherming van de cliënt, meneer Paleologus, niet van de advocaat.'
'Dat begrijpen we,' zei Irene. 'Wat kon mevrouw Palmer u wel vertellen?'
'Nou, zij blijkt meneer Tantris nooit te hebben ontmoet, wat amper verbazing hoeft te wekken gezien de ongebruikelijke omstandigheden. Zij heeft alleen te maken gehad met zijn assistente, ene mevrouw Elsmore. Welnu, ik heb uw signalement van mevrouw Hartley aan haar gegeven en hoewel ze zich niet wilde vastleggen, had ik sterk de indruk dat de beschrijving makkelijk van toepassing had kunnen zijn op mevrouw Elsmore. Vanmorgen heb ik ook contact opgenomen met personeelszaken van de universiteit van Bristol. Daar werkt weliswaar een Elspeth Hartley, maar die is momenteel met sabbatsverlof... in Boston.'
'Is dat Boston in Lincolnshire of Massachusetts?' informeerde Basil.
'Dat laatste, meneer Paleologus.'
'Ze heeft ons erin geluisd,' zei Anna, in wier stem nog steeds het ongeloof doorklonk dat de avond tevoren bezit van haar had genomen.
'Het is duidelijk dat ze bepaald geen open kaart met u heeft gespeeld,' hernam Baskcomb. 'Noch met mij. Sterker nog, ook niet met haar eigen advocaat.'
'Hoe zit het met het geld?' vroeg Andrew, maar de ondertoon in zijn stem deed vermoeden dat hij het antwoord al wist. 'Hoe zit het met die half miljoen pond die Tantris op een voorlopige rekening bij Hopkins en Broadhurst zou hebben gestort?'
'Vrijdagmiddag laat opgenomen,' antwoordde Baskcomb ernstig. 'Mevrouw Palmer stond blijkbaar op het punt om mij over die ontwikkeling te bellen toen ik haar belde.'
'Hoe is het opgenomen?'
'Ik stel me voor in de vorm van een cheque van Hopkins en Broadhurst.'
'Betaalbaar aan wie?'
'Vermoedelijk aan mevrouw Elsmore. Of aan iemand die door mevrouw Elsmore is gemachtigd. Mevrouw Palmer mocht me die informatie niet verstrekken.'
'Maar het is de enige manier om de klojo op te sporen die achter deze zwendelpraktijken zit.' Andrew keek naar zijn broers en zussen voor steun. 'Ze moet het zeggen.'
'Van zwendel is geen sprake geweest,' antwoordde Baskcomb bedaard. 'Ik ben bang dat het neerkomt op niets anders dan een ingewikkelde practical joke.'
'Een grap?'
'Ik zie er de humor ook niet van in, meneer Paleologus.'
'Maar u heeft niets te verliezen, hè meneer Baskcomb? U kent het vooruitzicht niet om een boerderij te moeten opgeven waar schulden dichter groeien dan distels, alleen maar om te zien hoe die van je wordt afgepakt. Mijn god, als ik bedenk...' Andrew keek uit het raam.
Daarna wendde hij zijn blik langzaam naar Nick. Alleen die wist hoe ver ze in feite waren gegaan om ervoor te zorgen dat het bod van Tantris op tafel bleef. En nu beseften ze dat het er nooit echt had gelegen. Het was inderdaad een grap, een afgrijselijk goede. Maar niemand lachte. Althans niemand in Baskcombs kantoor.
'Zei u niet dat u nog één onderzoekshoek had die we kunnen exploreren voorzover het mevrouw Hartley betreft, mevrouw Viner?' vervolgde Baskcomb.
Irene keek naar Nick. 'Ze heeft het gehad over een vriendin die bij het museum werkt,' zei hij. 'Maar ik ben bang dat dit ook een list is. Een naam die ze van een personeelslast of zo heeft geplukt en tijdens het gesprek heeft laten vallen ten behoeve van... nou ja...'
'De geloofwaardigheid,' zei Basil.
'Precies. Tijdens het weekeinde was haar mobiele telefoon uitgeschakeld. Nu is het nummer onbereikbaar. Trekje eigen conclusies maar.'
'Helaas vrees ik dat u dat zult moeten doen,' zei Baskcomb. 'Ik tast volledig in het duister.'
Niemand dacht aan de plechtigheid waaraan ze weldra zouden deelnemen. Dat ze geen ruimte konden vinden voor de rouw die ze geacht werden tentoon te spreiden - en te voelen - sprak boekdelen over de mate waarin ze door het Tantris-bedrog voor joker waren gezet. Ziedend van woede en vernedering verlieten ze Baskcombs kantoor op die klamme, grauwe ochtend die niet eens fatsoenlijk koud kon zijn. En natuurlijk hadden ze een gevoel van verlies. Het soort verlies dat ze op recept van Elspeth Hartley moesten ervaren.
'Dat loeder,' siste Anna. 'Wie is zij? Waarom heeft ze dit gedaan?'
'Het moet een soort flessentrekkerij zijn geweest,' zei Irene, wier zelfbeheersing nog intact was. 'Maar ik begrijp het niet. Wat is zij ermee opgeschoten?'
'Vermoedelijk had pa ons dat wel kunnen vertellen,' zei Basil.
'Hoe bedoel je?'
'Hij heeft de schuilnaam meteen doorzien. Dat was de bedoeling ook. Zoals het boekbewijst dat hij Tom heeft gestuurd.'
'Waarom heeft hij het aan Tom gestuurd? Waarom heeft hij ons niet gewaarschuwd?'
'Ook dat had hij ons kunnen vertellen. Helaas is het nu te laat om het hem te vragen.'
'Ik weet niet of ik deze verrekte poppenkast nog kan verdragen,' zei Andrew. 'Misschien zullen jullie het zonder mij moeten stellen.'
'We slaan ons er gezamenlijk doorheen, Andrew,' zei Irene. 'Het wordt tijd dat we met z'n allen naar Trennor teruggaan om op de volgauto's te wachten. Laten we hopen dat Tom en Laura niet van de parkeerplaats zijn gedwaald. Ik wil niet dat we te laat komen.' Zij was in elk geval vastbesloten een waardig front te bewaren voor de begrafenis. 'Het laatste waarop we zitten te wachten, is dat Archie en Norma lucht krijgen van wat er is voorgevallen.' Norma, de zus van hun overleden moeder en haar man Archie, gepensioneerd handelaar in grasmaaimachines, hadden gezworen te komen, ondanks het feit dat hun dringend was aangeraden zich te excuseren op grond van leeftijd en afstand. 'Ik heb Laura gezegd haar mond te houden. Kunnen we op Tom vertrouwen?'
'Natuurlijk,' antwoordde Andrew bits.
'Mooi. Dan stel ik voor dat we opschieten.' Ze wierp een blik op Baskcombs kantoor. 'Dit alles zal moeten wachten.'
Maar één ding kon niet wachten. Andrew, Laura en Tom reden met Irene mee, waardoor Basil en Anna met Nick mee moesten. Die vond dat er nog tijd was om na te gaan of de verwijzing van Elspeth naar Tilda Hewitt inderdaad doorgestoken kaart was geweest. Hij zette Anna voor het museum af en reed vervolgens op en neer tussen Charles Cross en Drake Circus voor zo lang hij dacht dat ze nodig had. Toen hij tien minuten later terugkwam, stond Anna hem met het verwachte verslag op te wachten. 'Het schepsel Tilda heeft zich verwaardigd me te woord te staan en heeft me heel duidelijk gemaakt dat ze nog nooit van een Elspeth Hartley had gehoord.'
'Maar om welke Elspeth Hartley gaat het dan?' peinsde Basil hardop toen ze North Hill op reden. 'Die momenteel met betaald verlof in Boston zit... of een andere?'
'Een andere,' zuchtte Nick. 'Liever gezegd heel iemand anders.'
'En de dame is 'm dus gesmeerd.'
'Ja.'
'Maar wat heeft ze bereikt?'
'Dat weet ik niet.' Maar de gebeurtenissen moesten een logisch scenario hebben gevolgd, besefte Nick. Misschien was er nooit sprake van geweest dat het Raam met de Dag des Oordeels verborgen was. Maar dat begraven lijk was werkelijk genoeg. Alleen was het nu niet langer begraven. Kon het zijn dat hij en Andrew op de een of andere manier waren gemanipuleerd om het vuile werk van iemand anders op te knappen? Dat was toch onmogelijk? Niemand kon toch de dood van Michael Paleologus en de gevolgen daarvan hebben voorzien? Ofwel?
'Weten we precies wie er komen?' vroeg Anna toen ze de A38 op reden en in westelijke richting koersten. Nu pas had ze aandacht voor wat er op het punt stond te gebeuren.
'Afgezien van de buurtbewoners?' antwoordde Nick.
'Ik bedoel mensen met wie we naderhand moeten praten bij broodjes met gerookte ham en worstjes aan prikkers.'
'Aha. Juist. Nou, zoals je weet, zullen Archie en Norma van de partij zijn. En ik neem aan dat we de Wellers ook moeten vragen.'
De Wellers waren de naaste buren van Michael Paleologus en de familie onderhield een oppervlakkige, maar goede band met hen.
'Van de mensen uit Oxford komt alleen de oude Farnsworth.'
'O, mijn god,' kreunde Anna. 'Ik had gehoopt dat ik nooit meer door die ouwe viespeuk in mijn billen geknepen zou worden.'
'Blijkbaar vond hij deze kans te mooi om te laten lopen,' zei Basil.
'Hou je mond, Basil.'
'Hij is zo'n beetje de meest nabije collega van pa geweest,' zei Nick. 'Het is alleen maar logisch dat hij de laatste eer wil komen bewijzen.'
'Dat kan wel zijn,' zei Anna. 'Maar ik ga toch maar met mijn rug tegen de muur staan als hij een rondje maakt.'
'Maak je geen zorgen,' zei Nick. 'Ik hou hem wel bij je vandaan.'
Hij had opeens beseft dat het geen slecht idee zou zijn om een praatje met Farnsworth aan te knopen. Het was Nick duidelijk dat ze minder van hun vader wisten dan ze hadden aangenomen. Julian Farnsworth was een maatschappelijke ekster, een verzamelaar van curieuze bijzonderheden van andermans leven. Het kon voor de verandering best zijn dat hij iets te zeggen had wat Nick wilde horen. Tot Nicks verrassing vielen de zorgen van hem af zodra hij in de volgauto was gestapt en besefte dat de begrafenisplechtigheid was begonnen. Zijn brein was zo verdoofd door de recente gebeurtenissen en zijn rol daarin, dat een weinig gedenkwaardige ceremonie van een uur een geestelijke oase betekende. Daar kon hij wat tot rust komen bij onbelangrijke maar schrijnende herinneringen aan zijn kinderjaren, toen het leven zowel eenvoudig als gelukkig had geleken. Dat geluk kon natuurlijk niet duren. Als kind al was hij gevoelig genoeg geweest om dat te beseffen. Maar zolang het er was, was het betoverend geweest. En zijn vader had ondanks al zijn tekortkomingen deel van die betovering uitgemaakt. De psalmen werden gezongen, de gebeden gezegd. De predikant hield een vriendelijke rede en maakte een vluchtige opmerking over de beroemde stamboom van Michael Paleologus. Vervolgens gingen ze naar het kerkhof om te kijken hoe de kist in de aarde zakte, terwijl de predikant de laatste woorden sprak tegen een achtergrond van het gekras van roeken en het gefluister van de wind in de taxusbomen. Anna snikte, Laura weende en tante Norma depte haar ogen. Irene kneep slechts haar gehandschoende handen samen en zuchtte diep.
Andrew ving een blik van Nick op en bleef hem even aankijken toen hij een stap naar voren deed om zijn schep met aarde op de kist te strooien. Ze moesten allebei onwillekeurig denken aan een andere begrafenis waarvan de verklaring meeging in hun vaders graf. Dat andere lijk had geen doodskist of een koperen plaat met zijn naam. Toch moesten er ook beminden zijn geweest die de kans om afscheid te nemen op prijs zouden hebben gesteld.
Het gezelschap om het graf bewoog zich langzaam naar het hek van het kerkhof, waar Nick stilletjes aan een kant ging staan terwijl tante Norma aan haar ronde van omhelzingen en vriendelijke woorden begon. Archie hobbelde in haar kielzog mee. De Wellers hingen in de buurt rond. En Julian Farnsworth nam aan de rand van het groepje een overdreven treurige houding aan. Nick schatte Farnsworth halverwege de zeventig, al zag hij er jonger uit dankzij verdacht zwart haar en een rechte rug. Om zijn mond had hij rimpels, waardoor het leek alsof hij permanent op het punt stond te glimlachen, en zijn twinkelende blauwgrijze ogen versterkten dat effect nog. Hij was met het klimmen der jaren dik noch mager geworden. Hij kleedde zich beter dan de meeste academici en vermoedelijk was hij de eigenaar van de bespottelijk Franse, antieke Citroen die een eindje verderop stond. Hij was de best gemanicuurde archeoloog die hij ooit was tegengekomen, volgens Michael Paleologus omdat hij nooit aan het eigenlijke archeologische werk deelnam. Hij had zelfs de bijnaam 'commodore' gekregen dankzij het algemene geloof dat marineofficieren van die rang nooit op zee kwamen.
Maar hij had wel driehonderd kilometer gereden om een oude vriend de laatste eer te bewijzen en Nick hoopte dat dit iets betekende. 'Dr. Farnsworth?' zei hij.
'Nicholas.' Ze gaven elkaar een hand. 'Het is aangenaam om je weer eens te zien, ondanks de aanleiding.'
'Ik sta ervan te kijken dat u zich mij nog herinnert.'
'Schrijf dat maar toe aan de dagelijkse kruiswoordpuzzel van de Daily Telegraph.'
'Pardon?'
'Die houdt het geheugen lenig. Erg belangrijk.'
'Natuurlijk.'
'Fatsoenlijke dienst, vond ik.'
'Mooi. Ik ben blij dat u kon komen.'
'Pensionering heeft een bevrijdend effect op je agenda, zij het niet op je banksaldo. Bovendien kon ik onder de gegeven omstandigheden moeilijkwegblijven.'
'Omstandigheden?' Nick wist zeker dat hij iets merkwaardigs in de stem van Farnsworth had gehoord.
'Nou ja, ikhadMichael nog zo recent gesproken...'
'O ja?'
'Ja zeker. Hij is toch zondag de eenentwintigste overleden?'
'Dat klopt, ja. Gisteren een week geleden.'
'Dan kan het nog maar een paar dagen daarvoor zijn geweest.'
'Echt?' Nick probeerde niet zo nieuwsgierig te klinken als hij was.
'Mag ik vragen wat u met hem heeft besproken?'
'Vanzelf. Het is...'
'Pardon,' klonk een stem. 'Meneer Paleologus?'
Toen Nick zich omdraaide, keek hij in de samengeknepen ogen van een oude man in een sleetse jas en een zwart pak met een wit overhemd zonder das dat tot bovenaan dichtgeknoopt zat. Hij was niet veel groter dan anderhalve meter, soepel van lijf en leden en had het postuur van een whippet. In de ene hand hield hij een donkerbruine pet, in de andere een verfrommeld exemplaar van het programma van de dienst. Zijn witte haar was zo gemillimeterd dat het wel een stoflaagje op zijn schedel leek. Hij had een smal, fronsend gezicht en achter de samengeknepen leden glinsterden zijn ogen onheilspellend.
'Ik vond het ongepast om aan het graf te verschijnen omdat ik geen familie ben, ziet u. Waarschijnlijk heeft u me niet achter in de kerk zien zitten. Ik wilde me alleen even voorstellen voor ik weer vertrek. Ik ben Frederick Davey.'
Nick camoufleerde zijn ontsteltenis met een glimlach en gaf Davey een hand. 'Ik ben Nicholas Paleologus. En dit is Julian Farnsworth, een vroegere collega van mijn vader. Aangenaam kennis met u te maken, meneer Davey. Woont u in de buurt?'
'Nee, nee. In Tintagel. Ik zou hier niet van hebben geweten als ik de rouwadvertentie niet had gelezen.'
'Bent u met de auto?' vroeg Nick, deels omdat hij geen auto zag staan waarin Davey gekomen kon zijn, en deels omdat hij niet over iets anders dan de meest alledaagse dingen durfde te praten.
'Ik heb geen auto. Die kan ik me niet veroorloven.'
'Hoe bent u dan gekomen, meneer Davey?' informeerde Farnsworth.
'De bus uit Plymouth heeft me afgezet bij Paynter's Cross. Vandaar was het met de benenwagen.'
'Bent u helemaal van Paynter's Cross komen lopen?' Nick was oprecht verbaasd.
'Ik had geen keus als ik present wilde zijn. En dat vond ik niet meer dan mijn plicht.'
'Hoe kende u Michael?' vroeg Farnsworth.
'Wie?'
'Mijn vader, meneer Davey,'
'O, neem me niet kwalijk. Ik heb hem nooit anders gekend dan... meneer Paleologus. Althans, de jongeheer Paleologus, toen ik hem leerde kennen. Toen hielp hij zijn vader bij de opgravingen van het kasteel.'
'De opgravingen?' Opeens stonden de archeologische zintuigen van Farnsworth op scherp.
'Onder dr. Radford.'
'Bedoelt u de opgravingen in Tintagel in de jaren dertig?'
'Die ja.'
'Wel, wel, dat is interessant. Wat had u daarmee te maken, meneer Davey?'
'Nou, ik ben uit de steengroeve gehaald om het spitwerk te doen. Ik en een heleboel collega's. Nu ik erop terugkijk, was het niet al te wetenschappelijk.'
'Fascinerend.' De uitdrukking op het gezicht van Farnsworth deed vermoeden dat hij het niet sarcastisch bedoelde.
'We moesten maar eens terug naar huis, Nick,' zei Irene die plotseling in hun midden verscheen. 'Gaat u mee, dr. Farnsworth?'
'Graag.'
'En, eh...'
'Dit is meneer Davey, Irene.' Hij wierp haar een waarschuwende blik toe.'Uit Tintagel.'
'Hoe laat gaat uw bus terug, meneer Davey?' vroeg Farnsworth.
'Kwart voor vijf. Er gaat er maar één per dag, ziet u.'
'Wat lastig. Maar ik kan u wel een eindje wegbrengen... als we tegelijkertijd vertrekken.'
En aldus werd Fred Davey dankzij Julian Farnsworth toegevoegd aan het gezelschap dat zich voor een late lunch van broodjes op Trennor verzamelde. Er waren in totaal vijftien mensen, een stuk meer dan Pru had voorzien, hoewel ze met ruime marge had ingeslagen. Dat was maar goed ook, omdat weldra duidelijk werd hoe snel Davey haar saucijzenbroodjes weg kon werken.
In een ander opzicht was zijn aanwezigheid een veel grotere complicatie. Toen Nicks broers en zussen eenmaal wisten dat hij er was, diende zich een spanning aan waarvan alleen zij zich bewust waren. Davey was getuige geweest van het testament dat zij hadden vernietigd. Het wilde er niet bij hen in dat hij zuiver en alleen uit Tintagel was gekomen omdat Michael Paleologus en hij ruim zestig jaar daarvoor aan dezelfde opgraving hadden gewerkt. In de keuken werd fluisterend krijgsraad gehouden. Irene zou Baskcomb bezighouden. Hij en Davey moesten natuurlijk gescheiden blijven. Anna zou ervoor zorgen dat Tom en Laura geen kattenkwaad uithaalden. Basil zou proberen Archie en Norma een gesprek met de Wellers te laten aanknopen. Andrew zou legenden van Cornwall met Davey uitwisselen. Zo kon Nick Farnsworth uithoren over zijn recente contact met hun vader en iedereen was het erover eens dat hij zich het beste voor die taak leende.
Nick maakte een handig begin door Farnsworth de studeerkamer in te lokken om Michaels verzameling archeologische werken te bewonderen. Farnsworth had nog maar een paar boeken bekeken, toen Nick hem herinnerde aan hun gesprek voor Daveys komst bij het hek van het kerkhof.
'O ja. Wat dat aangaat, verwachtte ik min of meer David Anderson hier aan te treffen.'
'O ja?'
'Nou ja, toen ik Michael sprak, zei hij dat hij ook contact met Anderson had opgenomen. De jongeman heeft het niet slecht gedaan, gezien zijn nuchtere instelling. Volgens mij was hij de ideale keus voor wat Michael van hem verlangde.'
'Archiefonderzoek in de bibliotheek van de kathedraal van Exeter.'
'Aha, je was dus op de hoogte van Michaels naspeuringen.'
'Gedeeltelijk. Ik heb David Anderson vorige week gesproken. Hij had graag willen komen vandaag, maar zijn werk liet dat niet toe.'
'Jammer. Wat moest hij in Exeter voor Michael opspitten?'
'Het had iets te maken met een bewoner van dit huis in de zeventiende eeuw, een zekere Mandrell.'
'O ja?' Farnsworth' gezicht verried geen enkele reactie.
'Heeft hij het niet... met u over Mandrell gehad?'
'Helemaal niet. Waarschijnlijk wist hij wel beter. Ik ben geen historicus. In Michaels opvatting ook niet zo'n bijzondere archeoloog. Om dat goed te doen, moet je vuile handen krijgen.'
'Waarom heeft pa dan contact met u gezocht?'
'Ik moest een oude kennis opsporen. Daar ben ik heel goed in. Hoewel ik hem niet bleek te kunnen helpen.'
'Wie was die oude kennis?'
'Digby Braybourne. Ooit van gehoord?'
'Ik denk het niet.'
'Daar kijk ik niet van op. Tijdgenoot van Michael. Ook archeoloog. Heel even onderzoeksassistent op Brasenose. Vermakelijk type. Ik koester een paar aangename herinneringen aan hem. Maar hij is onder verdachte omstandigheden uit Oxford vertrokken, vrees ik.'
'Hoezo?'
'Hij heeft een poosje gezeten. Wegens fraude, zoals ik het me herinner. Hij verklaarde valse artefacten voor echt voor een van de grote veilinghuizen en daarmee bracht hij de universiteit in diskrediet. Na zoiets hoefje geen parkeerplaats van de universiteit meer te verwachten. Digby zou eruit zijn gesmeten, wat de jury ook had beslist.'
'Wanneer was dat?'
'O, dat moet inmiddels meer dan veertig jaar geleden zijn. Laat eens kijken. Ja, eerste semester van zevenenvijftig, zou ik zeggen.'
'En Braybourne is de gevangenis in gedraaid?'
'Helaas wel. Ik heb hem een paar keer opgezocht in de gevangenis van Reading, wat ik nogal aardig van mezelf vond, maar hij niet. Hij vroeg me om niet meer te komen, dus deed ik dat. En daarna heb ik hem nooit meer gezien. Hij is nooit meer naar Oxford teruggekomen, naar de universiteit noch de stad.'
'Wat is er van hem geworden?'
'Geen flauw idee. Dat heb ik ook tegen Michael gezegd. Maar... ik heb beloofd om te blijven snuffelen. Dat heeft evenwel nog altijd niets opgeleverd. Een dood spoor.'
'Waarom wilde pa hem na al die jaren opsporen?'
'Voor een reünie van oude legervriendjes, blijkbaar. Ze hadden samen gediend in de oorlog.'
'O ja?' Daar keek Nick van op. Voorzover hij wist, had zijn vader nooit deelgenomen aan een regimentsreünie. Hij had nooit stilgestaan bij de periode waarin hij onder de wapenen was geweest. Hij had zijn plicht voor koning en vaderland gedaan zonder al te veel persoonlijk risico te lopen, als je hem had moeten geloven. Hij had zijn tijd comfortabel uitgediend op Cyprus, waar alle vijandelijkheden aan hem voorbij waren gegaan. 'Denkt u dat dit op Cyprus is geweest?'
'Dat is heel goed mogelijk. Ik kan me nog herinneren dat ze allebei vertelden dat ze in de Middellandse Zee gestationeerd waren geweest. Maar of dat op Cyprus was?'
'Dat heeft pa altijd gezegd.'
'Dat was het dan. Natuurlijk kan het best zijn dat ze ook op... andere plekken zijn geweest.'
'Dat kan wel, ja.'
'Wie zal het zeggen?'
'Nou, Digby Braybourne, neem ik aan.'
'Inderdaad. Maar waar zit Digby?' Farnsworth glimlachte. 'Typerend, in feite. Nooit te vinden als je hem nodig hebt.'
De bijeenkomst ging als een nachtkaars uit, zonder incidenten. Archie werd zoals verwacht dronken. Anna ontkwam aan molestering door Farnsworth. Mevrouw Weller bleek oud-leerling van Laura's school, wat haarzelf meer verrukte dan Laura. En Fred Davey kreeg geen kans om met Baskcomb van gedachten te wisselen over wilsbeschikkingen en testamenten. Maar de gedachte aan wat Farnsworth met hem zou willen bespreken op weg naar Tintagel was net zo onthutsend.
Zelfs toen de merendeels weinig rouwige rouwenden waren vertrokken, waren Nick en zijn broers en zussen nog niet vrij om de wending van het lot die hen had getroffen, met alle consequenties van dien, te bespreken. Een gezamenlijke inspanning om op te ruimen en de vaatwasser te laden, zorgde er wel voor dat Pru ruim een uur eerder naar huis kon, maar ze waren nog steeds beperkt door het feit dat Laura en Tom niets wisten van hun grootvaders tweede testament, en dat moest zo blijven. Nick en Andrew koesterden natuurlijk hun eigen gruwelijke geheim, waarbij vergeleken het verbranden van een testament niet meer dan een verkeersovertreding leek. Maar ze konden er niet over praten. Nick zag ook niet in hoe ze dat voor zijn terugkeer naar Milton Keynes wel voor elkaar konden krijgen.
'Dus het is poppetje gezien, kastje dicht, wat dat geld betreft,' merkte Tom tactloos op toen het gesprek over de begrafenisplechtigheid was afgelopen en hij na talrijke glazen wijn een fles Grolsch soldaat maakte.
'Heeft dat mens van Hartley jullie gewoon een loer gedraaid?' vroeg Laura.
'Blijkbaar,' zei Irene.
'Wat gaan jullie doen?'
'We künnen niets doen.'
'Je kunt haar toch proberen op te sporen?' zei Tom.
'Waarvoor? Ze heeft ons belazerd, maar niet echt opgelicht.'
'Toch ben ik van plan,' zei Nick, 'om morgen op de terugweg in Bristol te stoppen en te kijken of we erachter kunnen komen of de echte Elspeth Hartley in Boston zit.'
'Ga je morgen al weg?' Andrew leek te schrikken van het nieuws.
'Ik moet woensdag weer op kantoor zijn.'
'Het leven gaat door,' zei Anna. 'En het werk ook. Zonder licht aan het eind van de tunnel. Tantris is in rook opgegaan.'
'We kunnen het huis nog steeds verkopen,' zei Irene.
'Ja, maar niet zo vlug en niet zo lucratief.'
'Wat was de zin van dat bedrog?' vroeg Tom. 'Zoals je zei, is er geen sprake van echte oplichting geweest. Dus wat was het doel van die hele toestand?'
'Dat weten we niet,' antwoordde Irene.
'Maar er moet toch een reden zijn?'
'Vermoedelijk wel.'
'Dat is logisch. Hoe dan ook, opa zal de verwijzing naar Tristan en Isolde meteen doorgehad hebben. Hij zal geweten hebben dat Tantris een valse naam was, hè?'
'Ja.'
'Waarom heeft hij dan niemand gewaarschuwd?'
'Dat heeft hij wel, Tom,' zei Basil. 'Jou.'
'Jawel, maar wat zijn we daarmee opgeschoten? Jullie moesten het weten. Waarom heeft hij jullie niet ingelicht?'
Het was een goede vraag, waarop iedereen het antwoord schuldig moest blijven. Althans een antwoord dat ze konden bekennen, hoewel een griezelige mogelijkheid in Nicks gedachten had postgevat. Michael Paleologus had Elspeth van meet af aan doorgehad, zoals de bedoeling was geweest. Maar hij kon er niets over zeggen, door wat er in dat gat onder zijn kelder lag. Hij kon alleen maar een boodschap naar Tom sturen in het besef dat het hoogst onwaarschijnlijk was dat Tom naar het zuiden zou komen, behalve voor een sterfgeval in de familie, zoals dat van zijn grootvader. Michael Paleologus was bereid geweest zijn kinderen te waarschuwen, maar pas als hij er niet meer was om de consequenties daarvan te dragen. Wat natuurlijk betekende dat hij zijn dood had voorzien. En een voorziene dood kan moeilijk een ongeluk zijn.
Irene en Laura vertrokken in de namiddag. Voor Irene gingen de zaken die avond in de Old Ferry gewoon door. En nog vele avonden, nu de kip die hun gouden ei zou leggen, gevlogen was. Irene had die middag natuurlijk openhartiger willen spreken dan haar vergund was, maar aan zelfbeheersing had ze geen gebrek.
Van Anna kon je dat bepaald niet zeggen. Ze brieste en tobde weliswaar stilzwijgend, maar het was duidelijk te merken. Toen Tom zei dat hij even naar buiten ging om een frisse neus te halen en een sigaretje te roken, bood niemand aan hem te vergezellen, al was dat niet omdat het waarschijnlijk een ongewoon sigaretje zou zijn, zoals zijn vader vermoedde. Onder de gegeven omstandigheden grepen ze elke kans op een ongehinderd gesprek met beide handen aan.
'Heeft Davey nog naar neef Demetrius geïnformeerd, Andrew?' gooide Anna eruit zodra Tom zijn hielen had gelicht.
'Nee. Het zou me minder dwars hebben gezeten als hij dat wel had gedaan. Ik bedoel, hij moet toch van hem weten?'
'Niet per se,' zei Basil.
'Hij weet het,' hield Andrew vol. 'Hij vroeg of de hele familie er was. Waarom zou hij dat doen als hij niet stiekem zeker wist dat dit niet het geval was?'
'Het kan een onschuldige vraag zijn geweest.'
'Onschuldig, m'n reet.'
'Hij kan niets bewijzen,' zei Anna.
'Laten we hopen dat je gelijk hebt. Als hij een kopie van het testament heeft, zal zelfs de aalmoes die we uit deze ellende weten te redden ons nog door de vingers glippen.'
'Je kunt het amper een aalmoes noemen,' zei Nick.
'Jij hebt makkelijk praten.'
'Niet echt, Andrew. Ik heb net als jij m'n nek uitgestoken.'
De twee broers staarden elkaar een poosje aan. Nick verweet Andrew dat die hem uit het hoofd had gepraat wat hun na de ontdekking van het lijk in de kelder te doen stond. Als ze toen naar de politie waren gegaan, zouden ze zich nu niet afvragen hoe blind ze in de val waren gelopen. Hij kon het niet openlijk zeggen, maar de beschuldiging lag in zij n blik en dat was de bedoeling ook.
'We hebben allemaal onze nek uitgestoken,' zei Anna, doof voor de ware betekenis van Nicks woorden. 'We schieten er niets mee op als jullie als schooljongens zitten te kiften.'
'Je lijkt Irene wel,' zei Basil.
'Hou je mond, Basil. Heeft Farnsworth nog iets gezegd wat inhield dat hij pa ooit over een Venetiaanse neef heeft horen praten, Nick?'
'Nee.' Om de een of andere reden had Nick niet de neiging om er meer over te zeggen.
'Goed. En het is paranoïde om te denken dat Davey een kopie van het testament heeft. Ik durf te wedden dat we het enige exemplaar vernietigd hebben.'
'Hoe liggen de kansen op die gok?' vroeg Andrew somber.
'Heel goed. Ik ben net zo nijdig over deze hele toestand als jij, Andrew, maar...'
'Dat betwijfel ik.'
'Oké. Als jij de eerste prijs wilt, ga je gang. Kan mij wat schelen. Ik zou dat loeder van een Hartley graag in m'n tengels willen hebben, maar die kans krijg ik niet, denk ik. Ik weet niet waarom ze zo'n wreed spelletje met ons heeft gespeeld, maar de enige manier...'
'Er moet een reden zijn,' zei Basil.
'O ja?' Anna staarde hem aan. 'En wat is die reden dan?'
'Dat weet ik niet.'
'Precies. Je weet het niet. Ik weet het niet. Wij weten het niet. En ik kan me niet voorstellen dat Elspeth Hartley ons erachter zal laten komen. Dus stel ik voor om er maar het beste van te maken.'
'Aha. De strohalmfilosofie.'
'Het is te danken aan het feit dat we dat stuk papier vorige week hebben verbrand dat we dit huis nog hebben, plus een gelijk aandeel in wat het waard is. Dat is alles wat er nu toe doet. Al het andere is niet meer dan het verliezen van een loterijbriefje. We moeten naar de toekomst kijken. Ik zal met Irene praten zodra Laura weer terug naar school is, maar ze zal het er vast mee eens zijn. We moeten verder leven alsof we nooit van Elspeth Hartley gehoord hebben.'
'En neef Demetrius dan?' vroeg Andrew.
'Noch van hem. Vooral niet van hem, zelfs. We moeten hier een streep onder zetten, jongens.' Anna nam een forse slok gin-tonic.
'En gewoon verder leven.'
Dat was precies wat Nick van plan was. Hij kon alleen maar hopen dat de sleur van zijn dagelijks leven in Milton Keynes hem de gebeurtenissen van de afgelopen week zou laten vergeten. Toen de anderen waren vertrokken, ging hij naar de werkkamer en staarde naar de foto van zijn vader en grootvader met Ralegh Radford in Tintagel in de zomer van 1935. Michael Paleologus was toen negentien geweest, hoewel hij er ouder uitzag met zijn serieuze gezicht en ouwelijke tweed. Op de achtergrond stonden twee onscherpe figuren die Nick nog niet eerder waren opgevallen: twee arbeiders die op een schop leunden en in de lens keken. Door de sleuf waarin ze stonden, waren ze maar vanaf de heupen te zien. Zou een van hen Fred Davey zijn? Nick bestudeerde ze lang en ingespannen, maar wist dat hij het nooit zeker zou weten. Niet dat het iets uitmaakte. Davey wés erbij geweest. En in zekere zin had Nick geen flauw idee waarom het wél iets zou uitmaken.
Wat zijn vader in de kelder had verstopt, had zich op het netvlies van Nicks geestesoog gegrift. In zijn slaap werd hij weer naar beneden gelokt om te zien hoe de plaat werd opgetild en het licht over de starre blik van een schedel zonder vlees viel. Hij schrok wakker om eraan te ontkomen. Niet één keer, maar twee, drie keer naarmate de nacht vorderde, het ene stille, duistere uur na het andere. Voor zonsopgang was Nick op, gewassen en klaar voor de reis. Hij wilde niets liever dan onderweg zijn, weg van de anderen, alleen. Hij besloot een briefje voor Pru achter te laten in plaats van haar op te wachten, zoals hij had beloofd. Toen de grauwe, miezerige dag eindelijk aanbrak, ging hij na een haastig ontbijt naar de auto om de bandenspanning te controleren en het reservoir van de ruitenwissers bij te vullen voor de reis. De meter van de bandenspanning lag in het handschoenenkastje. Toen hij het portier aan de passagierskant openmaakte om hem te pakken, zag hij iets op de chauffeursstoel dat er duidelijk niet eerder had gelegen. Het was een grote, bruine envelop die niet dichtgeplakt was en waarin zo te zien iets lijvigs zat. Op de voorkant was met viltstift in grote kapitalen geschreven:
Rechercheur Wise, politiebureau Crownhill, Plymouth.
Nick staarde een ogenblik naar de envelop en vroeg zich af wat erin zat en hoe hij daar was gekomen. Geen van de raampjes was geforceerd en de auto had op slot gezeten. Iemand moest zijn sleutel hebben geleend. Die had in zijn jaszak gezeten en hij had zijn jas in de gang gehangen nadat hij de vorige ochtend uit Plymouth was gekomen. Iemand van het begrafenisgezelschap moest hem hebben gepakt, naar buiten en vervolgens weer naar binnen zijn geglipt. Zo moeilijk was dat niet geweest. Het zou evenveel tijd hebben gevergd als een bezoek aan de wc. Maar wie zou zoiets doen? En waarom?
Nick pakte de envelop en liet de inhoud voor zich op de stoel glijden. Het was een videocassette. Degene die hem daar had gelegd, wilde hem blijkbaar iets laten zien voordat de politie het zag. Een paar minuten later staarde Nick in de huiskamer naar de tv terwijl de video begon te draaien. Hij was 's nachts opgenomen, met een infraroodcamera. Nick herkende het korrelige, gebleekte beeld van oorlogsopnamen op het journaal. Maar dit was geen slagveld. Dit was de spookachtige wereld van Bodmin Moor, waar het nachtelijke licht een merkwaardig soort daglicht leek. De camera bleef lang genoeg gericht op de tv-zender van Caradon Hill en de bult van Kit Hill verderop voor een ruwe plaatsbepaling. Daarna zwaaide hij naar iets wat dichterbij was: een omheind stuk struikgewas en braambos. Nick wist precies wat het was. En hij wist al wat hij ging zien. Een voertuig, waarin duidelijk een landrover te herkennen was, stopte aan de kant van de weg een eindje heuvelafwaarts. De lichten gingen uit. Er verstreken een paar minuten en vervolgens stapten er twee figuren uit die om zich heen keken. Identificatie zou niet meevallen, al waren ze voor Nick maar al te herkenbaar. Ze maakten de achterklep van de landrover open, tilden er een bundel van ongeveer een meter tachtig uit en droegen die naar boven tot ze ongeveer twintig meter van de camera waren. Ze trokken de onderste helft van het stuk omheining omhoog en een van hen kroop eronderdoor en sleepte de bundel achter zich aan. De ander knipte een zaklantaarn aan en de poel van licht leek wel een scheut zuur op de film. De bundel werd vooruitgeschoven. Hij verdween uit het zicht. De zaklantaarn ging uit. De man achter het hek kroop weer naar buiten en hij en zijn metgezel verdwenen heuvelafwaarts. Toen ze in de landrover stapten, begon de camera te bewegen. Het beeld danste op en neer omdat de cameraman achter hen aan de heuvel afholde. Het voertuig maakte een u-bocht in drie fasen. Na het achterwaartse stuk bevond de camera zich maar een paar meter van de achterbumper en werd de lens snel op het nummerbord gericht. En daar was het nummer opeens. Het was een paar seconden duidelijk leesbaar voordat de landrover weer vooruitreed en zich met grote snelheid over het landweggetje verwijderde. De koplampen gingen weer aan toen de auto op snelheid kwam. De inzittenden wisten zeker dat ze geen spoor van hun bezoek hadden achtergelaten.