V

Boetebereid, ofschoon nog natintelend van vreugde, ging hij na het eten naar boven, Han Bijman, een andere man nu, geen lid meer van de kaste der onaanraakbaren, zij die hun lichaam in het bijzijn van een ander bedekt moeten houden en voor wie het fysieke contact beperkt blijft tot de hand, de schouder, de wang, maar ten volle en ten leste dan toegetreden tot de gemeenschap van de wetenden.

Hij was eruit.

Maar veel meer nog zat hij erin!

Voor de deur van Machteld vroeg hij zich af in hoeverre zij hem zijn avontuur van vannacht kwalijk zou nemen, als een schending van hun verbond in onthouding, want als zij op hem gesteld was, dan toch ook vanwege hun gedeelde vrijgezelle status, ja: wat ze in hem nog het meest waardeerde, was dat hij niet scheen te talen naar de alledaagse lust die zijzelf uit vrije wil had afgezworen; zó bijzonder vond zij hem daardoor, dat ze zich eenvoudig niet meer kon voorstellen dat hij er wel naar taalde, maar er niet bij kon - en dat tekort aan reikhoogte camoufleerde door niet meer te reiken. Maar het kon ook zijn dat zij van niets wist en misschien dacht dat hij op de bank in slaap was gevallen; hoe dan ook: met zijn laatste denkkracht besloot hij er niets over te zeggen, en voor de rest te vertrouwen op Machtelds goede manieren.

Hij belde aan.

Als wellevendheid er vooral op neerkwam impulsen van nieuwsgierigheid en beklag te kunnen onderdrukken, dan was Machteld een buitengewoon wellevende vrouw: opgewekt liet zij hem binnen; ze had al afgewassen, was aan het koffiezetten, schonk voor Han nog wat extra water op. Vervolgens, zonder enig verwijt of ook maar de geringste toespeling op zijn verzuim van gisteren, overhandigde zij het cadeautje dat zij voor de plantenverzorging had meegenomen. Het was een originele tangoplaat van het befaamde jaren-veertiglabel rca Victor, 78 toeren derhalve, maar het ging om de hoes.

'De meeste tango-cd's die je daar in de winkels ziet liggen komen tegenwoordig trouwens uit Nederland, ook wel van dj Renzo - waar een klein land groot in kan zijn!'

Dj Renzo, Cristofori, de laatste dans: onmiddellijk verbonden de drie verborgen bloemen zich tot een bedwelmend boeket, en terwijl hij de geur er met zwellende borst uit opsnoof waande hij zich even weer op de salon.

Wat later stond hij met zijn kopje voor het raam. Achter hem lag de half uitgepakte koffer op de vloer, nog verder naar achteren zat Machteld aan haar bureau bedankbrieven te schrijven, de eerste aan meester Todaro, voor de onvergetelijke privé-lessen.

'De zwijgende meester, zo noemden ze hem toen hij in 1988, twee jaar voor ik de tango ontdekte, in Amsterdam was voor een masterclass - en hoeveel eer doet hij die bijnaam niet aan! Vrijwel zonder woorden laat hij het je allemaal voelen en doen, schijnbaar zonder te leiden ook, afwezig bijna, zodat ik in alle vrijheid ook zelf initiatieven kon nemen en me soms zelfs verbeeldde dat ik hém leidde, Antonio Todaro, uit Buenos Aires! Maar dat was natuurlijk ook de bedoeling...'

Duizelig schudde Bijman het hoofd. Wat had Esther hem allemaal wel niet laten voelen en doen, vrijwel zonder woorden ook? Zo vrij had hij zich gevoeld dat hij op het laatst ook zelf initiatieven had durven nemen...

'Maar niet alleen meester Todaro, heel die stad zindert van tango, dat kun je je gewoon niet voorstellen als je er niet bent geweest. Iemand zei het zo: Buenos Aires heeft sinds zijn ontstaan op de bandoneon gewacht, zoals de pampa duizenden jaren op het paard...'

Machteld kreunde kort.

Bij de herinnering aan Esthers gekreun begon Bijman zelf ook bijna te kreunen. Onder de lichtste streling, bij elke druk op haar lichaam had ze geluid gemaakt, in toonhoogte en volume varierend al naar de plaats en de kracht van de aanraking, als een doedelzak, een balginstrument... ja: als een bandoneon!

'En dan de geschiedenis van die stad, de immigranten die allemaal hun eigen inbreng hebben gehad, heel die mengelmoes van culturen voel je daar nog steeds, en dat verdiept je begrip van de dans natuurlijk wel, ik bedoel: de Italiaanse verfijning, de Slavische ziel, de Poolse polka en de mystiek van de indianen, het zit er allemaal in!'

Voortdurend onderbrak Machteld zo haar geschrijf om weer nieuwe herinneringen op te halen: in het tangopension La Alegrfa had ze ontbeten met een achterneef van Gardel; ze vertelde over de Calle Corrientes, over La Boca en SanTelmo, waar ze in de meest gerenommeerde milonga's was geweest, maar evengoed had ze 's nachts ook in sporthallen gedanst, en op tennisbanen, op gravel, hardcourt en gras.

'Nee, dat kieskeurige geklets over de ideale vloer, dat hoor je daar niet; daar zie je geen mensen die met een schuurpapiertje hun zolen opruwen, daar dansen ze gewoon, en dan vaak in de halfopen of zelfs open stijl, die ik ook van Todaro heb geleerd - de ruimte die je dan hebt als vrouw, de grote figuren die je daarbinnen kunt maken... wat een verschil met de gesloten stijl die bijna iedereen hier danst, omdat die zo makkelijk te leren is, en omdat Nederlandse mannen alleen maar willen dat je aan hun nek hangt, je er ook toe dwingen; er zijn onverlaten bij die je na afloop van dat gehang, bij wijze van beloning, voor je er erg in hebt ook nog een kus op je voorhoofd drukken! Nee, dan zo'n tennisbaan, in het stadionlicht - niemand zegt iets, niemand denkt nog aan de passen, daar gaat het puur om de dans...'

De ondergrond van afgelopen nacht was zijn matras geweest; ook toen en daar was hij de passen uiteindelijk helemaal vergeten en ging het alleen nog om de dans; misschien waren ze nog in de gesloten stijl van beginners begonnen, maar later was Esther overgegaan op de open stijl en besloeg de aanraking soms niet meer dan een tiental centimeters...

'Wat ook heel typerend is voor de tango in Buenos Aires: die verschilt per leraar, per school en per wijk-net als een dialect!'

Zonder nog verder te kunnen denken, drukte Bijman zijn voorhoofd tegen het koele raam.

Later, toen het donker was, stond hij nog steeds naar buiten te staren, maar nu met een glas wijn in de hand. Machteld was aan een bedankbrief voor de pensionhouder begonnen en scheen hem werkelijk niets kwalijk te nemen; op vertrouwelijke toon vertelde zij nog aldoor verder - en dan zou hij haar die vertrouwelijkheid ontnemen door zelf vertrouwelijk te worden?

'Maar het meest ben ik nog wel onder de indruk van een concert... Een afgelegen theater, stampvol, en op het podium één man met een gitaar, Omar Moreno Palacios, in Argentinië en Uruguay een grootheid, in de rest van de wereld volslagen onbekend, vermoedelijk omdat hij in geen enkel opzicht voldoet aan het beeld van de elegante tangomuzikant uit Buenos Aires, integendeel: hij is een man van het platteland, paardenfokker, nog steeds, echt zo'n oude gaucho, helemaal in het zwart gekleed natuurlijk, compleet met zwarte hoed en zwarte laarzen, volkomen folkloristisch zou je kunnen zeggen, net als zijn liederen over het boerenleven, de pampa en de paarden die hij fokt... maar een kracht, een eigenheid...!'

Dromerig zocht Bijman in zijn spiegelbeeld het gezicht van Esther; zoals ze gelachen had toen ze het bedlampje aanknipte nadat hij het had uitgedaan, omdat ze hem anders niet zien kon, terwijl hij al bijna naakt was! - onwillekeurig begon hij zelf ook te lachen, geluidloos, stralend.

'Hallo,' had ze gezegd.

'Hallo,' fluisterde Bijman terug tegen de ruit, net als toen tegen haar.

'En nu zit ik maar steeds met de gedachte te spelen om hem naar Nederland te halen. Ik ben na afloop nog in de kleedkamer geweest, ik heb het kaartje van zijn management, dus wat dat betreft...'

Twaalf slagen van de kerkklok buiten brachten hem terug in de tegenwoordigheid van uur en feit. Hij draaide zich om en scheen Machteld voor het eerst te zien vanavond. Ook zij keerde zich nu naar hem en stond glimlachend op. Haar ogen schitterden, ze leek nog langer dan anders, haar rode haar wilder, haar huid witter.

'Nou, wat denk je?'

Bijman trok zijn schouders op. 'We moesten maar gaan slapen.'

Nog breder begon Machteld te glimlachen. Ruisend kwam ze in beweging, knipte de ene na de andere lamp uit, bleef toen in het halfdonker voor hem staan.

'Je bent wel erg direct geworden, Han,' zei ze, terwijl ze haar hand naar hem uitstak, 'maar goed, vooruit dan maar...'

Na de tweede milongales fietste Han met Esther mee naar huis. Het was nog licht; ze hadden na afloop maar één glas in het café gedronken; hij wist nu dat ze veertig was, uit Utrecht kwam, en een zus had die daar nog steeds woonde, net als haar ouders.

Een paar straten voorbij zijn gracht sloeg ze links af, daarna stopte ze voor een donkere poort. Te voet kwamen zij uit op een binnenplaats met struiken. Han maakte zijn fiets aan die van haar vast, Esther haalde een sleutel tevoorschijn vanonder een bloempot naast de deur, opende die, en legde de sleutel weer terug.

'Makkelijk hoor, zo hoef ik nooit in het donker in mijn tas te zoeken... en het is zo ouderwets, een dief van tegenwoordig kijkt echt niet meer onder een bloempot!'

Op de bovenste overloop pakte ze een andere sleutel uit een schoen, deed open, ging voor naar binnen.

Han had zowat vijfentwintig jaar bij Shell moeten werken voor hij zijn huis kon kopen, Esther liep in de bediening en woonde mooier. De grote woonkamer, aan de straatzijde, had een hoge achtermuur recht onder de nok, waarvandaan een zestal zware dakspanten naar voren kwam en omlaag knikte. In twee schuine muurvlakken tussen de balken was een kantelraam aangebracht; tussen twee andere balken hing een hangmat; een ladder leidde naar een door kleurige doeken afgescheiden tussenverdiepinkje op palen. Over de bank en de stoelen lagen ook kleurige doeken in allerlei dessins, gebatikt, meende Bijman, zodat het onoverzichtelijke, schemerige geheel een bepaald oosterse indruk op hem maakte.

Terwijl Esther hier en daar een lamp aanstak ontwaarde hij, rondlopend met de handen op de rug, steeds meer exotische of anderszins opvallende voorwerpen in de ruimte: een paar spitzen hing aan de eigen linten aan een spijker in een van de balken, roze en onschuldig als een baby; achter een stoel stond een kniehoog boeddhabeeld, zwart met groene edelstenen; een tekentafel met een schuin, verstelbaar blad was bedekt onder inktpotten, rijstpapier, een naaimandje en voorts verschillende bekers met potloden, penselen en pennen; de lage tafel voor de bank lag helemaal vol stenen en schelpen, en inderdaad: nergens was een vaste telefoon te zien.

'Prachtig huis...' verzuchtte Bijman, 'hoe ben je eraan gekomen?'

'Een vriendje van vroeger heeft het voor me gekraakt... maar het is allang legaal, hoor!'

Bijman knikte, bleef onderzoekend rondlopen, en kreeg bij elk ding dat hij noemde gerede uideg: Esther had tot haar veertiende, tot de jongens kwamen, op ballet gezeten; het beeld was niet van de boeddha maar van Tara, ooit speciaal voor haar door Ricky, de ex-vriend en handelaar in Aziatica, uit Nepal gesmokkeld - 'de enige manier om kunst dat land uit te krijgen, dus ze is erg waardevol... mijn pensioen!'; de tekentafel kwam van een andere ex die graficus was en werd elke avond als ze thuiskwam door haar gebruikt om nog wat aan te 'knutselen' - dan kalligrafeerde ze bijvoorbeeld een gedicht uit een bundel, of naaide ze een zijden beursje voor een vriendin die jarig werd.

'En dit?'

Bijman wees naar de stenen en schelpen op het tafeltje; Esther kwam juist met een fles wijn de keuken uit - zo veel als hij aan haar had gedacht de laatste keer bij Machteld, zo volledig vergat hij de nacht met Machteld nu hij weer met en zelfs bij Esther was.

'O, gevonden... uit ieder land neem ik altijd wel iets mee.'

'Je reist veel?'

'Vroeger met Ricky natuurlijk heel veel...Tibet,Thailand, India ook vaak, ik heb altijd interesse in India gehad, de veda's... Soms bleven we een hele winter in Bangkok... Ricky had daar een appartement...'

Bijman was nooit verder weg geweest dan Spanje, nooit langer dan drie weken - zijn reizen waren vakantiereizen.

'En je mooiste reis dichterbij?'

'Israël... heerlijke mannen... ben ik een halfjaar geweest, eerst in een kibboets, daarna flyeren voor een boot... en toen het met die kapitein voorbij was ben ik nog zes weken op Ibiza geweest...'

'Weer voor... de liefde?'

'Uiteraard!'

Zoals het woord liefde hem uit de mond was gerold, volkomen ontspannen, doorleefd, terwijl hij diezelfde liefde nu pas voor het eerst beoefende - hij was als een oudere man die nooit eerder op het veld had gestaan en nu zomaar, achteloos, de bal over de doelman stiftte, kortom: een natuurtalent - al was het welbeschouwd ook waar dat hij inmiddels met verschillende vrouwen had geslapen, zowel ouder als jonger dan hijzelf.

Met het mooier worden van de opgehaalde herinnering begon Esther breder te glimlachen; ingetogen nog schonk ze de glazen vol, stralend reikte zij hem het zijne aan-ja, zes weken lang hadden ze in een grote groep op het strand geleefd en in zee gevreeen.

'De mannen gingen er zout van smaken,' zei ze, weemoedig opeens, toen blonken haar tanden toch weer op: 'Cheers!'

Ze gingen op de bank zitten.

Ze luisterden naar muziek.

Na het laatste nummer stond Bijman op. Hij moest naar de wc, liep de gang op, zag in de slaapkamer het bed, breed en wit, met een opengeslagen klamboe boven het hoofdeinde, net als de luifel van een wieg, maagdelijke onschuld weer, nog bovenop die van de kinderspitzen aan de balk, het mandje aan het stuur, of zoals Esther 's avonds nog wat knutselde aan de tekentafel. Een zachtroze, glimmende ochtendjas hing af tot op de grond.

Toen Bijman terug in de kamer kwam zat ze niet meer op de bank, ze lag in de hangmat. Dichterbij komend zag hij dat ze haar bloes had uitgedaan en een rood, laag uitgesneden hemdje droeg met een rozet op het diepste punt. Pas nu ook kwam de rode edelsteen in gouden zetting te zien die fonkelde in de zwemende spleet van haar boezem. Ernstig, vroom bijna, de handen gevouwen op de buik, keek ze hem aan.

'Mooi hemd,' zei Bijman na een paar keer slikken.

Onmiddellijk keerde de glimlach terug op haar gezicht. 'Speciaal voor jou gekocht... ik wilde vanavond iets dragen dat door nog niemand is aangeraakt.'

Bemoedigd in zijn rol van minnaar boog Bijman zich voorover en drukte hij zijn lippen op de rozet.

'Mooi sieraad ook,' zei hij, rechtopstaand weer.

'Koraal, uit India...'

Zich andermaal vooroverbuigend haalde Bijman de steen met zijn tanden uit het decolleté en trok hij het kettinkje strak.

Esther kreunde, wilde toen dat hij bij haar kwam liggen.

'Houdt dat wel, met z'n tweeën?'

'Daar is-ie voor...'

Na een korte instructie en nog een laatste blik op de enorme keilbout in de balk liet Bijman zich ruggelings achterover zakken; de ruimte binnenin was verbluffend; ze lagen naast elkaar; Esther rook aan de binnenkant van zijn kraag en zuchtte uit.

'Lekker... je lakens roken ook al zo lekker... ik heb hetzelfde wasmiddel gekocht als ik bij jou in de badkamer zag...'

Bijman kuste haar, de kus werd een zoen, de hangmat begon te schommelen.

Later, toen Esther geen broek meer aanhad, trok Bijman die van hem juist weer op. Met zijn laatste krachten duwde hij zijn heupen omhoog, uitgeput liet hij zich het volgende moment weer neervallen, zonder enige spanning in zijn lichaam meer, in alle richtingen uitvloeiend als een vloeistof - hij was een vlek geworden.

Buiten was het helemaal donker nu. In het spiegelende kantelraam schuin boven de hangmat kon hij zien hoe Esther naast hem lag, op haar zij, een been over hem heen, weggekropen in zijn oksel, het hoofd op zijn borst, beschermd door zijn arm om haar heen, zijn hand op haar bovenarm.

Maar hoe veilig en zeker voelde hij zich ook niet bij haar!

Gelukzalig verstevigde hij zijn greep om haar schouders, luisterde hij naar het vertrouwelijke kreuntje, staarde hij naar haar weerloze billen in het raam, onderging hij de stilte die hen bond, maar plotseling toch ook weer ondraaglijk scheidde...

'Ben je verliefd?'

Hij glimlachte al toen hij het vroeg, glimlachte nog breder toen zij begon te knikken, argeloos als een kind, zonder het hoofd nog op te tillen, en stroomde over van geluk toen hij voelde dat zij nu ook begon te glimlachen op zijn borst.

'O ja...' klonk het eindelijk.

Inniger nog drukte hij haar tegen zich aan.

'Op een Indiër.'

Terwijl een tintelende verlamming zich van hem meester maakte ging Esther opgewekt door over haar geliefde: hij was vijf jaar jonger dan zij, ze had hem tijdens haar reis met Davy vorig jaar ontmoet in Bombay, op de allerlaatste dag - maar het was liefde op het eerste gezicht, en zo sterk dat ze er eindelijk in was geslaagd te breken met haar toenmalige vriend.

'Davy?' ried Bijman, als verdoofd nog.

Esther richtte zich half op en schudde lachend het hoofd.

'Ricky?'

'Nee, vorig jaar, een dichter, en die was slecht voor mij' - overeenkomstig de mededeling verduisterde haar gezicht, maar ogenblikkelijk klaarde het ook weer op - 'maar Shanna heeft mij de kracht gegeven bij hem weg te gaan!'

Shanna - altijd had zij interesse in Indiërs gehad, en nu had ze er zelf een, dacht Bijman, en terwijl Esther verder vertelde dat zij na een halfjaar naar hem was teruggegaan, voelde hij zijn krachten snel en bruisend in zich terugkeren, tot hij op het laatst nog meer blaakte van zelfvertrouwen dan daarvoor en nauwelijks zijn lachen nog kon inhouden: hij lag hier niet zomaar met een vrouw, hij lag hier met een vrouw die haar vriend bedroog om met hém te zijn... en dan te bedenken dat hij ook nog haar had bedrogen met Machteld! Hij had niet zomaar een verhouding, het was een driehoeksverhouding, nee, wacht, sterker nog: gelet op Machteld zat hij in twee driehoeksverhoudingen, hij, Han Bijman, een week geleden nog zo groen als gras, nu door en door verwikkeld in de hogere kunst van het overspel, als een ware latin lover - en hij hoefde er niets voor te doen dan hier in de hangmat te liggen...

'Twee maanden ben ik toen daar gebleven, in die familie, een heerlijke tijd, je wordt helemaal opgenomen.'

'En nu?'

'Nu komt hij naar mij... hij komt over drie weken, en dan blijft hij drie maanden... en als dat goed gaat trouwen we... Hij wil mijn vader om mijn hand vragen!' Even giechelde Esther als een meisje, waarbij er weer rimpeltjes op haar neusbrug verschenen, daarna vervolgde zij, heel ernstig en feitelijk: 'Hij is heel groot, heel donker ook...'

Nog weer veel later, in het bed onder de klamboe, terwijl Esther naast hem lag te slapen, overpeinsde Bijman hoe bijzonder hij als chemicus voor haar moest zijn, zo volstrekt anders dan al die avonturiers, dichters, smokkelaars en andere al dan niet criminele levenskunstenaars waar zij gewoon mee omging-het enige dichterlijke aan hem was het rijm in zijn naam.

Omhoog starend in het pikduister zag hij het volgende moment twee gelijkzijdige driehoeken over elkaar heen schuiven, draaiend om één gemeenschappelijk hoekpunt, de as, de enige die niet bedrogen was, hijzelf - het was je reinste geometrie. Daarna dacht hij aan de grote, donkere man die zich aan de andere kant van de wereld reisvaardig maakte, die vanaf nu elke dag dichterbij zou komen, en zo bezien in feite al onderweg was: ja, hij kwam eraan...