V

VERANDERING EN VERVAL

(1069-30 VOOR CHRISTUS)

 

image

 

Toen in 1069 de laatste van de Ramessiden overleed, weinig betreurd en amper nog belangrijk, brak er voor Egypte een periode van grondige verandering aan. De dood van Ramses XI vormde de stimulans voor twee sterke mannen, een in de Delta en een in Boven-Egypte, om koninklijke titels en kenmerken aan te nemen en het land op te delen, zodat ze alle twee over een deel konden gaan regeren. Of de formele opsplitsing van de Twee Landen nu een rechtstreekse afwijzing van het faraonisch ideaal van nationale eenheid inhield, of slechts een terugkeer naar een logischer situatie, het luidde wel een langdurig tijdperk van politieke verdeeldheid in, zoals er al zo’n duizend jaar niet meer was geweest.

De Egyptenaren ontdekten al snel dat decentralisatie en regionale autonomie voor- en nadelen hadden. In vroegere tijden zouden de gevolgen van een zwak bestuur puur een binnenlandse kwestie zijn geweest. In het eerste millennium echter was Egypte omringd door jaloerse buitenlandse mogendheden, enorm veel sterker dan in vroegere eeuwen. Egyptes strategische zwakheid had van de elfde tot de vierde eeuw v.Chr. tot herhaalde invasies geleid. Eerst de Libiërs, en daarna Assyriërs, Koesjieten, Babyloniërs, Perzen en ten slotte de Macedoniërs vochten over de minerale en agrarische rijkdom van de Nijlvallei. Buitenlandse immigranten en allochtone heersers zorgden voor belangrijke veranderingen in Egyptes politieke organisatie, maatschappij en cultuur, en veranderden de faraonische beschaving voor altijd. Tegelijkertijd sloot de oude Egyptische religie, het laatste bastion van de traditionele cultuur, zich af voor invloeden van buitenaf en raakte zij steeds meer naar binnen gekeerd. Geconfronteerd met jongere, dynamischer beschavingen leidde Egyptes introspectie uiteindelijk tot de teloorgang en de totale ondergang van zijn beschaving.

In deel V wordt het laatste, rumoerige millennium van de oude Egyptische geschiedenis in kaart gebracht, vanaf de Libische verovering tot de Romeinse overheersing. De eerste drie eeuwen van post-Ramessidische heerschappij vormden een relatief rustige periode waarin met elkaar verwante takken van een Libische koninklijke familie een ongemakkelijk machtsevenwicht wisten te handhaven. Maar met de terugkeer van Egyptes oude vijand, het koninkrijk Koesj, in 728 werd de status-quo wreed verstoord, en in de daaropvolgende vierhonderd jaar werd de Nijlvallei geteisterd door verdeeldheid, conflicten en buitenlandse bezetting. Vier opeenvolgende Assyrische invasies binnen dertig jaar leidden tot de ondergang van Thebe en brachten de nationale trots van Egypte een zware slag toe. Te midden van de chaos wist een dynastie uit Saïs zich een weg naar de macht te banen; ze wierp het Assyrische juk af en drong invasiepogingen van Babylonië terug, voordat ze zich uiteindelijk overgaf aan de Perzen. Egypte verloor zijn kroon aan een opnieuw opkomend Mesopotamië en bereikte nooit meer zijn vroegere superieure positie in het Nabije Oosten.

De altijd aanwezige Perzische dreiging hing als een donkere wolk over de laatste inheemse dynastieën, waarvan de leden ruzieden over de overblijfselen van Egypte en zich gedroegen als dwarse krijgsheren in plaats van als machtige farao’s. De komst van Alexander de Grote in 332 leek een bevrijding in te houden, en zijn korte verblijf in de Nijlvallei had net zoveel invloed op Egypte als op de man zelf. Zijn opvolgers, de Ptolemaeën, probeerden de vroegere glorie weer te herwinnen, al was het met een duidelijk Grieks tintje. Maar hun voortdurende onderlinge ruzies leidden samen met hun verwaarlozing van Boven-Egypte – de wieg van de faraonische beschaving – tot politieke instabiliteit, een langdurige zuidelijke opstand en de definitieve ineenstorting. De laatste scène van Egyptes grote treurspel werd in de straten van Alexandrië opgevoerd met beroemde acteurs in de hoofdrol: Caesar, Marcus Antonius en Cleopatra. Met haar dood in het jaar 30 v.Chr. werd Egypte ingelijfd bij het Romeinse rijk en kwam er een einde aan de drieduizend jaar oude faraonische traditie.