3. Drie nieuwe squaws
Ook zonder onze buddy’s, die ons ’s morgens opjoegen met hun geschreeuw, moesten we wel wakker worden door de felle zonnestralen die door de kale ramen van de schuur naar binnen vielen. Ze brandden door de dikke muren van onze slaap en onze dromen, en maakten korte metten met elk verzet tegen het ontwaken. Vanzelfsprekend wilden we geen van drieën wakker worden in deze omgeving. Teal, die waarschijnlijk gewend was tot in de middag te slapen als ze niet naar school ging, moest wel in een totale shocktoestand verkeren.
Bijna tegelijk met de verblindende lichtexplosie om ons heen klonk het geschreeuw van de lady’s om op te staan. Ik kreunde en keek naar Robin. Ze was wakker, maar staarde roerloos omhoog. Ik draaide me om en zag dat de andere twee meisjes, Gia en Mindy, al aangekleed en buiten waren. Wanneer hadden ze dat gedaan? Kleedden ze zich in het donker aan en gingen dan snel weg?
Zodra ik overeind kwam, had ik het gevoel dat al mijn rugspieren losscheurden van het bot.
‘Opstaan!’ schreeuwde Lady Two tegen Robin.
Lady Three tilde haar bed op aan het voeteneind en liet het toen met een smak weer op de grond vallen.
Robin gaf een gil van pijn. Onwillig stond ze op, kreunend als een vrouw van in de tachtig of negentig.
‘Hoe laat is het?’ vroeg ze, over haar onderrug wrijvend.
‘Zei je iets? Zei je iets zonder toestemming? Ik heb toch niets gehoord, wel?’ vroeg Lady Two, haar neus zo dicht bij die van Robin dat ik dacht dat ze elkaar zouden raken.
Robin schudde haar hoofd.
‘Goed dan.’ Lady Two ging kaarsrecht staan en draaide zich half om, zodat ze ook tegen mij sprak. ‘Vanochtend zullen jullie eerst op de hoogte worden gesteld van jullie taken en dan krijgen jullie je ontbijt.’
‘Dit eerste ontbijt is een geschenk, want jullie hebben niet veel gedaan om het te verdienen,’ zei Lady One. ‘Daarom moeten jullie van nu af aan tegen iedere lady of leerling van deze school die je tegenkomt, zeggen: “Neem me niet kwalijk. Het spijt me.” Als je dat vergeet, krijg je onmiddellijk een minpunt. Is dat duidelijk? Ja?’ gilde ze tegen mij.
‘Ja,’ zei ik. Robin knikte.
‘Naar buiten,’ beval Lady Two, en we deden wat ze zei.
Ik knipperde tegen het zonlicht. Ik bedekte mijn ogen en raakte langzamerhand gewend aan wat ik zag. Hoe kon het zó vroeg zó heet zijn? vroeg ik me af.
Ik zocht naar Teal. Ze stond naast haar bed, wankelend alsof ze dronken was, met gebogen hoofd. De ketenen waren losgemaakt van haar voeten, maar zaten nog vast aan het bed. Ik keek om me heen. De twee andere meisjes waren nergens te bekennen.
‘Oké, kom op,’ beval Lady One. Robin keek naar mij. Teal hief haar hoofd op. We wisten geen van drieën wat ze bedoelde ‘Het gebed!’ schreeuwde ze. ‘Ons ochtendgebed. Zijn jullie even stom als onverbeterlijk? Zeg op.’
We begonnen.
‘Geen gemompel. Luid,’ beval ze.
Teal, die doodsbang leek om een fout te maken, deed het beter dan wij. Robin en ik kwamen een onderdeel van een seconde na haar, verbeterden onszelf.
‘Niet perfect, maar het kan ermee door,’ besloot Lady One, op hetzelfde moment dat Lady Three naar ons toekwam met drie schoppen over haar schouder.
‘Goedemorgen, meisjes,’ kirde ze overdreven vrolijk. ‘Is het geen prachtige ochtend? Dit is een van jullie gereedschappen.’ Ze gaf ons ieder een schop. Teal pakte de hare aan alsof de steel van staalwol was gemaakt, en hield hem zo voorzichtig mogelijk tussen de toppen van haar vingers.
‘Van nu af aan zijn jullie hiervoor verantwoordelijk,’ ging Lady Three verder. ‘We zullen je laten zien waar de gereedschapsschuur is. Jullie moeten ze keurig opbergen bij het andere gereedschap. Als jullie de deur van de gereedschapsschuur opendoen, moet je een paar tellen wachten, want ratelslangen schijnen zich daar erg op hun gemak te voelen, en ik weet dat we weinig tegengif hebben voor ratelslangbeten.’
Teal hief haar hoofd met een ruk op en keek toen naar ons. Ik zag dat Robin moeite had met slikken. Ze leek elk moment te kunnen omvallen. Mijn hart bonsde als een jungledrum en zond waarschuwingen naar elk deel van mijn lichaam. Mijn bloed stroomde panisch door mijn aderen, alsof het een plek zocht om zich te verbergen.
‘Vanmorgen werken jullie voor Natani. Hij is een Navajo-indiaan en de beheerder van de farm. Jullie zijn hem net zoveel respect en gehoorzaamheid verschuldigd als ons. Hij zal jullie uitleggen wat je moet doen. Jullie moeten twee uur werken voor we gaan ontbijten. Zoals jullie al gezegd is, hebben jullie niet genoeg gedaan om het te verdienen, maar jullie krijgen deze eerste maaltijd cadeau. Ik kan je echter verzekeren dat iedereen die haar werk niet goed doet, geen ontbijt krijgt en aan het werk blijft tot ze het goed onder de knie heeft.’
Robin stak haar hand op.
‘Ja, je kunt spreken,’ zei Lady Two.
‘Mag ik eerst naar de wc?’
‘Jullie kunnen één voor één naar de wc.’ Ze draaide zich naar rechts en wees naar een smal hok.
‘Wat is dat?’ vroeg Teal. ‘Ik bedoel, permissie om te spreken?’
Lady Three knikte.
‘Wat is dat?’
‘Dat is jullie gemakhuisje.’
‘Wat is een gemakhuisje?’
‘Je wc, uilskuiken. Nogmaals, ik raad je aan ook hier even te wachten als je de deur geopend hebt, want ratelslangen rollen zich ’s nachts graag op om rond de wc te slapen.’
Robin verstarde en sperde haar ogen open.
‘We blijven hier niet de hele dag staan wachten tot jullie naar de wc zijn geweest, meiden. Als jullie nu niet gaan, pis of poep je maar in je luier. Schiet op!’ schreeuwde Lady Three.
Aarzelend ging Robin op weg naar het gemakhuisje, en Teal en ik volgden haar. Al lopend begon ik om me heen te kijken naar de omgeving. Blijkbaar bevonden we ons ergens diep in een woestijn.
Ik zag cactussen en struikgewas, maar buiten het omheinde terrein van de boerderij groeide niets. Ik zag alleen maar eindeloze vlakten van golvende, bruine, kurkdroge aarde, in alle richtingen. Het zonlicht hing er trillend boven en deed de grond nog heter en droger lijken. Heel in de verte waren bergen.
Rechts van ons waren tientallen varkens bezig elkaar te verdringen en opzij te duwen om bij voedsel te komen. Ze slobberden in modder en hun eigen uitwerpselen, met de koppen omlaag, in hun gretigheid elkaar bijna verorberend. Nog verder naar rechts stonden drie paarden op hooi te knabbelen. De tuinen lagen links; zo te zien waren ze groter dan enige tuin die ik ooit had gezien. Ik herkende de maïskolven, maar dat was alles. Ik had niet veel verstand van het boerenbedrijf.
Robin deed de deur van het gemakhuisje open en sprong achteruit. ‘Wie wil eerst?’ vroeg ze aan Teal en mij.
We keken naar binnen. Een wc? Niet meer dan een dikke buis met een ruwe houten zitting erop. In plaats van toiletpapier lagen er iets naast wat op pakpapier leek.
‘Schiet een beetje op, jullie,’ riep Lady Three. ‘Elke minuut die je hier verspilt moet je inhalen in de tuin en duurt het dus langer voor je iets te eten krijgt.’
Teal ging aarzelend naar binnen. Ze wilde de deur achter zich dichtdoen, maar gaf toen een gil en sprong weer naar buiten.
‘Er ligt daar iets te kronkelen. Ik heb het gezien!’
‘Hij is banger voor jou dan omgekeerd,’ zei Lady Three, naar voren lopend. ‘Je kunt in je broek plassen, of nu naar binnen gaan om het te doen.’
‘O, mijn god,’ gilde Teal, met haar handen tegen haar slapen gedrukt. ‘Ik kan dit niet. Ik kan dit niet!’
Ik keek naar de drie buddy’s om te zien wat ze zouden doen, maar ze bleven naar haar staren, terwijl ze gilde en zichzelf met haar vuisten bewerkte. Ze ging nog een paar seconden langer tekeer, toen liet ze zich op de grond zakken, met luide uithalen gierend en hijgend alsof ze snakte naar adem.
‘Ik wil naar huis!’ jammerde ze. ‘Ik wil alles doen, alles zeggen, alles beloven. Maar laat me naar huis gaan. Alsjeblieft.’
Lady Two draaide zich om naar Robin. ‘Ga je naar de wc of niet?’ vroeg ze, alsof Teals aanval van razernij iets doodgewoons was.
Robin knikte en ging naar binnen.
Teal liet zich op haar zij vallen en sloot haar ogen. ‘Ik wil naar huis,’ fluisterde ze. ‘Ik wil naar huis.’ Ze herhaalde het nog luider: ‘Ik wil naar huis. Alsjeblieft, laat me naar huis gaan.’
‘Wat is er gebeurd met die stoere rijke meid met een vader die kwaad op ons zou zijn? Ik heb een nieuwtje voor je. Luister goed: Je hebt nog heel ver te gaan voor je naar huis kunt,’ zei Lady Three. ‘En het enige wat je met die stomme hysterie van je bereikt is dat je dat steeds verder voor je uitschuift.’
De deur ging open en Robin kwam naar buiten. Ze zag bleek, maar zei niets. Ik stapte op mijn beurt rillend het gemakhuisje binnen en deed mijn behoefte. Toen ik weer buiten kwam, zat Teal rechtop en veegde haar wangen af.
‘Het is oké,’ zei ik tegen haar. ‘Er zijn alleen maar wat torren en mieren.’
Ze trok een lelijk gezicht, stond op en ging naar binnen. Toen ze weer naar buiten kwam, werden we naar de tuin gebracht. Ik kon me niet voorstellen dat we in die felle zon twee uur moesten werken voor we iets te eten kregen. Het was wreed, en deze mensen zouden verantwoordelijk worden gesteld voor alles wat er met ons zou gebeuren. Ze zouden het berouwen, dacht ik, en de gedachte dat ze allemaal in grote problemen zouden komen, gaf me voldoende kracht om door te lopen.
Toen we bij een nieuw veld kwamen, zagen we Gia en Mindy druk bezig met het omspitten van de aarde. Nu we de twee meisjes in de openlucht zagen, viel het me op hoe gebruind ze waren. Het verbaasde me dat Mindy, tenger als ze was, dat werk aankon, maar ze stopte geen moment en bleef spitten en graven, zonder op te kijken. Gia werkte op dezelfde manier.
Aanvankelijk zagen we geen van drieën de man die ze Natani noemden. Hij scheen omhoog te rijzen uit de grond waarop hij gehurkt zat, als een plotseling groeiende donkerbruine boomstam. Hij keek onze richting uit, veegde zijn handen af aan zijn overall en liep naar ons toe. Toen hij dichterbij kwam, dacht ik dat hij minstens honderd moest zijn. Zijn haar was weliswaar zwart met nauwelijks een paar grijze haren, maar zijn gezicht leek een gedroogde pruim. Hij was tenger gebouwd en niet langer dan een meter zestig.
‘Hier zijn je drie nieuwe squaws,’ zei Lady Three lachend. ‘Het zijn heel tere bloemen, dus je zult je handen vol hebben om ze in leven te houden.’
Hij zei niets, nam ons even aandachtig op, en knikte toen, niet omdat hij het met haar eens was, maar meer bij wijze van begroeting. Hij droeg een witkatoenen broek, een bont bedrukt katoenen hemd, suède mocassins, en had een ineengedraaide sjaal om zijn hoofd gebonden. Om zijn pols droeg hij een leren band, met geitenleren veters vastgemaakt en versierd met zilver en turkooizen.
‘Ik ben Natani,’ zei hij. ‘Ik zal jullie voordoen hoe we verbouwen wat we eten, hoe we zorgen voor de dieren die voor ons zorgen en van zichzelf aan ons geven, en hoe we moeten leven naast alles wat wild en waarachtig is.’
Hij keek naar de buddy’s om te zien of zij nog iets wilden zeggen of nog verdere instructies hadden.
‘Als een van hen problemen geeft, laat het ons dan weten,’ zei Lady One op dreigende toon. Natani keek haar met een uitdrukkingsloos gezicht aan, draaide zich toen om en wenkte ons hem te volgen.
Ik keek naar Gia en Mindy die ingespannen aan het werk waren. Ze toonden nog steeds weinig of geen belangstelling voor ons. Ze maakten op mij de indruk van mensen die een lobotomie of zoiets hebben ondergaan. Was het ons lot om net zo te worden als zij?
‘Dit is goede grond,’ legde Natani uit, en bewoog zijn hand erboven heen en weer als een priester die zijn zegen geeft. ‘Grond, die al onze zaadjes en planten laat ontkiemen en groeien, en ze de voeding geeft die ze nodig hebben. Grond, die de hele dag door de zon wordt beschenen, en waar geen grote keien liggen, alleen maar kleine stenen die we weghalen. Hier staat weinig wind. We moeten de aarde omspitten, en dan nog een keer, zodat hij rul wordt en onze zaadjes en de wortels van de planten die we erin poten verwelkomt.’
Hij knikte naar drie kruiwagens vol planten.
‘Hetzelfde geldt voor ons, want wij willen overal verwelkomd worden waar we heengaan om te leven en te groeien. We kunnen veel leren van de aarde en de wind, de lucht, en zelfs de stenen. Keer nooit iets je rug toe en stop nooit met luisteren.’
‘O, hemel,’ zei Teal. ‘We zijn in handen van een of andere krankzinnige Tonto. Straks krijgen we de Lone Ranger nog te zien.’
Natani leek het niet te horen of te begrijpen, maar iets in zijn oude gezicht zei me dat het hem niet ontgaan was.
‘Laten we alsjeblieft zorgen dat we het zo gauw mogelijk achter de rug hebben,’ mompelde ik. ‘Ik heb honger en dorst.’
‘We spitten de grond om en graven dan met troffels gaten voor onze tomatenplantjes.’
‘Daar heb ik altijd al naar verlangd,’ zei Robin. ‘Tomaten planten. Alsof ik al niet hard genoeg gewerkt heb op de boerderij van mijn grootouders. Ze fokten schapen, en over stank gesproken…’ Ze kneep haar neus dicht.
‘Hier hebben we geiten,’ zei Natani. ‘En van de melk maken we kaas.’
‘Geiten? Ik dacht dat dat varkens waren,’ zei ik.
‘Varkens ook.’
Hij lachte, en we konden zien dat hij een paar tanden miste. Hij verspreidde ons en liet ieder van ons zien hoe we de schoppen moesten hanteren en de aarde moesten omspitten. We gingen aan het werk, en Teal begon onmiddellijk te kermen over haar handen.
‘Dit is zwaar werk. Ik krijg vast blaren!’
Robin en ik werkten rustig door, met nu en dan een blik op Mindy en Gia, die stopten met werken en de tuin verlieten.
‘Waar gaan zij naartoe?’ vroeg Robin jaloers. ‘Ik heb geen bel gehoord.’
We werkten door. Teal klaagde het luidst, maar het duurde niet lang of we waren allemaal binnensmonds aan het mopperen. Ik dacht niet dat het mogelijk was om zó moe te worden. Mijn hele lichaam deed pijn. Nu en dan nam Natani de schop van ons over en deed voor hoe we die efficiënt konden gebruiken. Hij leek magische handen te hebben, alles wat hij deed ging hem schijnbaar heel gemakkelijk af.
Op een gegeven moment knielde hij naast Robin neer en pakte een glinsterende steen op.
‘Ze heeft lang moeten wachten om de zon weer te zien,’ zei hij.
Robin keek naar mij en schudde haar hoofd. ‘Ze?’
Teal kreunde en riep uit: ‘Ik word gek hier. Moet dit een school voorstellen? Ik ben vannacht bijna bevroren buiten.’
‘We hebben niet veel keus,’ merkte Robin droogjes op. ‘Ik zie geen bushalte in de buurt.’
‘Kan me niet schelen. Alles hier, het idee dat dit een school zou zijn, het is allemaal een misselijke grap die iemand bedacht heeft.
Mijn ouders hebben dit waarschijnlijk zo georganiseerd om me de stuipen op het lijf te jagen. Nou, ik schaam me niet om toe geven dat het ze gelukt is. Ik wil alleen nog maar naar huis.’
‘Ze trekken zich geen bal aan van wat jij wilt, wat een van ons wil,’ zei Robin.
Teal keek haar aan met een mengeling van afkeer en woede. ‘Misschien dat jij hier wil blijven rondhangen en al die shit slikken, maar ik niet.’
‘O, nee?’ Robin leunde op haar schop. ‘En wat wil je eraan doen? Je papa bellen?’
‘Misschien doe ik dat wel en dan zal ik naar jullie zwaaien als ze me komen halen om me naar huis te brengen.’
Robin lachte.
Teal keek of ze haar aan wilde vliegen, maar op dat moment verscheen Lady Two om aan te kondigen dat we konden ontbijten. Mijn mond was zo droog van de hitte en het stof, dat ik niet kon slikken. We legden onze schoppen op de grond en als gehoorzame jonge honden volgden we haar naar het grote huis. Bij de deur moesten we onze schoenen uittrekken en onze handen wassen in het bronwater dat uit een buis in een buitenmuur stroomde. We mochten ook wat drinken. Water was nog nooit zo verrukkelijk en verfrissend geweest.
Plotseling stond dr. Foreman in de deuropening. Ze zag er net zo elegant en zelfverzekerd uit als de eerste keer dat we haar hadden ontmoet. Eén ding was zeker – ze had nog nooit haar handen vuilgemaakt op de boerderij, dacht ik, niet met die nagels.
‘Goedemorgen, meisjes,’ zei ze. ‘Ik heb begrepen dat jullie een goed begin hebben gemaakt. Jullie kunnen aan het eind van de dag pluspunten verwachten als je je goed blijft gedragen en je aan de regels houdt.’
Robin stak haar hand op en dr. Foreman knikte naar haar.
‘Krijgen we daarvoor matrassen, kussens en dekens?’
‘Mogelijk. We zullen zien, maar je zit op het juiste spoor, Robin. Goed zo. Dat is de realiteit. Ga nu naar binnen, bedien je van het buffet en neem plaats aan de eettafel. Een van Natani’s neven kookt voor ons, en hij is een uitstekende kok.’
We liepen de hal in. Rechts van ons stond een tafel met fruit, sappen, brood, graanproducten en hardgekookte eieren. Aan de lange eettafel zaten Mindy en Gia zwijgend te eten. Ze keken niet naar ons en niet naar elkaar.
Lady Two ging achter ons staan. ‘Denk eraan, als jullie elkaar of een van ons tegenkomen, zeg je: “Neem me niet kwalijk. Het spijt me,’” onderrichtte ze ons. ‘We zullen erop letten.’
We werden naar het buffet gebracht.
‘Gedraag je niet als een varken, anders slapen jullie vannacht bij de varkens,’ waarschuwde Lady Two.
Timide laadden we onze borden vol en schonken sap in. Toen we bij de eettafel kwamen, keken Mindy en Gia op.
Robin was de eerste die het zei: ‘Neem me niet kwalijk. Het spijt me.’
Teal en ik zeiden het haar na en we gingen zitten.
‘Na het ontbijt gaan jullie terug naar de tuin. Er wordt niet geluncht. Als jullie de tuin verlaten en voorgelicht zijn over je taken op de boerderij, worden jullie hier teruggebracht voor jullie eerste therapeutische sessie,’ verkondigde dr. Foreman. ‘De eerste sessie is een groepstherapie. Ik beschouw ze als beter-worden-sessies,’ voegde ze er met haar vriendelijkste glimlach aan toe.
‘Daarna volgt een realiteitscontrole en brengen je buddy’s verslag uit over jullie gedrag. We zullen de punten toekennen die jullie verdienen en jullie zullen dienovereenkomstig beloond worden. Eet langzaam, meisjes. Verspil niets wat je morgen nodig kunt hebben,’ zei ze op zangerige toon. De buddy’s volgden haar toen ze de eetkamer verliet, en eindelijk waren we onder elkaar.
‘Waarom heb je me gisteravond verklikt?’ vroeg ik onmiddellijk aan Gia.
Zij keek niet op, maar Mindy wel. ‘Daarvoor heeft ze twee pluspunten gekregen. Ze heeft bijna genoeg voor een telefoongesprek.’
‘Nou, nou, boft zij even,’ mompelde Teal. ‘Stel je voor, een telefoongesprek.’
‘Na een tijdje zul je begrijpen hoe belangrijk dat is,’ zei Mindy zelfverzekerd.
‘Hoe lang ben je hier al?’ vroeg ik.
‘Ik ben hier vier maanden. Gia zeven,’ antwoordde Mindy.
‘Zeven!’ riep Teal uit. Ze keek naar Gia. ‘Hoe heb je dat hier zo lang uitgehouden?’
‘Het lukt wel. Zoals Natani zegt, een tak die niet buigt, breekt. Je leert hoe je moet buigen,’ zei Mindy. ‘Zo simpel is het.’
‘Praat ze nooit, behalve om te vertellen wie een regel heeft overtreden?’ vroeg Robin met een blik op Gia.
Gia keek op. Haar ogen leken nog zwarter dan de mijne, misschien omdat er zoveel woede in schitterde. Maar het leek geen woede die tegen ons gericht was. Ze keek alsof ze in een voortdurende toestand van razernij verkeerde, alles en iedereen haatte. Een vaag, kil glimlachje speelde om haar lippen, die vergeten schenen te zijn hoe ze moesten lachen.
‘O, wat bén je zelfingenomen en slim,’ zei ze. ‘Je denkt nog steeds dat je sterker bent dan zij, of dat er iemand binnen zal komen vallen en je zal redden en zeggen dat het allemaal één groot misverstand was. Ze kunnen dit niet met je doen. Je hoeft hier niet te blijven. Je hebt rechten. Hoe durven ze je je rechten te ontnemen? Je zult zover komen dat je gaat bidden om bevrijding, maar het enige wat je in antwoord daarop zult horen zijn de blaffende coyotes of Natani’s drums als hij praat tegen de wind en de sterren.
‘Zie je dit stuk brood?’ Ze hield het omhoog. ‘Dit is belangrijker voor me dan jouw vriendschap. Denk je heus dat jij niet zo zult worden?’
Ze lachte, een schrille, waanzinnige lach, die ijskoude rillingen over mijn rug deed lopen. Toen was haar energie plotseling weer verdwenen, en als een dovende gloeilamp verbleekte ze. Ze boog haar hoofd en at verder.
Niemand zei iets. Ik zag dat Mindy me nieuwsgierig aankeek, wachtend op mijn reactie.
‘Ik hoop dat ik nooit zo zal worden,’ zei ik.
Gia knikte, maar hield haar hoofd gebogen en at door. ‘Jullie eten van onze borden en uit onze kommen,’ mompelde ze.
‘Wat bedoel je?’ vroeg Teal.
Mindy draaide zich naar haar om. ‘Later op de dag zullen ze je meenemen naar de pottenbakkersruimte in de koeienstal, waar Natani jullie zal leren borden en kommen te maken. Die worden gebruikt om van te eten, en als je het niet goed doet, eet je van de tafel tot je het kunt. Vergeet niet: realiteitscontroles. Alles wat je hebt, heb je omdat je het verdiend hebt, gemaakt hebt, er zelf voor gezorgd hebt.’
‘O, dat vond ik vreselijk op school,’ zei Teal. ‘Handenarbeid. Ik bracht er niets van terecht. Het is afschuwelijk en het maakt een smerige troep.’
Mindy glimlachte. ‘Wacht maar tot je een varkenskot hebt schoongemaakt of koeienmest hebt opgeschept en vertel me dan nog eens dat pottenbakken smerig is.’
Teals lippen begonnen weer te trillen. Ze keek alsof ze catatonisch begon te worden.
‘Eet nou maar. Je krijgt niets meer tot het avondeten. Je hebt gehoord wat ze zei,’ raadde ik haar aan.
Robin knikte. ‘Phoebe heeft gelijk, Teal. Pieker er niet zo over. Je maakt het in gedachten steeds onoverkomelijker, en je doet jezelf er alleen maar verdriet mee.’ Robin begon sneller te eten.
Teal volgde haar voorbeeld, en een tijdlang bleef het stil.
‘Waar kom jij vandaan?’ vroeg Robin aan Mindy.
Ik dacht dat ze geen antwoord zou geven, maar eindelijk hief ze haar hoofd op alsof het uit steen was gehouwen en staarde Robin over de tafel heen aan. ‘Nergens. Ik kom nergens vandaan.’
Voordat Robin of ik kon reageren, kwam Lady Two binnen.
‘Tijd om weer aan het werk te gaan. Breng de vuile borden naar de gootsteen. Mindy, jij en Gia wassen nu de vuile borden af. Vanavond doen Robin, Teal en Phoebe de afwas. Zorg ervoor dat de tafel schoon is voor jullie teruggaan naar je werk.
‘Jullie drieën gaan weer naar de tuin en blijven daar werken tot Natani zegt dat het tijd is om het varkenskot schoon te maken.’
Mindy keek glimlachend naar Teal, die haar blik woedend beantwoordde.
‘Opstaan!’ beval Lady Two.
We gehoorzaamden en Gia en Mindy begonnen de tafel af te ruimen.
‘De beleefdheid eist dat we elkaar bedanken voor het eten,’ verklaarde Lady Two. ‘Doe het.’
Iedereen mompelde een bedankje tegen iedereen.
‘En vergeet niet eraan toe te voegen: “God zegene dr. Foreman.’”
Ook dat deden we, en toen gingen we weer naar buiten, trokken onze schoenen aan en liepen terug naar de tuin.
Natani kwam met zijn kruiwagen vol tomatenplantjes, die hij behandelde alsof ze baby’s waren.
Dat was precies wat Teal bij zichzelf mompelde. Hij bleef staan en keek haar aan.
‘Het zijn baby’s,’ zei hij. ‘Alles ter wereld wordt geboren, begint, rijpt en wordt oud. Je zult vast weleens gehoord hebben: “Zo gij zaait, zult gij oogsten.” Ja toch?’
‘Ik wel,’ zei Robin. ‘Mijn grootouders zeiden dat praktisch elke dag, en mijn grootvader zei hetzelfde tegen mijn grootmoeder als mijn moeder weer eens iets had gedaan wat hem niet beviel, wat ongeveer lopendebandwerk was.’
‘Nou, ik niet,’ zei Teal. ‘Ik heb nooit iets gehoord wat met planten te maken heeft.’
‘O, maar het heeft meer met mensen te maken,’ zei Natani.
Teal keek hem meesmuilend aan.
‘Ik weet dat je niet gelukkig bent,’ zei hij. ‘Maar vergeet niet dat het verdriet in het leven vaak de grootste vreugde kan betekenen.’
‘Hier?’ zei ik. ‘Wat is er hier in vredesnaam aan vreugde te vinden?’
Natani staarde naar de oneindig lijkende woestijn. ‘Vele jaren geleden schiep de Grote Geest de lucht en de aarde en de dieren op de aarde. Op een dag besloot hij de roofvogels naar de woestijn te verhuizen om daar te leven. De roofvogel wierp één blik om zich heen en zei: “Wat een godvergeten, ellendig oord. Het is hier heet en droog en vol giftige schepsels. Wat kan ik hier voor vreugde beleven? Waarom heeft de Grote Geest me hierheen gebracht?” En toen zag hij een dode woestijnrat en streek neer om hem te verorberen. Daarna zag hij een coyote die was gestorven omdat hij een ratelslang had gestoord, en maakte er een feestmaal van. Toen glimlachte hij, voorzover roofvogels kunnen glimlachen. Hij was vol vreugde, want wat is een betere plaats voor een roofvogel dan de woestijn?’
‘Ik zal daaraan denken als ik de volgende keer een dode woestijnrat tegenkom,’ mompelde Teal.
‘Ja,’ zei Natani. ‘Dat zul je ongetwijfeld.’
Hij begon ons voor te doen hoe we de tomatenplantjes in de grond moesten zetten, en we werkten door tot ze allemaal geplant waren.
‘Als je je eerste tomaat eet van de plant die je zelf in de grond hebt gepoot, zul je begrijpen welke vreugde je hier kunt vinden,’ zei Natani. ‘En nu gaan we naar het varkenskot.’
‘Wat maakt het een varken uit of zijn kot schoon is of niet?’ vroeg Teal.
‘Het varken misschien niet, maar ons heel veel,’ zei hij. ‘Ten eerste gebruiken we wat zij laten vallen voor bemesting. Ten tweede houden we ze schoon zodat ze niet ziek worden of gaan stinken.’
‘Niet te geloven dat ik zoiets doe,’ kermde Teal. ‘We hadden dienstmeisjes. Ik maakte nooit mijn kamer schoon. Ik heb nog nooit in mijn leven kleren gewassen of gestreken, en nu moet ik een varkenskot schoonmaken.’ Ze keek om zich heen. ‘Hoe ver is de dichtstbijzijnde stad?’
‘Een heel leven ver,’ antwoordde Natani.
‘Hoe bedoel je?’
‘Waarschijnlijk dat, als je in welke richting ook wegloopt, het je dood zou betekenen,’ zei ik. ‘Heb ik gelijk, Natani?’
Hij glimlachte. ‘Je moet in een kleine kring leren leven voordat je probeert de wereld te doorkruisen.’
‘Ik wil alleen maar naar huis,’ kermde Teal. ‘Niet de wereld doorkruisen.’
‘Naar huis gaan is de wereld doorkruisen,’ antwoordde Natani.
We bleven staan bij het kot. Natani maakte het hek open en joeg de varkens weg. Toen ging hij een eindje opzij.
‘Ik ga ter plekke kotsen. Ik meen het,’ waarschuwde Teal.
‘Als je dat doet, moet je het zelf opruimen,’ hoorden we een stem achter ons. We zagen dat Lady Three dicht bij ons stond. ‘Begin maar te scheppen. Jullie moeten vandaag vóór de therapie naar de pottenbakkerij.’
‘Therapie? We zullen meer nodig hebben dan therapie als deze dag voorbij is,’ mompelde ik. Alledrie begonnen we de varkensmest in een kruiwagen te scheppen. Natani reed de kruiwagen vervolgens naar de rand van de tuin en gooide hem leeg, terwijl wij een volgende kruiwagen vulden. De stank maakte me zo misselijk dat ik het gevoel had dat mijn maag elk moment kon openscheuren. Maar we stopten niet, want telkens als we probeerden er onderuit te komen, hoorden we een van de lady’s waarschuwen voor de IJskamer.
Waar waren Gia en Mindy? Waarom hoefden zij dit niet te doen? vroeg ik me af.
Een uur of zo later kwamen we erachter. Ze waren binnen bij dr. Foreman. We zagen hen het huis verlaten en naar de schuur lopen, alletwee met gebogen hoofd.
‘Wat is er aan de hand met Tweedledum en Tweedledee?’ vroeg Robin.
Ik schudde mijn hoofd. ‘Misschien zijn ze klaar met hun werk en hebben ze vrij.’
‘Vrij? Wat heeft dat voor zin? Wat kan je hier anders doen dan duimen draaien?’ vroeg Teal.
‘Maak je daar maar geen zorgen over. Vrije tijd is iets wat je in lange tijd niet zal meemaken,’ antwoordde Lady Two, die om het varkenskot heen liep en onze richting uitkwam. ‘Tijd voor de pottenbakkerij,’ verklaarde ze, en bracht ons naar een andere schuur waar we langs koeien in open hokken naar een ruimte liepen met een pottenbakkersoven, tafels en klei.
Natani was al aan het werk achter een tafel. We moesten om hem heen gaan zitten en naar zijn instructies luisteren. Hij liet ons zien hoe we de klei moesten mengen om te voorkomen dat hij te droog werd, en onze kommen en borden moesten kneden. Lady Two stond met een cynische glimlach bij de deur om toezicht te houden op ons werk. Ze scheen te genieten van Teals verwarring. Natani was geduldig en geconcentreerd. Ik vond weer dat hij magische handen had. Alles leek hem zo gemakkelijk af te gaan.
‘Eerst moet je de kom en het bord hier binnen zien,’ zei hij, op zijn slaap wijzend. ‘Dan vloeit het beeld omlaag in je handen en komt het door je vingers tot leven.’
Teal keek zuchtend omhoog maar zei niets. Nu en dan kermde ze over de klei die onder haar nagels bleef zitten. Ten slotte hadden we kom en bord allemaal tot Natani’s tevredenheid gekneed, en hij plaatste ze in de oven.
‘Kom mee,’ zei Lady Two. ‘Dr. Foreman wacht op jullie.’
Robin vroeg toestemming om te spreken.
‘Wat wil je nu weer?’
‘Kunnen we ons niet even opknappen, even rusten?’
‘Waarom? Je gaat niet naar een feest, druiloor. Volg me.’
We hadden geen van drieën veel energie meer. We sjokten in de hete middagzon achter haar aan, trokken onze schoenen weer uit en wasten onze handen in het bronwater. We dronken gulzig, tot onze buddy zei dat we op moesten schieten en we de haciënda binnengingen. Lady One ging ons voor en bracht ons naar een kantoor met een lange, bruinleren bank, een diepe leren fauteuil en een lage tafel ertussen.
Op een enorm bureau van donker kersenhout lagen keurig gerangschikte papieren naast een computer, waarvan de screensaver een omhoogdwarrelende spiraal van zonnestelsels liet zien. Aan de muren hingen ingelijste diploma’s en eervolle vermeldingen. Voor de ramen waren zonneschermen, en de kamer was koel en comfortabel, met kennelijk een goede airconditioning. Op de grond, tussen de bank en het bureau, lag een groot ovaal kleed in woestijnkleuren.
‘Ga op de bank zitten,’ zei Lady One tegen ons. ‘Denk eraan, niemand mag iets zeggen voordat het haar gevraagd wordt. We luisteren alleen maar.’
We namen plaats op de bank en ze liep de kamer uit, de deur achter zich sluitend. Even bleven we alledrie, doodmoe en uitgeput als we waren, rustig zitten en genoten van de koelte. Teal draaide haar handen om en bekeek haar palmen. Ze trok een gezicht alsof ze elk moment in huilen kon uitbarsten. Robin deed haar ogen dicht en leunde achterover. Ik boog mijn hoofd en staarde naar de vloer.
‘Vanavond loop ik weg,’ hoorde ik Teal fluisteren.
‘Dat kun je niet. Dan verdwaal je en ga je dood,’ zei Robin.
‘Dood ga ik hier toch,’ antwoordde Teal, maar niet met de overtuiging van iemand die echt gelooft dat ze geen andere keus heeft.
We hoorden de deur opengaan en persten onze lippen op elkaar. Dr. Foreman kwam binnen, glimlachte naar ons en begaf zich eerst naar haar bureau. Ze sloeg de pagina’s om van een document dat voor haar lag, liep toen om het bureau heen en ging in de fauteuil zitten, met het document op haar schoot.
‘Zo,’ zei ze. ‘Ik dacht dat het prettig zou zijn om onze eerste sessie samen te houden, jullie drieën en ik, en als groep te beginnen. Hoe voelen jullie je?’
Even nam niemand van ons die vraag serieus. Hoe we ons voelden? Hoe konden we ons anders voelen dan diep ellendig?
‘Ik ben uitgeput,’ zei Teal ten slotte. ‘Ik heb een vreselijke nacht achter de rug, want ik moest buiten slapen, vastgeketend aan een bed, en het was ijskoud. Ik snap niet dat ik geen longontsteking heb opgelopen. En ik stink. We stinken allemaal. Ik wil naar huis, ik weet zeker dat mijn ouders geen idee hebben hoe het hier toegaat, anders hadden ze me nooit hiernaartoe gestuurd. Als ze erachter komen, zullen er koppen rollen.’
Dr. Foremans gezicht leek net een masker, dacht ik. Haar oogleden knipperden nauwelijks en haar ogen leken gaten te kunnen boren in ons alledrie. Haar lippen bleven stevig op elkaar geklemd. Teal moest haar blik afwenden. Ze slikte haar tranen weg en hield haar adem in.
‘Natuurlijk weten jullie ouders, en in jouw geval je oom en tante, Phoebe, hoe de situatie hier is,’ begon dr. Foreman. ‘Ze hebben een brochure gekregen waarin alles tot in details is beschreven. We nemen hier niemand op zonder dat alles heel duidelijk is gemaakt. Er zijn afspraken gemaakt, overeenkomsten getekend. Ik kan je ze laten zien, als je dat wilt. Je ouders willen dat je hier bent, Teal. Waarom denk je dat ze dat willen?’
Teal gaf geen antwoord. Ze hield haar gezicht afgewend, liet haar kin op haar hand rusten, haar elleboog op de armleuning van de bank.
Dr. Foreman richtte zich tot Robin en mij. ‘Niemand? Waarom denken jullie dat je naar mij bent toegestuurd, naar deze school?’
‘Het is geen school. Het is een martelkamer,’ snauwde Teal.
‘Kun je je enigszins indenken welke martelingen jullie je familie hebt laten ondergaan?’
‘Niet zo erg als dit,’ antwoordde Robin uitdagend.
‘Dat is een kwestie van opvatting, nietwaar, Robin? De emotionele en geestelijke martelingen die jullie familie heeft moeten verduren waren voor hen erger dan wat ook, anders waren ze niet in wanhoop bij mij terechtgekomen. Zij en de rechtbanken die gefrustreerd zijn door jullie gedrag en geneigd hun handen volledig van jullie af te trekken. Vertel eens, waarom zouden jullie ouders je thuis laten blijven? Wat hebben jullie hun anders gegeven dan problemen en verdriet? Wat geven jullie aan iemand? Welke waarde hebben jullie voor de wereld?
‘Natani’s koeien geven ons melk, zijn varkens ham, zijn tuin geeft ons groenten, zijn pottenbakkerij borden, zijn dieren kleding. Wat doet een van jullie anders dan nemen van de wereld om je heen, de wereld die jullie alleen maar proberen te verwoesten? Wie zal een van jullie missen?’
Misschien waren we allemaal domweg te moe, maar toen ik met betraande ogen naar Robin en Teal keek, zag ik een gepijnigde en bedroefde blik in hun ogen.
‘Jullie zijn geboren, jullie doen mensen kwaad, en jullie zijn verwijderd, als zieke knaagdieren,’ ging dr. Foreman verder met een blik op mij. ‘Jullie willen een klacht indienen? Jullie wagen het met dreigementen te komen? Je hebt geen idee hoe belachelijk dat klinkt. Waarom zou iemand naar jullie klachten luisteren? Jullie hebben je leven lang nooit naar die van een ander geluisterd.’
‘Wat verlangt u van ons?’ schreeuwde Teal, terwijl de tranen over haar wangen rolden.
‘Wat ik van je verlang is wat je van jezelf hoort te verlangen. Een wedergeboorte, een totale verandering.’
‘Ik zal veranderen, ik beloof het,’ zei Teal.
‘Nee. Dat kun je niet beloven. Dat heb je al eerder beloofd en die belofte heb je verbroken. Nu zul je het echt moeten doen, en om dat te kunnen zul je in alle oprechtheid de persoon moeten gaan haten die je nu bent, en die daarbuiten begraven.’ Dr. Foreman knikte naar de ramen.
‘Misschien doen we dat wel als u ons zo blijft kwellen,’ vuurde Teal terug.
‘In dat geval: het zij zo. Maar ik denk het niet. Ik denk dat je ten goede zult veranderen. We zijn hier om daarmee te beginnen. Vandaag wil ik dat elk van jullie me één ding vertelt waarvan je toegeeft dat het schandelijk was, iets dat op zichzelf je verblijf hier al zou rechtvaardigen. Ik wil je ook kunnen geloven als je het vertelt, dus verzin niet zomaar iets. Ik weet veel over jullie leven. Ik weet wat ik zou kiezen als ik een van jullie was.’ Dr. Foreman leunde achterover. ‘Wie wil beginnen?’
Robin en ik sloegen onze ogen neer. Teal wendde haar gezicht af.
‘Niemand is bereid aan haar geestelijke reiniging te beginnen?’
‘Ik heb niks gedaan wat zo erg is dat ik dit verdien,’ beweerde Teal.
Dr. Foreman keek naar Robin.
‘Ik ben hier omdat moederlief me kwijt wil,’ zei ze.
Dr. Foreman draaide zich om naar mij.
‘Mijn oom en tante vonden het vreselijk dat ik bij hen kwam wonen. Ze grepen de eerste de beste gelegenheid om van me af te zijn met beide handen aan.’
Dr. Foreman knikte. ‘Oké. Het is niet ongewoon dat jullie er nu nog zo over denken, dat jullie er nog niet aan toe zijn. Een doodenkele keer toont een van mijn leerlingen ogenblikkelijk inzicht, maar zoals ik al zei, dat komt zelden voor.’
‘Leerlingen,’ snauwde Teal. ‘We zijn geen leerlingen. Hoe kunnen we leerlingen zijn? We zitten in de val en worden gemarteld. We worden gevangen gehouden in een gekkenhuis.’
‘Het spijt me dat je er zo over denkt.’ Dr. Foreman klonk heel oprecht, vol spijt, alsof Teal haar echt beledigd had. Ik trok mijn wenkbrauwen op. Meende ze dat serieus? Hoe verwachtte ze dan dat we ons zouden voelen? Geloofde ze echt alles wat ze ons vertelde?
Ze stond op uit haar stoel en liep naar de deur.
‘Meisjes,’ zei ze, en deed een stap opzij. De drie buddy’s kwamen het kantoor binnen en keken naar ons. ‘Mijn nieuwe leerlingen zijn nog niet klaar voor een beloning. Daarom schrap ik alle pluspunten die ze vandaag eventueel verdiend hebben. Ze beginnen morgen opnieuw.’
‘Wil dat zeggen dat we weer op die harde bedden moeten slapen en nog steeds die… die dingen moeten dragen?’ vroeg Robin.
‘Als je geluk hebt,’ zei dr. Foreman met samengeknepen, dreigende ogen.
‘Dat is niet eerlijk,’ kermde Teal. ‘We hebben alles gedaan wat ons gezegd is. Kijk maar naar mijn handen!’ Ze liet haar handpalmen zien, die rood en gezwollen waren.
‘Waarom zou het jou zijn toegestaan om nooit eerlijk te zijn en de rest van ons niet? Dat is de wereld die je om je heen hebt geschapen. Welkom thuis,’ zei dr. Foreman. ‘En sta nu op en volg de buddy’s naar buiten. Ik hou niet van tijdverspilling.’
‘Wat wilde u dan dat we zouden zeggen?’ riep ik wanhopig uit. Ik strekte mijn armen smekend uit, als een bedelares.
Ze bleef even staan. Haar lippen ontspanden zich, en er lag een glans van koele opwinding in haar ogen. ‘Ik wil dat je me de waarheid vertelt en dat je eerlijk bent tegenover jezelf.’
‘Welke waarheid? Ik begrijp niet waar u het over hebt, en wat dit allemaal te betekenen heeft,’ zei ik hoofdschuddend.
‘O, dat komt wel, Phoebe. Heel gauw, dat zul je zien,’ zei ze glimlachend. ‘Daar twijfel ik niet aan.’
Ook de buddy’s glimlachten, allemaal vol vertrouwen dat we uiteindelijk naar hun pijpen zouden dansen. Ze genoten hier kennelijk van, genoten ervan meisjes te zien die net zo waren als zij vroeger, meisjes die gekneed zouden worden in de vorm die dr. Foreman voor ons had gepland. Zoals ze tegen Teal had gezegd in dat betonnen gebouw – ze speelde voor God.
‘Kom mee, dames,’ kirde Lady Three.
Met grote tegenzin stonden we op en verlieten die koele oase, dat comfort, en volgden hen naar buiten, waar nog een hete en verblindende middagzon scheen. Wanneer zou het koeler worden?
We trokken onze schoenen aan en volgden de buddy’s, weg van het huis, uitgeput voortschuifelend als een armzalig, verslagen leger. De hete zon deed de lucht boven de woestijn trillen, de hitte golfde om ons heen. Ik dacht dat het me niet zou verbazen als ik een luchtspiegeling zag.
Ik keek achterom en zag dr. Foreman, die in de deuropening stond en ons nakeek.
Ze glimlachte weer en die glimlach was als een dolksteek in mijn wild kloppende hart.
En dat was geen luchtspiegeling.