Afscheid
Als Beni had kunnen zien hoe mama reageerde op haar dood, zou
ze nooit getwijfeld hebben aan mama's intense liefde voor haar. Ik
hoefde maar in mama's ogen te kijken om steeds weer in een
hysterische huilbui los te barsten. Aanvankelijk zag mama eruit als
iemand die zo in de war is dat ze dacht dat ze nog gevangen was in
een nachtmerrie. Ze luisterde als mensen tegen haar praatten, maar
ik dacht niet dat ze er een woord van hoorde. Haar ogen leken
kleine spiegeltjes die de beelden weerkaatsten, ze beletten tot
haar hersens door te dringen. Vanaf het moment dat ze besefte dat
Beni er niet meer was, hielden haar hersens op te werken, alsof ze
een zware ijzeren deur dichtgooiden en weigerden nog een
verpletterend bericht te accepteren.
Als ze naar me keek lag er een smekende blik in haar ogen. Ik
kon haar horen, ook al sprak ze niet: Rain, vertel me dat dit niet
waar is. Vertel me dat dit nooit gebeurd is. Vertel me dat jij Beni
niet hebt meegenomen naar dat pakhuis. Niet jij, Rain. Niet mijn
betrouwbare, lieve Rain. Alsjeblieft, alsjeblieft maak me wakker.
Schud me door elkaar. Haal dat verdriet en die tragedie van mijn
schouders. Veeg ze op en gooi ze in de goot waar ze thuishoren.
Rain?
Mijn eigen hart was gebroken. Ik huilde zo hard, dat mijn
ribben pijn deden. De politie bracht mama, Ken en Roy naar het
mortuarium om Beni te identificeren. Haar aanblik was zo
afgrijselijk dat Roy een wassen beeld van zichzelf leek. Hij zag er
bloedeloos en hol uit, zo verpletterd dat zijn schouders inzakten
en zijn nek zo zwak werd dat hij zijn hoofd nauwelijks omhoog kon
houden.
Zelfs Ken was zo verbijsterd dat hij zweeg. Hij zei niets tot
we weer thuis waren en hij de gebeurtenissen in zijn eigen verwron-
gen wereldbeeld kon passen. Op de een of andere manier wist hij het
zo te draaien dat het een slag was voor zijn eigen toekomst.
'Net als een man zijn kinderen heeft grootgebracht tot een
leeftijd waarop ze hun steentje kunnen bijdragen en hem het pen in
tijden van nood. gebeurt er zoiets. Waar is de politie als je ze
nodig hebt? Niemand geeft iets om ons slag mensen.'
Hij begon zwaar te drinken en spuwde zijn gal over de
maatschappij en klaagde dal hij tot de misdeelde en achtervolgde
klasse behoorde. Al een paar seconden nadat we binnenkwamen klom
hij op zijn praatstoel. Mama, die een zenuwinstorting nabij was,
ging naar bed. Roy hielp haar. Ik kwam er versuft achteraan, bang
om iemand aan te raken of een woord te zeggen. Mama, Ken en Roy
hadden het een en ander gehoord van de politie, maar niemand had me
nog rechtstreeks benaderd om de weerzinwekkende details te
horen.
Mama had niet de luxe van slaappillen of een dokter om ze voor
te schrijven. Ze vroeg Roy om wat whisky. Ik stond in de
deuropening. wachtend om tegen haar te praten, onzeker hoe ik moest
beginnen, doodsbang hoe ik zou klinken. Ken ging in de keuken
tekeer tegen zijn denkbeeldige publiek, terwijl Roy haastig een
half glas whisky inschonk voor mama. Ze zei altijd dat ze goedkoop
was om mee uit te gaan omdat één borrel genoeg was om haar in slaap
te sussen. Ik hoopte voor haar dat het waar was.
Roy liep langs me heen toen hij terugkwam en gaf haar het
glas. Ze nam een grote slok. hoestte, liet haar hoofd op het kussen
vallen en keek op met ogen van versplinterd glas.
'Waar is Rain?' vroeg ze aan Roy.
ik ben hier. mama.'
'Je moet me alles vertellen.' beval ze, en ik liep naar het
bed. Roy bleef me scherp aanstaren met twee donkere poelen van pijn
en verwarring.
Ik begon met een beschrijving van de vreselijke dingen die
Beni op het feest waren overkomen en dat ze zich zo schaamde dat ze
niet wilde dat iemand het zou weten.
'Ze probeerde niet haar fout te verbergen, mama. Ze was alleen
bang dat ze je van streek zou maken, dat je ziek zou worden. Ze
liet me beloven het geheim te houden. Ze hoopte dat er verder
niets
gebeurd was en ze beloofde zich goed te gedragen.'
Ik slikte moeizaam voor ik verderging om te vertellen over de
chantage en dat Beni en ik weer geprobeerd hadden mama tegen het
slechte nieuws te beschermen.
'Dacht je werkelijk dat je tegen zulk tuig opgewassen was?'
vroeg Roy. Hij stotterde van woede. 'Dacht je heus datje van ze zou
krijgen wat je wilde?'
'Ik dacht dat ze alleen maar geld wilden en dat ze, als we ze
lieten zien dat we het hadden, Beni de foto's zouden teruggeven en
we het verder konden vergeten.'
'O, God, mijn kleine baby,' kermde mama. 'Mijn kindje. O, God,
wat hebben ze met haar gedaan.'
'Ik heb je gezegd dat ze gevaarlijk waren,' zei Roy. 'Waarom
ben je niet naar mij gekomen?'
'We waren bang dat je in moeilijkheden zou komen en gewond zou
raken.'
'Gewond raken? Kijk eens wat er met Beni is gebeurd,' riep hij
uit, met uitgestrekte armen. 'Ik dacht jij de slimste was van
jullie beiden.'
Ik begon weer te huilen en mama stak haar armen naar me
uit.
'Ze bedoelde het goed,' zei ze.
Roy wendde zijn blik af en ging weg toen ik mama's hand pakte.
Ze trok me naar zich toe om haar te omhelzen. We huilden allebei om
het hardst en toen stond ik op en ging naar mijn eigen kamer om
mama te laten slapen.
Ken stond nog steeds te brabbelen als iemand die het in zijn
bol is geslagen. Hij was begonnen aan de Hes gin en ik wist dat het
nog erger met hem zou worden door de drank. Roy kwam tevoorschijn
en zei dat Ken zich koest moest houden.
'Mama heeft rust nodig,' zei hij.
'Mama? En ik dan?'
'Jij hebt een verblijf in de het nodig,' zei Roy.
'Wat zei je daar, jongen?'
O nee, dacht ik. Ze gaan vechten. Niet nu, alsjeblieft, niet
nu.
'Je kwam aanrijden op je paard en overdonderde haar met
beloftes,' begon Roy. 'Je had een gezin en het kon je geen bliksem
schelen wat dat betekende. Waarom zijn we hier, papa?' vroeg
Roy,
die hem voor het eerst in heel lange tijd papa noemde. 'Waarom
wonen we in dit... dit project, nou? Waarom wonen we ergens waar we
omringd zijn door bendes en misdaad en smeerpijperij? Waarom werkt
mama in een supermarkt als een of ander kind? Waarom liggen al die
rekeningen in de la? Waarom is Beni dood geëindigd in een verlaten,
van ratten vergeven pakhuis? Nou?'
'En dat is allemaal mijn schuld?' vroeg Ken met een stem vol
verbazing en zelfbeklag.
'Kijkje wel eens in de spiegel? Kijkje wel eens in de spiegel
en zie je wat alle anderen zien ?'
'Waag het niet zo tegen me te praten. Ik ben... ik
ben...'
'Ja, wat ben je ? Je kunt het niet eens zeggen. Je bent
niemands vader. Je weel niet eens wat het betekent om een vader te
zijn. Drink nog wat. Drink nog een het eboel.' zei Roy, en liep bij
hem vandaan. Maar hij ging niet naar zijn kamer. Hij kwam naar mijn
kamer en deed de deur achter zich dicht.
Ik lag op mijn buik, mijn gezicht in het kussen gedrukt.
Langzaam draaide ik me om en keek naar hem op.
'Ze was zo bang dal iedereen het zou ontdekken, Roy.' zei ik.
'Ze wilde er alleen maar aan ontsnappen, en opnieuw beginnen. Ik
hoopte dal ik haar daarbij zou kunnen het pen. Je moet me
geloven.'
'Ik geloof je,' zei hij. 'Ik ben alleen teleurgesteld datje
niet naar mij bent gekomen.'
Ik knikte.
'Je hebt gelijk. Ik had meer hulp moeten hebben.'
'Hoe kon je alléén naar dat deel van de stad gaan? Denk je dat
je een speciale beschermengel hebt sinds je hebt ontdekt datje
echte moeder een rijke blanke dame is?' vroeg hij.
Zijn vraag liet een steek door mijn hart gaan. Ik zag de woede
in zijn gezicht, de razernij in zijn ogen. Het was de manier
waarop hij pijn en verdriet het best kon verdragen.
'Nee,' zei ik zacht. 'Ik heb nooit gedacht dat ik iets
bijzonders was en dat denk ik nu zeker niet.'
'Ik zal die Jerad wel krijgen,' zwoer hij. ik scheur hem met
mijn blote handen in stukken.'
'Laat het aan de politie over, Roy. Als jou iets overkomt door
dit alles, zal dat ook mijn schuld zijn.'
'Het is te iaat voor zelfbeklag,' zei hij scherp.
Hij keek naar Beni's lege bed, naar haar posters en de walkman
met de bandjes ernaast. En toen keek hij naar mij en schudde zijn
hoofd voor hij wegging en de deur achter zich sloot.
Als ik nog tranen over had gehad, zou ik nooit meer zijn
opgehouden met huilen. Maar de bron van mijn verdriet was droog. Ik
kon alleen maar blijven liggen en vol verdriet staren naar een foto
van Beni en mij toen we jonger waren en nog dachten dat de wereld
Disneyland was.
Beni en ik praatten nooit veel over de dood, zelfs niet met al
dat geweld om ons heen. Ik herinnerde me dat we een keer bij een
schietpartij kwamen en een lichaam op het trottoir zagen
liggen dat bedekt was met een deken. De politie en een paar
nieuwsgierige toeschouwers stonden erbij. Er was zelfs wat bloed
zichtbaar op het plaveisel.
Iemand had foto's genomen, maar iedereen stond er rustig
pratend omheen alsof het niets bijzonders was. De doden waren
anoniem, statistieken, korte berichten op het plaatselijke
tv-nieuws. De mensen aten en dronken terwijl ze keken en
luisterden. Soms schudden ze hun hoofd of gaven commentaar, maar
het grootste deel van de tijd gingen de woorden en beelden verloren
in de mengeling van taferelen en verhalen die weer een dag vormden
in de stad die we ons thuis noemden.
We hadden bijna het gevoel of de doden zouden opstaan, hun
kleren zouden afborstelen, zouden vragen hoe goed ze hadden
geacteerd, en zouden weggaan 0111 terug te keren voor een nieuwe
reportagedag. Als de werkelijkheid zo wreed was, zocht je hulp bij
de schijn om te het pen de dagelijkse dosis ellende te verwerken.
Maar er was geen schijn voor mij in mijn en Beni's kamer. Ik kon
mijn ogen dichtdoen en vol spanning wachten tot ze door die deur
zou komen, maar ik wist dat ze dal nooit zou doen; ze zou nooit
meer binnenkomen. het maakte dal ik me afvroeg of ik wel zo'n
goede zus was geweest.
Had ik meer moeten doen, meer mijn best moeten doen om haar
weg te krijgen van die afschuwelijke meiden? Had ik me minder
zorgen moeten maken over mezelf, mijn cijfers en mijn uiterlijk en
haar moeten het pen zich te verbeteren? Als ik wat ijveriger was
geweest, had ik haar dan kunnen beletten in de moeilijkheden te
raken die tot haar dood hadden geleid? Was ik te egoïstisch
geweest; te preuts en verwaand om mijn handen vuil te maken?
Die arme Beni had zichzelf zo laag ingeschat. Ze deed zo haar
best om te maken dat de mensen haar aardig vonden. Ze dacht dat,
als ze zich bij die harde groep aansloot, ze respect zou afdwingen.
Ik herinnerde me hoe opgewonden ze geweest was toen Carlton
aandacht aan haar had geschonken - de klank van haar stem, de
muziek erin toen ze haar ontluikende nieuwe romance
beschreef.
Ik wist dat als het op mama en Roy aankwam, ze mij altijd als
maatstaf nam. Ze wilde dat ik meer op haar zou lijken, maar
heimelijk, diep in haar hart, wilde ze eigenlijk meer zijn zoals
ik. Ik wist dat ze een wrok tegen me koesterde en tegelijk van me
hield. Daarom zat ze bij die vreselijke meiden, en deed ze op
school net of ze me niet kende, en toch was ze er altijd voor me
als ik haar het hardst nodig had.
De waarheid die ik zelf niet onder woorden kon brengen was dat
Beni zichzelf had opgeofferd om mij te beschermen. Als ze Jerad
niet had geslagen en niet had teruggevochten, zou ik misschien niet
de kans hebben gehad om te ontsnappen. Had ik er goed aan gedaan om
weg te lopen? Was ik een lafaard? Of zou, als ik het niet had
gedaan, haar opoffering vergeefs zijn geweest en zouden we allebei
in gevaar hebben verkeerd? Ik kon me haar woedende gezicht
voorstellen als ik was gebleven. Ik moest er bijna om lachen. Ik
keek naar haar bed en stelde me voor dal ze daar nel als altijd lag
en me de les las omdat ik te goed was.
'Het is niet jouw schuld, het is mijn schuld. Je probeerde me
alleen maar te het pen. Hou op met mijn zonden op jouw schouders te
laden. Iedereen zal uiteindelijk meer medelijden hebben met jou dan
met mij,' zou ze kermen.
Ik lachte toen ik dacht dat ze dat zou zeggen. Ik leunde
achterover en keek naar alles wat van haar was. Ik moest denken aan
alle geheimen en dromen die we met elkaar gedeeld hadden in deze
kamer. De muren hielden de fantasieën die we hadden geschapen toen
we een stuk jonger waren, stevig vast. Toen we ouder werden, dreven
we uit elkaar. We waren als twee boten die naast elkaar voeren.
Plotseling kwamen er golven die ons uit koers brachten en ons
steeds verder van elkaar verwijderden, en hoe ik me ook uitrekte en
inspande om haar te bereiken, ik kon haar hand niet meer in de
mijne nemen.
Ze werd meegevoerd.
En nu was ze weg.
We zagen allemaal tegen de begrafenis op. Ik herinner me dat
ik op weg naar de kerk dacht dat begrafenissen afschuwelijk waren,
omdat ze bevestigden wat je hoopte dat slechts een boze droom was.
Als ik 's morgens wakker werd en naar Beni's bed staarde,
verwachtte ik haar te zien liggen met haar gezicht naar de muur, de
deken stevig om zich heen gewikkeld, haar vlechtjes onder de deken
uitstekend. Zelfs als ik haar daar niet zag, bleef ik liggen
luisteren naar het geluid van stromend water in de badkamer.
Misschien was het een van die zeldzame dagen dat ze eerder opstond
dan ik. Misschien was ze niet dood. Misschien was alles echt maar
een nachtmerrie.
Ik luisterde.
De stilte dreunde op het deksel van de doodkist, sloot zich om
mijn hart.
Vrienden en buren kwamen condoleren. Veel mensen brachten
eigengebakken cakes en manden met fruit mee. Kens kennissen hadden
bier en gin bij zich en verzamelden zich na een tijdje in de
zitkamer, verhieven hun stem om elkaar te overtroeven met
profetische uitspraken over de dag des oordeels die zou komen voor
de rijke machtsstructuur. Gerechtigheid voor de armen en vertrapten
was vlak om de hoek. Weldra verdween de reden waarom ze hier
gekomen waren en hun gesprekken keerden terug naar hun
gebruikelijke onderwerpen. Ze dronken allemaal te veel, maakten te
veel lawaai en verdreven ten slotte de mensen die mama echt hadden
kunnen troosten.
Roy kon er niet tegen. Hij verdween zodra de mensen kwamen,
vooral Kens vrienden. Ik was bang dat hij op straat rondzwierf, op
zoek naar Jerad. we verwachtten dat de politie hem en
Carlton zou zoeken, maar geen van beiden waren ze gevonden. Ik kon
slechts een beschrijving geven van een paar van de andere
bendeleden en van de meisjes die erbij waren. Ik kende geen andere
namen, behalve de bijnaam van de dikke jongen die Jerad Chumpy
noemde.
Laat in de middag van de tweede dag van rouw kwam Alicia
Hanes, die snel naar mij toe liep. Ken en zijn vrienden hadden de
keuken in beslag genomen en mama's vrienden zaten met haar en mij
in de zitkamer. Meestentijds zat ik erbij alsof ik aan amnesie
leed, staarde naar gezichten en luisterde naar gesprekken zonder
iets te begrijpen of te herkennen. De mensen schudden hun hoofd
naar me, hadden medelijden met me, maar degenen die iets van het
verhaal wisten kwamen onvermijdelijk met opmerkingen als: 'Hoe
konden jullie nou 's avonds naar zo'n buurt gaan? Wat dachten
jullie in godsnaam?'
Achter hun maskers van medelijden school veroordeling.
Verwijten rolden als mist de kamer binnen en omhulden me. Ik kon
het in hun ogen zien. aan de manier waarop ze naar me keken, over
me fluisterden, hun hoofd schudden en hun lippen op elkaar klemden.
Een stalen bal van schuldbesef stuiterde mijn lichaam binnen en
bleef rusten op mijn hart, maakte het me steeds moeilijker om adem
te halen. Ik stikte bijna.
ik moetje spreken,' fluisterde Alicia, met een angstige blik
op mama. 'Alleen.'
Ik hief mijn neergeslagen ogen met iets van belangstelling
naar haar op.
'Waarom?'
'Ik moetje iets geven en iets vertellen,' ging ze
verder.
Ik had bijna de het e dag op de bank gezeten en was nauwelijks
opgestaan om naar de we te gaan. Mama's vriendinnen
serveerden en maakten schoon en gaven de rouwenden te eten. Het
leek haast wel of niemand wilde dat ik hun voedsel of zilver en
borden aanraakte.
Ik stond op en liep met Alicia naar mijn kamer. Ze deed de
deur dicht en ik draaide me naar haar om.
'Wat wil je?' vroeg ik. Geen van Beni's andere zogenaamde
vriendinnen was langsgekomen, zelfs niet de meisjes die in het
gebouw woonden.
Ze knoopte haar blouse open, stak haar hand erin en haalde de
envelop met die vreselijke negatieven tevoorschijn.
Toen ik ze herkende leek er een soort bliksemschicht door mijn
ruggengraat te gaan en ik voelde me koud en verdoofd. Het leek of
het bloed in mijn aderen bevroren was. Ik probeerde te slikken en
iets te zeggen, maar ik kon alleen maar naar de envelop in haar
handen staren.
'Ze zeiden dat ik jou dit moest geven,' ging ze verder.
Ik raapte al mijn kracht bij elkaar om iets terug te
zeggen.
'Hoe ben je daaraan gekomen?' fluisterde ik.
'Een jongen heeft ze me gegeven. Iemand die ik nooit eerder
gezien heb, kwam hier voor de deur op straat naar me toe en gaf ze
me. Hij zei dat ik hem meteen naar jou moest brengen en zeggen dat
er een briefje voor je in zit dat je nu meteen moet lezen.' Ze
sperde haar ogen open om haar woorden nadruk te geven.
Langzaam, alsof ik mijn hand in het vuur stak, pakte ik de
envelop aan. Ik keek naar Alicia of zij erin gekeken had, maar ik
dacht van niet. Aan haar blik van angst en afschuw kon ik zien dat
ze blij was dat ze het pakje kwijt was.
Ik maakte de envelop open en haalde het brielje eruit. Alicia
staarde me aan terwijl ik las wat er geschreven stond.
ER STOND SLECHTS: doe nog één keer je mond open tegen de
politie over wie daar was en wat je denkt dat er gebeurd is, en je
broer is de volgende.
Mijn benen voelden of ze van elastiek waren. Ik haalde een rij
negatieven uit de envelop om me ervan te overtuigen dat het de
foto's van Beni waren.
'Wie heeft je dit gegeven?' vroeg ik.
'Dat heb ik je al gezegd, een jongen die ik nog nooit heb
gezien.'
'Hoe zag hij eruit?'
'Dat weet ik niet,' zei ze, achteruitlopend naar de deur. 'Het
ging te snel. Hij stak me de envelop toe en zei dat ik hem aan jou
moest brengen. Ik moet weg.' Ze pakte de deurknop beet.
'Je moet de politie vertellen hoe hij eruitzag. Dat moet je,
Alicia.'
Ze schudde haar hoofd.'Ik niet. Ik wilde je die envelop zelfs
niet brengen,' zei ze, 'maar hij zei dat ik er spijt van zou hebben
als ik het niet deed. Als je tegen de politie zegt dat ik je die
brief gebracht heb, zal ik het ont- kennen. Ik ben niet van plan me
te laten vermoorden.'
Ze draaide zich om en holde naar buiten.
'Alicia!' schreeuwde ik.
Ze was de voordeur uit voor ik haar nog een keer kon roepen.
Ken keek op van de tafel waar hij met twee andere drinkebroers zat.
Ze staarden me allemaal aan.
'Wat heeft dat te betekenen?' vroeg hij.
Ik keek naar de mannen.
'Niks,' zei ik.
'Dat geldt voor bijna alles hier,' zei hij spottend, en zijn
vrienden begonnen te lachen.
Ik ging terug naar mijn kamer en deed de deur zachtjes dicht.
Wat moest ik doen? vroeg ik me af. Als ik het niet aan Roy
vertelde, zou hij nog kwader op me zijn, als dat mogelijk was. Maar
als hij dit zag, zou hij woedend zijn. Ik ging op bed zitten met de
envelop in mijn handen. Ik had mezelf net zo goed kunnen ketenen,
dacht ik, zo hulpeloos voelde ik me, zo in de val. Ik bleef zitten
en peinsde en piekerde het grootste deel van de middag, tot er op
mijn deur geklopt werd en Roy binnenkwam.
'Wat is er aan de hand?' vroeg hij.
Ik keek verbaasd op.
'Ken zegt dat er hier een meisje was en dat jij je vreemd
gedroeg en haar naschreeuwde. Dat hij dat zelfs maar merkt is
verbluffend, dus moet het wel iets zijn.' Hij keek naar mijn
handen. Ik besefte niet dat ik de envelop nog vasthield. 'Wie was
dat meisje datje zo overstuur maakte?'
'Alicia Hanes,' bekende ik. 'Ze zei dat iemand haar gezegd had
dal ze dit aan mij moest geven. Ze wilde me niet vertellen wie het
was of hem zelfs maar beschrijven.'
'Wat is het?'
Ik schudde mijn hoofd en begon te huilen. Hij deed de deur
achter zich dicht en kwam naar me toe.
Ik aarzelde en gaf hem toen de envelop. Hij maakte hem open en
las het briefje. Toen bekeek hij de negatieven. Zijn gezicht werd
asgrauw.
'Heb je dit aan iemand verteld?'
'Nee, nog niet. We moeten de politie waarschuwen,' zei
ik.
Hij grijnsde spottend.
'Waarom? Denk je dal ze Jerad zullen vinden ? En zelfs al
zouden ze dal doen, denk je dan dat er genoeg bewijs is om hem voor
iets te veroordelen? Je weet hoe de mensen hier van alles
ongestraft kunnen doen, Rain. Dat kunnen ze, omdat wij meestal
slechts onze eigen mensen doden,' zei hij verbitterd.
'Nu klink je net als Ken,' zei ik.
'Ja, ach, soms heeft hij niet het emaal ongelijk.'
'Wat wil je er dan aan doen, Roy?'
Hij dacht even na.
'Kom mee,' zei hij.
'Waarheen?'
'Je hebt frisse lucht nodig. Kom,' drong hij aan en liep in de
richting van de voordeur. Ik stond op en volgde hem.
Ken en zijn vrienden waren weg, maar mama zat in de zitkamer
nog zachtjes te praten met een paar andere vrouwen uit The
Projects. Roy keek even naar de zitkamer en liep toen door naar de
voordeur.
'Niemand zal ons missen. Maak je niet bezorgd,' zei hij.
Ik volgde hem naar buiten. Het was een vreemd gevoel om de
flat te verlaten. Ik voelde me weer blootgesteld, kwetsbaar. Zolang
ik omgeven was door verdriet en condoleances, bevond ik me in een
cocon, gehuld in mijn eigen ellende, maar afgesloten van de
priemende ogen van nieuwsgierige mensen. De geluiden van het
dagelijkse leven leken misplaatst en detonerend. Waarom was niet
iedereen zo somber en bedroefd als wij? Waren ze allemaal
onaangedaan door Beni's dood? Stond het te ver van ze af? Het was
pijnlijk om buiten te zijn te midden van het verkeer en het
lawaai, om te horen lachen en mensen zich te zien amuseren en
glimlachen.
Roy liep snel, met opgetrokken schouders, alsof die geluiden
en beelden ook hem hinderden. We liepen om het gebouw heen en
staken toen een straat over naar een braakliggend stuk grond. Het
lag vol afval, verroest metaal, vuilniszakken, oude autobanden,
zelfs oude meubelstukken. Hij bleef even staan en inspecteerde het
terrein als een generaal die de nasleep van een veldslag overziet.
Hij zag wat hij zocht en liep erheen.
Ik zag dat hij een paar stukken van kapotte meubels in het
midden van een band legde. Hij deed er wat papier bij en vond een
gedeukt benzineblik. Blijkbaar waren er nog een paar druppels
benzine in achtergebleven. Hij liet ze op zijn kleine stapeltje
vallen en legde toen de envelop met de negatieven er bovenop.
'Ga je ze verbranden?'
'Reken maar,' antwoordde hij.
'Maar is dat geen bewijs, Roy?'
Hij schudde zijn hoofd.
'Wil je dat mensen dat zien, zelfs maar de politie?'
'Nee,' zei ik, toen ik erover nadacht. Vreemde mensen die
zouden loeren naar die arme naakte Beni. 'Dat wil ik niet.'
'Ik ook niet.'
Hij knielde bij de band en stak het papier aan. We keken
toe terwijl de vlammen rond de envelop lekten en hem ten slotte in
brand staken. De negatieven kronkelden en kleine, donkere
rookwolkjes stegen op. Ik wenste vurig dat alles, de beestachtige
dingen die ze met Beni hadden gedaan, kon worden verbrand en
oplossen in rook. Roy bleef geknield naar het vuur kijken. Ik keek
om me heen, bang plotseling, met het gevoel dat iemand naar ons zou
kunnen kijken. Elk leeg gebouw, elk gebroken raam, elke holle,
donkere constructie zag er onheilspellend uit.
'Laten we teruggaan, Roy,' drong ik aan.
Hij scheen me niet te horen, maar toen stond hij op en stampte
op het vuurtje, trapte de as in de grond. Hij schopte de band weg
en draaide zich naar me om. Ik zag de tranen in zijn ogen en snakte
naar adem. Toen knikte hij en we liepen terug. Een politieauto met
gillende sirene en draaiende blauwe lichten op het dak reed snel
door de straat rechts van ons. We zagen hem voorbijrijden.
'Ze zullen ze toch wel te pakken krijgen, hè. Roy?'
'En als ze dat lukt? Ze hebben zoiets al eerder ongestraft
gedaan,' zei Roy. 'Er is maar één manier 0111 zo iemand te
stoppen...'
Het was stil toen we terugkwamen in de flat. Mama's
vriendinnen waren vertrokken. Ze hadden keurig opgeruimd, zelfs de
rotzooi die Ken en zijn drinkebroers hadden achtergelaten. Mama was
gaan liggen.
'Wil je iets eten. Roy?' vroeg ik.
'Misschien.' zei hij. 'Ik was wel af.'
Ik keek even bij mama binnen. Zoals gewoonlijk kon ze voelen
dat ik er was, al hield ik me nog zo stil. Haar ogen gingen open en
ze staarde me aan.
'Morgen.' zei ze, 'moet ik mijn baby begraven. Er bestaat
niets ergers voor een moeder, Rain. Zelfs de duivel zelf kan niets
ergers verzinnen.'
Ik liep haastig naar haar toe en sloeg mijn armen om haar
heen. Ze streek over mijn haar en troostte me. ook al was ik degene
die haar zou moeten troosten.
Schuldgevoel was een ziekte die elk deel van mijn lichaam
binnendrong op de ochtend van Beni's begrafenis. Het begon in mijn
hart en drupte door mijn bloedstroom, drong in mijn benen en mijn
armen, mijn nek en mijn schouders. Het deed mijn ogen pijn, zodat
ik ze gesloten moest houden of strak neergeslagen, alle andere ogen
vermijdend. Toen we in de kerk zaten, kon ik de hitte van de
veroordeling achter in mijn hals voelen, en toen we opstonden om
weg te gaan, was ik bang om naar links of naar rechts te kijken. Er
waren niet veel mensen in de kerk en nog minder op het kerkhof.
Degenen die mama zoenden en omhelsden. Roy omarmden en Kens hand
schudden, knikten slechts even naar mij. Ik had mijn zus in de
vallei des doods achtergelaten. Dat geloofde ik dat ze
dachten.
De regen die de vorige dag was begonnen, hield nog steeds aan,
maar was nu heel zacht. De dienst bij het graf was zelfs al voorbij
toen het begon te plenzen. De regen joeg iedereen terug naar zijn
of haar auto en we verlieten het kerkhof sneller dan ik had
voorzien.
Het was definitief.
Toen we thuiskwamen, verspreidde de droefheid zich in onze
fiat en in onze harten. Kens remedie was natuurlijk nog meer en nog
sneller te drinken. Uiteindelijk dronk hij zich bewusteloos en
zakte neer op bed. Roy trok zich terug en viel in slaap in zijn
kamer. Mama scharrelde wat rond in de keuken, zette thee en bleef
even bij me zitten voor ze zelf ging slapen, of dat althans
probeerde.
'We moeten allemaal verder met ons leven,' zei ze ten
slotte.
'Niets wat we doen zal iets aan de dingen veranderen.'
Het leek me een onmogelijke taak, maar op de een of andere
manier wist mama de volgende ochtend de kracht te verzamelen om op
te staan en naar haar werk te gaan. Haar kracht gaf mij kracht. Roy
en ik liepen naar school, niet in staat de leegte om ons heen te
negeren. Wat zouden we er niet voor over hebben gehad om Beni over
iels stoms met ons te horen bekvechten. Roy zei dat hij meteen na
school terugging naar zijn werk.
We hadden nog niets gehoord over Jerad of Carlton of de
anderen. Voorlopig zag het ernaar uit dat Roy gelijk had. Er zou
niets worden gedaan. Het zou gewoon voorbijgaan zoals de meeste
afschuwelijke dingen die om ons heen gebeurden. Maar teruggaan naar
school was veel erger dan ik me had kunnen voorstellen. Sommige
kinderen die ik kende zeiden dat ze het zo erg vonden, maar Beni's
groep kwam met geweld op me af. Het leek bijna of ze dachten dat
Jerad en zijn bende onschuldige omstanders waren die alleen maar
deden wat hun aard hun ingaf.
'Als je haar niet had achtergelaten,' zei Nicole
beschuldigend, in de gang tussen twee lessen in, 'zou er niks
gebeurd zijn. Ze maakten alleen maar gekheid met jullie.'
'Je weet niet waarover je praat.' zei ik.
'Dat weet ik wél. Je blanke bloed stak de kop op. En jij holde
weg. Je bent geen zwarte sister, niet voor ons.'
Haar vriendinnen knikten.
'Dat is stom. Je weet zelf niet hoe stom je klinkt,' snauwde
ik terug. Ik had genoeg van haar, van hen allemaal.
'Natuurlijk zijn wij stom,' verklaarde Alicia sarcastisch,
intussen leef jij en is Beni dood.'
'Ze zou nooit in moeilijkheden zijn geraakt als jullie die
afschuwelijke truc niet met haar hadden uitgehaald op dat feest.
Jullie moeten je schuldig voelen, niet ik,' riep ik uit. 'Mooie
sisters waren jullie om haar zo te verraden en haar zich zo
beschaamd te laten voelen dat ze zich niet durfde te
vertonen.'
'Moetje die meid horen,' zei Nicole. 'Wat wil je eigenlijk
zeggen?' vroeg ze. Ze bracht haar gezicht vlak bij het mijne.
'Probeer je ons de schuld te geven? Hè?' Ze porde me in mijn borst
met haar lange, benige wijsvinger. Het deed pijn, maar ik ging niet
achteruit.
In plaats daarvan ontplofte er iets binnenin me. Ik haatte hen
om wat ze Beni hadden aangedaan en ik was niet van plan ze alles te
laten verdraaien, zodat zij goed zouden lijken en ik slecht. Ik
gebruikte mijn boeken als knuppel en sloeg Nicole zo hard tegen
haar zij, dat ze op de grond viel en de meisjes om ons heen
begonnen te gillen. Even was ze verbluft, maar toen sprong ze op
als een panter en pakte me bij mijn haren. Ik liet mijn boeken
vallen en greep haar middel vast. Er vormde zich snel een groep om
ons heen.
Voor ze weer op me af kon komen, grepen meneer McCalester en
meneer Scanion haar beet. Ze schopte en zwaaide met haar armen,
maar ze hielden haar in bedwang. Ze vloekte en schreeuwde tegen me
terwijl ze haar door de gang sleepten. Nog meer docenten kwamen uit
hun klaslokalen. De geüniformeerde bewakers renden de gang in en de
menigte kreeg het bevel zich te verspreiden. Ik werd naar het
kantoor van de directeur gebracht, achter Nicole, die een reeks
vloeken uit haar mond stootte die als smerige luchtbellen
terugzweefden en in mijn gezicht uiteenspatten.
Ze lieten haar in de wachtruimte zitten en brachten mij naar
het kantoor van de directeur. Het enige waaraan ik kon denken, was
dat ik boven op al het andere mama weer nieuw verdriet had
bezorgd.
Onze directeur, meneer Morgan, was een forse man die op de
universiteit een opmerkelijk goede footballspeler was geweest. We
hadden gehoord dat hij bijna prof was geworden, maar dal hij ervoor
gekozen had om zijn studie voort te zetten en zich met het
onderwijs bezig te houden, omdat hij graag met jonge mensen werkte.
Hij had een diepe, resonerende stem en zong in het kerkkoor. Ik
bewonderde hem omdat hij standvastig leek te zijn als hij dat moest
zijn, en daarbij vriendelijk en belangstellend voor zijn
leerlingen.
Hij begroette me met een verbaasde blik en daarna met
teleurstelling toen hij hoorde wat er gebeurd was.
'Oké,' zei hij. 'Ga zitten.'
Hij bedankte de docenten, die zijn kamer verlieten.
'Zo,' ging hij verder toen hij achter zijn bureau zat, 'wil je
me vertellen wat er precies is gebeurd?'
'Ze kwamen op me afin de gang,' riep ik uit. Ik raakte mijn
schedel aan en keek naar het bloed op mijn vingertoppen.
'Omdat ik tegen ze zei dat ze schuldig waren aan de dood van
mijn zus,' zei ik. Ik moest mijn ogen afwenden van zijn stalen
blik. 'Ik haat ze. Ik haat ze allemaal en zij haten mij. Dat hebben
ze altijd gedaan.'
'Waarom hebben ze je altijd gehaat?'
'Dat doen ze gewoon. Omdat ik niet zo'n hoge pet van ze op heb
en omdat ik probeerde mijn zus over te halen niet met ze om te
gaan. Ze noemen me een snob,' voegde ik eraan toe.
'Dacht je dat vechten in de gang daar iets aan zou
veranderen?' vroeg hij zacht.
'Nee, maar ik had genoeg van hun gemeenheid.' zei ik. 'Ik had
er genoeg van dat ze me lastigvielen en bedreigden en me
bespotten.'
'Je kent onze strikte regels tegen geweld. Kleine ruzies
kunnen hier heel gauw serieuze afmetingen aannemen. Ik kan ze niet
tolereren; ze moeten serieus worden aangepakt.'
ik weet het. Het spijt me.'
'Als iemand je lastigvalt, kom je bij mij.'
'Ik dacht niet na,' bekende ik, en keek toen naar hem op. 'Het
is niet bepaald een gemakkelijke tijd voor mij en mijn
familie.'
'Dat begrijp ik en dat spijt me, maar ik moet aan de het e
school denken. Ik zal je drie dagen van school moeten sturen. Je
moeder of je vader zal bij me moeten komen voordatje weer kunt
worden toegelaten. Als je terugkomt, hoop ik dat je je voortaan
twee keer zult bedenken voor je weer gaat vechten. En als ze je
lastigvallen, kom je naar mij toe.'
'Dan zouden ze me nog meer haten,' zei ik. 'En het nog erger
voor me maken.'
'Laat dal maar aan mij over,' antwoordde hij. 'Is er iemand
bij je thuis?'
'Ken misschien,' zei ik.
'Wie?'
'Ik bedoel, mijn vader. Hij is werkeloos.'
'Ik zal mevrouw Dickens vragen of ze hem belt. Als er niemand
thuis is, zal ik je door de spijbelambtenaar naar huis laten
brengen.
Ik ben erg teleurgesteld in je, Rain. Je bent een van onze
goede leerlingen.'
'Het is niet iets wat ik graag wilde, meneer Morgan,' zei ik
fel.
Hij knikte. Op zijn gezicht zag ik nu iets van sympathie en
zelfs enig verdriet. Ik wist dat het moeilijk, zo niet onmogelijk
voor hem zou zijn om mij vrijuit te laten gaan en Nicole te
straffen. Hij had echt niet veel keus.
'Het zal niet meer gebeuren,' beloofde ik.
Ken was niet thuis, dus de spijbelambtenaar moest me brengen.
Ik kon het incident niet voor mama verzwijgen, omdat ze met me naar
school moest. Ze moest vrij nemen van haar werk en dat maakte het
nog erger. Roy kwam erachter wat er gebeurd was en kwam naar
huis voordat hij naar Slim's ging. Ik vertelde hem het het e
verhaal.
Hij glimlachte.
'Ik heb gehoord dat je haar een flinke buil op haar voorhoofd
hebt bezorgd.'
'Dat is niet zo'n grote prestatie. Moetje eens zien hoeveel
moeilijkheden ik heb gemaakt.'
'Ze kunnen je maar beter met rust laten,' zei hij
woedend.
Ik sloot mijn ogen en wendde mijn hoofd af. Zou ik dan
iedereen in de problemen brengen? Was dat mijn lot?
Mama schrok natuurlijk, maar ze maakte zich bezorgder over het
feit dat ik was aangevallen dan dat ik een paar dagen van school
was gestuurd.
'Het is hier voor geen van ons allen veilig,' mompelde ze. Ze
klaagde tegen Ken, maar hij kon of wilde niet veel doen. Hij had
nog niet eens een nieuwe baan, laat staan dat hij het gezin
zou kunnen verhuizen.
Drie dagen later ging mama met me naar school en sprak met
meneer Morgan. Ze verloor twee uur loon, maar ze stond haar
mannetje en eiste dat de school meer zou doen om me te beschermen.
Uiteindelijk was er niet veel dat de school voor me kon doen.
Wat er daarna met me gebeurde, gebeurde buiten het terrein van
de school.
Nicole was te bang om me lastig te vallen op school. Meneer
Morgan had gedreigd haar definitief van school te sturen als ze
weer moeilijkheden veroorzaakte, maar ze wilde zo graag wraak
nemen, dat ik dat verlangen in haar ogen zag zodra ze naar me keek.
Ik had meer op mijn hoede moeten zijn, maar het liet me bijna
onverschillig wat er met me gebeurde.
Nicole en haar vriendinnen wachtten hun kans af. Een week
later. op een middag, volgden ze me naar huis. Ik hoorde ze niet
achter me aan komen tot ze vlak bij me waren. Ik hoorde alleen maar
mijn naam en draaide me om, waarop ik een blikje benzine over me
heen kreeg.
Ik gilde en toen liep Nicole nonchalant naar me toe en gooide
een brandende lucifer naar mijn jurk.
'We zullen je wat donkerder maken, Miss Prissy,'
schreeuwde
ze.
Mijn jurk vatte vlam en ik holde hysterisch weg. Het trok
ieders aandacht en een man van de veiligheidsdienst in een
kantoorgebouw aan de overkant van de straat schreeuwde naar me dat
ik op een klein stuk grasveld moest rollen. Ik deed wat hij zei.
maar mijn dijen waren zo verbrand dat ik naar de Eerste Hulp moest.
Het ziekenhuis belde mama op haar werk en toen ze kwam lag ik
verbonden en comfortabel op een stretcher in een van de onderzoek
kamers. Ze hadden me iets gegeven tegen de pijn.
De politieman buiten vertelde haar wat er gebeurd was en de
dokter van de Eerste Hulp vertelde over mijn verwondingen. Het was
mogelijk dat er littekens zouden achterblijven op mijn benen.
Toen ze binnenkwam, huilde ze. Ze holde naar me toe en pakte
mijn hand.
'Het gaat goed met me, mama. Niks aan de hand.'
'Je had dood kunnen zijn!' riep ze uit. Ze schudde haar hoofd.
'Ze zullen niet ophouden. Ik ken ze. Ze teren op hun haat.' Ze ging
rechtop zitten en perste haar lippen op elkaar. 'Ik wil niet jou
ook nog verliezen aan de straat.' verklaarde ze. 'Ze zullen niet
nog eens de kans krijgen je kwaad te doen.'
'Wat bedoel je, mama?' vroeg ik.
ik ben één kind hier kwijtgeraakt. Ik wil er geen twee
verliezen. O nee, geen sprake van.'
'Je zult mij niet kwijtraken, mama,' zei ik.
De uitdrukking op haar gezicht veranderde niet. Ik had haar
nog nooit zo vastberaden zien kijken. Haar ogen leken koude grijze
stenen. Ze streek het haar uit mijn gezicht en staarde op me
neer, en schudde zacht haar hoofd.
'Ik weet dat je jezelf altijd de schuld zult blijven geven,
Rain. Je zult hier nooit meer veilig zijn, kind. En je zult nooit
naar jezelf in de spiegel kijken en je tevreden voelen over wat je
ziet zolang je hier bent.'
'Wat... wat moeten we doen, mama?' vroeg ik met bonzend
hart.
'Het is niet wat wij gaan doen, Rain. Het is wat jij gaat
doen.'
'Ik? Wat ga ik doen?'
'Je keert terug naar je eigen bloed. Je gaat terug naar een
veiliger wereld. Daar zal ik voor zorgen,' bezwoer ze me.
Ik voelde mijn hart stilstaan en toen weer op gang komen. Ik
schudde mijn hoofd.
Maar nee stond niet langer in mama's woordenboek. Ze was door
een het gegaan na de dood van Beni. Ze was vastbesloten die
weg niet nog eens af te leggen, wat het ook mocht kosten. Zelfs als
het betekende dat ze mij zou verliezen. Ze was als de moeder in de
bijbel van wie koning Salomo dreigde het kind in tweeën te hakken:
ze wilde me liever verliezen dan dal ik leisel zou oplopen of nog
erger.
Ik wilde haar haten, omdat ze daar zelfs maar aan kon denken,
maar diep in mijn hart wist ik dat haar gedachten als bloemen waren
die in een perk van liefde opbloeiden.
Ik kon deze buurt haten. Ik kon de meisjes haten die me dit
hadden aangedaan. Ik kon zelfs mezelf haten. Maar ik zou nooit,
maar dan ook nooit, mama kunnen haten.