Februari
- Met de hand sneeuwruimen en zand in plaats van zout gebruiken
- Een wc met spaarknop kiezen
- Verf met weinig vos of verf op waterbasis gebruiken
- Regenton gebruiken om water voor de tuin te verzamelen
- Geen make-up meer
- Restjes aanmaakhout en milieuvriendelijke houtblokken voor de open haard gebruiken
- Eén programma tegelijk open hebben op de computer
- Alleen voedsel uit Ontario eten
- Oplaadbare batterijen gebruiken
- ‘s-Avonds de gordijnen dichtdoen ter isolatie
- Elektriciteitsverbruik verminderen tijdens de piekuren
- Alleen hergebruikt glas aanschaffen
- Rechtstreeks vliegen
- Hout boenen met citroen, azijn en olijfolie
- Lucht schoon houden zonder elektrische luchtreiniger
- Broekspijpen in mijn sokken doen om ze schoon te houden
- Kringloopbehang kopen
- Green Maps gebruiken; eco-stedentrips maken
- Naakt zwemmen
- Auto’s die in de sneeuw vastzitten helpen los te duwen
- Tandpasta in plaats van stuc gebruiken om gaten in de muur te dichten
- Regelingen treffen voor een ecologische uitvaart
- Postzegels gebruiken die je moet likken in plaats van de stickervariant
- Alleen gedichten schrijven in haiku-vorm
- Mijn oude sportschoenen recyclen
- Alle spam en oude e-mails uit mijn postbus verwijderen
- Alleen FairTrade-vanille gebruiken
- De ecofouten van anderen herstellen
- Slapen
6 februari, dag 343
Restjes aanmaakhout en milieuvriendelijke houtblokken voor de open haard gebruiken
Nu ik al maanden geen kabel meer heb, ben ik helemaal vergeten wat ik eigenlijk zo leuk vond aan televisie. Ik heb vage herinneringen aan beelden van smaakvol geklede vrouwen die heen en weer rennen in hun studiokeuken, druk gebarend met een knoflookpers, van Tyra Banks die zeven portretfoto’s ophoudt en plechtig zegt: “Er staan hier acht prachtige vrouwen voor me,” en van te dikke mensen in rode en blauwe T-shirts die iemand uit hun team wegstemmen omdat diegene in de betreffende aflevering niet genoeg is afgevallen. Ik snap niet meer wat daar zo vermakelijk aan is.
Tijdens mijn verblijf dit weekend in een huisje van een vriend – dit is overigens een vriend die toevallig satelliettelevisie heeft met meer dan negenhonderd kanalen – probeerde ik met vereende krachten mijn verslaving te herontdekken, maar toen ik van het ene programma naar het andere zapte, vond ik niets wat me aansprak, behalve het nieuws, en dat lees ik iedere ochtend al in de krant. Maar toen ik de hoop bijna had opgegeven, zag ik het. Mijn redding. Het licht aan het einde van de tunnel. Het was niet Entertainment Tonight of een herhaling van The Office. Nee het was veel indrukwekkender: The Fire Log Channel.
Dit was geweldig!
In wezen was het niet meer dan een enkel onafgebroken shot van een blok hout dat in een open haard lag te branden, het concept was zo briljant belachelijk, zo hightech antitechnologie en o, zo ironisch, dat ik onmiddellijk in de ban was en er maar liefst twintig minuten naar heb zitten staren.
In die twintig minuten vroeg ik me af:
Wie is er verantwoordelijk voor deze haard?
Wie houdt dit vuur aan de gang?
Wat zijn de productiewaarden van The Fire Log Channel?
Welke houtsoort wordt er gebruikt?
Moesten de houtblokken auditie doen?
Zitten er subliminale boodschappen verborgen in de vlammenpatronen?
Wat is de doelgroep? Houthakkers? Pyromanen? Houtmaniakken?
Komt er nog een seizoen? Krijgt de Fire Log-serie een knallende finale?
Naar later bleek zat ik er niet zo ver vandaan toen ik me afvroeg of er nog meer afleveringen zouden komen; volgens het kanaal was de belangstelling voor Fire Log zo groot dat de producenten het programma wel moesten terugbrengen, en het seizoen moesten verlengen tot eind februari en een tweede kanaal toevoegen zodat de kijkers de actie konden volgen op 238 of 299.
Zoals de televisiegids het aanprijst: “Al na één seconde sta je in vuur en vlam.”
Inderdaad, dacht ik, mij hebben ze aangestoken.
Maar uiteindelijk drong tot me door dat het televisievuur weliswaar een klein beetje warmte afgaf via het scherm, maar dat het niet genoeg was om me echt warm te houden, en dus besloot ik een heus vuur te maken. Hoewel er ‘groene’ haardblokken zijn met natuurlijke was in plaats van petroleum – die volgens de fabrikant schoner branden dan hout – en ook milieuvriendelijke blokken van gemalen koffie, blijft de ouderwetse Canadees in mij koppig geloven dat het sprokkelen van droge takken die buiten op de grond liggen nog steeds de meest milieubewuste optie is.
Natuurlijk is een echt vuur maken en brandend houden een heel andere kwestie. Naast de lessen ‘Hoe je huis werkt’ zou ‘Hoe je een vuur maakt’ eigenlijk een verplicht onderdeel moeten zijn van het moderne onderwijs.
8 februari, dag 345
Alleen voedsel uit Ontario eten
Als ik nog één biet moet eten, vermoord ik iemand.
13 februari, dag 350
Rechtstreeks vliegen
Jacob en ik hebben besloten ons ‘eerste afspraakje’ in Spanje plaats te laten vinden. Aangezien we al iedere dag met elkaar praten, gedichten van Keats uitwisselen en ‘ik hou van je’ zeggen, is het alleen maar een logische stap om op zijn minst te proberen elkaar ook een keer een zoen te geven – tenslotte bestaat de mogelijkheid dat we ons ernstig hebben vergist in onze positie op het romantisch-platonisch continuüm. Dat kunnen we maar beter zo snel mogelijk onderzoeken.
We waren eerst van plan een obscuurdere locatie te kiezen om elkaar te ontmoeten – ik had voor Montenegro gestemd, hij voor Estland of Letland – maar hoewel ik in april niet meer gehinderd werd door groene restricties, leek het toch een beetje overdreven om naar een bestemming te vliegen waarvoor ik verschillende keren moest overstappen en een auto moest huren. Om nog maar te zwijgen van de grenzen die moesten worden overgestoken en de politieke spanningen; niets is tenslotte dodelijker voor een goed humeur dan een militaire staatsgreep. Dus uiteindelijk kozen we voor een plaats ongeveer halverwege Toronto en het Midden-Oosten en boekten we twee zo rechtstreeks mogelijke vluchten naar Malaga, in Zuid-Spanje. Ik hoop dat het ook een rechtstreekse vlucht naar een naadloos en in het geheel niet ongemakkelijk romantisch weekje met een van mijn beste vrienden zal zijn.
14 februari, dag 351
Hout boenen met citroen, azijn en olijfolie
Net zoals je je niet realiseert hoe wit je bent tot je na een lange, donkere winter een zwempak aantrekt en midden op de dag naar het strand gaat, zo ontdekte ik pas hoe groen ik was geworden als ik me in normale situaties bevond. Hoewel ik me al schuldig voel over die enkele bagel met niet-biologische roomkaas of die extra dertig seconden met de föhn, valt zodra ik mijn huis verlaat toch op hoe groen ik ben.
De afgelopen maand had ik bijvoorbeeld last van opvliegers, althans, dat dacht ik en ik begon me paniekerig af te vragen of ik in een voortijdige menopauze zat. Maar toen viel me op dat die golven van warmte alleen opkwamen als ik bij anderen thuis was, vooral bij mijn ouders, waar de thermostaat op bijna 27 graden staat – vanwege de slechte bloedsomloop van mijn moeder en om goed te maken dat ze in een ijskoud huis in de altijd vochtige en bewolkte Britse Midlands is opgegroeid.
Ik had meegedaan aan het laatste experiment van Crunchy Chicken, ‘Bevroren kadetten’, waarbij al haar lezers hun thermostaat zo laag zetten als ze durfden. De mijne stond op 18 graden en nu mijn lichaam geleidelijk aan gewend was geraakt aan de lagere temperatuur, vond ik het in de meeste andere ruimten onaangenaam warm.
Naast de opvliegers was er nog iets wat me zorgen baarde: hoewel het winter was, en er niet veel anders dan stof in de lucht zou moeten zitten – in ieder geval geen stuifmeel, mijn officiële aartsvijand als het om neusholten gaat – werden mijn allergieën erger.
Ook nu bleek weer dat mijn neus alleen kriebelde en mijn ogen alleen traanden als ik bij anderen thuis was. Nou, niet bij iedereen; in het appartement van Meghan had ik bijvoorbeeld geen last, waarschijnlijk omdat ze dezelfde producten gebruikt als ik en alle mogelijke gifstoffen uit haar woonruimte verwijdert. Maar toen ik bij een andere vriendin logeerde en haar geconcentreerde, naar een frisse bries geurende, neongroene wasmiddel en haar paarse afwasmiddel met lavendel moest gebruiken – allebei tjokvol kunstmatige geurstoffen—gingen mijn traanklieren aan het werk en kon ik niet meer ophouden met niezen.
Ik ben er altijd trots op geweest dat ik niet een van die zweverige, hypergevoelige types ben met een zwak immuunsysteem. Maar nu ik mijn lichaam heb laten wennen aan een natuurlijkere levensstijl accepteert het blijkbaar niets anders meer – in ieder geval niet zonder oververhit en geïrriteerd te raken en misschien zelfs in huilen uit te barsten – en daarom heb ik nu de armleuningen van de fantastisch lelijke loveseat van Fred ingesmeerd met een zelfgemaakt mengsel van citroen, olijfolie en azijn, in plaats van meubelspray uit een busje.
17 februari, dag 354
Kringloopbehang kopen
Het schijnt dat Oscar Wilde op zijn sterfbed in het ziekenhuis zei: “Het behang en ik voeren een strijd op leven en dood over de vraag wie het eerst deze kamer zal verlaten.”
Nu zit ik in het ziekenhuis bij mijn vriend Kieran en vertel ik hem alles over het kringloopbehang dat ik voor mijn werkruimte thuis heb gekocht, en over hoe belangrijk het is dat hij blijft leven zodat hij het kan zien. In ieder geval zou het prettiger zijn om naar te kijken dan de vergeelde beige ziekenhuismuren en de vale gordijnen die eruitzagen alsof ze voor $12 per stuk waren gekocht in dat pakhuis waar ik mijn oude hotelstoelen vandaan had.
Het ziekenhuis was overigens zowel vanuit esthetisch als vanuit ecologisch oogpunt in alle opzichten fout. Het kleurenschema was beperkt tot neutrale en levenloze pastelkleuren, er stonden voor zover ik kon zien nergens bakken voor gescheiden afval en het eten…ach, iedereen weet dat ziekenhuisvoer het enige is wat nog viezer is dan vliegtuigeten, maar aangezien dit de afdeling was voor patiënten met de ziekte van Crohn, dikkedarmontsteking en andere darmaandoeningen, zou je denken dat er iets voedzamers op het menu stond dan groene gelatinepudding en gele Gatorade.
“Is dat een papiertje van een bagel?” vroeg ik met een hoorbaar ‘tss’. “En een blikje fris?”
Als Meghan hier was, zou ze zich rot schrikken.
“Tja, ik had koolhydraten nodig en het was beter dan wat ze hier in de kantine hebben,” zei hij. “En dat is trouwens ginger ale zonder prik. Schijnt goed te zijn voor de maag.”
Hij zei dat hij nu toch niet zo veel groenten kon eten en vond dat hij moest luisteren naar wat zijn lichaam wilde om weer op gewicht te komen. Zolang hij het binnen kon houden was hij tevreden. Toch kon ik niet geloven dat kleurstoffen en geraffineerde suiker goed waren voor wie dan ook, en al helemaal niet voor iemand met ernstige spijsverteringsproblemen.
“De gele Gatorade is ook mijn favoriet,” zei hij glimlachend. Nadat hij zijn laatste slokje had gedronken liet hij het flesje in de prullenmand naast zijn bed vallen.
Ik herinnerde me het gesprek met mijn moeder over al het afval dat wordt geproduceerd door de medische beroepsgroep en ziekenhuizen. Voor de wegwerpinjectiespuiten en papieren schorten kon ik nog wel begrip opbrengen, maar ik vond het idioot dat ze niet eens blikjes en flessen inzamelden. Als ziekenhuizen zich daarvoor zouden inspannen en hun patiënten misschien zelfs fatsoenlijk eten zouden voorzetten, kon dat leiden tot schonere lucht, schoner water en schonere grond, en niet in de laatste plaats tot gelukkigere mensen die vervolgens de gezondheidszorg weer minder zouden belasten.
De verpleegster kwam binnen om de zoutoplossing in het infuus te vervangen en Kierans bloeddruk te meten. Kort daarop klonk een stem over de luidspreker die zei dat het bezoekuur voorbij was.
Ik stak mijn hand in de prullenmand en pakte zijn lege flesje.
“Vind je het goed dat ik dit voor je in de plasticbak doe?” vroeg ik.
Kieran keek me aan met een blik die kon betekenen dat hij onder de indruk was of dat hij walgde of misschien wel beide. “Ga gerust je gang,” zei hij. “Koekje erbij voor onderweg?”
18 februari, dag 355
Green Maps gebruiken; eco-stedentrips maken
Ik zou nooit op het idee zijn gekomen om mijn cartografie groen te maken, maar ondanks alle tekenen die wijzen op het tegendeel blijkt steeds maar weer dat er nog fanatiekere milieubeschermers zijn dan ik. Toen ik vanmiddag een tuincentrum uit liep viel mijn oog op een kaart die er op de een of andere manier ecologisch uitzag (ik heb de laatste tijd extra voelsprieten voor dingen met een milieuvriendelijk ontwerp). Het bleek een kaart van Toronto te zijn waarop alle parken, ravijnen en fietspaden van de stad waren aangegeven, evenals alle duurzame hotels, milieuvriendelijke stomerijen, vegetarische restaurants, volkstuintjes, boerenmarkten en zelfs alle kringloopinstellingen.
Ik ontdekte dat het bedrijf dat erachter zit Green Map (Groene Kaart) heet en dat ze hetzelfde hebben gedaan voor steden als Stockholm, Chicago en Beijing (dat laatste verbaasde me een beetje; bestond er groen in Beijing?). Maar het grappigst was wel de compostkaart van Manhattan – ik bedoel, hoeveel bananenschilinzamellocaties hebben ze in New York nou eigenlijk nodig?
22 februari, dag 359
Regelingen treffen voor een ecologische uitvaart
Nu mijn missie haar laatste rustplaats nadert – en, op zakelijker niveau, nu mijn advocaat me er keer op keer aan herinnert dat ik een testament moet opmaken omdat ik huiseigenaar ben en zo – lijkt de dood me een niet meer dan toepasselijk onderwerp. Hoewel ik niet van plan ben om de wereldbevolking binnen al te korte tijd met één persoon te laten afnemen, ben ik wel bereid mijn sterfelijkheid groen te maken.
Ik dacht aan Crunchy Chicken, die dit onderwerp al eens heeft aangesneden op haar blog, dus ik zocht het betreffende stukje op en las de reacties. Na nog wat nader maar niet tot een definitieve conclusie leidend onderzoek, besloot ik dat de milieuvriendelijkste weg naar het hiernamaals waarschijnlijk een begrafenis op een eco-begraafplaats zonder tierelantijnen was of een crematie in een kist van dennenhout, karton of biologisch afbreekbaar materiaal, op voorwaarde dat ik geen vullingen heb (het kwik verdampt) – die heb ik inderdaad niet.
Maar er waren nog meer mogelijkheden om uit te kiezen, zoals een luchtbegrafenis, waarbij ik een berg op gedragen zou worden zodat de gieren me konden verslinden. En er waren ook Ecopods, kisten gemaakt van natuurlijk, gehard kringlooppapier. Verder had je de rifbal-optie, die inhield dat mijn as zou worden verwerkt in cement waarvan een koepelconstructie worden gegoten. Deze zou op de bodem van de oceaan worden gelegd als kunstmatig rif om de groei van koraal en de ontwikkeling van het leven in het water te stimuleren. En natuurlijk kon ik altijd mijn lichaam ter beschikking stellen van de medische wetenschap – of nog enger, ik zou het kunnen geven aan de mensen van de rondreizende Body Worlds-expositie, die me waarschijnlijk zouden villen en mijn lichaam de pose zouden geven van een tennisspeler die net een backhand slaat (of eigenlijk een boomknuffelaar die net bezig is haar compost om te scheppen).
Maar wat me het duurzaamst leek en me ook het meest raakte, was de mogelijkheid om je te laten cremeren en de as samen met wat zaden in een urn te laten gieten, die vervolgens kon worden geplant. Daar zou dan misschien een boom uit groeien. Er is zelfs een bedrijf dat urnen maakt die biologisch afbreekbaar zijn. Het logo is nogal luguber – het ziet eruit als een mensenhoofd dat is opgesloten in een kringloopsymbool – maar verder lijkt het me een betrouwbaar product.
Dus geen formaldehyde of balsemvloeistof, geen kist die moet worden gemaakt en vervoerd, en geen kosten voor de begraafplaats of onderhoudszaken, zoals pesticiden en gemotoriseerde grasmaaiers. Bovendien denk ik dat ik ook in mijn testament zet dat ik liever donaties krijg voor een milieuvriendelijk doel dan bloemen en dat ik liever geen lijkwagen wil – tenzij het een hybride lijkwagen is. Of misschien zou het een begrafenis per fiets kunnen worden! O, en de CO²-uitstoot zou moeten worden gecompenseerd zodat de ceremonie geen voetafdruk zou nalaten!
Wie had kunnen denken dat het regelen van een begrafenis zo leuk kon zijn? Nu kon ik echt in groene vrede rusten.
24 februari, dag 361
Alleen gedichten schrijven in haiku-vorm
Hoewel dit waarschijnlijk de twijfelachtigste groene verandering is die ik tot nu toe heb doorgevoerd, moet het ook wel de creatiefste en meest romantische verandering zijn.
Ik heb nooit veel poëzie geschreven, maar wat mij aanspreekt in de haiku is dat hij je dwingt om in zeventien lettergrepen – niet meer, niet minder – je gedachten te uiten. Er is genoeg ruimte om te zeggen wat je belangrijk vindt, maar niet genoeg om er te lang over door te zaniken. En het is de meest milieuvriendelijke vorm van poëzie doordat de haiku zo kort is en dus weinig papier en inkt vraagt.
Vandaag besloot ik op mijn blog een haiku te schrijven voor mijn lezers, een die verwijst naar de mogelijkheid dat ik na deze missie mijn website blijf bijhouden. Ik wist niet hoe ik dat moest doen of waarover ik moest schrijven, maar het maakte niet zo veel uit want de beperkingen van de haiku hielden in dat ik het toch vrij vaag moest houden. Ahum:
Groen zijn
door Vanessa Farquharson
Mijn jaar is voorbij
Maar er zal nog meer komen;
Wacht maar af, lezers.
Dat was alles. Niet bijzonder ontroerend of prikkelend, maar het was goed genoeg. Toen ik paar uur later mijn blog bekeek zag ik dat een aantal lezers reacties hadden achtergelaten in haiku-vorm. Hellcatrj had geschreven:
Ik en mijn vriend Er
Schrijven haiku’s voor elkaar
Tegen verveling
Toen kwam Esme met een andere:
Haiku-milieutips
Zoek een ‘groene’ zonnebril
Steun Heifer.org
Dat stimuleerde me om in deze versvorm te blijven schrijven, dus na een paar minuten nadenken en op mijn vingers natellen of het aantal lettergrepen echt klopte, schreef ik er weer een:
Ha, ha, geweldig!
Kunnen we alle reacties
In haiku-vorm doen
En inderdaad volgden er meer. Tuuli schreef:
Geweldig stukje
Je staat nu ook op mijn blog
Ter inspiratie
En toen schreef David ben-Avram:
Dank je voor je blog
Ik hou van dichten en jou
Zo sexy en groen!
Eh, oké, die laatste deed me iets te veel denken aan GreenSingles.com. Plotseling ebde mijn belangstelling voor de zeventienlettergrepige reacties op mijn blog weg.
Nadat ik mijn browser had afgesloten, leunde ik achterover en staarde naar het plafond, me afvragend of ik de halogeenarmaturen, die al in het huis zaten toen ik het kocht, moest vervangen door spaarlamp- of led-armaturen. Net op dat moment kwamen mijn vrienden Joel en Amy boven om te vertellen dat ze weggingen.
De afgelopen weken hadden ze met zijn tweeën in mijn kelder gelogeerd en mij geholpen mijn belofte over het delen van mijn woonruimte met anderen gestand te doen. Ze geven allebei Engels op een basisschool in Jaju, in Korea, maar waren een tijdje in Toronto om vrienden te bezoeken en hadden geen logeeradres in het centrum. Ik had mijn huis aangeboden, want ik woonde daar op dit moment toch alleen. Omdat ze wisten dat dit de climax van mijn groene missie was, lieten ze mij alle ruimte en hielden ze zich aan bijna al mijn ecologische regels. Maar hoewel Amy toen ze begin twintig was een echte hippie was, en dus bekend is met dingen als biologische zeep van Dr. Bronner en onverpakte producten, maakt Joel zich veel minder druk om het milieu – hij maakt zich eigenlijk helemaal niet erg druk om dingen die niet te maken hebben met eten, drinken, films, muziek en boeken, en daarom hou ik van hem.
Na twee weken vol afspraken, winkelen en brunchen, zouden Joel en Amy vandaag teruggaan naar Korea. Ik ging naar beneden om afscheid te nemen en bleef toen ze weg waren een tijdje daar om de stilte tot me door te laten dringen.
Rond twaalf uur ‘s middags ging de deurbel.
Het was een koerier met een boeket gele orchideeën. Op het kaartje stond: “Heel erg bedankt dat we bij je mochten logeren. Dit zijn Fair Trade-bloemen en de verpakking is volledig biologisch afbreekbaar. We hopen dat je ze mooi vindt en wensen je veel geluk met het volbrengen van je groene missie – laat ons weten hoe het feestje was!”
Dat was het handschrift van Amy. Joel had er nog iets onder gekrabbeld.
“PS Het milieu kan me gestolen worden.”
Groen maar cynisch. Ze kenden me maar al te goed.
28 februari, dag 365
De ecofouten van anderen herstellen
Maandenlang heb ik geduldig gewacht op het moment dat ik in de titel van mijn blogstukje ‘dag 365’ kon typen. Maar dankzij de kwade machinaties van de voorjaarsequinox en dat hele gedoe met het schrikkeljaar, moest ik nog een extra verandering verzinnen. Dus misschien kwam het door de onderdrukte woede dat het stukje van vandaag ging over het herstellen van andermans ecofouten – plastic flessen van de vuilniszak naar de recyclebak verplaatsen en vice versa met bakjes van polystyreen, een kraan dichtdraaien als degene naast me hem te lang zonder reden laat lopen, mensen vragen om de motor niet stationair te laten draaien enzovoort.
Maar het frustrerende is dat ik zelfs nu ik 365 groene veranderingen achter de kiezen heb, nog op geen stukken na een expert ben op milieugebied. Ik ben gevraagd om op Aardedag bij een paar evenementen te spreken en ik moest de organisatoren waarschuwen dat ik eigenlijk helemaal niets weet over groen leven, behalve hoe smerig gebruikte zakdoeken zijn of hoe hamburgers van weidekoeien smaken. Ook vragen steeds meer vrienden mijn mening over dingen als katoenen luiers versus ecologische wegwerpluiers en of recyclebare kartonnen dozen in elkaar moeten worden gevouwen voordat je ze aan de stoeprand zet en of vette pizzadozen eigenlijk wel hergebruikt kunnen worden. Op al die vragen weet ik nog steeds het antwoord niet.
Het is duidelijk dat de infrastructuur van deze planeet veel complexer en genuanceerder is dan ieder van ons kan bevatten (behalve misschien Stephen Hawking). Dat is waarschijnlijk de oorzaak dat we nog steeds praten over de vraag of ethanol als brandstof of elektrische auto’s de toekomst zijn, discussiëren over de voordelen van zonneversus windenergie en zelfs onderzoeken laten uitvoeren om erachter te komen in welke mate de opwarming van de planeet te wijten is aan menselijk handelen. Het probleem met de groene beweging is dat de gemiddelde burger van eerstewereldlanden net als ik zijn levensstijl drastisch zal moeten veranderen zonder precies te begrijpen waarom, ze komen althans niet veel verder dan de algemene uitspraak: “Het is goed voor het milieu.” Soms moeten we eerst zelfs een paar onjuiste beslissingen nemen – op de ene dag wordt misschien geroepen dat voor wijn petflessen de groenste optie zijn omdat het een herbruikbaar en licht verpakkingsmateriaal is, de volgende dag is Tetra Pak beter omdat de petflessen hormonen bevatten en uiteindelijk keren we terug naar glas omdat er geen olie meer is om plastic te maken. Betekent dat dat we dan maar niets meer moeten veranderen omdat critici en wetenschappers steeds van mening veranderen? Natuurlijk niet. Maar ik wilde dat ik wist welke veranderingen het grootste effect hebben in plaats van dat ik 366 keer in het duister moet tasten en maar moet hopen op een goede afloop.
29 februari, dag 366
Slapen
Om half elf ‘s-ochtends op de laatste dag van mijn missie zat ik op mijn gemak mijn Fair Trade-koffie te drinken uit mijn thermoskan terwijl ik zag hoe de knieën van Tim Roth door Michael Pitt kapot werden geslagen met een golfclub en Naomi Watts, vastgebonden en gekneveld in niets dan haar ondergoed, hysterisch achter de bank zat te huilen. Het was een persvoorstelling van de film Funny Games, een heftige en controversiële thriller van de Oostenrijkse regisseur Michael Haneke, en ik zat in de bioscoop waar ik op vrijdagochtend meestal zat en waar alle nieuwe films aan de pers worden getoond zodat we van tevoren onze recensies kunnen schrijven en sterren kunnen toekennen.
Het was een heel gewone vrijdagochtend maar toch was ik heel opgewonden – niet door wat er op het scherm voorbijkwam, maar door het gevoel vanbinnen dat ik een grote prestatie had geleverd. Over slechts twaalf uur zou ik iets hebben gedaan wat nog niemand had gedaan. Ik zou kunnen terugkijken op 366 veranderingen die ik in mijn leven had doorgevoerd omwille van de aarde, een zucht van uitputting en trots kunnen slaken en eten, eten, eten. Ik zou alles kunnen eten, zoals bananen en Cheetos en sushi en guacamole en dan kon ik een warm bad vol laten lopen en er net zo lang in blijven liggen tot ik zo bedwelmd was van de warmte dat ik er niet meer uit kon klimmen.
Ik vroeg me nu al een tijdje af wat mijn laatste verandering moest worden – wat het ook was, ik hoefde het maar vierentwintig uur vol te houden. Ik zou dus tot het uiterste kunnen gaan: niet douchen, niet eten, niet drinken, niets gebruiken, niets doen, nergens heen gaan, niets kopen – misschien zelfs minder snel ademen en mijn CO²-uitstoot van een dag ademen compenseren. Maar dat voelde allemaal ook een beetje aan als effectbejag, alsof ik het hele concept van extreem groen leven op de hak nam terwijl ik het juist heel serieus neem.
Dus toen het tijd werd voor mijn laatste verandering en ik nog steeds niet wist wat ik moest doen, deed ik wat ik in het Banff Centre had geleerd, een klassieke techniek om een writer’s block te bestrijden: ik ging terug naar het begin.
Kringloopkeukenpapier.
Deze hele toestand is begonnen met kringloopkeukenpapier.
Ik had heel wat bereikt sinds dat moment – ik gebruikte nu zelfs helemaal geen keukenpapier meer – en mijn oorspronkelijke plan om kleine stapjes te zetten in de richting van een milieubewust leven, was compleet de mist in gegaan toen ik besefte dat die kleine stapjes algauw op waren en ik alleen nog maar sprongen kon nemen.
Maar hoewel ik inmiddels geloof dat de weg naar een betere planeet ligt in de combinatie van kleine én grote veranderingen, vond ik het toch belangrijk om te eindigen met iets simpels.
En dat iets was slaap.
Het idee kwam van een van mijn lezers, Molly, die als reactie op mijn stukje over de haiku een link had ingevoegd naar een artikel in de Guardian waarin stond dat slapen goed was voor het milieu. Het was uiterst abstract, waarschijnlijk op geen enkel feit gebaseerd en de zelfspot droop ervanaf – echt iets voor mij. Hoewel de stelling op het eerste gezicht belachelijk leek, stonden er een paar rake opmerkingen in het artikel, zoals dat vroeg gaan slapen betekent dat de lichten eerder uitgaan en apparaten minder worden gebruikt, en het gegeven dat goed uitgeruste mensen over het algemeen minder vaak de energiebronnen van de aarde aanspreken dan gestreste mensen.
Green as a Thistle begon klein en zou ook klein eindigen: mijn blog en ik zouden lekker lang onder zeil gaan.
Toen ik thuiskwam van de bioscoop maakte ik het huis schoon en trof ik alle voorbereidingen voor het grote ontgroeningsfeest. Uiteindelijk kon ik het niet over mijn hart verkrijgen om wegwerpborden en -bestek te kopen, dus de dolk die ik in Gaia’s borst stak ging niet dieper dan een zak Cheetos en een paar flessen Australische syrah. Nadat ik die op de tafel in de woonkamer had gezet, liep ik de trap op en ging aan de computer zitten om te kijken hoeveel reacties er waren gekomen op mijn laatste stukje. Het waren er negenentachtig.
Het lukte me bijna niet om ze allemaal te lezen – ik ben nooit zo goed geweest in het accepteren van kritiek of complimentjes, dus achtennegentig felicitaties en loftuitingen, waarvan een groot aantal beschreef dat ik de schrijver had geïnspireerd om zijn of haar eigen leven te veranderen, brachten me in een toestand van nederig ongeloof. Het was duidelijk dat er in dat cliché van het rimpeleffect een grote kern van waarheid school.
Maar de rimpels in mijn naaste omgeving waren het belangrijkst voor me – in de loop van dit jaar hebben mijn vrienden en familie dingen veranderd op een manier die ik niet voor mogelijk had gehouden. In het begin was dat voornamelijk omwille van mij, alleen maar om tegemoet te komen aan mijn groene restricties, maar nu ben ik er echt van overtuigd dat ze het voor zichzelf en voor de aarde doen. Bij mijn moeder ligt tegenwoordig alleen nog maar biologische zuivel en groen vlees in de koelkast en ze heeft gezworen dat ze ieder jaar met Kerstmis donaties aan haar vrienden geeft in plaats van cadeautjes. Mijn vader huurt alleen kleine, hybride auto’s voor zijn vakanties en drinkt altijd biologisch bier. Zelfs Emma is…nou ja, Emma is eigenlijk niet echt veranderd.
Maar Ian! Ian neemt iedere dag een thermoskan met koffie mee naar zijn werk en is van plan bij de volgende verkiezingen groen te gaan stemmen, en Dimitris heeft een gebruikte fiets gekocht omdat hij minder wil autorijden. Zelfs mijn collega’s bij de Post drinken tegenwoordig water uit flessen van roestvrij staal en maken thuis hun lunch klaar.
En ook mijn vriendschappen zijn veranderd – een paar jaar geleden had ik nooit kunnen denken dat ik zou flirten met de vuilnismannen van Toronto, koffie zou drinken met een vent die No Impact Man heet of verkering zou hebben met een veganistische massagetherapeut uit Oregon. Ik zou ook nooit op zoek zijn gegaan naar afvalcontainers op de Westoever, wurmen hebben besteld voor een compostbak op mijn balkon, iedere maand een menstruatiebeker gebruiken in plaats van tampons of rondneuzen in een pakhuis vol afgedankte hotelmeubels en me vervolgens naar huis haasten om mijn weckpotten te steriliseren en jam te maken.
Ik weet niet of deze ervaringen een beter persoon van me hebben gemaakt – op zijn hoogst vinden sommigen me maar irritant vanwege mijn eindeloze verhalen over de wonderen van zuiveringszout en azijn – maar ik ben wel verantwoorder gaan leven en minder onzeker geworden. Sommigen menen dat te veel kennis hebben een last kan zijn, dat het tot verlammende frustratie kan leiden over de onwetendheid van de mensheid of tot depressies over het onvermogen om dingen te veranderen. Tot op zekere hoogte begrijp ik dat – de feiten over de opwarming van de aarde worden alleen maar moeilijker te verteren en al dat jargon, alle elkaar tegensprekende onderzoeken en uitzonderingen op de regel maken het alleen maar erger. Maar leren dat schoenen kunnen worden gepoetst met kokosolie, dat je in het donker kunt douchen, dat je met azijn de kalk van de bodem van je waterkoker kunt verwijderen – van al die dingen geniet ik intens. Net zoals Dorothy in The wizard of Oz te horen krijgt dat ze eigenlijk al die tijd al de middelen voorhanden had om naar huis terug te keren, heeft mijn missie me geleerd dat het enige wat ik echt nodig heb in mijn leven al aanwezig was: schoonmaakproducten, hoestdrank en alle bestanddelen van tandpasta staan al beneden in mijn keukenkastjes, sportfaciliteiten zijn buiten te vinden in de vorm van heuvels en wind, mijn eigen twee benen zijn mijn vervoermiddel en hoe dol ik ook ben op dure mascara, ik kan mezelf er ook beter uit laten zien door wat meer te glimlachen.
En dat alles heb ik te danken aan Moeder Natuur en het zal ons nog jaren ter beschikking staan, als ik haar er tenminste wat liefde voor teruggeef. Dat stelt me gerust. Voorheen wond ik me altijd op over dingen die gedaan moesten worden, winkels waar ik naartoe moest, mensen die ik moest zien, producten die ik moest kopen, etentjes die moesten worden voorbereid enzovoort. Maar nu weet ik dat een lege koelkast niet hetzelfde is als een lege maag en een lege portemonnee niet hetzelfde als een lege kast – sterker nog, hoe minder spullen ik in mijn leven heb, hoe tevredener ik me voel. Dat klinkt boeddhistisch en onoprecht, maar het is waar. Zelfs wat mijn liefdesleven betreft lijkt het erop dat het antwoord altijd al aanwezig was.
Met al die gedachten in mijn hoofd, liep ik mijn slaapkamer in en ging liggen. De cirkel was nu echt rond, ik had tenslotte het idee voor deze missie gekregen toen ik precies een jaar geleden in bed lag, en tevergeefs probeerde in slaap te vallen. Ook nu kon ik niet slapen, maar dat had niets te maken met schuldgevoel over het milieu of rusteloosheid. Nee, deze keer werd ik overspoeld door pure vrolijkheid. Ik luisterde naar de kale takken die buiten tegen het dak zwiepten en het gedempte, ritmische geschraap van een buurman die sneeuwruimde. Toen ik me omdraaide om uit het raam te kijken, zag ik het koude winterlicht, dat zich dapper door een wolk priemde. Ik was me op een mooie manier bewust van de wereld, niet op een gefrustreerde manier, en ik glimlachte.