Hoofdstuk 9
Waarin Tom het benauwd krijgt,
hevig moet plassen
en ten slotte het bewustzijn verliest.
Tom was de wanhoop nabij. Hoelang zou dit nog duren? De slagtanden drukten in zijn rug en bovendien stonken ze naar rot vlees en geronnen bloed. Zijn rechterarm voelde voos aan. Hij trachtte zich op zijn andere zijde te draaien in de hoop dat de bloedstroom weer op gang zou komen. Dat had hij al wel tien keer gedaan, maar elke keer tintelde zijn hele arm. Het leek wel of er tienduizend naalden tegelijk in zijn vlees prikten. Tom kon het haast niet meer opbrengen zich nog eens om te draaien. Urenlang lag hij nu al in de ongemakkelijkste houding die je je kon voorstellen.
De rit in de vrachtwagen had hem eindeloos toegeschenen. Toen ze eindelijk halt hielden en het schokken ophield, was dat voor Tom een hele opluchting. Als ze inderdaad in Luxemburg waren, zoals hij de ivoorsmokkelaars had horen zeggen, konden ze toch niet langer dan vier uur onderweg geweest zijn. Maar het scheen hem toe alsof het dagen had geduurd. De kisten werden afgeladen. Hij hoorde nog de stem van Barkas, die in slecht Frans met iemand praatte. Een hele tijd bleef alles doodstil. Tom viel zelfs in slaap.
Hij schrok wakker toen zijn kist met een enorme schok werd opgetild. Het duurde even voor hij begreep waar hij was. Ten slotte drong het tot hem door dat de kisten met een heftruck in een vliegtuig werden geladen. Tom hoorde stemmen, vlakbij. Hij trapte zo hard hij kon tegen de wand van zijn kist. Maar niemand scheen het te horen en de kist werd over rolletjes naar het einde van de laadvloer geschoven. Door de kieren kon Tom niet meer dan een vage schemer onderscheiden. Even nog werd hij door elkaar geschokt toen een andere kist blijkbaar boven op de zijne werd gezet. Nadien bleef het rustig.
Tom trachtte te slikken. Zijn keel voelde aan als vers gelooid leer. Al uren had hij niets meer gedronken en de dorst begon hem nu echt te kwellen. Honger voelde hij ook, maar dat was niets, vergeleken bij het droge zwellen van zijn keel. Ook zijn mondhoeken deden pijn. De prop werd strak op zijn plaats gehouden door het stuk vod dat achter in zijn nek was samengeknoopt. Tom had al geprobeerd het op een of andere manier los te wrikken, maar dat was hem niet gelukt. Hij had overigens nog een ander ongemak: zijn blaas stond op springen. Sinds gisteravond was hij niet meer naar het toilet geweest en hij verwenste zichzelf om het blikje water met prik dat hij zo nodig had willen drinken bij de kapitein aan boord van de Loretta.
Toen de motoren aansloegen, trilde het hele toestel. Tom trachtte zich op zijn buik te draaien. Dat was een stuk makkelijker voor zijn armen, maar hij besefte meteen dat hij het niet lang zou uithouden met zijn gezicht op het ivoor gedrukt. Tom huiverde. Hij hoorde de motoren gieren en even later werd hij naar achteren geduwd. Nu stegen ze op, begreep hij.
Zou hij nog ooit weerkeren? En waar was Patrick? Waarom kwam die hem niet zoeken? En ma en pa? Waarom hadden ze hem alleen gelaten? Tom begon plots te huilen als een klein kind. Hij kon er niets aan doen. Zijn tranen liepen in beekjes langs zijn wangen en werden opgezogen door het vuile vod over zijn mond. Hij snikte van ellende en viel ten slotte huilend in slaap.
Van toen af was Tom alle tijdsbesef kwijt. Er was alleen nog pijn. Pijn in zijn armen, in zijn rug, in zijn hoofd. En dorst, dorst, dorst. Hij hoorde het eentonige fluiten van de motoren en bij de kleinste schok of luchtwerveling leek het of zijn getergde lichaam werd vermorzeld. Soms werden pijn en vermoeidheid ondraaglijk en wilde Tom het uitschreeuwen, al kon dat niet met de prop in zijn mond. Dan weer zonk hij weg in een soort schemerzone tussen slapen en waken. Soms had hij het idee dat hij uren geslapen had en hij herinnerde zich flarden van dromen. Dan weer leek het of hij uit een toestand van bewusteloosheid ontwaakte. Even een heldere gedachte: ik overleef dit nooit. Dan zonk hij weer weg, verdoofd door de pijn en de schaarse zuurstoftoevoer. Een keer nog had hij het idee dat het vliegtuig landde en even later weer opsteeg. Dan wist hij niets meer.