24

Maandagmiddag had het zoeken naar Þórarinn nog geen enkel succes opgeleverd. Men had gesproken met een groot aantal mensen die hem kenden of op de een of andere manier iets met hem te maken hadden, vrachtwagenchauffeurs, familieleden, vaste klanten. Niemand had iets van hem gehoord, niemand wist waar hij zich ophield. Toch kwamen er zo verschillende vermoedens ter sprake en aan sommige ervan werd enige aandacht besteed. Een recente foto van hem, door zijn vrouw aan de politie verstrekt, was via de media verspreid. De politie deelde mee dat hij werd gezocht voor de moord op Sigurlína en dat hij gevaarlijk zou kunnen zijn. Het duurde niet lang of er begonnen tips binnen te komen over plaatsen waar hij was gesignaleerd. Ze kwamen zowel uit Reykjavík als uit de wijde omgeving, zelfs helemaal uit de Oostfjorden.

Intussen besteedde Sigurður Óli het merendeel van zijn tijd aan een ander en veel ongrijpbaarder probleem. Daarvoor had hij iemand nodig die kon liplezen. Tegen de avond lukte het hem eindelijk met zo iemand in contact te komen. Elínborg had hem gezegd dat hij eens met de Bond van Slechthorenden moest praten. Een dame daar op het kantoor spande zich erg in om hem verder te helpen, en zo kwam hij ten slotte in contact met een vrouw die op het gebied van liplezen tot de besten van het land moest behoren. Ze hadden e-mailcontact en spraken af elkaar rond zes uur op het politiebureau aan de Hverfisgata te ontmoeten.

Sigurður Óli wilde dat ze met hem keek naar het stukje film dat hem in die smerige plastic zak was bezorgd.

Hij had het fragmentje aan vakmensen gegeven, die de filmbeelden hadden bekeken en op een cd-rom hadden gezet. Ze hadden ook geprobeerd de beelden helder te krijgen en ze zo goed als in die korte tijd mogelijk was schoon te maken. Het bleek om een stukje 8mm-Kodak-film te gaan, een type film dat na 1990 uit de productie was genomen. Ze geloofden niet dat het beelden uit een professioneel vervaardigde productie waren, eerder een fragment van een home video of van een film die een amateur voor eigen gebruik had gemaakt. Maar het was erg moeilijk te zeggen uit welk land het kwam. Het zou in eigen land gemaakt kunnen zijn, maar evengoed in het buitenland, zoals een van de technici zei toen hij Sigurður Óli de resultaten van zijn onderzoek doorbelde. Daar schoot je veel mee op!

Het was moeilijk te zien waar of wanneer het stukje film was opgenomen. Dat had verschillende oorzaken. Een ervan was dat de beelden erg ‘gesloten’ waren, zoals de technicus het uitdrukte. Daarmee bedoelde hij dat ze niets van de omgeving lieten zien. Je zag alleen een meubelstuk: een bed of een bank of misschien een divan. Wat dat betreft was het beeldmateriaal buitengewoon pover. Het zou vrij recent kunnen zijn, dat wil zeggen van tamelijk kort voor 1990, maar het kon evengoed uit het midden van de vorige eeuw stammen, de tijd dat dit soort Kodak-film volop gebruikt werd. Dat was met geen mogelijkheid uit te maken. Het was ook maar zo’n kort stukje, hondertweeënnegentig beeldjes in totaal, zestien per seconde, en ze lieten steeds hetzelfde zien, dezelfde bewegingen, vanuit dezelfde gezichtshoek. De opname was duidelijk binnenshuis gemaakt. Het bed of de bank suggereerden dat het om een slaapkamer ging. Het was onmogelijk de woning te lokaliseren. Vanuit het raam was niets te zien: de lens was de hele tijd naar beneden gericht geweest.

Het was een stukje stomme film, maar toch werden er woorden uitgesproken. De technicus slaagde er niet in te bepalen wat er gezegd werd, en ook Sigurður Óli kon er volstrekt niets van maken. Daardoor was hij op het idee gekomen een liplezer in te schakelen.

Om wat het liet zien zou het filmpje hem niet geïnteresseerd hebben, maar juist wat het in die twaalf seconden níét liet zien, wat het suggereerde, had zijn belangstelling gewekt. Hoe weinig het ook te bieden had, het vertelde een verhaal, het was een stille getuigenis van het ongeluk en de pijn van een zwak schepsel. En dat waarnaar het vooruit wees was nog erger dan wat je hier al zag. Er was zeker reden om je zorgen te maken, ondanks de rare manier waarop het fragment bij de politie was terechtgekomen. Dat vertelde zijn ervaring hem. Sigurður Óli kon het idee niet kwijtraken dat er iets veel schokkenders aan het licht zou komen als de hele film werd gevonden.

Het liep tegen zessen toen Sigurður Óli naar de hal van het politiebureau werd geroepen: er wachtten twee dames op hem, werd erbij gezegd. Hij ging naar voren om hen te ontvangen. De ene, de liplezeres, heette Elísabet; de andere, een gebarentolk, Hildur. Hij begroettte hen en gezamenlijk liepen ze naar Sigurður Óli’s kantoor, waar hij een tafel op wieltjes naar binnen had gerold met daarop een computer, aangesloten op een flatscreen. Ze gingen op de stoelen zitten die Sigurður Óli naast elkaar voor het beeldscherm had gezet. Hij legde de liplezeres nu uitvoeriger uit waar het om ging. De politie had een filmfragmentje in handen gekregen zonder precies te weten wie de eigenaar was. Er stond een stukje op van een mogelijk strafbare handeling die waarschijnlijk in het verleden was gepleegd. Geluid was er niet bij en nu hoopte hij dat zíj hem zou kunnen helpen, als een soort geluidsspoor bij de film. De gebarentolk vertaalde alles wat hij zei simultaan voor Elísabet. Het waren twee totaal verschillende vrouwen. De liplezeres, rond de dertig, was heel klein en slank, ze had bijna het figuur van een jong meisje. Het leek Sigurður Óli dat ze breekbaar was als een porseleinen poppetje. De gebarentolk daarentegen was een grote, gezette vrouw van tegen de zestig, die erg luid praatte. Aan haar gehoor mankeerde niets en het was goed te merken dat ze altijd de beschikking had gehad over haar stem. Maar wat belangrijker was, ze beheerste de gebarentaal buitengewoon goed en stuitte nooit op problemen. Snel en duidelijk vertolkte ze wat de liplezeres zei.

Ze keken naar het stukje film. Ze keken nog een keer. Een derde keer. Wat ze zagen was een jongetje, niet veel ouder dan tien jaar, dat pogingen deed weg te lopen van degene die de opname maakte. De jongen was naakt. Hij viel van de bank of het bed, dat ten dele zichtbaar was, lag even op de grond en dook als een spin ineen. Toen keek hij recht in de lens, of naar degene die de camera op hem richtte, en zijn lippen bewogen. De bizarre pogingen om te ontsnappen deden denken aan een in het nauw gebracht dier. Het was duidelijk dat hij bang was voor de filmer en dat hij om genade smeekte. Het fragment eindigde even plotseling als het begonnen was, in hulpeloosheid en schaamte. De pijn op het gezicht van het jongetje greep de twee vrouwen heftig aan; Sigurður Óli had hetzelfde ervaren toen hij het fragment voor het eerst zag. Ze keken hem allebei aan.

‘Wie is dit?’ zei Hildur. ‘Wie is deze jongen?’

‘Dat weten we niet,’ antwoordde Sigurður Óli, en Hildur vertaalde dat simultaan. ‘Daar proberen we achter te komen.’

‘Wat is er met hem gebeurd?’ tolkte Hildur voor Elísabet.

‘Ook dat weten we niet,’ zei Sigurður Óli. ‘Dit is wat we in handen hebben gekregen. Meer was er niet. Kun je ons vertellen wat dat jongetje zegt?’

‘Het is erg onduidelijk,’ gebaarde Elísabet. ‘Ik wil er nog een keer goed naar kijken.’

‘O, je kunt het net zo vaak bekijken als je wilt,’ zei Sigurður Óli.

‘Weten jullie wie die film gemaakt heeft?’

‘Nee.’

‘In welk jaar is dit opgenomen?’

‘Dat weten we niet. We weten dat er voor 1990 met dit soort films werd gewerkt, maar deze zou net zo goed pasgeleden gemaakt kunnen zijn. Het enige waar we misschien op af kunnen gaan is het kapsel van dat jochie.’

Sigurður Óli vertelde de dames dat hij drie foto’s van beelden uit het fragment had laten maken en daarmee naar een aantal kapperszaken was gegaan, waar oudere, ervaren kappers werkten. Hij had hun die foto’s laten zien en ze hadden allemaal hetzelfde gezegd. Het jongetje had een model dat rond 1970 mode was geweest: bovenop een flinke kuif en daaromheen heel kort geknipt.

‘Die film is dus eind jaren zestig gemaakt?’ vroeg Elísabet.

‘Dat zou kunnen,’ antwoordde Sigurður Óli.

‘Werden jongens in die tijd niet vaak zo geknipt als ze in de zomer een tijd naar de boer gestuurd werden?’ voegde Hildur eraan toe. ‘Ik heb twee jongere broers, die rond 1960 zijn geboren en die werden altijd helemaal kaalgeknipt voor ze naar de boer gingen.’

‘Bedoel je dat dit een boerenhuis zou kunnen zijn?’ vroeg Sigurður Óli.

Hildur haalde de schouders op.

‘Het is heel moeilijk te zien wat hij zegt,’ zei ze Elísabet na. ‘Maar het zou volgens mij wel IJslands kunnen zijn.’

Ze bekeken het fragment weer en Elísabet concentreerde zich op de lipbewegingen van het jongetje. Weer speelden ze het fragment af, en nog eens, en nog eens, tien keer, twintig keer, terwijl Elísabet geconcentreerd bleef kijken naar de lipbewegingen. Zelf had Sigurður Óli ook geprobeerd te raden wat de jongen zei, maar dat had niets opgeleverd. Het liefst had hij natuurlijk gezien dat het een mannennaam was, dat de jongen de filmer bij zijn naam had genoemd. Maar zo simpel was het helaas maar zelden, wist hij.

‘…hou op…’

Terwijl ze op het scherm bleef turen sprak Elísabet die woorden uit.

Ze sprak zonder nadruk, vlak en mechanisch, een beetje onzeker; haar stem was dun en helder, als van een kind.

Hildur keek haar en vervolgens Sigurður Óli aan.

‘Ik heb haar nog nooit één woord horen zeggen,’ fluisterde ze in opperste verbazing.

‘…hou op…’ zei Elísabet opnieuw. En nog eens: ‘hou op’.

Het was al laat in de avond toen Elísabet ten slotte tamelijk zeker meende te weten welke smekende woorden het jongetje had gezegd.

 

hou op

hou op

ik wil niet meer

hou nou op

Doodskap
x97890214406511.xhtml
x97890214406512.xhtml
x97890214406513.xhtml
x97890214406514.xhtml
x97890214406515.xhtml
x97890214406516.xhtml
x97890214406517.xhtml
x97890214406518.xhtml
x97890214406519.xhtml
x978902144065110.xhtml
x978902144065111.xhtml
x978902144065112.xhtml
x978902144065113.xhtml
x978902144065114.xhtml
x978902144065115.xhtml
x978902144065116.xhtml
x978902144065117.xhtml
x978902144065118.xhtml
x978902144065119.xhtml
x978902144065120.xhtml
x978902144065121.xhtml
x978902144065122.xhtml
x978902144065123.xhtml
x978902144065124.xhtml
x978902144065125.xhtml
x978902144065126.xhtml
x978902144065127.xhtml
x978902144065128.xhtml
x978902144065129.xhtml
x978902144065130.xhtml
x978902144065131.xhtml
x978902144065132.xhtml
x978902144065133.xhtml
x978902144065134.xhtml
x978902144065135.xhtml
x978902144065136.xhtml
x978902144065137.xhtml
x978902144065138.xhtml
x978902144065139.xhtml
x978902144065140.xhtml
x978902144065141.xhtml
x978902144065142.xhtml
x978902144065143.xhtml
x978902144065144.xhtml
x978902144065145.xhtml
x978902144065146.xhtml
x978902144065147.xhtml
x978902144065148.xhtml
x978902144065149.xhtml
x978902144065150.xhtml
x978902144065151.xhtml
x978902144065152.xhtml
x978902144065153.xhtml
x978902144065154.xhtml
x978902144065155.xhtml
x978902144065156.xhtml
x978902144065157.xhtml
x978902144065158.xhtml
x978902144065159.xhtml
x978902144065160.xhtml
x978902144065161.xhtml
x978902144065162.xhtml
x978902144065163.xhtml
x978902144065164.xhtml
x978902144065165.xhtml
x978902144065166.xhtml
x978902144065167.xhtml