41

Sigurður Óli wist niet goed of hij Andrés serieus moest nemen en hoeveel waarde hij moest hechten aan wat hun laatste gesprek had opgeleverd. Het was erg onhelder en onsamenhangend geweest. Andrés had kennelijk duidelijk willen maken dat hij Rögnvaldur op de een of andere manier te pakken had gekregen. Verder had hij iets verteld over een masker – dat klopte in elk geval met de stukken leer die Sigurður Óli bij hem in de keuken had zien liggen. Hij had gewoon opgebeld om hem die inlichtingen te geven, zonder dat hij verder iets wilde. Zijn aarzelende gedrag wees erop dat hij niet precies wist wat hij moest doen en hoe hij de zaak tot een einde kon brengen. In zijn woning in het flatgebouw was hij niet te vinden en je kon zien dat hij die een hele tijd niet gebruikt had.

Sigurður Óli probeerde erachter te komen wie die Rögnvaldur was, de man over wie Andrés het had. Waar woonde hij? Er waren in de regio Reykjavík niet veel mannen met dezelfde naam en van dezelfde leeftijd, en geen van hen was als vermist opgegeven. Maar Andrés’ stiefvader had al eerder onder valse vlag gevaren, andere namen gebruikt, en het was heel goed mogelijk dat hij dat nog steeds deed. Het kon dus wel eens extra moeilijk zijn om hem te vinden. Zou het mogelijk zijn dat Andrés hem wat had aangedaan? Of waren dat de fantasieën van een oude alcoholist? Kon je hem geloven? Moest je serieus nemen wat hij zei? Een kerel die al jaren last veroorzaakte, een ouwe zwerver, een zatladder?

Deze en vele andere vragen gingen Sigurður Óli door het hoofd toen hij na zijn ontmoeting met Bergþóra op weg was naar het huis van zijn moeder. Ondanks alles besloot hij Andrés tot op zekere hoogte serieus te nemen. Die gebeurtenissen uit zijn jeugd, de nachtmerrie die hem in zijn macht had, had hij absoluut niet verzonnen. Hij had duidelijk hulp nodig. En daar vroeg hij zelf ook om, al deed hij dat op een vreemde manier. Het filmfragmentje en hun gesprek op het kerkhof waren voor Sigurður Óli genoeg om hem te geloven.

Sigurður Óli was moe en somber en wilde eigenlijk het liefst naar huis om te gaan slapen. Toch wilde hij ook graag zijn moeder spreken, haar een aantal vragen voorleggen, over allerlei onderwerpen. Voor een deel hadden die te maken met het feit dat ze zijn moeder was. Andere waren van financiële aard. Hij wist dat ze als accountant weinig ophad met die zogenaamde moderne Vikingen die het buitenland afstroopten om met geleend geld bedrijven over te nemen. En al evenmin was ze enthousiast over de enorme groei van de banken.

Gagga was een beetje verbaasd over zijn bezoek, zo laat op de avond. Sigurður Óli ging bij haar in de keuken zitten. Hij hoorde dat de tv in de kamer aanstond en vroeg of Sæmundur thuis was. Dat was zo, zei Gagga, hij wilde een bepaald programma zien. Ze vroeg hem of hij hem niet even dag wilde zeggen. Sigurður Óli schudde zijn hoofd. Zijn moeder had een kan koffie staan, maar hij vroeg of ze sinaasappelsap voor hem had. Gewoonlijk had ze wel een paar flessen in voorraad, voor als hij kwam binnenwippen.

‘Een dag of wat geleden zei je iets over de banken. Weet je eigenlijk hoe het daarmee gaat?’ vroeg Sigurður Óli.

‘Wat wil je erover weten?’

‘Hoe het komt dat ze ineens zoveel geld hebben. Waar dat vandaan komt. En wat een stel bankmensen samen hebben zitten uitbroeden. Het gaat om plannen die het daglicht niet kunnen verdragen. Weet jij daar iets van?’

‘Dat weet ik niet,’ zei Gagga. ‘Je hoort zoveel, tegenwoordig. Er zijn al mensen die zeggen dat het op chaos uitdraait als het zo doorgaat. Die ongelooflijke groei van de IJslandse economie van de laatste tijd steunt bijna helemaal op buitenlandse kredieten, maar er zijn nu aanwijzingen dat die geldkraan echt niet zo hard blijft lopen of dat er op een gegeven moment gewoon niks meer uit komt. Als er internationaal een ernstige schaarste op de geldmarkt optreedt – en daar wordt al over gepraat – dan zullen ze het nog heel moeilijk krijgen. Het gevaar zit hem waarschijnlijk hierin dat ze hun activiteiten niet beperken, maar er juist een schepje bovenop doen. Gisteren heb ik nog gehoord dat ze financieel het hoofd boven water willen houden door in andere Europese landen geld te lenen. Ik heb begrepen dat er al plannen in die richting bestaan. Ben je de banken soms aan het onderzoeken?’

‘Ik weet het niet,’ zei Sigurður Óli. ‘Misschien mensen die met het bankwezen te maken hebben.’

‘IJslandse kapitaalbezitters hebben vanwege hun ondernemingen grote belangen in de banken en kunnen er zelf makkelijk geld lenen. Het is natuurlijk gevaarlijk en immoreel als dat allemaal in één hand is. Ze gebruiken die banken, nvs dus, voor hun eigen gewin. Ze ruilen onderling de grootste ondernemingen van het land en kopen in het buitenland alles wat beweegt. Dat kan allemaal omdat ze zo goedkoop kunnen lenen. En ze halen alle mogelijke fantastische toeren uit om de waarde van hun ondernemingen te verhogen. Als je nagaat waar zo’n waardeverhoging op berust, dan blijkt dat vaak bedroevend weinig te zijn. Door hun ondernemingen tegen overwaarde te verkopen krijgen ze geld in handen. De topmannen van de banken regelen voor zichzelf optiepakketten tot honderden miljoenen kronen, als het er al geen miljarden zijn. Ze krijgen van hun eigen banken leningen om aandelen van de bank zelf te kopen, met als onderpand die aandelen, zodat ze geen enkel risico lopen.’

‘Ja, daar hoor je voortdurend over.’

‘Zo worden ze betaald voor hun samenwerking met de eigenaars,’ zei Gagga. ‘En zo bestaan er op het gebied van bezit allerlei dwarsverbindingen. En het is altijd hetzelfde kleine clubje dat elkaar de bal toespeelt, dat geld aan elkaar en van elkaar leent. Het risico is natuurlijk dat wanneer er maar íéts misgaat, de hele constructie als een kaartenhuis in elkaar stort.’

Sigurður Óli staarde nadenkend zijn moeder aan.

‘En is dat allemaal wettig?’

‘Volgens mij valt de helft van wat die mensen doen buiten de wet. Het parlement is een lachertje. Daar lopen ze dertig jaar achter. Praten alleen maar over de productieprijzen in het boerenbedrijf. Dat parlement van ons stelt helemaal niks voor. De ministers hier waaien met alle winden mee, en als ze al iets doen stimuleren ze de afbraak nog. O, ze zijn zo gek met de Vikingen en de bankiers! Ze vliegen mee in hun straalvliegtuigen, de hele wereld over. Er wordt beweerd dat de schulden van de banken in de richting gaan van twaalf keer het nationaal product, en niemand die er iets aan doet. Maar wat ben je eigenlijk precies aan het uitzoeken?’

‘Ik heb geen idee,’ zei Sigurður Óli. ‘Ik weet niet eens of er wel wat te onderzoeken vált. Het heeft te maken met vier bankmensen die naar Snæfellsnes gingen. Drie zijn er teruggekomen, de vierde is van de rotsen gevallen. Tot zover niks verdachts. Pas maanden later hebben ze zijn lichaam teruggevonden. Het was onmogelijk nog vast te stellen of er iets onrechtmatigs was gebeurd. Een jaar na dat reisje van hen is er een secretaresse in elkaar geslagen die bij een groot accountantskantoor werkte. Dat kantoor had de vier mannen dat reisje naar Snæfellsnes aangeboden en de secretaresse en haar man hadden de tocht georganiseerd. Die vrouw, Lína heette ze, was in allerlei rare zaakjes verwikkeld en zat diep in de schulden. Typisch zo’n stom exemplaar dat geen kans onbenut laat om in de problemen te raken.’

‘Dus jij wilt weten wat die vier bankmensen uitgehaald kunnen hebben zodat het een van hen het leven gekost heeft, en die vrouw een jaar later?’

Sigurður Óli trok een scheef gezicht.

‘Het kunnen er natuurlijk ook minder zijn. Het is niet gezegd dat ze alle vier in een zwendelaffaire zaten.’

‘Wat voor zwendel?’

‘Ik heb al te veel losgelaten. Je mag hier geen woord van verder vertellen. Tegen niemand! Als je dat doet, kan ik het bij de politie verder wel schudden. En het kan ook heel goed om doodgewone drugsschulden gaan. We hebben twee hufters opgepakt die de dood van die vrouw op hun geweten hebben. Te ver gegaan toen ze haar wilden dwingen te betalen.’

‘Overdrijven op het gebied van bankzaken lukt je niet zo gauw,’ zei Gagga. ‘Een van de dingen die je hoort is dat de rijken honderden miljoenen en zelfs miljarden naar belastingparadijzen wegsluizen. Op die manier hoeven ze niks aan de gemeenschap te betalen. Ze richten besloten vennootschappen op, de ene na de andere, en doen er zaken mee, waarbij alle mogelijke geheime rekeningen in het spel zijn. Het is nagenoeg uitgesloten om er helemaal zicht op te krijgen, omdat zulke zaken in die belastingparadijzen bescherming genieten.’

‘Witwassen van geld, gebeurt dat ook?’

‘Daar weet ik niks van.’

‘Misschien hebben ze hun bank bestolen. Die vier kerels.’

‘Dat is natuurlijk ook mogelijk.’

‘Dat is de eenvoudigste mogelijkheid om te onderzoeken als je ze van malafide praktijken verdenkt. Het enige wat ik gehoord heb was dat ze zo ongelooflijk koud waren, en dat ze met een of ander smerig spelletje bezig waren.’

‘Een smerig spelletje?’

‘Iets van een complot. Ongelooflijk koud, en bezig met een complot, waar ze samen in zaten. Met z’n tweeën of met meer.’

‘Dat hoeft toch niet met hun bank te maken te hebben?’

‘Nee, dat is zo. Met een van hen heb ik gepraat.’

‘En?’

‘Er kwam niks uit. Hij regelde net een orkestje voor een diner dat hij wilde geven.’

‘Een orkestje?’

Sigurður Óli hoorde dat Sæmundur, die voor de tv zat, zijn keel schraapte. Hij hoopte dat hij niet de keuken in zou komen.

‘Ik heb Bergþóra gesproken,’ zei hij. ‘We hebben onze zaken definitief geregeld.’

‘Hoezo, wat bedoel je met “definitief”?’

‘Het is afgelopen.’

‘Was het dan niet allang afgelopen?’

‘Ze heeft nu een nieuwe man ontmoet.’

‘Ben je er verdrietig om?’

‘Eigenlijk wel, ja.’

‘Je vindt wel weer een ander. Heeft zíj de relatie uiteindelijk verbroken?’

‘Ja, dat zei ik: ze heeft een nieuwe relatie.’

‘Net iets voor haar,’ zei Gagga.

‘Wat wil je daarmee zeggen?’

‘Ze laat er geen gras over groeien.’

‘Jij hebt haar nooit gemogen.’

‘Nee,’ zei zijn moeder. ‘Nee, daar kon je wel eens gelijk in hebben. Maar ga nou alsjeblieft niet om haar zitten treuren. Dat heeft geen enkele zin.’

‘Hoe kún je het zeggen? Dus dat geef je zomaar toe, alsof het niks is?’

‘Wil je dan dat ik tegen je ga zitten liegen? Je was veel te goed voor Bergþóra. Zo denk ik er nou eenmaal over en daar maak ik geen geheim van. Ik pieker er niet over.’

Sigurður Óli staarde zijn moeder aan. De vraag waarover hij al heel lang had nagedacht kwam nu op zijn lippen.

‘Wat heb je ooit in pa gezien?’

Zijn moeder keek hem aan alsof ze de vraag niet begreep.

‘Waarom zijn jullie een relatie begonnen?’

‘Hoe kom je daar nou op?’ zei Gagga.

‘Jullie verschillen zo,’ zei Sigurður Óli. ‘Dat moet je toch gezien hebben? En toch… wat wás dat dan?’

‘Ach joh, laat toch zitten.’

‘En later? Leverde het je toen niks meer op?’

‘Opleveren?’

‘Hij heeft er wél voor gezorgd dat je naar de universiteit kon.’

‘Mijn hemel, mensen leren elkaar kennen en mensen scheiden weer, zonder dat er speciale redenen voor zijn. En zo was het ook met je vader. Ongetwijfeld heb ik van mijn kant fouten gemaakt. Dat geef ik direct toe. En hou er nou over op.’

 

Terwijl hij op de bel drukte vroeg hij zich een beetje bezorgd af of het niet te laat op de avond was. Hij wilde hem niet van zijn nachtrust beroven. Het duurde een hele tijd, en hij wilde al wegsluipen toen de deurknop neergedrukt werd en de deur openging.

‘Ben jij dat, Siggi?’ zei zijn vader.

‘Lag je al op bed?’

‘Nee, helemaal niet, kom binnen, joh. Heb je Bergþóra bij je?’

‘Nee, ik ben alleen,’ zei Sigurður Óli.

Zijn vader droeg een oude blauwe badjas en je kon een dunne plastic buis zien die onder de zoom uit bungelde. Hij merkte dat Sigurður Óli naar de buis staarde.

‘Ik loop nog met dat zakje rond,’ zei zijn vader. ‘Dat is voor de plas. Morgen komen ze het weghalen.’

‘O ja? En hoe gaat het nou met je?’

‘Prima. Alleen, nou kan ik je niks aanbieden, kerel. Had je ergens trek in?’

‘Nee, hoor. Ik wilde je alleen maar even dag zeggen, op weg naar huis, en kijken of je iets nodig had.’

‘Nee, ik heb niks nodig. Vind je het erg als ik ga liggen?’

Zijn vader ging in de kamer op de bank liggen. Sigurður Óli nam een stoel. Zijn vader sloot zijn ogen. Zo te zien was hij erg moe, en waarschijnlijk had hij beter nog in het ziekenhuis kunnen blijven, maar met die eeuwige bezuinigingen werden de mensen zodra het enigszins mogelijk was naar huis gestuurd. Sigurður Óli keek om zich heen naar de boekenkast, de ladekast, de oude tv, het ingelijste loodgietersdiploma. Op de tafel twee foto’s van hemzelf. Een foto van Gagga en zijn vader, van dertig jaar geleden. Sigurður Óli wist nog goed bij welke gelegenheid die was gemaakt. Dat was op zijn verjaardag geweest, de laatste uit de tijd dat ze nog bij elkaar waren.

Hij vertelde over de ontwikkelingen met Bergþóra. Zijn vader luisterde zwijgend. Sigurður Óli was karig met zijn woorden en beperkte zich tot de hoofdzaken. Daarna wachtte hij zijn vaders reactie af, maar die kwam niet. Er ging een poos voorbij en hij dacht al dat zijn vader was ingedommeld. Hij wilde juist zachtjes weggaan toen die zijn ogen half opendeed.

‘Jullie hadden tenminste geen kinderen,’ zei hij.

‘Misschien was het anders gelopen als we wél kinderen hadden gekregen,’ zei Sigurður Óli.

Op die woorden volgde weer een lang zwijgen. Weer dacht hij dat zijn vader sliep. Hij durfde hem niet te storen, maar de oude man deed zijn ogen open en keek naar Sigurður Óli.

‘Die hebben er altijd het meest van te lijden. Dat zou je zelf toch moeten weten. Kinderen hebben er altijd het meest van te lijden.’

Doodskap
x97890214406511.xhtml
x97890214406512.xhtml
x97890214406513.xhtml
x97890214406514.xhtml
x97890214406515.xhtml
x97890214406516.xhtml
x97890214406517.xhtml
x97890214406518.xhtml
x97890214406519.xhtml
x978902144065110.xhtml
x978902144065111.xhtml
x978902144065112.xhtml
x978902144065113.xhtml
x978902144065114.xhtml
x978902144065115.xhtml
x978902144065116.xhtml
x978902144065117.xhtml
x978902144065118.xhtml
x978902144065119.xhtml
x978902144065120.xhtml
x978902144065121.xhtml
x978902144065122.xhtml
x978902144065123.xhtml
x978902144065124.xhtml
x978902144065125.xhtml
x978902144065126.xhtml
x978902144065127.xhtml
x978902144065128.xhtml
x978902144065129.xhtml
x978902144065130.xhtml
x978902144065131.xhtml
x978902144065132.xhtml
x978902144065133.xhtml
x978902144065134.xhtml
x978902144065135.xhtml
x978902144065136.xhtml
x978902144065137.xhtml
x978902144065138.xhtml
x978902144065139.xhtml
x978902144065140.xhtml
x978902144065141.xhtml
x978902144065142.xhtml
x978902144065143.xhtml
x978902144065144.xhtml
x978902144065145.xhtml
x978902144065146.xhtml
x978902144065147.xhtml
x978902144065148.xhtml
x978902144065149.xhtml
x978902144065150.xhtml
x978902144065151.xhtml
x978902144065152.xhtml
x978902144065153.xhtml
x978902144065154.xhtml
x978902144065155.xhtml
x978902144065156.xhtml
x978902144065157.xhtml
x978902144065158.xhtml
x978902144065159.xhtml
x978902144065160.xhtml
x978902144065161.xhtml
x978902144065162.xhtml
x978902144065163.xhtml
x978902144065164.xhtml
x978902144065165.xhtml
x978902144065166.xhtml
x978902144065167.xhtml