Onder een palm in de trilhitte van Portugal lees ik de thriller Het meisje in de trein. Het is een overschat boek, een hype. Ma zou het niet bijzonder hebben gevonden. Er hoefden van haar geen mensen dood te gaan om een boek te laten slagen, integendeel.
Ik grijp naar mijn iPhone. Bericht uit Nederland. Mijn broer Laurens schrijft op ma’s zorgapp: ‘Net even contact gehad met het Verpleeghuis om te vragen hoe het met ma is. Toevallig waren ze van plan mij te bellen om een afspraak met ons en de arts te maken om over ma te praten. Ma is op dit moment ongelooflijk moe, iedere inspanning is te veel en ze wil alleen maar slapen.’
Mijn broer schrijft verder dat zijn dochter Debbie morgen langsgaat bij ma, en onze vriendin Ien overmorgen. Dat is fijn om te weten. Deze vakantie in Portugal heeft gaten in het bezoekschema geslagen.
Ik heb ma niet verteld dat mijn vrouw en ik een kleine twee weken weg zijn. Tijd is een abstractie voor haar geworden. Ik wil haar niet nerveuzer maken dan ze al is. Vorig jaar om deze tijd, ma woonde nog op zichzelf aan de Robert Kochplaats, zei ze voor ons vertrek naar Portugal: ‘Nou, ik zal blij zijn als jullie weer terug zijn.’
Ik trek een blikje Coca Cola open. Ik zou ma willen bellen. Die reflex heb ik elke dag hier. Het zou trouwens best kunnen. Er staat een telefoon op ma’s woongroep. Maar een telefoongesprek verloopt zo moeizaam.
De thermometer tikt de veertig graden aan. Dit is waar ik al maanden naar verlangde. Liggen, luieren, lezen, een duik in het zwembad of in de zee en ’s avonds een verse gegrilde zeebaars.
Niet dat het er hier in Portugal alleen maar zorgeloos aan toegaat. Op bezoek bij mijn goede vriend Pim blijkt dat een van zijn vier honden aan het eind van haar Latijn is. Tommie zit vol kanker, ze kreunt, haar achterlijf doet ineens niet meer mee.
De dierenarts komt naar Pims huis op de heuvel. De situatie is uitzichtloos. Er moet een beslissing worden genomen. Er wordt gehuild.
Onwillekeurig denk ik aan ma. Aan hoe groot haar lijden is. Tja, leed is zo verdomd moeilijk te definiëren en te graderen. Ik ben vandaag somber: zelfs als ma lacht, is ze niet beter af dan wanneer ze stopt met ademhalen.
Tommie ligt op Pims bed. Wij – mensen en honden – kijken toe hoe zij een paar stukjes vlees naar binnen werkt. De mensen glimlachen bij het zien van haar galgenmaaltje. Hoeveel zakken paprikachips stal ze, hoeveel chocoladerepen verorberde ze in dertien prachtige jaren? Die Tommie, zeggen we, vreetzak tot de genadedood aan toe.
Ze ligt half op Pims schoot. De Portugese dierenarts brengt Tommie in slaap. Dan volgt de finale injectie. De onomkeerbaarheid roept nieuwe emoties op. Ook bij mij.
Vanuit het perspectief van ma is Tommie een benijdenswaardige dood gestorven.