25 – Zo vraag je zonder gezichtsverlies om hulp
Bij de hoofdingang van het ziekenhuis zat inspecteur Maguire me op te wachten. Zodra hij me zag, deed hij hetzelfde wat hij elke andere keer dat ik hem had ontmoet had gedaan: hij draaide zich om en liep de andere kant op. Ik vatte dit op als teken dat ik hem maar gewoon moest volgen. Ik begon te rennen om niet al te ver achterop te raken, en terwijl ik dat deed, keek ik om me heen om te zien of ik zijn werkpartner ook ergens zag, maar die was nergens te bekennen. Sterker nog, er leek geen enkele andere agent in de buurt te zijn. Toen ik de hoek omging, was er geen spoor van inspecteur Maguire te bekennen. Toen werd er vanuit de open lift naar me gefloten. Ik rende naar de lift alsof ik een hond was, wat Maguire ook daadwerkelijk scheen te denken. Pas toen ik me bij hem voegde, zag ik hoe vreselijk hij eruitzag. Mijn maag draaide zich ervan om. Er was duidelijk iets afschuwelijks gebeurd. Ik hapte naar adem en probeerde mezelf te kalmeren. Ik dacht niet dat ik dit aankon, niet zo kort na het verlies van Simon, na mijn vreselijke blunder met Adam en na mijn recente ontmoeting met Barry. Ik had even een dagje voor mezelf nodig, maar niemand leek bereid te zijn me dat ene kleine lolletje te gunnen. Eigenlijk wilde ik op dat moment alleen maar zwelgen in zelfmedelijden; met zwelgen loste je van alles op. Misschien moest ik dáár maar een boek over schrijven. Vijf eenvoudige manieren om in je wanhoop te zwelgen, door Christine Rose.
‘Wat ziet u er vreselijk uit,’ zei ik tegen Maguire.
‘Zelf zie je er ook niet al te opgewekt uit,’ zei hij, zonder zijn gebruikelijke venijn. Het was een antwoord voor de vorm; in werkelijkheid had hij nauwelijks oog voor me. Er was absoluut iets mis. Nog erger mis dan normaal.
‘Voor wie zijn we hier?’ vroeg ik.
‘Voor mijn dochter,’ zei hij op holle, lege toon. ‘Ze heeft geprobeerd er een eind aan te maken.’
Mijn mond viel open van schrik. Inspecteur Maguire stapte de lift uit en liep de hoek om. Ik moest mezelf echt over de schok heen zetten voordat de deuren dichtgingen en de lift weer naar beneden ging. Toen liep ik achter hem aan.
‘Eh, inspecteur, het spijt me vreselijk om dat te horen, echt waar.’ Ik slikte. ‘Maar eh, mag ik vragen… waarom hebt u mij erbij geroepen?’
‘Ik wil dat je met haar praat.’
‘Wat? Ho, wacht.’ Ik stak mijn hand uit en pakte inspecteur Maguire bij zijn arm om ervoor te zorgen dat hij eindelijk stilstond. ‘Wát wilt u van me?’
‘Ik wil dat je met haar praat,’ zei hij. Nu pas zag ik zijn bloeddoorlopen ogen. ‘Ze hebben hier ook wel mensen, maar daar wil ze niks tegen zeggen. Ze laat geen woord los. Toen moest ik ineens aan jou denken. Vraag me niet waarom. Ik weet best dat ik je eigenlijk niet ken, maar ik krijg de indruk dat je goed bent in dit soort dingen, en zelf sta ik er te dicht bij. Ik kan het niet…’ Hij schudde zijn hoofd, en op dat moment sprongen de tranen hem in zijn ogen.
‘Inspecteur…’
‘Aidan,’ viel hij me in de rede.
‘Aidan,’ zei ik zachtjes. Ik waardeerde het gebaar. ‘Ik denk niet dat ik daartoe in staat ben. Ik ben er niet in geslaagd Simon Conway te helpen, en wat Adam betreft…’ Ik had geen zin om uit te leggen wat er met Adam was gebeurd.
‘Je slaagde erin om Simon zover te krijgen dat hij toestond dat je ons belde,’ zei hij. ‘Dat was goed van je. Je slaagde erin Adam Basil van de brug te krijgen, en hij vroeg naderhand om je. Ik heb jullie tweeën samen gezien, op het bureau, en hij heeft respect voor je. En verder weet ik wat er met je moeder is gebeurd,’ voegde hij eraan toe.
Ik keek naar beneden. ‘O.’
‘Jij snapt dit soort dingen tenminste. Praat gewoon met haar, alsjeblieft.’
Ik volgde hem over de afdeling, door een hele reeks gangen met verwarrende bochten, totdat we eindelijk bij de juiste kamer kwamen. Van de twaalf bedden op de zaal had er maar één dichtgetrokken gordijnen.
Ik trok langzaam het gordijn open en stond toen oog in oog met de vrouw van Maguire, Judy, die met roodomrande ogen de hand van het meisje in het bed vasthield. Ik keek naar het meisje, dat het dikke kastanjebruine haar van haar vader had, en de goudeerlijke kristalblauwe ogen van haar moeder.
‘Caroline,’ zei ik zachtjes. De linkerpols van het meisje, die stevig ingezwachteld was, lag op het bed, terwijl haar moeder haar rechterhand vasthield.
‘Wie bent u?’ vroeg Judy. Ze stond langzaam op, zonder de hand van haar dochter los te laten.
‘Aidan heeft me gebeld,’ zei ik.
Ze knikte en keek toen naar beneden, naar haar dochter. Ik zag het immense verdriet op het gezicht van inspecteur Maguire. Een seconde later draaide hij zich om en liep hij de kamer uit, alsof hij zich schaamde voor het tonen van zo veel emotie.
‘Waarom gaat u niet gewoon een lekkere kop koffie halen?’ stelde ik voor aan Judy. ‘Caroline, vind je het goed als ik even naast je kom zitten?’
Caroline keek me onzeker aan. Judy had nog altijd haar hand vast.
‘Volgens mij kan je moeder wel even een rustpauze gebruiken. Waarschijnlijk zit ze hier al een tijdje.’
Caroline wierp haar moeder een knikje toe, en ik hielp Judy om haar hand los te laten. Zodra ze bij het bed vandaan liep, trok ik het gordijn weer dicht en ging ik naast Caroline zitten.
‘Ik heet Christine. Ik ben een kennis van je vader.’
Caroline keek me wantrouwend aan. ‘Werk je hier?’
‘Nee.’
‘Dan hoef ik dus niet met je te praten.’
‘Nee. Inderdaad.’
Zonder een woord te zeggen dacht ze erover na. ‘Ik krijg de hele tijd mensen over de vloer die zo nodig met me moeten praten. En maar vragen: waarom, waarom, waarom? Ze hebben een hele stapel brochures achtergelaten. Walgelijk gewoon. Al die walgelijke vragen die ze lopen te stellen…’
‘Wat voor walgelijke vragen?’
‘Heeft je vader je aangeraakt? Dat soort dingen. Ik bedoel, ze hebben het niet met zo veel woorden gezegd, maar ik kon zien dat ze zich dat afvroegen. En daarna kreeg ik al die foldertjes. Nou, ik weet wel hoe het verdergaat.’
‘Geloof me, ik ben niet van plan je dat soort vragen te stellen. Ik ben geen arts. Ik ben geen therapeut. Ik wil gewoon met je praten. Het klinkt alsof je een zware tijd achter de rug hebt, en ik wil graag naar je luisteren, zonder je te veroordelen.’
‘Ben je van de politie?’
‘Nee.’
Het meisje wierp me een zijdelingse blik toe en begon toen met haar goede hand met de lakens op haar bed te spelen. Haar andere hand bleef slap en bewegingloos. ‘Waarom heeft mijn vader je dan hierheen gehaald?’
‘Omdat hij weet dat mijn moeder zelfmoord heeft gepleegd toen ik klein was.’
Nu had ik ineens haar volledige aandacht.
‘Ik was vier toen ze zelfmoord pleegde. Dus ik begrijp hoe het is om een huis te delen met iemand die zich zo voelt als jij je nu voelt.’
‘O.’ Ze keek naar beneden, naar haar verband. ‘Dat spijt me.’
‘Ik snap best waarom je niet met je ouders wilt praten. Het is gênant, hè? Ik vind het nog steeds gênant om met mijn vader te praten, en ik ben drieëndertig.’
Er kon een zwak glimlachje vanaf bij Caroline.
‘Maar daarom is het juist oké als je met mij wilt praten. Ik zal je niet veroordelen. Ik zal niet tegen je zeggen dat je iets nooit had mogen doen; ik ga gewoon luisteren. Soms helpt het om even je hart te luchten, om dingen hardop uit te spreken. En mocht je niet weten bij wie je aan kunt kloppen of met wie je kunt praten, dan kun je dat altijd gewoon aan mij vragen, en dan doe ik mijn best om je verder te helpen. Er is altijd iemand bij wie je kunt aankloppen, Caroline. En wat je zegt, blijft tussen ons – je hoeft je geen zorgen te maken dat ik dingen doorvertel aan mensen van wie je niet wilt dat ze het weten.’
Het gezicht van Caroline betrok, en het volgende moment begon ze te huilen. Ze probeerde zich achter haar goede pols te verschuilen; haar andere pols lag plat op het bed, alsof ze die vergeten was, alsof hij bij de zelfmoordpoging was overleden. Ze lag zo te snikken dat haar schouders ervan schokten.
‘Ik dacht niet dat ik het er met iemand over kon hebben,’ gaf ze toe.
‘Nu weet je dat dat niet waar is,’ zei ik zachtjes. Ik gaf haar een tissue. ‘Er is altijd iemand die je wil aanhoren en je wil helpen. Altijd.’
Ze veegde haar tranen uit haar ogen, raapte zichzelf weer een beetje bij elkaar en leek ergens over na te denken.
‘Ik heb mijn pols doorgesneden,’ zei ze. Ze tilde haar hand op en liet me haar verband zien, alsof ik dat nog niet had opgemerkt. ‘Je denkt vast dat ik gestoord ben.’ Ze wierp me een vorsende blik toe.
Ik schudde mijn hoofd.
‘Ik heb op internet gekeken hoe ik het aan moest pakken. Ik heb mijn scheermes gebruikt, maar dat was veel te moeilijk. Ik deed er veel te lang over om mijn huid door te snijden. En het deed zo’n zeer, joh. Het bloedde wel, maar er gebeurde niks. Ik lag maar op mijn bed te wachten tot ik eindelijk eens doodging, en er gebeurde helemaal niks. Het deed alleen maar pijn. Kon ik weer internet op om te kijken wat ik fout had gedaan. Uiteindelijk ben ik maar naar beneden gegaan om het aan mama te laten zien, zo bang was ik.’ Ze bleef huilen. ‘Mama liep maar tegen me te schreeuwen: wat heb je gedaan? Wat heb je gedáán? En ik zweer je – eigenlijk was ik het liefst meteen weer naar boven gelopen om het nog eens te doen, zodat ik tenminste gewoon dood kon gaan en niet meer hoefde te zien hoe mama naar me stond te kijken. Het leek wel alsof ik misvormd was of zo. En papa loopt de hele tijd te vragen waarom. Ik heb ’m nog nooit zo kwaad gezien. Het lijkt wel alsof hij me wil vermoorden.’
‘Hij wil je niet vermoorden, Caroline. Hij is geschokt en bang, en hij wil je alleen maar beschermen. Je ouders willen je leven beter maken. Ze willen je gewoon begrijpen, zodat ze je kunnen helpen.’
‘Ze vermoorden me als ze het horen.’ Ze barstte weer in snikken uit. ‘Voelde jij je ook zo? Was je ook zo woest op je moeder?’
‘Nee,’ zei ik op geruststellende toon. De tranen sprongen me in de ogen bij de vage herinnering aan mijn vader die uit het ziekenhuis terugkwam met een gemaakt vrolijke blik in zijn ogen, alsof mama en hij net op vakantie waren geweest, en aan mijn moeder, die helemaal aangekleed in de stromende regen op een ligstoel in de achtertuin lag omdat ze zo graag ‘iets wilde voelen’. Zelfs als ze samen met mij in de kamer had gezeten, had ik vaak het gevoel gehad dat ze er eigenlijk niet was. Ik had van haar gehouden. Het enige wat ik destijds wilde, was bij haar zijn en naast haar zitten. Dan hield ik haar hand vast en vroeg ik me af of ze überhaupt wel merkte dat ik er was. ‘Nee, ik ben nooit woest op haar geweest. Geen minuut.’ Ik liet een stilte vallen. ‘Waarom was je leven zo onverdraaglijk? Wat is er gebeurd?’
‘Echt hoor, dat kan ik ze niet vertellen. Maar goed, ze komen er binnenkort toch wel achter. Het verbaast me dat ze het nog niet weten. Ik verwacht al dagen dat ze erachter zijn gekomen als ik ’s middags uit school kom. Ik was als de dood. Op school weet iedereen het. Iedereen loopt me aan te kijken en uit te lachen en nare opmerkingen te maken. Zelfs mijn eigen vriendinnen. Ik had helemaal niemand, niemand die me wou helpen, niemand die met me wou praten. Zelfs Aisling niet…’ Ze hield op met praten. Haar hele gezicht straalde verwarring en verraad uit.
‘Is Aisling een vriendin van je?’
‘Ooit wel, ja. Mijn beste vriendin. Al sinds ons vijfde. Ze wou me niet eens meer aankijken. De hele maand niet. Eerst liep iedereen me te treiteren, behalve zij. Daarna werd het alleen maar erger. Ze begonnen nare dingen in mijn kluisje achter te laten, echt gore dingen, en op Facebook bleven ze maar van die dingen over me zeggen, echt gore leugens. Toen begonnen ze Aisling er ook bij te betrekken en ook nare dingen over haar te zeggen. Zij gaf mij daar de schuld van, en toen wou ze geen vriendinnen meer zijn. Lullig, toch?’
‘Er is dus iets gebeurd waar iedereen achter is gekomen?’ raadde ik.
Caroline knikte. De tranen biggelden over haar wangen.
‘Op internet?’
Ze knikte nogmaals, om me vervolgens verbaasd aan te kijken. ‘Weet jij er dan van af?’
‘Nee. Je bent niet de eerste wie zoiets is overkomen, Caroline. Bevond je je… in een compromitterende situatie?’
‘Hij zei dat het alleen voor ons tweeën bedoeld was,’ zei ze met een rood aangelopen gezicht. ‘Ik geloofde hem. En toen kreeg ik opeens een sms’je van een vriendin van me die zei dat het op Facebook stond, en toen begon iedereen me ineens te bellen. Sommige mensen konden er wel om lachen, maar anderen waren hartstikke boos en scholden me uit voor hoer en zo – mensen van wie ik dacht dat ze mijn vrienden waren. Toen ik op internet keek, werd ik gewoon misselijk van wat ik zag. Ik bedoel, ik wil zelf niet eens beelden van mezelf zien terwijl ik dat soort dingen doe. Waarom moeten volslagen onbekenden ze dan zo nodig zien? Het was gewoon als grap bedoeld, voor ons tweeën. Ik had nooit gedacht dat hij het aan iemand zou laten zien. Ik dacht dat een van zijn vrienden misschien zijn telefoon had gejat en het op Facebook had gezet, of dat hij gehackt was, maar eh…’
‘Wat zei hij?’
‘Hij wou niet met me praten. Hij wou me niet eens aankijken. Op een dag kreeg ik hem toch te pakken. Ik zei tegen hem hoe ik me voelde, en dat ik er niet meer tegen kon, en hij keek me gewoon aan met zo’n blik en begon toen te lachen. Echt hoor, hij láchte erom. Hij snapte niet waarom ik er zo kapot van was. Hij zei dat ik juist blij moest zijn. Dat een hoop celebrities beroemd waren geworden vanwege hun video’s en dat ze nu allemaal miljonair waren. Maar wij wonen godverdomme in Crumlin! Hoe beroemd kunnen we hier nou helemaal worden? Waar gaan wij onze miljoenen vandaan halen?’ Ze begon weer te huilen.
‘Waren jullie met iets seksueels bezig, Caroline?’
Ze vond het duidelijk een vreselijke vraag, en het duurde een tijdje voordat ze hem wilde beantwoorden, maar uiteindelijk bleek dat ze hem op een avond, toen ze samen op een feestje waren geweest en allebei iets te veel hadden gedronken, had gepijpt. Het was zijn idee geweest om het te filmen. Hij was al begonnen met filmen voordat ze de kans had gekregen om nee te zeggen, en toen ze de camera eenmaal op zich gericht zag, wilde ze niet ophouden, omdat ze dan zo’n slapjanus zou lijken.
‘Wanneer was dat?’ vroeg ik. Ik begon nijdig te worden. Als ik me al zo voelde, hoe moest inspecteur Maguire zich dan wel niet voelen? Hij zou het leven van de jongen met de telefooncamera tot een hel maken, dat was een ding dat zeker was, maar na wat hij had geflikt, zou het joch van geluk mogen spreken als Maguire hem überhaupt in leven liet. Ik benijdde Caroline niet dat ze in dit tijdperk moest opgroeien. Het landschap van zaken als vertrouwen, intimiteit en seks was volledig veranderd sinds ik zelf een puber was geweest. De jeugd van tegenwoordig moest zich door een waar mijnenveld banen.
‘Een maand of twee geleden, maar hij heeft de video drie weken geleden online gezet. In het begin probeerde ik het gewoon te negeren. Ik probeerde gewoon naar school te gaan, me koest te houden en iedereen te negeren, maar ik krijg nog steeds nare sms’jes. Hier, kijk zelf maar.’ Ze gaf me haar mobieltje, en ik scrolde door de sms’jes van zogenaamde vrienden en vriendinnen van haar, waarvan het merendeel zo afgrijselijk boosaardig was dat ik mijn ogen nauwelijks kon geloven.
Ik begreep best waarom Caroline het gevoel had gehad dat ze geen kant op kon. Haar vriendinnen hadden haar de rug toegekeerd; de jongen op wie ze verliefd was had haar uitgelachen en voor paal gezet; en ze werd dagelijks getreiterd in de kleine wereld van de sociale netwerken, een wereld waar niemand aan kon ontsnappen, en waar leugens even goed gedijden als bacteriën, voordat iemand ook maar de gelegenheid kreeg om te bewijzen dat ze niet waar waren. En het arme kind schaamde zich zo dat ze zelfs niet eens bij haar ouders aan durfde te kloppen, omdat ze bang was dat die haar zouden ‘vermoorden’. En dus had ze maar besloten zichzelf te vermoorden, om zo een einde te maken aan de schaamte, de pijn en de eenzaamheid. Een permanente oplossing voor een tijdelijk probleem. De pijn zou niet eeuwig duren. De littekens van de ervaring en de herinnering aan het voorval zou ze voor de rest van haar leven met zich meedragen, en het zou ongetwijfeld altijd een rol blijven spelen in de beslissingen die ze vanaf nu zou nemen, maar waar pijn was, kon ook genezing komen; waar eenzaamheid was, konden nieuwe relaties worden opgebouwd; en waar ze eerst afgewezen was, kon ze ook weer nieuwe liefde vinden. Het was maar een momentopname, en aan momenten kwam uiteindelijk altijd een einde. Ze moest alleen even door dit moment heen om bij het volgende te komen.
‘Wil jij het aan mijn ouders vertellen?’ vroeg ze met een klein stemmetje. Zoals ze met haar magere lijf in dat bed lag, leek ze net een kind. ‘Alsjeblieft?’
Ik nam afscheid van haar. Caroline beloofde me dat ze contact zou opnemen met mij of een van de nummers in de brochures die het ziekenhuis haar had gegeven als ze iemand nodig had om mee te praten. Ik liep de gang op, waar Judy semicomateus over een plastic stoel hing en inspecteur Maguire als een opgesloten dier liep te ijsberen.
‘Voor de draad ermee,’ brulde hij zodra ik bij hem in de buurt kwam.
‘Nee,’ zei ik resoluut. ‘Ik vertel u helemaal niks, tenzij u eerst iets belooft.’
Hij keek me aan alsof hij zin had om mijn hoofd af te bijten.
‘U zult uw kalmte moeten bewaren. Caroline is doodsbang voor uw reactie. Op dit moment voelt ze zich geïsoleerd, en ze is bang dat u haar af zult wijzen. Als u haar wilt helpen, veroordeel haar dan vooral niet en geef haar de steun die ze nodig heeft.’
‘Aidan…’ Judy legde haar hand op zijn arm. ‘Luister naar haar.’
‘Ze weet al dat ze een vergissing heeft gemaakt; ga alsjeblieft niet tegen haar preken. Geef haar vooral niet het gevoel dat ze stom bezig is geweest. Niet nu. Daar is ze veel te kwetsbaar voor.’
Judy knikte nadrukkelijk. Ze keek van mij naar haar echtgenoot, alsof ze het begrip er bij hem in wilde hameren.
‘Ze heeft jullie onvoorwaardelijke steun en liefde nodig. Ze moet horen dat jullie niet boos op haar zijn. Dat jullie je niet voor haar schamen. Dat jullie niet van haar walgen. Dat jullie van haar houden. Dat jullie er voor haar zijn.’
Inspecteur Maguire mompelde iets wat als een bedreiging klonk.
‘Ik meen het, Aidan. Je bent nu even niet bezig met een van die boeven van je. Caroline is je dochter. Hou op met haar intimideren, probeer haar niet te verhoren, stel je niet zo vreselijke star op, en luister gewoon naar wat ze te zeggen heeft.’
En toen vertelde ik hun wat Caroline aan mij had verteld.
Deze keer luisterde inspecteur Maguire zowaar. Terwijl ik aan het woord was, kneep Judy hem zo hard in zijn arm dat haar vingers er wit van wegtrokken. Ook zette ze haar nagels in hem toen hij eruit begon te zien alsof hij elk moment kon opspringen – ofwel op weg naar zijn dochter, ofwel op weg naar de jongen die haar dit had aangedaan. Hij bleef echter gewoon zitten, en ik bleef bij hem totdat de vreselijke woede die ik in zijn ogen zag verdwenen was en had plaatsgemaakt voor vaderlijke bezorgdheid en een hart vol liefde. Toen keek ik toe hoe hij bij me vandaan liep, op weg naar zijn dochter, hand in hand met Judy, waarbij ze elkaar de ondersteuning gaven die ze nodig hadden.
Uitgeput verliet ik het ziekenhuis om naar huis te gaan en me voor te bereiden op het verjaardagsfeest van Adam. Hoewel hij beweerde dat hij nu prima in zijn vel zat, was Adam nog maar net begonnen aan zijn genezingsproces. Ik hoopte dat Maria zou komen opdagen en van hem zou houden. Want als ze dat niet deed, zou ik de man van wie ik hield wel eens voor altijd kunnen verliezen.