23
Kenmare, zuidwesten van Ierland
Josie stond op een stenen brug boven een waterval die zich over zwarte rotsen naar beneden stortte, schuimkoppen vormde en een ritmisch geluid voortbracht dat kalmerend werkte. Ze was alvast vooruitgegaan, terwijl Myles zich in het huis van de familie Malone douchte en aankleedde. Hij zou haar wel inhalen. Ze hadden beiden even tijd voor zichzelf nodig aan het begin van de dag. Ze was niet in de war, maar ze wist ook niet goed hoe het nu verder moest. Het verleden viel weg, knaagde niet langer aan haar.
Myles leefde. Hij was teruggekeerd uit de dood.
Hij deed alsof hij nooit weg was geweest, maar zo was hij nu eenmaal. De reden waarom hij kon doen alsof er niets was gebeurd, was dezelfde reden waarom hij in de eerste plaats de moeilijke missie op zich had genomen… en om diezelfde reden had hij de missie overleefd. Hij was veerkrachtig. Hij leerde van het verleden, maakte plannen voor de toekomst, maar leefde in het heden.
Ze zag hem op zijn dooie gemak aan komen lopen, alsof hij gewoon een toerist was die een wandelingetje in de Ierse heuvels maakte. Toen hij bij haar stond, leunde hij over de stenen brugleuning. ‘Als je in dat water zou duiken, zou je lelijk je hoofd stoten,’ zei Josie.
‘Ik zat te denken aan een dagje vliegvissen voor ons beiden.’
Ze deed alsof ze rilde. ‘Geef me dan die met bloed doordrenkte takken maar. Als Will geen vragen wil beantwoorden, zeg ik altijd dat hij in Schotland aan het vissen is.’
‘Het gaat er niet om dat ik geen vragen wil beantwoorden. Ik heb gewoon zin in een dagje vliegvissen.’
‘Hoe lang geleden heb je voor het laatst wat tijd voor jezelf vrijgemaakt, zodat je jezelf kon zijn, Myles?’
‘Ik ben nu mezelf.’
‘Ik bedoel…’
‘Ik snap wat je bedoelt.’ Hij was niet nors, maar had duidelijk gemaakt dat hij daar ook niet verder op in wilde gaan. ‘Jij bent de baas. Wat is onze volgende stap?’
‘We moeten Percy Carlisle zien te vinden. Ik stel voor dat we bij Tim O’Donovan beginnen.’
‘Best.’
Ze wandelden naar het dorp en liepen door naar de haven, maar O’Donovan was al uitgevaren. Josie overwoog een boot te huren en achter hem aan te gaan, maar ze had geen flauw idee waar ze moest zoeken, en ze was niet zo dol op boten. Myles stelde voor om terug te gaan naar het huis van de familie Malone. Om de dooie dood niet, dacht Josie. Vanwege het druilerige weer zouden ze in de verleiding komen om een vuurtje in de haard te maken en de rest van de dag niets te doen, en dat was waarschijnlijk precies Myles’ plan, vermoedde ze.
In plaats daarvan besloot ze dat ze maar het beste naar een rustige pub konden gaan. Daar zouden ze een plaatsje bij het haardvuur zoeken en alles wat ze wisten nog eens doornemen. Myles maakte geen bezwaar en terwijl ze terugliepen naar het dorp, stuurde ze Seamus Harrigan een sms’je waarin ze hem vroeg ook te komen wanneer hij tijd had. En wie weet, misschien liep Percy Carlisle intussen wel de pub binnen of iemand die hem kende. Ze hadden een foto van hem, en Myles en zij hadden Percy’s gezicht in hun geheugen geprent.
‘Dit zou weleens slecht kunnen aflopen,’ zei Josie.
Myles sloeg zijn arm om haar schouders en drukte haar even tegen zich aan. ‘We zullen er alles aan doen om dat te voorkomen.’