24

Boston, Massachusetts

 

Sophie werd veel te vroeg wakker en dronk een beker koffie met Jeremiah Rush in de lobby van het Whitcomb Hotel. ‘Slaap je soms onder je balie met je golden retriever? Volgens mij ben je hier altijd.’

‘Dat is nog eens een idee. Het familiebedrijf vanuit het gezichtspunt van een hond bekijken.’ Hij grijnsde en was duidelijk niet meer de puber uit de tijd dat ze hier werkte. ‘Alles goed, Sophie?’

‘Ik hoop het wel.’

‘Waar is je rechercheur?’

‘Míjn rechercheur, Jeremiah?’

‘Vonken, Sophie. Ik zie ze overslaan.’

‘Ik denk dat er iets vreemds is gebeurd in de Ierse ruïne waar we elkaar ontmoet hebben. Ik ben… Ik kan het niet uitleggen.’

‘Je bent stapelgek op hem.’

Ze zuchtte. Het leek zo snel. Te snel. Misschien kwam dat ook wel omdat al het andere in haar leven langzaam ging. Ze had een eeuwigheid op school gezeten. Het had een eeuwigheid geduurd voor ze haar proefschrift had geschreven. Zelfs archeologie was een vakgebied waarin nauwgezet werd gewerkt en een doorbraak kwam zelden snel of onverwacht, en zeker niet zo snel en onverwacht als Scoop in haar leven was opgedoken. Hij had al twee weken op het schiereiland Beara doorgebracht voor ze elkaar tegen het lijf waren gelopen. Zij had het grootste deel van die twee weken in Kenmare doorgebracht. Het feit dat ze zo dicht in elkaars buurt waren geweest, had misschien effect gehad.

Ze glimlachte naar Jeremiah. ‘Vertel me eens hoe het met jou gaat.’

Ze kletsten een tijdje, en Jeremiah maakte haar aan het lachen met verhalen over zijn familie en de hotelbusiness. Sophie schonk zichzelf uiteindelijk nog een beker koffie in, griste een muffin mee, en vroeg Jeremiah of hij Scoop wilde vertellen dat ze naar het Carlisle Museum was. ‘Het is een prachtige dag,’ zei ze, en ze liep in de richting van de deur. ‘Zeg hem maar dat ik ga lopen.’

‘Denk je niet dat hij je in de gaten laat houden?’

‘Bedankt, Jeremiah, die gedachte doet me echt goed.’

‘Dit is een vijfsterrenhotel. We proberen onze gasten zo goed mogelijk van dienst te zijn.’

Het was een heldere, frisse ochtend en in Charles Street was het rustig. Sophie sloeg Beacon Street in en liep door de smalle straatjes van het centrum met haar koffie en muffin en raakte weer vertrouwd met Boston. Het was echt een stad om in te wandelen en ze hield van wandelen. Ze liep langs het Government Center naar de waterkant, waar het Carlisle Museum gehuisvest was in een laag, gerenoveerd gebouw op een eigen kade. Tegen de tijd dat ze eraan kwam, zouden de kantoren al open zijn, hoewel het museum zelf pas om tien uur openging. Ze liep over een stenen pad door een tuin met kruiden, asters en bloeiende zonnehoeden naar de ingang van het kantoor.

De receptioniste, een jonge vrouw met kort, gitzwart haar met stekeltjes, was nieuw sinds Sophie onderzoek in het museum had gedaan. Ze herkende Sophies naam. ‘Ik studeer kunstgeschiedenis,’ zei ze. ‘Jouw essay over Ierse kunst uit de ijzertijd was verplicht leesvoer bij een van mijn vakken. Helen Carlisle zei al dat je terug was uit Ierland en misschien zou langskomen.’

‘Is ze er?’ vroeg Sophie.

‘Nog niet. Ik zou graag een keer naar Ierland gaan. Ik wil het Book of Kells met eigen ogen zien.’

‘Ik hoop dat het ervan komt voor je. Mijn familie heeft een huis in Ierland. Ik wil ook niet te lang wegblijven, maar het is ook fijn om weer terug te zijn in Boston.’ Sophie gebaarde naar de gang achter de balie van de receptioniste. ‘Ik zou graag een kijkje nemen…’

‘Ga je gang. Mocht je iets nodig hebben, laat het dan even weten. Er zijn nu nog niet veel mensen.’

Sophie liep door de brede gang en genoot van het natuurlijke daglicht en de eenvoud van het ontwerp van het gebouw. De familie Carlisle had vanaf het begin het museum op drie pilaren gestoeld: onderwijs, onderzoek en tentoonstellingen. Ze had Scoop de waarheid verteld over de inbraak van zeven jaar geleden, maar als er nog iets was wat ze zich niet herinnerde maar wat kon helpen om Percy te vinden of te verklaren wat er met Cliff Rafferty was gebeurd, zou dat misschien boven komen drijven nu ze hier weer terug was.

Ze hoorde een ruisend geluid, alsof er een kraan stroomde, en bleef staan bij de open deur van een vergaderruimte. Op de tafel lagen geen papieren klaar en nergens was een aktetas of een jas te bekennen. Ze herinnerde zich dat de vergaderzaal beschikte over een kantoor, een kleine keuken en een compleet ingerichte badkamer. Isabel Carlisle had toezicht gehouden op elk detail van de verbouwing, van de tentoonstellingszalen tot aan de inrichting van het kantoorgedeelte.

Sophie stapte de vergaderzaal binnen, liep door naar de gang die naar het keukentje leidde en vroeg zich af of iemand die ze kende daar misschien aan het schoonmaken was. Het geluid dat ze hoorde, moest wel stromend water zijn.

De keuken was donker; nergens iemand te bekennen.

De badkamer was verderop in de gang. Ze wilde niet iemand storen die nog even een douche nam voor het werk en wilde net teruglopen naar de vergaderzaal toen ze ineens zag dat de deur van de badkamer openstond en dat er water over de drempel de gang in stroomde. Sophie liep voorzichtig verder. Zou er een toilet of een wastafel verstopt zijn? Ze probeerde het water in de gang te ontwijken en stak haar hoofd om het hoekje van de badkamer. Recht voor haar was een porseleinen wastafel, maar de kraan stond niet aan en de wastafel was droog.

Uit een ooghoek zag ze een mannenvoet in een zwarte sportschoen, en ze begon meteen om hulp te roepen in de hoop dat een bewaker of de receptioniste haar zou horen. Ze stapte de badkamer binnen, de tegelvloer was glad van het water dat nog steeds over de drempel de gang in stroomde.

Over de rand van de overstromende badkuip hing een man: zijn hoofd lag in het water en zijn benen hingen schuin over de badrand. Hij worstelde niet. Hij bewoog helemaal niet.

Als hij nog leefde, moest ze hem snel uit het water halen anders zou hij verdrinken. Ze rende naar de badkuip. De man droeg een okergele broek en een lichtblauw overhemd. Ze kon zijn gezicht niet zien, maar hij had donker haar. Ze zag geen uiterlijke verwondingen, maar ze had geen keuze. Ze moest hem verplaatsen. Ze moest hem uit het water halen.

Sophie greep hem bij zijn riem vast, tilde hem een stukje op, en sloeg haar armen om zijn middel. Hij was zwaar, loodzwaar. Ze zette haar voeten tegen de muur om zich zo goed mogelijk schrap te zetten op de natte vloer, tilde hem over de rand van de badkuip heen, maar schoot toen door de vaart achterover en belandde met de man boven op haar op de natte vloer.

Hij bewoog zich…

Nee, iemand tilde hem van haar af.

‘Sophie.’ Scoops stem. ‘Alles goed met je?’

Ze ging zitten, knikte, en hijgde nog wat na. ‘Hij lag in het bad…’

‘Ja.’

Het was Frank Acosta. Doordat hij in het water had gelegen, zag zijn huid er papperig en blauwig uit. Scoop legde zijn collega plat op de vloer, controleerde of zijn luchtweg vrij was en of hij nog ademde.

‘Verdomme, Frank, ik hoef je toch hoop ik geen mond-op-mondbeademing te geven, hè?’

Acosta hoestte, braakte water uit en rolde op zijn zij.

Sophie stond op en draaide snel de kraan dicht. Een torque die uit gouddraad was gemaakt, net als de torque in Cliff Rafferty’s appartement, was in tweeën gebroken en de helften lagen op de badrand, samen met een stel ranken – klimopranken – die zo te zien met bloed waren besmeurd. ‘Scoop.’

‘Ik zie het.’

Acosta ging op zijn knieën zitten, kreunde, en spuugde op de natte vloer.

‘Kun je praten, Frank?’ vroeg Scoop.

‘Ja. Ja, met mij is alles goed.’

‘Je kunt je beter even laten nakijken.’

Franks hand kwam protesterend omhoog. ‘Nee. Met mij is alles goed.’

Scoop bleef doorvragen. ‘Heb je een klap op je hoofd gehad? Heeft iemand je gedrogeerd?’

‘Geen idee.’ Hij zat op de natte tegelvloer, leunde achterover tegen de badkuip, hoestte, en kromp ineen. Zijn hand ging naar de rechterkant van zijn nek. ‘Pijn in mijn hoofd.’

Scoop nam een kijkje. ‘Daar komt een bult op.’

‘Ja. Ik herinner het me weer.’ Hij haalde nu rustiger adem. ‘Hè, hè.’

‘Wat is er gebeurd?’

‘Ik had jou gebeld. Jij was al onderweg hiernaartoe. Ik was dichterbij en arriveerde als eerste. Ik liep de vergaderzaal in, zag licht branden in de gang, liep ernaartoe om een kijkje te nemen en… bam!’ Hij veegde zijn mond schoon met de rug van zijn hand, die duidelijk trilde. ‘En het volgende moment ben ik doorweekt, hoest ik de longen uit mijn lijf en zie ik jouw lelijke gezicht voor me.’

‘Ben je alleen gekomen?’ vroeg Scoop.

‘Ja. Niemand weet dat ik hier ben behalve jij. Mijn dienst begint later op de dag pas.’

Scoop stak Acosta zijn hand toe. ‘Je raakt nog onderkoeld als je in dat koude water…’

‘Ik kan zelf wel opstaan.’

Acosta probeerde op te staan, gleed uit, viel tegen het bad aan en kreunde. Hij rilde van top tot teen, was doorweekt en water druppelde uit zijn haar over zijn gezicht.

Scoop zuchtte. ‘Verrekte onzin.’

Hij pakte Acosta bij zijn bovenarm vast, trok hem in een snelle beweging overeind en stond met twee passen in de gang met Acosta. Sophie, die nu zelf ook rilde, pakte een handdoek van een haakje en volgde de twee naar de keuken, waar Scoop Acosta op de droge vloer neerzette. Zijn gezicht zag lijkbleek. Sophie deed het licht aan en overhandigde hem de handdoek.

Zijn handen trilden onophoudelijk en hij was duidelijk nog erg zwak, maar hij droogde zijn gezicht af en wierp haar een boze blik toe. ‘Waarom ben jij hier?’

Scoop, die zijn blik op Acosta gericht hield, gaf antwoord. ‘Zij liep hier vanochtend vroeg vanaf het hotel naartoe. Zij is de reden dat ik hiernaartoe kwam. Dat heb ik je alleen niet verteld toen je belde. Zij is degene die jou uit het water heeft getrokken. Heb je nog iemand gezien toen je hier aankwam?’

‘Alleen de receptionist.’

‘Ik moet na hem gearriveerd zijn,’ zei Sophie. ‘Ik heb er de tijd voor genomen. Ik heb ook alleen de receptionist gezien.’

‘Dat is geen antwoord op mijn vraag,’ zei Acosta, die de handdoek in zijn handen hield geklemd. ‘Waar is je vriend Percy? Speelt er iets tussen jullie twee? We hebben alleen jouw woord dat Cliff je onlangs opzocht in Beacon Hill.’

Daarmee bedoelde hij, dacht Sophie, dat er geen getuigen van waren. Ze liep naar de roestvrijstalen gootsteen, trok een lade open, haalde er een stel theedoeken uit en begon zichzelf zo goed mogelijk af te drogen. Ze was zich ervan bewust dat de twee mannen, twee politieagenten, naar haar keken.

Ze wees met de theedoek naar de vergaderzaal. ‘Ik kan daar wel wachten…’

‘Misschien heb je Cliff zelf wel vermoord,’ onderbrak Acosta haar. Hij wist van geen ophouden. ‘Die onzin van die zogenaamde rituelen. Dat kun jij gedaan hebben. Je hebt hem vermoord, bent teruggegaan naar Beacon Hill, en verzon een verhaaltje dat hij je daar kwam opzoeken. En Scoop heb je om je vinger gewonden, dat weet je verrekte goed.’

‘Ik ga nu,’ zei Sophie, die naar de deur liep.

Scoop schudde zijn hoofd. ‘Blijf bij me. Degene die Frank probeerde te vermoorden, kan nog in de buurt zijn. Hij kan niet lang in het water hebben gelegen, want dan was hij dood geweest.’

Acosta gooide de handdoek weg en kwam wankelend overeind; zijn huid leek er nog grauwer uit te zien. ‘Ik zou je archeologe maar eens natrekken, Wisdom.’ Hij hoestte en klemde zijn kaken op elkaar alsof hij pijn of misselijkheid probeerde te bedwingen. ‘Zij is degene die wraak wil nemen. We weten niet wat er tussen haar en Cliff is gebeurd. Niemand weet dat. We weten alleen wat zij ons heeft verteld.’

‘Rustig, Frank. Je hebt waarschijnlijk een hersenschudding. Je hebt een flinke schok te…’

‘Een flinke schok? Ik ben verdomme bijna verdrónken! Deze vrouw is een deskundige. Als ze geobsedeerd is door Keltische Joost mag weten wat – kunst, religie, geschiedenis of botten of zo – dan speelt ze misschien haar eigen spelletje. Stel dat zij erachter zit: dat zij Keltische nepjuwelen heeft verkocht of het echte spul heeft gevonden en dat voor zichzelf wil houden? Stel dat zij Percy Carlisle chanteert om die spullen te kopen of iemand te zoeken die ze wil kopen?’

Scoop had Acosta laten uitrazen. ‘Je moet het rustig aan doen, Frank.’

Acosta negeerde hem. ‘Jouw doctor Malone kan Percy Carlisle van een of andere Ierse klif gesmeten hebben voor ze terugvloog naar Boston.’

‘De Ieren zoeken hem,’ zei Scoop. ‘Laat je eerst nakijken door de ambulancebroeders dan praten we daarna wel verder.’

‘Stel dat je archeologe achter die inbraak van zeven jaar geleden zit? Ze is intelligent zat. Misschien zat zij ook achter de problemen die de oude man in Ierland had, en heeft ze toen hier ingebroken zodat we zouden denken dat het een ontslagen personeelslid was. Misschien verdacht de zoon haar maar kon hij het niet bewijzen. Misschien is hij naar Ierland gegaan om haar te confronteren.’

‘Dat is pure speculatie,’ zei Scoop.

‘Brainstormen. Dat is iets anders.’ Acosta’s donkere ogen, bloeddoorlopen, roodomrand en beschuldigend, waren op Scoop gericht. ‘Ik ben niet emotioneel bij de zaak betrokken.’

‘Je bent wèl emotioneel bij de zaak betrokken,’ zei Scoop op rustige toon, ‘Cliff was je vriend.’

‘Vriend? Cliff had geen vrienden. Hij was een luie, cynische klootzak die altijd anderen de schuld gaf van zijn problemen.’

‘Was hij betrokken bij de criminelen die Estabrook had ingehuurd?’

‘Hoe moet ik dat verdomme weten?’

Bewakers van het museum en twee geüniformeerde agenten arriveerden. Acosta wees hun hulp af en struikelde. Ze wisten hem nog net op tijd op te vangen voordat hij flauwviel.

Scoop raakte Sophies elleboog aan. ‘Gaat het wel?’

Ze knikte. Hij liep met haar mee terug naar de vergaderzaal. Vervolgens arriveerden de ambulancebroeders en de rechercheurs Moordzaken die Cliff Rafferty’s dood onderzochten, op de voet gevolgd door Bob O’Reilly. ‘Verdorie.’ Hij wierp eerst Scoop en vervolgens Sophie een nijdige blik toe. ‘Jullie twee weer.’

 

Tegen de tijd dat de politie klaar was met Sophie, was ze droog genoeg om naar het hoofdgedeelte van het museum te lopen. Ze had er als studente altijd van genoten om door de verschillende tentoonstellingszalen te slenteren en vond het fijn om weer tussen de vertrouwde schilderijen, beeldhouwwerken en artefacten te lopen. De rechercheurs waren professioneel en grondig geweest, maar ze maakte zich geen illusies. Ze hadden haar niet alleen ondervraagd over hoe en waarom ze vanmorgen naar het museum was gegaan, maar ook over wat ze had gezien, wat ze had gedaan, werkelijk over van alles: haar leven vanaf het moment dat ze de familie Carlisle had ontmoet tot aan het moment dat ze in de vergaderzaal zat en hun vragen beantwoordde.

Scoop was niet bij haar gebleven. Ze wist niet eens of dat wel had gemogen, en hij had zelf vragen waarop hij antwoorden wilde. De politie en de museumbewaking hadden het museum afgesloten en doorzocht op mogelijke daders, getuigen en sporen.

Sophie staarde wezenloos naar de glazen vitrine waarin drie Ierse zilveren kelken uit de vroege middeleeuwen waren tentoongesteld, toen Scoop haar vond. ‘Wat zijn ze mooi, hè?’ Haar stem klonk schor, maar ze sprak verder. ‘Je ziet de Keltische motieven. De spiralen, de knopen. Het museum heeft niet veel Ierse stukken, deze zijn in bruikleen van een privéverzamelaar.’

‘Je hoeft hier niet te blijven.’

Ze keek op van de kelken en zag dat zijn ogen op haar waren gericht. Ze kon niets opmaken uit zijn blik; hij was op allerlei terreinen moeilijk te doorgronden. ‘Ik heb vanmorgen niet op je gewacht omdat ik hier alleen naartoe wilde. Het was een prachtige ochtend om te wandelen. Het is nooit bij me opgekomen dat ik hier…’ Ze maakte haar zin niet af. ‘De bewaking in het kantoorgedeelte is duidelijk niet zo strikt als hier in de tentoonstellingszalen.’

Hij legde zijn hand even op haar arm. ‘Ik zal je terugbrengen naar het hotel.’

Ze knikte, maar liep naar een stel kleine, donkere schilderijen. ‘Als Percy in Boston is, als hij zich bezighoudt met duistere, heidense rituelen, waaraan hij zijn eigen draai geeft, en als hij achter dit alles zit…’ Ze schudde haar hoofd. ‘Ik kan het me niet voorstellen. Helen zou er kapot van zijn. Iedereen hier zou er kapot van zijn. Toen rechercheur Acosta aan het “brainstormen” was, kon ik alleen maar denken aan hoeveel verklaringen er zijn voor wat er is gebeurd. Misschien dat Percy bang is en zich schuilhoudt, misschien denkt hij dat hij de schuld in de schoenen krijgt geschoven van iets wat hij niet heeft gedaan. Of misschien werkte hij wel samen met Rafferty of Augustine.’

‘Daarom moet je het onderzoek aan de politie overlaten, die volgt de bewijzen waar ze ook naartoe leiden.’

Ze wendde zich van de schilderijen af. ‘Was dat bloed op de torque en de klimopranken?’

‘Ja.’

‘Het was in elk geval niet rechercheur Acosta’s bloed.’ Ze keek Scoop aan. ‘De cultuur van de Kelten houdt zoveel meer in dan alleen menselijke offers.’

Scoop begon bijna te glimlachen. ‘Voel je de behoefte om ze te beschermen?’

‘Ik wil niet dat er een verwrongen beeld van ze ontstaat, omdat er maar één aspect wordt uitgelicht.’

‘Het lijkt me logisch dat de moordenaar geen vrolijke Keltische symbolen en zo uitkiest om zich mee te identificeren, toch? En wat een Kelt die al een paar duizend jaar dood is van deze hele toestand zou denken, maakt me niet uit. Ik wil degene die Acosta probeerde te verdrinken.’ Scoops grimmige uitdrukking verzachtte iets. ‘Je hebt het daarbinnen goed aangepakt, Sophie.’

‘Rechercheur Acosta zou hier helemaal niet geweest zijn als ik niet…’

‘Niet doen. Daar bereik je niets mee.’

Waarschijnlijk niet, dacht Sophie. De politie zou met Jeremiah Rush gaan praten, als dat nog niet gebeurd was, om erachter te komen aan wie hij allemaal had verteld waar ze naartoe was gegaan. Ze sloeg haar armen om zich heen, ze had het plotseling weer koud. ‘Jullie gaan dat incident met Percy senior in Ierland en de inbraak opnieuw onder de loep nemen, hè?’

‘Daar wordt voor gezorgd, rechercheur Malone.’

Ze probeerde een glimlach tevoorschijn te toveren. ‘Ik geloof dat FBI-agent Malone me beter zou bevallen, hoewel mijn broer vast wel iets zou bedenken om ervoor te zorgen dat ik niet naar de FBI-academie zou gaan.’

‘En wat dacht je van professor Malone?’

‘Dat klinkt me nog beter in de oren.’

Helen Carlisle snelde in haar eentje de tentoonstellingszaal binnen. Ze droeg een lange, dunne jas, alsof ze zo van buiten kwam. Haar donkere haar zat in een paardenstaart en haar rode lipstick stak fel af tegen haar bleke huid. ‘De directeur van het museum heeft me zo snel mogelijk gebeld, en ik ben meteen gekomen. Goddank is er niemand ernstig gewond geraakt.’

‘Waar was u?’ vroeg Scoop.

‘Thuis. Alleen. Maar als u een alibi wilt, misschien dat de huishoudster me heeft gezien.’ Toen hij niet reageerde, draaide ze zich naar Sophie toe. ‘Heeft iemand je al iets te drinken gegeven? Wil je misschien even gaan zitten?’

‘Hier rondlopen helpt.’

‘Natuurlijk. Het is een fantastisch museum. Het moet gemoderniseerd worden, maar de raad van toezicht werkt aan een langetermijnplanning…’

Helens stem stokte en er verschenen tranen in haar grote ogen. ‘Ik probeer sterk te zijn, maar ik voel me zo kwetsbaar. Ik denk steeds maar dat de telefoon zal rinkelen of dat de voordeur zal opengaan en dat het Percy dan is.’ Ze draaide zich snel om en keek Scoop aan. ‘Ik geloof niet dat mijn man betrokken is bij wat er dan ook allemaal aan de hand is, rechercheur Wisdom. Dat weet ik gewoon zeker.’

‘We willen hem alleen vinden, mevrouw Carlisle,’ zei Scoop.

Ze knikte en trok de jas dichter om zich heen. ‘Ik zit erover te denken om een paar dagen naar New York te gaan. Ik wil even alleen zijn… weg van dit alles. Ik was heel even bang voor mijn veiligheid, maar als ik een doelwit was geweest, was ik nu al dood. Het lijkt erop dat politieagenten meer te vrezen hebben dan ik. Het is allemaal heel angstaanjagend, maar wat er dan ook aan de hand is, het heeft niets met mij te maken.’ Ze voegde er koeltjes aan toe: ‘Of met mijn man.’

Scoop deed zijn eigen jack dicht. ‘Dus u maakt zich geen zorgen om hem?’

‘Het is dat Cliff is vermoord en nu deze toestand met rechercheur Acosta… anders zou het niet eens in me zijn opgekomen om me druk te maken over waar hij mogelijk is.’

‘Heeft uw man het ooit over de inbraak hier gehad?’

‘Nee, waarom zou hij? U klampt zich aan een strohalm vast, nietwaar rechercheur? Ik moet gaan. Ik heb een afspraak met de directeur. Ik had nooit…’ Ze rilde; een charmante, aantrekkelijke vrouw die ineens te maken had gekregen met gewelddadigheden. ‘Dit is niet wat ik had verwacht. Ik weet niet of ik het wel aankan.’

Ze wachtte niet op een antwoord, maar liep snel de zaal uit.

Sophie voelde zich ineens moe. ‘Ik moet langs het bijlescentrum… en ik heb een vriend op de universiteit beloofd dat ik gelijk even bij hem langs zou komen. Aankomend semester ga ik daar een paar uur lesgeven.’ Ze richtte haar aandacht op Scoop. ‘Hoe zit het met jou? Alles goed?’

‘Ja, best.’

‘Rondslepen met rechercheur Acosta heeft toch geen van je wonden opengescheurd, hoop ik?’

Hij schudde zijn hoofd. ‘Geen centje pijn.’

Ze glimlachte. ‘Zou je het me vertellen als je nu verging van de pijn?’

Hij had duidelijk niet verwacht dat ze dat zou zeggen en hij glimlachte terug. ‘Waarschijnlijk niet.’

‘Je kunt jezelf zeker wel voor je kop slaan dat je er niet eerder achter bent gekomen dat Cliff Rafferty de politieagent was die banden onderhield met die lokale criminelen?’

‘Dat onderzoek loopt nog. In dit werk heb je nu eenmaal met successen en nederlagen te maken.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Je hoopt gewoon dat de nederlagen geen levens kosten of dat er niemand gewond door raakt.’

‘Maar als er al iemand gewond raakt, heb je liever dat jij dat bent dan iemand anders, toch?’

Hij antwoordde niet. ‘Kom op. Ik ben met de auto gekomen. Ik geef je wel een lift.’

‘Ik vind het niet erg om te lopen.’

Scoop legde zijn arm rond haar schouders. ‘Ik kan niet wachten om jou in dat forum te zien, kibbelend met collega’s over een of andere kwestie van honderden jaren oud. Is Keltische archeologie controversieel?’

‘Dat kan.’

Hij lachte zachtjes. ‘Dat bedoel ik nu. Academici.’ Zijn arm gleed rond haar middel en hij trok haar dicht tegen zich aan. ‘Je hebt net iemand het leven gered. De dag had slechter kunnen beginnen.’

‘Ja, zo kun je het ook bekijken.’

Hij liet haar los en keek haar met een schuin hoofd aan. ‘Waar denk je aan, Sophie?’

Ze pakte zijn hand vast en liet haar vingertoppen over een rafelig litteken op zijn pols glijden. ‘Dit komt door de bom. Je huis is afgebrand. Cliff Rafferty werd opgehangen. En nu is Frank Acosta bijna verdronken. Onze dader lijkt geobsedeerd door Keltische rituelen, haalt uit diverse bronnen stukjes en beetjes van Keltische overleveringen vandaan, die hij door elkaar husselt, zodat ze aan zijn of haar doel beantwoorden. Sommige wetenschappers geloven dat verbranding, ophanging en verdrinking symbool staan voor vuur, aarde en water: de basiselementen die geassocieerd worden met specifieke Keltische goden. De god Esus met aarde, Taranis met vuur, en Teutates met water.’

‘Dus jij denkt dat de keuze van die badkuip geen toeval was?’

‘Misschien was dat snel denkwerk, aangezien de dader niet kon weten dat rechercheur Acosta hier vanmorgen zou zijn. Niet dat ik beweer dat er een duidelijke strategie achter zit of dat er specifieke offerrituelen werden uitgebeeld.’

‘Jay Augustine was geen wetenschapper die de duivel en het kwaad heeft bestudeerd,’ zei Scoop. ‘Hij pikte eruit wat aan zijn doel voldeed.’

‘Om te moorden.’ Sophie voelde dat het bloed uit haar gezicht wegtrok. ‘In 1984 werd het lijk van een jonge Kelt in een veenmoeras in Engeland gevonden. Het was verbazingwekkend goed geconserveerd vanwege de anaerobe omstandigheden. Hij was door extreem geweld om het leven gekomen. Hij was meerdere keren op zijn hoofd geslagen, zo hard dat hij daar al snel aan gestorven zou zijn. Maar dat was niet de doodsoorzaak.’

‘Werd hij verbrand, opgehangen of verdronken?’

‘Gewurgd met een koord. Het koord zat tweeduizend jaar later nog om zijn nek. Achter in het koord was een stok gestoken om nog meer kracht te kunnen uitoefenen en dat brak zijn nek.’

‘Gezellig.’

‘En dat was nog niet alles. Vervolgens werd zijn keel opengesneden en werd zijn lijk in een veenmoeras gegooid. Misschien dat hij een gewillig slachtoffer was en zijn leven offerde voor het welzijn van de stam of voor een overwinning in de strijd; we weten het niet. Maar wat het doel van zijn dood ook was, na die eerste klap voelde hij geen pijn meer.’

Scoop trok een lelijk gezicht. ‘En ik maar denken dat je alleen mooie sieraden opgroef die honderden jaren begraven waren. Kom op. Laten we naar die hockeyspelers van je gaan.’

‘Ik denk dat ik toch maar je aanbod van een lift aanneem.’

Hij sloeg zijn arm weer om haar heen. ‘Dat dacht ik al.’