Jane
Ik geef het toe: ik was nu dus bang.
Het was zes weken geleden dat John en ik elkaar in Bogotá hadden ontmoet. Zes weken!
En nu wilde hij met me uit eten in een of andere chique tent. Trek iets leuks aan, had hij gezegd.
Dus kun je je afvragen waar ik dan bang voor was.
Dat hij het uit zou maken, wat mij altijd na zes weken overkomt.
Ik had sinds ik op de middelbare school naar pianoles ging nog nooit een relatie gehad die langer dan zes weken duurde.
En die duurde maar zeven weken.
Goede dingen duren nooit lang. En wat John en ik samen hadden, dat was goed. Heel, heel goed.
Dus daar moest natuurlijk een einde aan komen. En vlug ook. Shit, dit zou best eens ons laatste avondje samen kunnen zijn. Dus dofte ik me op alsof ik iets te vieren had. Zelfs al zou ik alleen een toast op ons afscheid uitbrengen.
We hadden kunnen gaan lopen, maar ik had hoge hakken aan en John stelde voor om een taxi te nemen.
Stiekem denk ik dat een taxi hem aan onze eerste avond in Bogotá herinnerde.
Voordat we er erg in hadden, waren we bij het River Café. Ik stelde voor om onze vriendschap met tequila te vieren, maar John bestelde champagne.
‘Champagne drink je als je iets te vieren hebt,’ zei hij.
Ik glimlachte, en knipperde de tranen weg die plotseling opwelden.
We dronken champagne, we keken naar de rivier, maar voornamelijk keken we naar elkaar. We hadden eten besteld, maar dat stond onaangeroerd tussen ons in.
Ik had trek, maar alleen in hem.
Ik geloof dat er muziek was, dat er mensen aan het dansen waren.
Maar net als in Bogotá waren we ons niet bewust van onze omgeving, alsof onze levens zich afspeelden in het oog van een orkaan, terwijl de rest van de wereld om ons heen stormde.
Ik vroeg me af of er een manier was om onze laatste nacht eeuwig te laten duren. Misschien als we de maan met een lasso zouden kunnen vangen en er voor eeuwig op tussen de sterren konden rijden, zodat de droom nooit zou eindigen.
Het is niet het soort beeld waarop ik normaal kom, maar John riep het bij me op.
En toen stak John zijn hand in zijn zak. Ik dacht eerst dat hij een pen wilde pakken. Of een sigaret?
Maar hij haalde een doosje tevoorschijn. Lichtblauw, de kleur waar Tiffany’s bekend om was.
Ik snapte er niets van.
John zei niets, maar maakte het doosje open.
En vervolgens straalde de hele wereld toen hij een ring aan mijn linkerhand schoof.
John had me de sterren geschonken en een nacht die voor eeuwig zou blijven duren.