John
Verdomd, met die stem van haar zou ze een eersteklas 06-lijn kunnen hebben.
Mijn hart ging als een razende tekeer. Van angst? Opwinding? Of was het iets anders?
Ik bleef niet staan om het te analyseren. Ik wist alleen dat ik mijn mislukte moordenaar in handen moest zien te krijgen voordat de avond ten einde was. Als ik me eenmaal meester van haar had gemaakt, zag ik wel verder.
Een zwarte sedan was net bij de stoeprand gestopt. De chauffeur stak zijn hoofd uit het raam. ‘Een limousine, meneer?’
Ik liet mijn blik over de wagen glijden. Precies wat ik nodig had.
Even later reed ik met een rotgang over de snelweg met één hand aan het stuur, mijn mobieltje in mijn andere hand. Laten we zeggen dat ik de limousinechauffeur de rest van de avond vrij had gegeven.
Ik hoop dat hij geen bekeuring krijgt omdat ik te hard rijd, dacht ik. Ik meende een afspraak te hebben en ik mocht om de donder niet te laat komen.
Al snel strekte de weg naar wat ik vroeger thuis noemde zich voor me uit. Zoals anders zou mijn lieve vrouwtje vast op me zitten te wachten.
Maar niet zoals anders.
Hmm.
Als mijn echtgenote een andere vrouw was dan ik dacht, was ze dan nog steeds mijn vrouw?
Ik staarde naar de weg voor me.
Ik wierp een blik op de telefoon.
Mijn ogen richtten zich weer op de weg.
Toen weer op de telefoon.
‘Je kunt me wat,’ mompelde ik, en ik drukte een snelkeuzetoets in.
Jane - wie zou ik anders bellen? - nam er verdomd lang de tijd voor om op te nemen.
‘Ben je er dan nog niet?’ zei ze. Niet eens een hallo.
‘Ik wil één ding weten,’ zei ik zonder er doekjes om te winden. ‘Wat was het eerste wat je dacht toen we elkaar voor het eerst ontmoetten?’
Doodse stilte. Voor één keer nu eens geen antwoord, geen gevatte reactie.
Ik had haar overrompeld.
‘Jij eerst,’ zei ze eindelijk O nee. Niet weer dat stomme spelletje.
Ik was al die spelletjes spuugzat. Ons hele huwelijk was verdomme een spelletje geweest.Voor één keer wilde ik er nu eens niet omheen draaien.
‘Ik vond dat je eruitzag als een kerstochtend,’ zei ik. ‘Ik weet niet hoe ik het anders moet zeggen.’
Ik dacht dat er aan de stilte geen einde kwam. Toen: ‘Waarom vertel je me dit nu?’
‘Ik...’Jezus. Waarom deed ik dat, verdomme? ‘Ik denk dat als het bijna is afgelopen, je weer denkt aan hoe het begonnen is.’
Ze zei niets. Ik hoorde verkeersgeluiden door haar telefoon. Ze rijdt vast met open ramen, dacht ik. Ik zag haar wapperende haren voor me.
‘Ik vond gewoon dat je de waarheid moest weten,’ zei ik.
Nog steeds geen reactie.
Was ze in slaap gevallen? Gestopt om te tanken? Luisterde ze eigenlijk wel? Ik had wel tegen haar willen schreeuwen: Praat tegen me, Jane. Verdomme! Zeg iéts!
‘Dus vertel eens,’ zei ik op gebiedende toon. ‘De waarheid.’
‘Ik dacht... Ik dacht...’ Haar stem klonk nu zacht en teder.
Ja?’ fluisterde ik.
‘Ik vond je het knapste...’
Haar stem brak en het leek wel of een vuist zich in mijn borst ontvouwde.
Maar ik moet haar verkeerd hebben ingeschat. Want de tederheid verdween uit haar stem en ze besloot met:‘... doelwit dat ik ooit had ontmoet.’
Ik knikte in de donkere auto, nam haar woorden in me op. Liet ze op me inwerken.
Het was gelul. ‘Het was gewoon werk,’ zei ik, en ik daagde haar daarmee uit het te ontkennen. ‘Van het begin af aan.’
‘Gewoon werk,’ zei ze.‘Koel. Hard. Berekenend.’
Ja hoor, trap me maar tegen m’n ballen.
Ik besloot van rijstrook te wisselen om ruim baan te hebben. En de trieste man die ik zag toen ik bij het wisselen van strook in mijn achteruitkijkspiegel keek? Gek, maar hij leek sprekend op mij.
Ik had haar eigenlijk moeten bedanken. Bedanken omdat ze zich niet had laten afleiden en me de kans had gegeven te zeggen wat ik op mijn hart had. ‘Bedankt,’ zei ik kortaf. ‘Dat wilde ik horen.’
Ik hing op. Mijn pantser zat weer waar het hoorde.
Er was werk aan de winkel. En bij dit karwei was geen plaats voor wenskaarten.
Ik gaf plankgas.