4

Bij de ingang van de Metropolitan Police Service draaide het naambord van New Scotland Yard snel om zijn as, alsof het bureau hiermee wilde aangeven dat het in hetzelfde hoge tempo de criminaliteit bestreed. De zilverkleurige letters glinsterden op de grijze natuurstenen ondergrond. Een groep Chinezen liet zich ervoor fotograferen. Terwijl de fotograaf hen aanwijzingen gaf, bewogen ze giechelend met het bord mee.

Vijftien etages hoger draaide inspecteur Richard Wainwright op zijn bureaustoel heen en weer. Met twee handen hield hij zijn beker vast en staarde naar zichzelf. wanted, dead or alive stond onder de foto op zijn theemok. Hij wist dat als zijn vrouw nu mocht kiezen, ze hem liever dood dan levend zag. Hij was zich ervan bewust dat hij zich thuis onuitstaanbaar gedroeg, maar de laatste zaak was hem niet in de koude kleren gaan zitten. Hij schraapte zijn keel. Er even tussenuit, ja, dat zou goed voor hem zijn. Een lang weekend naar zee bijvoorbeeld, Blackpool misschien, zodat de zeewind de gruwelijke beelden die hij jarenlang had opgespaard uit zijn hoofd zou waaien. Aan de andere kant, hij werd altijd depressief van kustplaatsen. Zuchtend krabde hij met zijn nagel over de woorden or alive .

Hij zette de mok neer en startte zijn computer op. Met een klik opende hij zijn mailbox.

Misprijzend keek hij toe hoe zijn postbus zich vulde met een stroom van berichten die hij tussen elf uur gisteravond en vanochtend had ontvangen. Met de muis gleed hij langs vergaderverslagen die hij nooit zou lezen, met rode uitroeptekens aangemerkte persberichten die hij moest controleren voordat ze de deur uitgingen, interne nieuwsbrieven waar nooit nieuws in stond, en allerlei formulieren die hij moest invullen. Hij klikte op de een-na-laatste mail, om 02.03 uur verzonden door de patholoog-anatoom die het sectierapport van Frank Schoeller had opgesteld. Hij opende de bijlage en drukte op print.

Een halfuur later had hij zich door de technische termen heen geworsteld. Schoeller was overleden aan een hersentrauma en inwendige bloedingen. Verder had hij vijf gebroken ribben en waren van drie vingers de nagels afgerukt. De wonden op zijn bovenlichaam waren te oppervlakkig om dodelijk letsel toe te hebben gebracht.

‘Hij wist iets, of had iets in zijn bezit? Wat heb je uitgespookt Schoeller?’ mompelde hij.

Verderop in het rapport schreef de patholoog dat ze op de handen van Schoeller minuscule schilfers bladgoud had gevonden die ze aan een nader onderzoek wilde onderwerpen. Ze had erbij aangetekend dat de schilfers hoogstwaarschijnlijk van een boek afkomstig waren, aangezien er in het bloed op zijn handpalmen een scherpe hoek afgetekend was. Ze ging er vooralsnog van uit dat hij een boek had vastgehouden. Ook bleek het bloed op een paar vingers deels verdwenen. Gezien de papiervezels die ze had gevonden, concludeerde ze dat het bloed op die plaatsen door papier geabsorbeerd was. Er waren geen vingerafdrukken op het lichaam aangetroffen, afgezien van de afdrukken van die neef van hem, Alec Schoeller.

Wainwright drukte een nietje door de A4’tjes en keek naar buiten. De wind duwde de regendruppels diagonaal over het glas in de richting van de smalle roestige goot. Meters onder hem kropen de auto’s filerijdend voorbij. Paraplucirkels, in alle kleuren van de regenboog, leken over de straten te zweven.

Hij keek op zijn horloge en stond op. Het prikbord nam een groot deel van de linkermuur in beslag. Met zijn korte nagels pulkte hij de punaises los. Vijf minuten later lag de grond bezaaid met foto’s, plattegronden, schema’s, post-its en vellen volgeschreven papier. Hij bukte zich, graaide alles bij elkaar en legde de stapel op zijn bureau.

Het meisje op de bovenste foto glimlachte haar beugel bloot. Ze hield haar hoofd een beetje schuin. Haar donkerbruine haren vielen tot op de schouders van haar schooluniform. De ogen waren nog iets gezwollen van de slaap. Isabelle White.

‘Izzy,’ zei hij zacht.

Zij was de eerste van zes meisjes die in de afgelopen twee jaar langs de oevers van de Theems waren gevonden, hun lichamen gruwelijk verminkt. Als vuilnis waren ze behandeld, hun houdbaarheidsdatum afhankelijk van de dag waarop de dader had besloten ze te ontmaagden. Daarna had hij ze weggesmeten als bedorven waar.

Ze hadden de moordenaar uiteindelijk te pakken gekregen. De man maakte als freelancer lesroosters op verschillende scholen. Op elke school vond hij een slachtoffer. Hun uniformen hing hij in zijn kast, gewassen en gestreken, alsof er niets aan de hand was.

Wat hem nog het meest had geraakt waren de foto’s die de dader van de meisjes had gemaakt nadat hij ze had misbruikt. Met watervaste stift had hij ze opgemaakt. Het rood liep tot ver over hun liplijn, woeste vegen blauw lagen dik op hun oogleden. Hun wimpers had hij tot over hun wenkbrauwen en jukbeenderen bijgetekend.

De manier waarop de meisjes de lens in keken, als poppen, maar dan zonder die doodse blik, hun ogen vervuld van angst en pijn, was gruwelijk.

Het was voor het eerst in zijn leven dat een zaak hem nachtmerries bezorgde. ‘Stop er dan ook mee,’ had zijn vrouw gezegd. ‘Ga met vervroegd pensioen, je wordt te oud voor dit soort dingen.’

Met een diepe zucht sloeg hij het dossier van Schoeller open. Terwijl hij de foto’s die erin zaten op een stapel legde, bedacht hij zich dat hij de coulance die hij Alec had getoond in de nacht dat hij zijn oom had gevonden, nu zou laten varen. Hij was ervan overtuigd dat Schoeller iets achterhield en was vastbesloten om er vandaag achter te komen wat dat was.

Hij legde de foto’s op volgorde en liep de kamer uit.

Alkmaar, 21 juli 1636

Het einde van de kleine ijstijd had de Lage Landen bereikt. Eeuwenlang waren de winters lang en koud en de zomers kort en vochtig. Dit jaar was het anders. De hitte hield nu al weken aan. ’s Nachts koelde het nauwelijks af. Dan gleed de geur van zwetende lichamen door de geopende luiken naar buiten en bleef in de straten hangen, als een stinkende deken die over de stad was gelegd.

Cornelius keek geërgerd om. De jongen was steeds langzamer gaan lopen en sjokte nu op een paar meter afstand achter hem aan. Ze moesten voortmaken. Bovendien voelde hij zich op straat ongemakkelijk na wat er net gebeurd was. Hij hield zijn pas in.

‘Jacobus, loop eens door, we zijn veel te laat.’

Hij wachtte tot de jongen naast hem was. Samen liepen ze verder.

‘Zou hij nog wel wakker zijn?’ vroeg Jacobus. ‘Misschien is hij al gaan slapen’.

‘Maak je maar geen zorgen, hij is nog op.’

‘Denkt u?’

‘Denk je waarachtig dat hij zich terugtrekt voordat hij weet hoe het is gegaan? Hij wacht heus wel. Kom nu, de pas erin, we moeten ons echt haasten.’

‘Ja, natuurlijk wil hij dat weten, maar ik…’

Cornelius keek naar het baardeloze profiel van zijn metgezel. De jongen had tot nog toe geen enkele angst getoond. Nu klonk hij bevreesd. Het weeshuis had geen slechte naam, maar je wist natuurlijk nooit wat zich achter gesloten deuren afspeelde. Wel wist Cornelius dat Adriaen Koorn, de weesmeester, zijn weeshuis met strakke hand leidde en dat er tucht en discipline heersten.

‘Behoeft het nog steeds uitleg, Jacobus? Je begrijpt toch dat dit de enige manier is om hem tegen te houden?’

Cornelius vroeg zich af of ze zich misschien hadden vergist. Was Jacobus wel in staat zijn zwijgzaamheid te bewaren over hetgeen hij nu op zijn geweten had? Als het bekend werd, zou dat vreselijke gevolgen hebben. Niet slechts voor hem, maar ook voor anderen. Hij had eraan getwijfeld of het verstandig van Adriaen was geweest om uitgerekend Jacobus aan te wijzen hem te vergezellen, want de jongen was wat zwakhoofdig en onnozel. Maar hij had het aanbod toch aangenomen, want Jacobus was groot en beresterk. Trouwens, het deed er nu niet meer toe. Het was gebeurd en er was geen weg meer terug.

‘Nee, ik besef het wel,’ zei Jacobus. Hij boog zijn hoofd en strekte zijn handen voor zich uit. Terwijl hij ze omdraaide spreidde hij zijn vingers en keek naar het bloed dat zich meanderend in zijn handlijnen had opgehoopt. Grommend wreef hij ze tegen elkaar. Rode stofdeeltjes dwarrelden onzichtbaar naar beneden.

‘Mijn handen, ik wil ze schonen.’

‘Kom nu, de pas erin. Hoe eerder we er zijn, des te eerder je dat kunt doen.’

Cornelius streek over zijn haar, reikte naar achteren en trok een paar vochtige slierten uit zijn kraag. Zweet gutste over zijn gezicht. De lijzige stem van de jongen begon hem steeds meer op zijn zenuwen te werken. Hij wreef over zijn maagstreek. Hij voelde zich nog steeds onwel.

Wat was dit moeilijk geweest. Wouter Winckel was zijn achterneef. Ondanks hun meningsverschillen waren ze goede vrienden geweest. Toen Elizabet vier jaar geleden op haar kraambed overleed, was hij het, van degenen die Wouter hadden bijgestaan, die een min voor de laatstgeborene had geregeld. Ze namen elkaar vaak in vertrouwen. Daarom was de schok zo groot toen de weesmeester hem had verteld waar Wouter zich mee bezighield. Hij had het eerst als ongeloofwaardig afgedaan, want hij had Wouter altijd veel wijsheid toegedicht. Maar bovenal had hij altijd gedacht dat hij Wouter van haver tot gort kende, dat ze geen geheimen voor elkaar hadden. Maar Adriaen had hem het bewijs laten zien. Eerst was hij ernstig teleurgesteld geweest, maar gaandeweg was hij woedend geworden.

Dat Winckel het onderlinge vertrouwen zo had durven schaden. De jarenlange vriendschap bleek een misrekening, een farce, gebaseerd op niets dan leugens. Van alle gesprekken die ze hadden gevoerd over het geloof, over hoe ze erover dachten, bleek de oprechtheid van Wouters woorden en gedachten nu discutabel.

Cornelius zuchtte. Hij wist dat de hand van God hem had geleid, dat vergiffenis zou volgen, maar dat het hem zo zwaar zou vallen had hij niet verwacht. Het was niet de gruwel van de daad die hem zo aangreep, nee, daar had hij geen moeite mee. Het had met Wouter te maken. Hij zou hem missen. Zijn levendigheid, zijn zotte grappen, zijn gulheid en zelfspot. Met zijn hart vervuld met haat had hij Wouter bezocht. Met zijn hart vol pijn liep hij er nu vandaan.

Het tulpenvirus
titlepage.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_0.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_1.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_2.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_3.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_4.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_5.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_6.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_7.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_8.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_9.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_10.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_11.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_12.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_13.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_14.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_15.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_16.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_17.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_18.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_19.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_20.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_21.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_22.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_23.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_24.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_25.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_26.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_27.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_28.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_29.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_30.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_31.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_32.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_33.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_34.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_35.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_36.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_37.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_38.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_39.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_40.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_41.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_42.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_43.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_44.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_45.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_46.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_47.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_48.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_49.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_50.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_51.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_52.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_53.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_54.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_55.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_56.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_57.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_58.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_59.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_60.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_61.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_62.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_63.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_64.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_65.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_66.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_67.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_68.xhtml