17

 

 

 

Ze kregen koffie en broodjes met kaas en drie soorten koekjes. In de lokalen hing kerstversiering, in overvloed. De kinderen hadden de vrije hand gekregen. Angela herkende Elsa’s schilderijen omdat Elsa die al eerder had laten zien. Er stonden strepen en cirkels op die vrijwel alles konden symboliseren. Of gewoon voorstellen. Niet alles bestond uit symbolen.

Het rook er naar gesmolten kaarsvet en bisschopswijn. De ouders liepen door de lokalen en gaven commentaar op de kerstsfeer die hier ruim drie weken voor kerstavond al hing.

De kinderen waren er vanavond niet. Geen overuren voor hen, dacht Angela. Elsa mag lekker ontspannen met Erik. De bal over de vloer rollen tot hij niet langer kan opstaan vanwege de stijfheid in zijn gewrichten. Nee. Zo erg is het niet. Maar natuurlijk maakt het verschil of je op je veertigste vader wordt of op je vijfentwintigste.

Ze keek om zich heen. Ze was zelf van een soort tussenleeftijd wat het moederschap betrof, niet te jong en niet te oud. Het was vandaag de dag geen sensatie als je tot na je dertigste wachtte met het krijgen van kinderen. Veel mensen wachtten. Maar zij had niet langer willen wachten. Erik had gewacht tot zij het niet langer accepteerde. Zij had het niet langer geaccepteerd. No more .

De toekomst was nog niet voorbij. Wacht maar af, Erik.

Ze gingen allemaal naar het grootste lokaal. Het hoofd heette hen welkom op deze jaarlijkse traditie. We zijn hier tenslotte een beetje bijzonder, zei ze. Binnenstadsbevolking en binnenstadskinderen.

Angela zag het huis aan zee voor zich. Een allee, bomen om het huis, een grindpad en een moestuin. Een stilte die uit de aanblik van de branding bestond. Denken dat je het geluid van de ruisende zee kon horen.

De toekomst was nog niet voorbij.

Maar de flat aan het Vasaplein was niet iets waar je zomaar afstand van deed. Op dit moment leek het de beste plek voor Elsa. Grote, glimmende vloeren. Ballen konden daar makkelijk rollen.

Later, toen de groepen kleiner werden, kwam het ter sprake. Verschillende mensen zeiden iets. Velen hadden er vanavond aan gedacht, ook het personeel natuurlijk, maar zoals iemand zei: “We wisten niet goed hoe we erover moesten beginnen.”

“Welke crèche was het?” vroeg iemand anders.

“De Bosanemoon.”

“Waar ligt die?”

“In Änggården.”

“Dat is hier niet zo ver vandaan.”

“Ze waren in het bos, in het Slottsbos.”

“Het is toch niet te geloven.”

“Nee.”

“Is zoiets vaker gebeurd?”

“Tja, ik heb er nooit iets over gehoord.”

“Hoe is het met het jongetje?”

“Ik weet het niet.”

Angela luisterde, zei niets. Ze had de jongen diezelfde avond gezien en daarna, vandaag nog. Een dag … nadat het was gebeurd. Simon. Zijn ouders. De vader had een keer fuck gezegd, of misschien wel twee keer.

Angela zat een beetje afzijdig, bij het raam, op een stoel die eigenlijk bedoeld was voor een kleiner en jonger iemand. Een lantaarn buiten wierp licht over de schommels en de glijbaan. De koplampen van de auto’s verlichtten de straat onder aan de helling. Ze dacht aan de kapotte afrastering buiten. Die was toch wel gemaakt?

Ze kon de kerktoren aan de andere kant van de straat zien, die was ook verlicht.

Een vrouw ging op het andere kinderstoeltje zitten.

“Eens kijken of we straks nog kunnen opstaan”, zei ze.

“Ik durf het nog niet te proberen”, zei Angela.

“Ik ben Lena Sköld”, zei de vrouw en ze strekte haar rechterhand uit.

“Angela Hoffman.”

Angela had Lena Sköld niet eerder ontmoet. Meestal bracht en haalde Erik Elsa naar en van de crèche. Maar trouwens, ze herkende haar nu toch. Ze dacht ook dat ze wist hoe haar kind eruitzag. Een meisje met donker haar.

“Ik ben de moeder van Ellen”, zei Lena Sköld.

“Ik die van Elsa”, zei Angela.

“Ja, natuurlijk”, zei Lena Sköld. Ze tilde haar koffiekopje op. “Wij … Ellen … komt hier nog niet zo lang.” Ze nam een slok. “We hadden eerst een andere crèche.”

“Ik geloof dat ik wel weet hoe Ellen eruitziet”, zei Angela.

“Ze staat op de foto achter je.”

Angela draaide zich om en zag de kleine foto op de muur, vastgeplakt op een groter vel papier. Het meisje stond op een strand en lachte naar de zee. Het waaide. De foto was omlijst met alle kleuren van de regenboog. Pijlen met de naam van het meisje wezen naar de foto. Een kleine exhibitionist.

“Ze wilde dat het duidelijk was dat zij op de foto stond en niet iemand anders”, zei Lena Sköld met een glimlach.

“Ze heeft kennelijk een goed zelfvertrouwen”, zei Angela.

“Tja … ik weet het niet.” Lena Sköld nam weer een slok van haar koffie. “We … zullen zien.” Ze keek Angela aan. “Ik ben alleenstaand.” Ze zette het kopje neer en glimlachte opnieuw. “Zoals het zo mooi heet.”

Angela knikte. Door het raam zag ze mensen de crèche verlaten om naar huis te gaan. Ze keek op haar horloge.

“Tijd om in beweging te komen”, zei Lena Sköld. “Als ik op kan staan.” Ze maakte een beweging met haar benen. “Eerste poging mislukt.”

“Ik geloof dat ik het niet eens ga proberen”, zei Angela.

Lena Sköld bleef ook zitten en keek door het raam dat haar gezicht weerspiegelde.

“Ik moet denken aan waar we het eerder op de avond over hadden”, zei ze nu.

“Over die jongen die … verdween?” zei Angela.

“Ja.” Het leek alsof ze nog meer wilde zeggen en Angela wachtte. “Er … is me laatst iets geks overkomen. Of liever gezegd, Ellen.” Ze keek Angela aan. “Het is bijna … eng. Ja, zo voelt het toch. Wat er met dat jongetje is gebeurd en zo. Maar ik bedoel dat met Ellen. In verband … hiermee dus.”

Waar heeft het mens het over, dacht Angela.

“Het was zo vreemd”, ging Lena Sköld verder. “Dat met Ellen. Ze kwam thuis en … ja, vertelde, zou je kunnen zeggen … dat ze iemand was tegengekomen toen ze met de kinderen van de crèche op stap was.”

“Hoezo, tegengekomen?”

“Een … man, dus. Een meneer. Dat ze iemand was tegengekomen met wie ze een poosje in een auto had gezeten. Ik heb althans begrepen dat het een auto was.”

“Dat heeft ze dus verteld?”

“Zo heb ik het in elk geval geïnterpreteerd”, zei Lena Sköld. “En dan is er nog iets. Ze had iets bij zich dat die dag is verdwenen.”

“Wat voor iets?” vroeg Angela.

“Een zilveren bedeltje dat ze in haar overall had. Het was weg. De politie had tegen me gezegd dat ik moest kijken of ze iets miste en dat was dat bedeltje.”

“De politie?” vroeg Angela.

“Ik heb de politie die avond gebeld, toen Ellen had verteld dat ze iemand was tegengekomen.”

“Welke politie?”

“Hoe bedoel je?”

“Belde je naar de centrale meldkamer?”

“Ik weet niet hoe het heet. Ik heb een nummer opgezocht en kwam toen bij een centrale die me doorverbond.” Lena Sköld zette het koffiekopje op de grond. “Met een politiebureau hier in de buurt, trouwens.”

“De wijkpolitie”, zei Angela.

“Ja.” Ze keek Angela aan. “Je hebt hier kennelijk verstand van. Ben je soms agent?”

“Nee.”

“Het wijkbureau. Majorna en Linnéstaden.”

“Wat zeiden ze?”

“De man met wie ik sprak, heeft genoteerd wat ik zei. Zo klonk het in elk geval. En toen zei hij dat ik moest kijken of ze iets kwijt was. Dat heb ik gedaan en toen heb ik teruggebeld over het bedeltje.”

“Hebben ze nog iets van zich laten horen? De politie?”

“Nee.”

“Hoe is het met Ellen?”

“Gewoon. Ik geloof toch dat het een soort fantasie was.” Ze keek om zich heen in de speelruimte, die opgeruimd en glimmend was. Er lag speelgoed in grote bakken die tegen de muren stonden. Overal hingen tekeningen. De meeste stelden Kerstmis voor. En de symbolen van de kerst, dacht Angela.

De geur van kaarsen en bisschopswijn en het spannende kerstgevoel waren nog steeds aanwezig. Ze hoorden stemmen uit de andere lokalen, maar dat waren er inmiddels minder geworden. “Maar na wat ik over die jongen heb gehoord, weet ik het niet goed meer.”

Angela gaf geen antwoord.

“Wat denk jij?” vroeg Lena Sköld.

“Heb je geprobeerd er nog vaker met Ellen over te praten?”

“Ja. Een paar keer.”

“Wat zegt ze?”

“Ongeveer hetzelfde. Ik heb erover nagedacht. Ze lijkt het niet te zijn vergeten. Het is hetzelfde verhaaltje. Of … sprookje. Een fantasie.”

De Hemel Is Een Plek Op Aarde
titlepage.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_0.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_1.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_2.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_3.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_4.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_5.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_6.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_7.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_8.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_9.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_10.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_11.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_12.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_13.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_14.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_15.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_16.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_17.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_18.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_19.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_20.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_21.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_22.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_23.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_24.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_25.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_26.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_27.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_28.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_29.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_30.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_31.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_32.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_33.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_34.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_35.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_36.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_37.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_38.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_39.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_40.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_41.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_42.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_43.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_44.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_45.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_46.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_47.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_48.xhtml