4

 

 

 

Inspecteur bij de politie Janne Alinder tilde voor de eerste keer die avond de hoorn van de haak, zijn dienst was nog maar drie tellen geleden begonnen. Hij zat nog niet eens.

“Politiebureau Majorna-Linnéstaden, met Alinder”, zei hij terwijl hij op de draaistoel ging zitten die onder zijn gewicht begon te piepen.

“Hallo, is dit de politie voor Linnéstaden?”

Dat zei ik toch net, dacht hij. Het was altijd hetzelfde liedje. Niemand luisterde. Lag dat aan hem of aan degene die belde? Wat wilden ze bevestigd krijgen? Het zou beter zijn om gewoon met “hallo” op te nemen, omdat de vraag toch zou volgen.

“Dit is de politie aan de Tredje Långgatan”, zei hij ten overvloede.

“Het gaat om mijn dochter”, zei een vrouwenstem. Ze kon jong of van middelbare leeftijd zijn. Hij was nogal slecht in stemmen. Hij had meerdere malen iemand aan de telefoon gehad die als de sexy nieuwslezeres op TV 4 klonk, maar als hij haar dan in levenden lijve zag, de vrouw die had gebeld, bleek het een oud vrouwtje te zijn. En omgekeerd. Een stem als van een knol en een lichaam als Marilyn Monroe.

“Met wie spreek ik?” vroeg hij met de pen in zijn hand. Ze stelde zich voor. Lena Sköld.

“Er is iets raars gebeurd”, zei Lena Sköld.

“Begin maar bij het begin”, zei Alinder met de stem van een ervaren luisteraar.

“Ik kan niet begrijpen …”

“Wat is er gebeurd?”

“Het gaat dus over mijn dochtertje … Ellen … ze heeft me verteld dat ze vanmiddag iemand heeft ontmoet.”

“Ja?”

“Toen ze met de crèche in het Slottsbos was. Bij Plikta. De speeltuin. Die ligt vlak bij de kruising …”

“Ik weet waar het is”, zei Alinder.

Dat weet ik donders goed, dacht hij. Daar had hij jaren doorgebracht toen zijn kinderen nog klein waren. Hij had daar gestaan, vaak ijskoud, soms met een enorme kater, maar hij was daarheen gegaan met de kinderen omdat Plikta het dichtst bij de flat aan de Olivedalsgatan lag en hij geen reden zag om nee te zeggen. Hij was blij dat hij geen nee had gezegd. Wie geen nee zegt, wordt later beloond. Wie nee zegt, wordt gestraft door de kinderen als ze het huis uitgaan. Die komen dan nooit meer terug, bye bye. She’s leaving home, bye bye .

“Ze is daar kennelijk een man tegengekomen. Een meneer, zoals zij zegt. Ze heeft in zijn auto gezeten.”

“Wat zegt het personeel erover?”

“De juffen van de crèche? Ja … ik heb er eentje gebeld die erbij was, maar zij had niets gemerkt.”

Alinder wachtte.

“Is het normaal dat ze niets merken?” vroeg Lena Sköld.

Dat ligt eraan of er iets is gebeurd, dacht Alinder.

“Waar is uw dochter nu?” vroeg hij.

“Ze zit hier bij me aan tafel te tekenen”, zei de vrouw.

“En ze heeft verteld dat ze bij een man in een auto heeft gezeten? Heb ik dat goed begrepen?”

“Ja …”

“Heeft hij iets met haar gedaan?”

Recht op de man af. Het is beter om het recht op de man af te vragen.

“Niet … niet voorzover ik kan zien. Ik heb net gekeken. Ze heeft het me nog maar een uur geleden verteld.”

“Een uur geleden?”

“Of twee, misschien.”

“Wat voor indruk maakt ze?”

“Tja … vrolijk. Gewoon, zoals altijd.”

“Ja”, zei Alinder.

“Er is niemand aan wie ik kan vragen wat ik moet doen”, zei Lena Sköld. “Ik ben alleen met Ellen, en met mijn man … mijn ex wil ik sowieso nergens over praten.”

Als jij dat zegt, geloof ik je, dacht Alinder. De stad zat vol zwijnen en hun ex-vrouwen deden er goed aan om uit hun buurt te blijven. En de kinderen ook.

“Gelooft u zelf wat Ellen zegt?” vroeg hij.

“Eh … tja … ik weet het niet. Ze heeft een levendige fantasie.”

“Dat hebben kinderen meestal. Sommige volwassenen ook.”

“Bedoelt u mij?”

“Nee, nee, het ontglipte me gewoon.”

“O.”

“Wat zei u over Ellens fantasie?”

Hij hoorde het meisje nu. Ze moest vlak bij haar moeder aan de tafel zitten. Hij hoorde het woord ‘fantasie’ en hoorde dat Lena Sköld uitlegde wat dat betekende en dat het meisje een vraag stelde die hij niet verstond. Toen kwam de stem van de moeder terug: “Neem me niet kwalijk, maar Ellen hoorde wat ik zei. Nu is ze naar haar kamer om meer papier te halen.”

“Haar fantasie”, herhaalde Alinder.

“Ze verzint nogal veel, als ik eerlijk ben. Fantasiedingen, of fantasiemensen … met wie ze zogenaamd praat. Zelfs hier thuis. Op haar kamer. Maar dat is toch niet ongebruikelijk voor kinderen.”

“Maar u besloot te bellen. Met de politie.”

“Ja, dat is misschien wel raar. Maar er was iets anders … alsof ze deze keer niet zat te fantaseren. Ik weet niet hoe ik het moet uitleggen … maar ik geloofde haar. Dat kleine beetje wat ze vertelde, tenminste.”

“En dat is dus dat ze met een vreemde meneer in een auto heeft gezeten?”

“In principe, ja.”

“En verder?”

“Snoep, geloof ik. Ik geloof dat ze snoep kreeg.”

“Hoe oud is Ellen?”

“Bijna drieënhalf.”

“Praat ze goed?”

“Vrij goed.”

“Heeft ze nog iets meer over de auto gezegd? Of over die man?”

“Nee. Maar we hebben er ook niet de hele avond over gepraat. Ze zei iets toen ze thuiskwam, toen ik haar had opgehaald; ik vroeg iets en toen begon ik na te denken en heb ik die juf gebeld en daarna heb ik jullie gebeld, en … ja …”

Alinder keek naar het papier voor zich. Hij had haar naam, adres en telefoonnummer thuis en op haar werk genoteerd en een samenvatting van haar verhaal opgeschreven. Op dit moment kon hij niet meer doen. Maar hij nam dit serieus, op zijn manier. Het meisje kon bij iemand hebben gezeten, in een auto. Dat was mogelijk. Of ze had gewoon in een grote houten auto gezeten. Er was er een in Plikta. Misschien had ze plotseling een vriendje van de crèche tien keer vergroot. Misschien had ze over snoep gedroomd, miljoenen zakjes snoep, net zoals hijzelf over heerlijke gerechten kon dromen, nu eten belangrijker was geworden dan seks.

“Als ze nog iets zegt over … die ontmoeting, schrijf het dan op en bel weer”, zei hij.

“Wat gaat er nu gebeuren?”

“Ik heb alles wat u hebt gezegd opgeschreven en ik maak een proces-verbaal van dit gesprek en dat stop ik in het archief.”

“Is dat alles?”

“Wat moeten we volgens u doen?”

“Ik weet het niet. Ik zal nog eens met het personeel van de crèche praten, en misschien bel ik nog wel.”

“Goed.”

“Maar … ja, het kan natuurlijk zo zijn dat ze het heeft verzonnen. Ze is tenslotte niet nerveus of zo. Lijkt ook niet bang of angstig.”

Alinder antwoordde niet. Hij keek op zijn horloge. Het was een lang gesprek geweest. Maar niet te lang. Hij maakte nog een aantekening.

“Wat was uw naam ook alweer?”

“Alinder, Janne Alinder.”

“Goed, bedankt.”

Hij moest opeens ergens aan denken. Waarom zou hij dit niet goed doen, nu hij toch bezig was.

“Er is nog iets, wilt u kijken of ze iets mist. Of Ellen onlangs iets is kwijtgeraakt.”

 

Hij zag de stad door de brede ramen voorbijzoeven, vanavond even uitgekleed als vanmorgen en gisteren en morgen. Hij zat bijna als in een droom, maar hij deed zijn werk perfect. Er viel niets op zijn gedrag aan te merken.

Goedendag, goedendag.

Natuurlijk doe ik de deuren in het midden nog een keer open.

Natuurlijk kan ik een halve minuut wachten terwijl jij aan komt rennen naar deze tram die volgens de dienstregeling nu zou moeten vertrekken, maar ik ben geen monster dat zomaar voor je neus wegrijdt.

Zulke chauffeurs waren er wel, maar hij was niet zo, absoluut niet.

Zulke mensen zouden iets anders moeten doen. Die moesten beslist geen mensen van de ene plek naar de andere rijden, dacht hij terwijl hij de ruitenwissers sneller heen en weer liet gaan omdat het harder was gaan regenen.

Hij vond dit een prettige route. Hij had hier al zo lang gereden dat hij elke knik en bocht en heuvel kende.

Hij kon ook in een bus rijden. Daar had hij ook zijn favoriete routes, maar hij was niet van plan dat aan iemand te vertellen. Niet dat iemand ernaar vroeg, maar hij zou het toch niet vertellen.

Hij had het meisje misschien iets verteld. Raar, maar hij kon het zich niet herinneren. Ja toch, nu wist hij het weer. Hij had haar aangeraakt en dat had gevoeld als het dons van een kleine vogel, met die kleine pootjes eronder, en hij had zijn hand daar laten liggen en hij had naar zijn hand gekeken en die had getrild en hij wist het, precies op dat moment wist hij het, alsof hij vooruit kon kijken, in de toekomst kon kijken, wat hij met het mei-mei-mei-mei-meisje kon doen als hij zijn hand daar liet liggen, en toen had hij zijn hand onder zijn jas en trui en overhemd verstopt, voor zichzelf en voor haar, en daarna had hij zijn gezicht verstopt, zodat zij hem niet kon zien. Hij had het portier voor haar geopend, haar uit de auto geholpen en was weggereden. Toen hij thuiskwam, had hij …

“Gaan we nog een keer rijden of hoe zit dat?”

Hij schrok op en zag in de achteruitkijkspiegel de man die bijna in de bestuurderscabine van de tram hing. Dat was verboden. De bestuurder moest …

“Het licht is al tien keer op rood en groen en grenadine en wit gesprongen, dus nu moet je verdomme een keer gaan rijden, kerel”, zei de man en hij rook de stank van alcohol dwars door het glas dat hem beschermde tegen die vreselijke vent aan de andere kant.

“Ríjden!” schreeuwde de vreselijke man nu.

Achter hem werd getoeterd.

Aan de zijkanten werd getoeterd. Hij keek recht vooruit en het verkeerslicht veranderde van kleur en hij …

“Ríjden, verdómme!” schreeuwde de vreselijke man die de beveiligingsdeur beetpakte, en hij liet de tram iets sneller wegrijden dan hij van plan was geweest en er gebeurde iets met de verkeerslichten wat niet moest gebeuren en hij volgde met de tram naar voren, hij was niet langer degene die stuurde, het was alsof de ander achter het stuur zat, de vreselijke man die naar drank stonk, die helemaal tot hier naar drank rook, en hij werd plotseling bang dat de politie zou komen en de tram hier zou laten stoppen en de dranklucht zou ruiken en zou denken dat hij, dat híj … Maar hij dronk nooit alcohol en als ze dat zouden denken, dat hij dronken reed, dan zou hij nooit meer kunnen rijden. Dat zou verschrikkelijk zijn.

Hij meerderde vaart op de kruising, alsof hij wilde wegrijden van de dreiging die aan zijn glazen deur hing, maar de verkeerslichten voor het verkeer uit het oosten, noorden en zuiden waren weer op groen gesprongen en hij knalde recht op de achterkant van een Volvo V 70 die net was afgeslagen, en de Volvo botste op een Audi die voor hem voor rood was gestopt. Een andere Volvo reed in op de rechterkant van de tram. Een bmw knalde op de Volvo. Hij wachtte tot de tram uit zichzelf stopte. Hij kon de hendels niet aanraken, en zichzelf ook niet. Hij hoorde in de verte sirenes naderen.

“Ríjden!” schreeuwde de vreselijke man.

De Hemel Is Een Plek Op Aarde
titlepage.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_0.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_1.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_2.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_3.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_4.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_5.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_6.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_7.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_8.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_9.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_10.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_11.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_12.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_13.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_14.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_15.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_16.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_17.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_18.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_19.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_20.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_21.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_22.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_23.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_24.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_25.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_26.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_27.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_28.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_29.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_30.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_31.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_32.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_33.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_34.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_35.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_36.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_37.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_38.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_39.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_40.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_41.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_42.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_43.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_44.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_45.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_46.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_47.xhtml
De_hemel_is_een_plek_op_aarde_split_48.xhtml