8
Op dat ogenblik was Baley zich het meest bewust van zijn eigen hartslag. Het was of hij leefde in een tijdloos moment. R. Daneels uitdrukking was, zoals altijd, zonder emotie. Han Fastolfe had een uitdrukking van beschaafde verbazing op zijn gezicht en verder niets.
Maar het was Commissaris Julius Enderby's reactie die Baley het meest bezighield. De trimensionale ontvanger waaruit zijn gezicht keek gaf geen volmaakte reproductie. Er was altijd die lichte flikkering en die niet-geheel-ideale scherpte. Door die onvolmaaktheid en door de bril die hem verder afschermde waren Enderby's ogen niet te peilen.
Baley dacht: Knap niet op mij af, Julius. Ik heb je nodig.
Hij dacht niet werkelijk dat Fastolfe in haast, of impulsief emotioneel zou handelen. Hij had eens ergens gelezen dat Kosmieten geen godsdienst hadden, maar in plaats daarvan een koud en flegmatiek intellectualisme dat op filosofisch niveau lag. Hij geloofde daarin en rekende erop. Zij zouden tot gewoonte hebben om langzaam te handelen en dan alleen nog op basis van de rede.
Als hij alleen onder hen was en gezegd had wat hij had gezegd, dan, daar was hij zeker van, zou hij nooit in de Stad zijn teruggekomen. Het koel verstand zou dat hebben gedicteerd. De plannen van de Kosmieten betekenden vele malen meer voor hen dan het leven van een Stedeling. Er zou de een of andere verontschuldiging worden gemaakt aan Julius Enderby. Misschien zouden ze zijn lijk aan de Commissaris geven, hun hoofden schudden, praten over Aardse samenzweerders die weer hadden toegeslagen. De Commissaris zou hen geloven. Zo zat hij nu eenmaal in elkaar. Als hij de Kosmieten haatte, was het met een haat die op angst was gebaseerd. Hij zou hun woorden niet in twijfel durven trekken.
Daarom moest hij een onmiddellijke getuige van de gebeurtenissen zijn, een getuige bovendien, die veilig buiten het bereik viel van de berekenende veiligheidsmaatregelen van de Kosmieten.
Gesmoord zei de Commissaris: 'Lije, je hebt het helemaal mis. Ik heb Dr. Sartons lijk gezien.'
'U zag de verkoolde overblijfselen van iets waarvan men u zei dat het Dr. Sartons lijk was,' diende Baley hem stoutmoedig van repliek. Grimmig dacht hij aan de kapotte bril van de Commissaris. Dat was een onverwachte meevaller voor de Kosmieten geweest.
'Nee, nee, Lije. Ik heb Dr. Sarton goed gekend en zijn hoofd was onbeschadigd. Hij was het.' De Commissaris bracht zijn hand houterig naar zijn bril alsof hij het zich ook herinnerde en voegde eraan toe: 'Ik heb hem van dichtbij gezien. Van heel dichtbij.'
'En hij dan, Commissaris?' vroeg Baley, terwijl hij weer naar R. Daneel wees. 'Lijkt hij niet op Dr. Sarton?'
'Ja, zoals een standbeeld op hem zou lijken.'
'Een uitdrukkingloze houding kan worden aangenomen, Commissaris. Stel dat het een robot was die u doodgeplofferd had gezien. U zei dat u van dichtbij keek. Was dat voldoende dichtbij om te kunnen zien of de verkoolde rand van de wond werkelijk vergaan organisch weefsel was of een met opzet aangebrachte verkoolde laag over gesmolten metaal?'
De Commissaris keek ontsteld. Hij zei: 'Je bent belachelijk.'
Baley wendde zich tot de Kosmiet. 'Bent u bereid het lijk te laten opgraven voor een onderzoek, Dr. Fastolfe?'
Dr. Fastolfe glimlachte. 'Normaal zou ik daar geen bezwaar tegen hebben, meneer Baley, maar wij begraven onze doden helaas niet. Bij ons is de crematie een universele gewoonte. 'Erg gemakkelijk,' zei Baley.
'Vertelt u mij eens, meneer Baley,' zei Dr. Fastolfe, 'hoe bent u tot deze buitengewone gevolgtrekking van u gekomen?'
Baley dacht: Hij geeft niet op. Hij zal spijkerhard blijven, als hij kan.
Hij zei: Dat was niet zo moeilijk. Met alleen een versteende gezichtsuitdrukking en een houterige manier van praten heb je nog geen robot geïmiteerd. De moeilijkheid met u, van de Buitenwerelden, is dat u te veel gewend bent aan robots. U bent ze bijna als menselijke wezens gaan accepteren. U bent blind geworden voor de verschillen. Op Aarde is dat anders. We zijn er ons zeer van bewust wat een robot is.
Nu is R. Daneel in de eerste plaats een te echt mens om een robot te kunnen zijn. Mijn eerste indruk was dat hij een Kosmiet was. Het kostte mij nogal wat moeite om mij te verzoenen met het idee dat hij een robot was, zoals hij zelf zei. En de reden daarvoor was natuurlijk dat hij een Kosmiet was en geen robot.'
R. Daneel viel hem in de rede zonder blijk te geven van verlegenheid over het feit dat hij het middelpunt was van zo'n diepgaand gesprek. Hij zei: 'Zoals ik je gezegd heb, partner Elijah, ben ik ontworpen om tijdelijk in de menselijke samenleving geplaatst te kunnen worden. De menselijke gelijkenis is doelbewust aangebracht.'
'Zelfs,' vroeg Baley, 'tot aan de angstvallige duplicatie toe van die delen van het lichaam die, normaal gesproken, altijd bedekt zijn door kleren? Zelfs tot aan de duplicatie van organen die, bij een robot, geen enkele functie zouden hebben?'
Plotseling zei Enderby: 'Hoe heb je dat ontdekt?'
Baley bloosde. 'Dat moest mij wel opvallen in de... in de Lichamelijk.'
Enderby keek geschokt.
Fastolfe zei: 'U begrijpt ongetwijfeld dat een gelijkenis volledig moet zijn wil hij bruikbaar zijn. Voor ons doel zijn halve maatregelen even slecht als geen maatregelen.'
Plotseling vroeg Baley: 'Is het toegestaan dat ik rook?'
Drie pijpen per dag was een buitengewone extravagantie, maar hij reed hoog op een vloed van roekeloosheid en hij had behoefte aan de ontspanning van de tabak. Tenslotte was hij de Kosmieten een grote bek aan het geven. Hij zou hen met de neus in de eigen leugens drukken.
Fastolfe zei: 'Het spijt me, maar ik zou liever zien dat u niet rookte.'
Het was een 'liever' met de kracht van een bevel. Baley voelde dat. Hij stak de pijp terug waarvan hij de kop al in zijn hand had in afwachting van een automatische toestemming. Natuurlijk niet, dacht hij bitter. Enderby heeft me niet gewaarschuwd omdat hij zelf niet rookt, maar het is duidelijk. Dat spreekt vanzelf. Zij roken niet op hun hygiënische Buitenwerelden, ze drinken er niet en hebben geen van de andere menselijke ondeugden. Geen wonder dat ze robots accepteren in hun vervloekte - hoe noemde R. Daneel dat? C/Fe-samenleving. Geen wonder dat R. Daneel zo goed de robot kan spelen. Om te beginnen zijn het daar allemaal robots.
Hij zei: 'De te volledige gelijkenis is maar één van meerdere punten. Er was bijna een rel in mijn sectie toen ik hem mee naar huis nam.' (Hij moest wijzen. Hij kon er zich niet toe
brengen om of R. Daneel of Dr. Sarton te zeggen.)'Hij maakte een eind aan de moeilijkheden en deed dat door een ploffer te richten op de eventuele oproerkraaiers.' 'Grote God,' zei Enderby krachtig, 'volgens het rapport was jij het...'
'Dat weet ik, Commissaris,' zei Baley. 'Het rapport was gebaseerd op informatie die ik gaf. Ik wil niet op papier hebben dat een robot gedreigd heeft mannen en vrouwen neer te ploffen.'
'Nee, nee. Natuurlijk niet.' Enderby was heel duidelijk vervuld van afschuw. Hij leunde naar voren om iets te bekijken dat buiten het kader van de trimensionele ontvanger viel. Baley kon raden wat het was. De Commissaris controleerde de energiemeter om te kijken of de zender werd afgetapt.
'Is dat een punt in uw betoog?' vroeg Fastolfe.
'Jazeker. De Eerste Wet van de Robotiek zegt dat een robot menselijke wezens geen kwaad kan doen.' 'Maar R. Daneel deed geen kwaad.'
'Inderdaad. Hij zei achteraf zelfs dat hij onder geen enkele omstandigheid gevuurd zou hebben. Toch heb ik nooit van een robot gehoord die de geest van de Eerste Wet zover zou schenden dat hij een mens zou bedreigen met een ploffer, al zou hij werkelijk niet van plan zijn daar iets mee te doen.'
'Op die manier. Bent u robotisch deskundige, meneer Baley?'
'Nee meneer. Maar ik heb een cursus gevolgd in algemene robotiek en positronische analyse. Ik ben niet helemaal onwetend op dat gebied.'
'Dat is fijn,' zei Dr. Fastolfe op aangename toon, 'maar, ziet u, ik ben robotisch deskundige en ik kan u verzekeren dat de essentie van de robotgeest ligt in een volkomen letterlijke interpretatie van het universum. Hij erkent geen geest in de Eerste Wet, alleen de letter. Bij de simpele modellen die u op Aarde hebt kan de Eerste Wet zo ingebed zijn in extra voorzorgsmaatregelen dat zij, voor alle zekerheid, niet in staat kunnen zijn om een mens te bedreigen. Een verfijnd model, zoals R. Daneel, is iets heel anders. Als ik de situatie goed begrepen heb was Daneels dreigement nodig om een rel te voorkomen. De opzet was dan om te voorkomen dat menselijke wezens kwaad zou overkomen. Hij gehoorzaamde de Eerste Wet, in plaats van die te trotseren.'
Baley kronkelde inwendig maar bewaarde een strakke uiterlijke kalmte. Het zou hard tegen hard gaan, maar hij zou deze Kosmiet wel eens een koekje van z'n eigen deeg bereiden.
Hij zei: 'U kunt ieder punt afzonderlijk weerleggen, maar toch ondersteunen ze elkaar. Gisteravond bij ons gesprek over de zogenaamde moord, beweerde deze zogenaamde robot dat er een detective van hem was gemaakt door het inbrengen van een nieuwe impuls in zijn positronische circuits. Een impuls, als het u belieft, tot rechtvaardigheid.'
'Daar kan ik voor instaan,' zei Fastolfe. 'Dat werd drie dagen geleden onder mijn toezicht gedaan.'
'Een rechtvaardigheids-prikkel? Rechtvaardigheid, Dr. Fastolfe, is een abstractie. Alleen een menselijk wezen kan de term gebruiken.'
'Als u 'rechtvaardigheid' zo definieert dat het een abstractie is, als u zegt dat het betekent ieder te geven wat hem toekomt, zich aan het goede te houden, of wat dan ook in dit genre, dan geef ik mij gewonnen aan uw argument, meneer Baley. Een menselijk begrip van abstracties kan, bij de huidige stand van onze kennis, niet in een positronisch brein worden ingebouwd.'
'U geeft dat dus toe als een deskundige in de robotiek?'
'Zeker. De vraag is alleen, wat bedoelde R. Daneel toen hij de term 'rechtvaardigheid' gebruikte?'
'Uit de samenhang van het gesprek maak ik op dat hij bedoelde wat u en ik en ieder menselijk wezen zou bedoelen, maar geen robot zou kunnen bedoelen.'
'Waarom vraagt u hem niet, meneer Baley, de term te definiëren?'
Baley voelde zijn vertrouwen wankelen. Hij wendde zich tot R. Daneel. 'Nu?'
'Ja, Elijah?'
'Wat is jouw definitie van rechtvaardigheid?'
'Rechtvaardigheid, Elijah, is dat wat bestaat als alle wetten worden gehandhaafd.'
Fastolfe knikte. 'Een goede definitie, meneer Baley, voor een robot. De wens om alle wetten gehandhaafd te zien, is in R. Daneel ingebouwd. Rechtvaardigheid is voor hem een zeer concrete term aangezien hij is gebaseerd op wetshandhaving, wat op zijn beurt weer is gebaseerd op het bestaan van bepaalde en duidelijk omschreven wetten. Daar is niets abstracts aan. Een menselijk wezen kan, op basis van een abstracte morele code, erkennen dat sommige wetten slecht kunnen zijn en hun handhaving onrechtvaardig. Wat hebt u daarop te zeggen, meneer Baley?'
'Een onrechtvaardige wet,' zei Baley gelijkmatig, 'is een contradictio.'
'Voor een robot, meneer Baley. Zoals u ziet moet u uw rechtvaardigheid en die van R. Daneel niet door elkaar halen.'
Baley wendde zich tot R. Daneel en zei scherp: 'Jij bent gisternacht mijn appartement uit geweest.'
R. Daneel antwoordde: 'Dat is zo. Als mijn vertrek je in je slaap gestoord heeft spijt me dat.' 'Waar ben je heengegaan?'
'Naar de Mannen-lichamelijk.'
Baley stond een moment verstomd. Het was het antwoord waarvan hij al had uitgemaakt dat het de waarheid was, maar hij had niet verwacht dat dat het antwoord zou zijn dat R. Daneel zou geven. Hij voelde iets meer van zijn zekerheid verdwijnen, toch bleef hij vastberaden vasthouden aan zijn spoor.
De Commissaris keek toe, zijn belensde ogen sprongen van de een naar de ander als zij spraken. Baley kon nu niet meer terug, welke sofisterijen ze ook tegen hem mochten gebruiken. Hij moest op zijn stuk blijven staan.
Hij zei: 'Toen we bij mijn Sectie aankwamen stond hij erop om met mij Lichamelijk binnen te gaan. Zijn voorwendsel was armzalig, 's Nachts ging hij weg om Lichamelijk opnieuw te bezoeken zoals hij zojuist heeft toegegeven. Als hij een mens was zou ik zeggen dat hij alle reden en elk recht had om dat te doen. Vanzelf. Als robot was de tocht echter zinloos. De conclusie kan alleen maar zijn dat hij een man is.'
Fastolfe knikte. Hij scheen niet in het minst uit het veld geslagen. Hij zei: 'Dit is hoogst interessant. Ik stel voor dat we Daneel vragen waarom hij gisternacht die tocht naar Lichamelijk ondernam.'
Commissaris Enderby leunde voorover. 'Alstublieft, Dr. Fastolfe,' mopperde hij, 'het is niet behoorlijk om...'
'U hoeft zich geen zorgen te maken, Commissaris,' zei Fastolfe, met lippen die krulden in iets dat er als een glimlach uitzag maar er geen was. 'Ik ben er zeker van dat Daneels antwoord uw gevoeligheden en die van meneer Baley niet zal kwetsen. Wil je het ons niet zeggen, Daneel?'
R. Daneel zei: 'Elijahs vrouw, Jessie, verliet het appartement gisteravond in een vriendelijke verstandhouding met mij. Het was overduidelijk dat er voor haar geen reden was te denken dat ik iets anders dan een mens was. Toen zij terugkeerde in het appartement wist zij dat ik een robot was. De voor de hand liggende conclusie is dat zij informatie van dien aard buiten het appartement had opgedaan.
'Daaruit volgde dat mijn gesprek van gisteravond met Elijah was afgeluisterd. Op geen andere wijze kon het geheim van mijn werkelijke aard algemeen bekend zijn.
'Elijah vertelde mij dat de appartementen goed geïsoleerd waren. We spraken zacht tegen elkaar. Gewoon luistervinken zou niet lukken. Maar toch, het is bekend dat Elijah een politieman is. Als er in de Stad een samenzwering bestaat die goed genoeg georganiseerd is om de moord op Dr. Sarton te hebben gepland kan zij er ook heel goed van op de hoogte zijn geweest dat Elijah belast is met het onderzoek naar de moord. Het zou dan mogelijk zijn, zelfs waarschijnlijk, dat dit appartement met een gluurstraal bespioneerd werd.
'Ik doorzocht het appartement zo goed als ik kon nadat Elijah en Jessie naar bed waren gegaan maar ik kon geen zender vinden. Dit compliceerde de zaken. Een ingestelde duo-straal zou het zelfs zonder zender kunnen maar dat vereiste een nogal uitgebreide installatie.
'Analyse van de situatie leidde tot de volgende conclusie. De enige plaats waar een Stadsbewoner bijna alles kan doen zonder gestoord of uitgevraagd te worden is in de Lichamelijk. Hij zou zelfs een duo-straal kunnen opzetten. De gewoonte van absolute privacy in de Lichamelijk is zeer sterk en andere mannen zouden zelfs niet naar hem kijken. De Sectie Lichamelijk is vlak bij Elijah's appartement, zodat de afstandsfactor niet belangrijk is. Een koffermodel zou gebruik kunnen zijn. Ik ging naar de Lichamelijk om dat te onderzoeken.'
'En wat heb je gevonden?' vroeg Baley snel.
'Niets, Elijah. Geen spoor van een duo-straal.'
Dr. Fastolfe zei: 'Wel, meneer Baley, vindt u dat dit redelijk klinkt?'
Maar Baley's onzekerheid was nu verdwenen. Hij zei: 'Redelijk tot op zekere hoogte, misschien, maar nog een verdomd eind bezijden de waarheid. Wat hij niet weet is dat mijn vrouw mij vertelde waar en wanneer zij de informatie kreeg. Kort nadat zij het huis verlaten had hoorde zij dat hij een robot was. Zelfs toen had het gerucht al uren de ronde gedaan. Het feit dat hij een robot was kon dus niet uitgelekt zijn door afluisteren van ons gesprek van gisteravond.'
'Niettemin,' zei Dr. Fastolfe, 'is het gedrag van gisteravond, het gaan naar de Lichamelijk, verklaard, geloof ik.'
'Maar er is iets naar voren gebracht dat niet verklaard is,' af Baley driftig als tegenzet. 'Wanneer, waar en hoe was het lek? Hoe raakte het nieuws bekend dat er een robot-Kosmiet in de Stad was? Voor zover ik weet, zijn er slechts twee van ons op de hoogte, Commissaris Enderby en ik, en wij hebben het aan niemand verteld. Commissaris, is er iemand anders op het Bureau die ervan weet?'
'Nee,' zei Enderby zorgelijk. 'Zelfs de Burgemeester niet. Alleen wij, en Dr. Fastolfe.'
'En hij,' vulde Baley, wijzend, aan.
'Ik?' vroeg R. Daneel.
'Waarom niet?'
'Ik ben de hele tijd bij jou geweest, Elijah.'
'Dat was je niet,' riep Baley fel. 'Ik was een half uur of meer in Lichamelijk voor we naar mijn appartement gingen. Gedurende die tijd hadden wij tweeën in het geheel geen contact met elkaar. Toen was het dat jij je in verbinding stelde met jouw groep in de Stad.'
'Welke groep?' vroeg Fastolfe.
En 'Welke groep?' echode Commissaris Enderby bijna gelijktijdig.
Baley stond op van zijn stoel en wendde zich naar de trimensionale ontvanger. 'Commissaris, ik wil dat u hier goed naar luistert. Zeg het me als het niet allemaal in een patroon valt. Er wordt een moord gerapporteerd en door een merkwaardige samenloop van omstandigheden gebeurt dat net als u Kosmik in komt om een afspraak na te komen met de vermoorde. Het lijk van iets dat verondersteld werd menselijk te zijn wordt u getoond, maar men heeft zich intussen van het lijk ontdaan en het is niet beschikbaar voor een nauwkeurig onderzoek.
'De Kosmieten houden staande dat een Aardemens de moord beging, zelfs al is de enige manier waarop zij zo'n beschuldiging houdbaar kunnen maken te veronderstellen dat een Stadsmens de Stad had verlaten en het open veld naar Kosmik alleen en bij nacht had overgestoken. U weet bliksems goed hoe onwaarschijnlijk dat is.
'Vervolgens sturen zij een zogenaamde robot de Stad in; in feite staan zij erop hem te sturen. Het eerste wat die robot doet is het ontkennen van het gerucht dat er een Kosmitische robot in de Stad is. In feite is het gerucht zo gespecificeerd dat Jessie mij vertelde dat het bekend was dat hij samenwerkt met de politie. Dat betekent dat het niet lang meer zal duren of het is bekend dat het een robot was die een ploffer hanteerde.
Misschien verspreidt zich over het gistvatenland en langs de hydroponische installaties op Long Island nu al het gerucht dat er een moordende robot los rondloopt.'
'Dat is onmogelijk. Onmogelijk!' kreunde Enderby.
'Nee, dat is het niet. Het is precies wat er nu gaande is, Commissaris. Begrijpt u het niet? Er is een samenzwering in de Stad, akkoord, maar die wordt geleid vanuit Kosmik. De Kosmieten willen in staat zijn een moord te rapporteren. Zij willen rellen. Zij willen een aanval op Kosmik. Hoe erger het wordt, des te beter het incident... en Ruimteschepen komen omlaag en bezetten de Steden van de Aarde.'
Kalm zei Fastolfe: 'We hadden een aanleiding in de Muurrellen van vijfentwintig jaar geleden.'
'Toen was u nog niet klaar. Nu wel.' Baley's hart klopte als bezeten.
'Dat is nogal een ingewikkelde intrige die u aan ons toeschrijft meneer Baley. Als wij de Aarde willen bezetten zouden we dat op een veel eenvoudiger manier kunnen doen.' 'Misschien niet, Dr. Fastolfe. Uw zogenaamde robot vertelde mij dat de publieke opinie over de Aarde in geen geval eensgezind is op uw Buitenwerelden. Ik geloof dat hij op dat moment, hoe dan ook, de waarheid sprak. Misschien zou een bezetting zonder meer niet goed vallen bij de mensen thuis. Misschien is een incident een absolute noodzaak. Een goed schokkend incident.'
'Zoals een moord, hè? Is dat het? U zult moeten toegeven dat het een schijnmoord zou moeten zijn. U zult hopelijk niet willen suggereren dat we werkelijk een van de onzen zouden doden ten behoeve van een incident.'
'U bouwde een robot die op Dr. Sarton leek, plofte de robot neer, en liet de overblijfselen aan Commissaris Enderby zien.'
'En toen,' zei Dr. Fastolfe, 'nadat R. Daneel gebruikt was om de rol van Dr. Sarton te vertolken in de onechte moord moesten we Dr. Sarton gebruiken om R. Daneel te vertolken in het onechte onderzoek van de onechte moord.'
'Precies. Ik vertel u dit in de aanwezigheid van een getuige die er niet lijfelijk is en die u niet dood kunt ploffen en die belangrijk genoeg is om te worden geloofd door het Stadsbestuur en door Washington zelf. We zullen op u zijn voorbereid en we weten wat uw plannen zijn. Indien nodig zal onze regering uw bevolking onmiddellijk inlichten en precies zeggen hoe de zaak ligt. Ik betwijfel of dit soort intermundiale ontucht zal worden getolereerd.'
Fastolfe schudde zijn hoofd. 'Alstublieft, meneer Baley, u bent onredelijk. Werkelijk, u hebt de meest verbazingwekkende ideeën. Veronderstel nu eens, gewoon alleen maar veronderstellenderwijs, dat R. Daneel werkelijk R. Daneel is. Neem aan dat hij in feite een robot is. Zou daaruit niet volgen dat het lijk dat Commissaris Enderby zag werkelijk Dr. Sarton was? Het zou nauwelijks redelijk zijn te geloven dat het lijk nog een robot zou zijn. Commissaris Enderby was er getuige van dat R. Daneel gefabriceerd werd en hij kan er voor instaan dat er maar één bestaat.'
'Als het daar op aan komt,' zei Baley koppig, 'de Commissaris is geen deskundig roboticus. U zou wel een dozijn van zulke robots kunnen hebben.'
'Blijf terzake, meneer Baley. Wat, als R. Daneel werkelijk R. Daneel is? Zou dan het hele bouwsel van uw redeneringen niet in elkaar zakken? Zou u dan nog enige grond hebben voor uw geloof in dit volledig melodramatische en onwaarschijnlijke intermundiale complot dat u geconstrueerd hebt?'
'Als hij een robot is! Ik zeg dat het een mens is.'
'Toch hebt u het probleem niet werkelijk onderzocht, meneer Baley,' zei Fastolfe. 'Om een robot, zelfs een zeer humanoïde robot, van een menselijk wezen te onderscheiden, is het niet nodig uitvoerig wankele afleidingen te maken uit kleine dingen die hij zegt en doet. Hebt u bijvoorbeeld geprobeerd een naald in R. Daneel te steken?'
'Wat?' Baley's mond viel open.
"Het is een eenvoudig experiment. Er zijn er nog meer, misschien niet zo eenvoudig. Zijn huid en haar zien er echt uit, maar hebt u geprobeerd een afdoende vergroting ervan te bekijken? En dan, hij schijnt te ademen, in het bijzonder als hij lucht gebruikt om te praten, maar hebt u opgemerkt dat zijn ademhaling onregelmatig is, dat er minuten voorbijgaan dat hij helemaal niet ademhaalt. U had zelfs iets van zijn uitgeademde lucht kunnen opvangen en het kooldioxydegehalte meten. U zou geprobeerd kunnen hebben een bloedmonster te nemen. U had kunnen proberen een polsslag te ontdekken, of een hartslag onder zijn overhemd. Begrijpt u wat ik bedoel, meneer Baley?'
'Dat is alleen maar gepraat,' zei Baley, ongemakkelijk. 'Ik zal me niet laten overbluffen. Ik had elk van die dingen kunnen proberen, maar u veronderstelt toch niet dat deze zogenaamde robot mij zou hebben toegestaan hem een onderhuidse prik te geven, of een stethoscoop of microscoop op hem te gebruiken?'
'Natuurlijk. Ik begrijp uw standpunt,' zei Fastolfe. Hij keek naar R. Daneel en maakte een klein gebaar. R. Daneel raakte de manchet van zijn rechter hemdsmouw aan en de diamagnetische naad viel over de hele lengte van zijn arm open. Een glad, gespierd, en ogenschijnlijk volledig menselijk lichaamsdeel werd zichtbaar. De korte, bronskleurige haren waren precies zo dicht geplant en zo verdeeld als men bij een menselijk wezen zou verwachten.
Baley zei: 'Zo?'
R. Daneel kneep met de duim en de wijsvinger van zijn linkerhand in de muis van zijn rechter middenvinger. Wat precies de details waren van de manipulatie die volgde kon Baley niet zien.
Maar, net zo als het weefsel van de mouw in tweeën was gevallen toen het diamagnetisch veld van zijn naad onderbroken werd, viel nu de arm zelf in tweeën. Daar, onder een dunne laag van vleesachtig materiaal, was het matte blauwgrijs van roestvrije stalen stangen, snaren en verbindingsstukken.
'Hebt u zin om Daneels mechaniek van dichterbij te bekijken, meneer Baley?' vroeg Dr. Fastolfe beleefd. Door het zoemen in zijn oren en door het plotseling krassen van het hoge en hysterische lachen van de Commissaris kon Baley de opmerking nauwelijks verstaan.