14
Macht van een
naam
Baley bleef verstijfd van schrik staan toen Jessie op hem af rende en dicht tegen hem aan kroop.
Zijn bleke lippen vormden het woord: 'Bentley?' Zij keek naar hem en schudde haar hoofd, met een beweging die krachtig genoeg was om haar bruine haar te doen opgolven. 'Hij is in orde.'
'Maar, wat...'
Door een plotseling opkomende snikbui zei Jessie zo zacht dat het nauwelijks was te verstaan: 'Ik kan zo niet doorgaan, Lije. Ik kan het niet. Ik kan niet slapen en eten. Ik moet het je zeggen.'
'Zeg niets,' zei Baley angstig. 'Om Godswil, Jessie, nu niet.'
'Het moet. Ik heb iets verschrikkelijks gedaan. Zo iets verschrikkelijks. Oh, Lije...' Zij verviel in onsamenhangend gehakkel.
Wanhopig zei Baley: 'We zijn niet alleen, Jessie.'
Zij keek op en gaapte R. Daneel aan zonder een blik van herkenning te geven. De tranen waarin haar ogen zwommen zouden de robot makkelijk tot een vormeloze vlek kunnen verwringen.
R. Daneel mompelde zacht: 'Goedemiddag, Jessie.'
Zij hijgde. 'Is het de... de robot?'
Zij sloeg de rug van haar hand voor haar ogen en stapte weg uit de arm waarmee Baley haar omvatte. Zij ademde diep en voor een ogenblik welde een trillend glimlachje naar haar lippen. 'Jij bent het toch?'
'Ja, Jessie.'
'Vind je het niet erg om robot genoemd te worden?'
'Nee, Jessie. Dat is wat ik ben.'
'En ik vind het niet erg een dwaas en een idioot genoemd te worden en een... een subversief element, omdat dat is wat ik ben.'
'Jessie!' kreunde Baley.
'Het heeft geen zin, Lije,' zei zij. 'Hij kan het net zo goed weten als hij jouw partner is. Ik kan er niet langer mee leven. Ik heb het zo afschuwelijk gehad gisteren. Het kan me niet schelen als ik de lik in ga. Het kan me niet schelen als ze me helemaal naar beneden sturen en me laten leven op rauwe gist en water. Het kan me niet schelen... Je zult het niet toelaten, hè, Lije? Laat ze niets met me doen. Ik ben buh... bang.'
Baley klopte haar op de schouders en liet haar huilen.
Hij zei tegen R. Daneel: 'Zij is niet lekker. We kunnen haar hier niet houden. Hoe laat is het?'
R. Daneel zei, zonder op zichtbare wijze een uurwerk te raadplegen: 'Veertien vijfenveertig.'
'De Commissaris kan elk moment terug zijn. Hoor eens, zeg dat we de beschikking moeten hebben over een patrouillewagen en dan kunnen we dit op de autoweg uitpraten.'
Jessie's hoofd ging met een schok omhoog. 'De autoweg? Oh, nee, Lije.'
Hij zei, op een toon die zo sussend was als hij hem maar kon laten klinken: 'Maar Jessie, wees toch niet zo bijgelovig. Je kunt niet in de snelweg in jouw toestand. Wees nu verstandig en kalmeer wat, anders kunnen we zelfs niet door de gemeenschappelijke zaal. Ik zal wat water voor je halen.'
Zij veegde met een vochtige zakdoek over haar gezicht en zei somber: 'Oh, kijk mijn make-up nou eens.'
'Maak je maar geen zorgen over je make-up,' zei Baley. 'Daneel, hoe is het met de patrouillewagen?'
'Die staat al op ons te wachten, partner Elijah.'
'Kom op, Jessie.'
'Wacht. Wacht eventjes, Lije. Ik moet iets aan mijn gezicht doen.'
'Dat doet er nu niet toe.'
Maar zij draaide zich om. 'Alsjeblieft. Zo kan ik niet door de gemeenschappelijke zaal. Een seconde maar, meer niet.'
De man en de robot wachtten; de man balde zijn handen telkens met een rukje tot vuisten, de robot stond er onverstoorbaar bij.
Jessie rommelde in haar tasje naar de noodzakelijke uitrusting. (Als er een ding was, had Baley eens plechtig gezegd, dat de mechanische verbeteringen sinds de Middeleeuwen had weerstaan dan was het een vrouwentasje. Zelfs het vervangen van de metalen knip door een magnetische sluiting was geen succes geworden.) Jessie haalde er een spiegeltje uit en het toiletdoosje van gedreven zilver dat Baley drie verjaardagen geleden voor haar gekocht had.
Het toiletdoosje had verschillende openingen en die gebruikte zij om de beurt. Alles, behalve de laatste spray, was onzichtbaar. Zij gebruikte ze met die lichte aanraking en die verfijnde beheersing die het geboorterecht van alle vrouwen schijnt te zijn, zelfs in ogenblikken van de grootste spanning. Eerst werd de basis aangebracht in een gladde gelijkmatige laag die alle glans en ruwheid van de huid deed verdwijnen en er een zwak gouden gloed op achterliet die, naar Jessie op grond van langdurige ervaring wist, het beste paste bij de natuurlijke kleur van haar ogen en haar haar. Toen een vleugje bruin over voorhoofd en kin, een zacht toetsje rouge op beide wangen, teruglopend tot aan de bocht van de kin; een verfijnd blauw laagje boven de oogleden en langs de oorlellen. Tenslotte het aanbrengen van een glad karmijnrood op de lippen. Daar was het enige zichtbare sproeiwolkje voor nodig, een zwakroze nevel die als vloeistof in de lucht glinsterde, maar droogde en een diep rijke kleur kreeg bij het contact met de lippen.
'Daar dan,' zei Jessie, met verscheidene snelle klopjes op haar haar en een blik van diepe ontevredenheid. 'Ik denk dat het er zo wel mee door kan.'
Het proces had meer dan de beloofde seconde in beslag genomen, maar minder dan vijftien seconden. Niettemin leek het Baley eindeloos.
'Kom,' zei hij.
Zij had nauwelijks tijd het toiletdoosje in haar tas te stoppen voor hij haar door de deur duwde.
Aan beide kanten lag de dikke, spookachtige stilte van de autoweg.
Baley zei: 'Goed, Jessie.'
De onverstoorbaarheid die zich op Jessie's gezicht had genesteld zodra zij de kamer van de Commissaris verlieten begon tekenen van afbrokkeling te vertonen. In een hulpeloos zwijgen keek zij naar haar man en naar Daneel.
Baley zei: 'Laat het gauw achter de rug zijn, Jessie. Alsjeblieft. Heb je een misdaad begaan? Een echte misdaad?'
'Een misdaad?' onzeker schudde zij haar hoofd.
'Houd je nu in bedwang. Geen hysterie. Zeg alleen maar ja of nee, Jessie. Heb je...' hij aarzelde licht, 'iemand vermoord?'
De uitdrukking op Jessie's gezicht veranderde prompt in verontwaardiging. 'Waarom, Lije Baley!'
'Ja of nee, Jessie.'
'Nee, natuurlijk niet.'
Het harde brok in Baley's maag werd waarneembaar zachter.
"Heb je iets gestolen? Rantsoengegevens vervalst? Iemand aangevallen? Eigendommen vernield? Zeg op, Jessie.'
'Ik heb niets gedaan... niets bepaalds. Zo iets bedoelde ik niet.' Zij keek over haar schouder. 'Lije, moeten we hier beslist beneden blijven?'
'We blijven waar we zijn tot dit voorbij is. Begin nu bij het begin. Wat wilde je ons vertellen?' Over Jessie's gebogen hoofd ontmoeten Baley's ogen die van Daneel.
Jessie sprak met een zachte stem die al sprekende aan kracht en duidelijkheid begon te winnen.
'Het zijn die mensen, die Middeleeuwers; jij weet dat wel, Lije. Ze zijn altijd overal, praten overal. Zelfs vroeger toen ik nog assistent-diëtiste was was het zo. Herinner jij je Elizabeth Thornbowe nog? Zij was Middeleeuwerse. Zij was altijd aan het praten over onze moeilijkheden en hoe die allemaal door de Stad kwamen en hoe beter alles was voordat de Steden opkwamen.
'Ik vroeg haar dan hoe zij daar zo zeker van kon zijn, vooral nadat wij elkaar ontmoetten, Lije (je weet de gesprekken nog wel die we toen voerden), en dan begon zij te citeren uit die kleine boekspoeltjes die altijd rondzwierven. Je weet wel, zoals Schande der Steden van die ene man. Ik weet zijn naam niet meer.' Afwezig zei Baley: 'Ogrinsky.'
'Ja, alleen de meesten waren stukken slechter. Toen ik met je trouwde, toen werd zij echt sarcastisch. Zij zei: 'Je zult nu wel een echte Stadsvrouw worden, neem ik aan, nu je met een politieman bent getrouwd.' Daarna praatte zij niet zoveel meer met mij en toen hield ik met het baantje op en dat was dat. Een hoop dingen die ze altijd zei waren alleen maar om me te choqueren, denk ik, of om zichzelf geheimzinnig en betoverend te laten lijken. Het was een oude vrijster, weet je; nooit getrouwd tot op de dag dat zij stierf. Een boel van die Middeleeuwers zijn op de een of andere manier wat onaangepast. Weet je nog dat je een keer zei dat mensen hun eigen tekortkomingen vaak voor die van de maatschappij houden en de Steden willen verbeteren omdat ze niet weten hoe ze zichzelf moeten verbeteren?'
Baley wist het nog en zijn woorden klonken hem nu onbenullig en oppervlakkig in de oren. Vriendelijk zei hij: 'Blijft ter zake, Jessie.'
Zij ging verder: 'In elk geval was Lizzy altijd maar aan het praten over dat er eens een dag zou komen dat de mensen eensgezind zouden zijn. Zij zei dat het allemaal de schuld was van de Kosmieten die de Aarde zwak en decadent wilden houden. Dat was één van haar lievelingswoorden, 'decadent'. Zij keek altijd naar de menu's die ik voor de volgende week zat voor te bereiden en snoof dan en zei: 'Decadent, decadent.' Jane Meyers deed haar altijd na in de kookzaal en dan lachten we ons dood. Zij zei, Elizabeth dan, dat het eens met de Steden afgelopen zou zijn en dat we dan terug naar de grond zouden gaan en nog een rekeningetje zouden vereffenen met de Kosmieten die ons voor eeuwig aan de Stad wilden binden door ons robots op te dringen. Alleen noemde zij ze nooit robots. Zij noemde ze altijd 'zielloze monstermachines,' als je me de uitdrukking wilt vergeven, Daneel.'
De robot zei: 'Ik ben niet op de hoogte met de betekenis van het bijvoegelijk naamwoord dat je gebruikte, Jessie, maar de uitdrukking wordt je in elk geval vergeven. Ga verder, als je wilt.'
Baley bewoog zich rusteloos. Zo ging het nu altijd met Jessie. Geen noodsituatie, geen crisis kon haar er toe brengen een verhaal anders dan op haar eigen omslachtige wijze te vertellen.
Zij zei: 'Elizabeth probeerde altijd zo te praten alsof een boel mensen er net zo over dachten als zij. Zij zei dan: 'Op de laatste vergadering,' en hield dan op om me zo'n beetje half trots en half bang aan te kijken alsof zij wilde dat ik ernaar zou vragen zodat zij gewichtig kon doen, en toch bang dat ik haar in de knoei zou kunnen brengen. Natuurlijk heb ik het haar nooit gevraagd. Ik gunde haar die lol niet.
'Maar in elk geval, toen ik met jou trouwde, Lije, was dat allemaal voorbij, tot...' Zij hield op.
'Ga door, Jessie,' zei Baley.
'Weet je die ruzie nog die we hadden, Lije? Over Jezebel bedoel ik?'
'Wat was daarmee?' Het duurde een seconde of twee voor Baley zich herinnerde dat het Jessie's eigen naam was en dat zij het niet over een andere vrouw had.
Hij wendde zich automatisch tot R. Daneel met een verdedigende verklaring. 'Jessie's volledige naam is Jezebel. Zij is er niet dol op en zij gebruikt hem niet.'
R. Daneel knikte ernstig en Baley dacht: Jehoshaphat, waarom nog moeite aan hem besteed?
'Het zat me behoorlijk dwars, Lije,' zei Jessie. 'Werkelijk. Ik geloof wel dat het onnozel was, maar ik bleef maar denken en denken over wat jij had gezegd. Ik bedoel over wat jij zei, dat Jezebel alleen maar een conservatief was die voor de zeden van haar voorvaderen opkwam tegen de vreemde zeden die de nieuwkomers gebracht hadden. Tenslotte, was ik Jezebel en ik...'
Zij zocht naar een woord en Baley gaf het haar. 'Identificeerde je je met haar?'
'Ja.' Maar bijna onmiddellijk schudde zij haar hoofd en keek de andere kant op. 'Niet echt, natuurlijk. Niet letterlijk. De manier waarop ik dacht dat zij geweest was. Zo was ik niet.'
'Dat weet ik, Jessie. Stel je niet aan.'
'Maar toch dacht ik vaak over haar na, en, op de een of andere manier, begon ik te denken dat het toen net zo was als nu. Ik bedoel, wij op Aarde hadden onze oude manier van leven en toen kwamen de Kosmieten met een boel nieuwe dingen en zij probeerden het nieuwe waar wij zelf al met vallen en opstaan tegen aan waren gelopen aan te moedigen en misschien hadden de Middeleeuwers wel gelijk. Misschien moesten wij wel terugkeren tot onze oude, goede manier van leven. Zo kwam het dat ik terugging en Elizabeth opzocht.'
'Ja. Ga door.'
'Zij zei dat ze niet wist waar ik het over had en dat ik bovendien de vrouw van een smeris was. Ik zei dat dat er niets mee te maken had en eindelijk zei zij, goed, ze zou er eens met iemand over praten en toen ongeveer een maand later kwam zij bij me en zei dat het in orde was en ik ben lid geworden en ben daarna al die tijd op de vergaderingen geweest.'
Baley keek haar verdrietig aan. 'En dat heb je mij nooit verteld?'
Jessie's stem trilde. 'Het spijt me, Lije.'
'Wel, dat zal niet zoveel helpen. Spijt hebben, bedoel ik. Ik wil over die vergaderingen horen. In de eerste plaats, waar werden die gehouden?'
Hij kreeg een gevoel alsof het hem niet aanging, een verdoving van zijn emoties. Wat hij geprobeerd had niet te geloven, was duidelijk wel zo, daar was geen misverstand over mogelijk. In zekere zin was het een opluchting dat de onzekerheid nu voorbij was.
Zij zei: 'Hier beneden.'
'Hier beneden? Bedoel je op deze plek? Wat bedoel je nou eigenlijk?'
'Hier op de autoweg. Daarom wilde ik niet mee naar beneden. Maar het was een heerlijke plaats om te vergaderen. Wij kwamen dan samen...'
'Hoeveel?'
'Dat weet ik niet precies. Ongeveer zestig of zeventig. Het was alleen maar een soort plaatselijke afdeling. Er waren altijd vouwstoelen en wat verfrissingen en iemand hield een toespraak, meestal over hoe heerlijk het leven vroeger was en hoe we ons eens van de monsters, de robots, zouden ontdoen, en ook van de Kosmieten. De toespraken waren eigenlijk wel een beetje saai, omdat ze allemaal het zelfde waren. We zaten ze gewoon uit. Het was vooral het plezier van het samenkomen en het je gewichtig voelen. We bonden ons aan eden en er waren geheime manieren waarop we elkaar buiten konden groeten.'
'Werden jullie nooit gestoord? Kwamen er geen patrouillewagens of brandweerauto's voorbij?'
'Nee. Nooit.'
R. Daneel mengde zich in het gesprek. 'Is dat ongewoon, Elijah?'
'Misschien niet,' antwoordde Baley peinzend. 'Er zijn een stuk of wat zijstraten die praktisch nooit gebruikt worden. Maar het is nog een hele opgave om erachter te komen welke dat zijn. Is dat alles wat jullie op die vergaderingen deden, Jessie? Toespraken houden en samenzwerinkje spelen?'
'Dat is het wel zo'n beetje. En liedjes zingen, soms. En natuurlijk die verfrissingen. Niet veel. Broodjes meestal, en limonade.'
'In dat geval,' zei hij bijna grof, 'wat zit je dan nu toch dwars?'
Jessie huiverde. 'Je bent kwaad.'
'Alsjeblieft,' zei Baley met een ijzeren geduld, 'geef antwoord op mijn vraag. Als het allemaal zo weinig kwaad kon waarom ben je dan de afgelopen twee en een halve dag zo in paniek geweest?'
'Ik dacht dat zij jou wat zouden aandoen, Lije. In hemelsnaam, waarom doe je alsof je het niet begrijpt? Ik heb het je uitgelegd.'
'Nee, dat heb je niet. Nog niet. Je hebt mij verteld over een onschuldig geheim theekransje waar jij bij hoorde. Hielden zij ooit openlijke demonstraties? Hebben zij ooit robots vernield? Relletjes uitgelokt? Mensen gedood?'
'Nooit! Lije, zo iets zou ik niet gedaan hebben. Ik was geen lid gebleven als zij dat hadden geprobeerd.'
'Goed dan, waarom zeg je dat je iets verschrikkelijks gedaan hebt? Waarom denk je dat je de lik in zou worden gestuurd?'
'Wel... Wel, ze waren altijd aan het praten over dat zij de regering eens onder druk zouden zetten. We zouden ons gaan organiseren en daarna zouden er dan grote stakingen komen en sabotage. We zouden de regering kunnen dwingen alle robots te verbieden en de Kosmieten terug te laten gaan naar waar ze vandaan kwamen. Ik dacht dat het alleen maar wat gepraat was en toen begonnen ze hiermee; met jou en Daneel, bedoel ik. Toen zeiden ze: 'Nu zullen we eens wat actie gaan zien', en 'We zullen hen ten voorbeeld stellen en meteen een eind maken aan de robot-invasie.' Gewoon in Lichamelijk zeiden ze dat, zonder te weten dat zij het over jou hadden. Maar ik wist het. Meteen.'
Haar stem haperde.
Baley werd vriendelijker. 'Vooruit, Jessie. Het was niets. Het was alleen maar geklets. Je kunt zelf zien dat er niets gebeurd is.'
'Ik was zo... zo... buh... bang. En ik dacht: Ik hoor erbij. Als er gemoord en vernield zou worden, kon jij wel gedood worden en Bentley en het was net alsof het dan allemaal mijn schuld zou zijn omdat ik mee had gedaan en ik zou naar de gevangenis m- moeten.'
Baley liet haar tot bedaren komen. Hij sloeg zijn arm om haar schouder en keek met samengeknepen lippen naar R. Daneel, die kalm terugkeek.
Hij zei: 'Ik wil dat je nu even nadenkt, Jessie. Wie was het hoofd van jouw groep?'
Rustiger geworden, depte zij haar ooghoeken nu met een zakdoek. 'Een man die Joseph Klemin heet was de leider, maar hij stelde eigenlijk niets voor. Hij was niet groter dan een meter zestig en ik denk dat hij thuis niets had in te brengen. Ik geloof niet dat er kwaad in hem stak. Je gaat hem toch niet arresteren, hè Lije? Om wat ik nu zeg?' Zij keek schuldbewust en zorgelijk.
'Ik arresteer nog niemand. Hoe kreeg Klemin zijn instructies?'
'Dat weet ik niet.'
'Kwamen er wel eens vreemden op de vergadering? Je weet wel; hoge pieten van het Centrale Hoofdkwartier?'
'Soms kwamen er wel eens mensen om een toespraak te houden. Dat gebeurde niet vaak, misschien een keer of twee per jaar of zo iets.'
'Weet je hoe zij heten?'
"Nee. Zij werden altijd voorgesteld als 'een van ons' of 'een vriend uit Jackson Heights' of waar dan ook.'
'Juist. Daneel!'
'Ja, Elijah,' zei Daneel.
'Beschrijf de mannen die je op het oog denkt te hebben. We zullen zien of Jessie die kan herkennen.'
Met een klinische precisie werkte Daneel de lijst af. Jessie luisterde met een moedeloze uitdrukking toen de serie categorieën lichaamsmaten langer werd en schudde haar hoofd met een toenemende beslistheid.
'Het heeft geen zin. Het heeft geen zin,' riep zij uit. 'Hoe kan ik dat nog weten? Ik weet zelfs niet meer hoe één van hen er ook maar uitzag. Ik kan...'
Zij hield op en scheen na te denken. Toen zei zij: 'Zei je dat er een gistboer was?'
'Francis Clousarr,' zei R. Daneel, 'is werknemer bij New York Gist.'
'Nou, er heeft eens een man gesproken, moet je weten, en ik zat toevallig op de eerste rij en ik rook steeds maar een vleugje, alleen maar een vleugje, echt, van de lucht van rauwe gist. Je weet wel. De enige reden waarom ik dat nog weet is dat mijn maag die dag in de war was en die lucht mij misselijk maakte. Ik moest opstaan en naar achteren gaan en ik kon natuurlijk niet uitleggen wat er aan de hand was. Het was zo pijnlijk. Misschien is dat de man waar je het over hebt. Als je de hele tijd met gist werkt blijft die lucht tenslotte in je kleren hangen.' Zij trok haar neus op.
'Je weet niet meer hoe hij eruitzag?' zei Baley.
'Nee,' antwoordde zij met beslistheid.
'Goed dan. Luister eens, Jessie, ik zal je naar je moeder brengen. Bentley blijft bij jou en geen van beiden gaan jullie de Sectie uit. Ben hoeft niet naar school en ik zal ervoor zorgen dat jullie eten thuisbezorgd krijgen en dat de gangen rondom het appartement door de politie in het oog worden gehouden.'
'Maar jij dan?' bracht Jessie er trillend uit.
'Ik zal geen gevaar lopen.'
'Maar hoe lang?'
'Ik weet het niet. Misschien maar een dag of twee.' De woorden klonken hemzelf ook hol in de oren.
Zij waren terug op de autoweg, Baley en R. Daneel, alleen deze keer. Baley's uitdrukking was die van iemand die hard nadacht.
'Het lijkt me,' zei hij, 'dat we te maken hebben met een organisatie die in twee lagen is opgebouwd. Eerst een basislaag zonder een bepaald program, alleen maar bestemd om massale steun te verschaffen bij een eventuele coup. In de tweede plaats is er een veel kleinere elite die werkt aan een goed opgezet program van actie. Het is die elite die we vinden moeten. De komische-operagroepen waar Jessie het over had kunnen we wel vergeten.'
'Dit,' zei R. Daneel, 'is misschien logisch geredeneerd, als we het verhaal van Jessie zonder meer voor waar kunnen aannemen.'
'Ik denk,' zei Baley stijf, 'dat Jessie's verhaal als volkomen waar kan worden beschouwd.'
'Het heeft er alle schijn van,' zei R. Daneel. 'In haar hersenimpulsen is niets dat wijst op een pathologische behoefte om te liegen.'
Baley wierp een beledigde blik naar de robot. 'Dat zou ik ook zeggen. En er bestaat geen noodzaak om haar naam in onze rapporten te noemen. Begrijp je dat?'
'Als je dat zo wilt, partner Elijah,' zei R. Daneel kalm, 'maar ons rapport zal dan noch nauwkeurig noch volledig zijn.'
Baley zei: 'Wel, dat kan wezen, maar echt veel kwaad kan dat niet. Zij is bij ons gekomen met de inlichtingen die ze maar had en het noemen van haar naam zal haar alleen maar in het politiearchief brengen. Ik wil niet dat dat gebeurt.'
'In dat geval zeker niet, vooropgesteld dat we er zeker van zijn dat er niets meer ontdekt hoeft te worden.'
'Niets meer voor zover het haar aangaat. Dat kan ik je garanderen.'
'Zou je me dan kunnen uitleggen waarom het woord Jezebel, alleen maar de klank van een naam, haar ertoe zou brengen vroegere opvattingen over boord te gooien en er nieuwe op na te gaan houden? Het motief lijkt me duister.'
Zij reden langzaam door de bochtige, lege tunnel.
Baley zei: 'Het is moeilijk uit te leggen. Jezebel is een naam die je niet vaak tegenkomt. Eens heette een vrouw met een zeer slechte reputatie zo. Mijn vrouw hechtte daar waarde aan. Het gaf haar een frivool gevoel van slechtheid en diende als compensatie voor een leven dat onveranderlijk fatsoenlijk was.'
'Waarom zou een vrouw die de wet eerbiedigt zich slecht willen voelen?'
Baley glimlachte bijna. 'Vrouwen zijn vrouwen, Daneel. Hoe dan ook, ik heb iets erg idioots gedaan. Op een ogenblik van geprikkeldheid hield ik staande dat de historische Jezebel niet bijzonder slecht was en dat zij, als zij al iets was, een goede echtgenote was. Ik heb dat sindsdien altijd betreurd.
'Het bleek,' ging hij door, 'dat ik Jessie diep ongelukkig had gemaakt. Ik had voor haar iets bedorven dat niet vervangen kon worden. Ik neem aan dat wat volgde haar manier was om wraak te nemen. Ik stel me voor dat zij me wilde straffen door iets te gaan doen waarvan zij wist dat ik het niet goed zou vinden. Ik zeg niet dat zij dat bewust wilde.'
'Kan men anders dan bewust willen? Is dat geen contradictio?'
Baley gaapte R. Daneel aan en wanhoopte bij de gedachte hem het onbewuste te moeten gaan verklaren. In plaats daarvan zei hij: 'Afgezien daarvan heeft de Bijbel een grote invloed op het menselijk denken en voelen.'
'Wat is de Bijbel?'
Baley was een ogenblik verrast en was toen verrast over zijn eigen verrassing. De Kosmieten, wist hij, leefden met een door en door mechanistische levensbeschouwing, en R. Daneel kon alleen maar weten wat de Kosmieten wisten; niet meer.
Kortaf zei hij: 'Het is het heilige boek van ongeveer de helft van de bevolking van de Aarde.'
'Ik vat hier de betekenis van het bijvoeglijk naamwoord niet.'
'Ik bedoel dat het in hoog aanzien staat. Verschillende delen er uit, mits goed geïnterpreteerd, bevatten een gedragscode die veel mensen beschouwen als het meest geschikt voor het uiteindelijke geluk van het mensdom.'
R. Daneel scheen daar over na te denken. 'Is deze code in jullie wetten belichaamd?'
'Ik ben bang van niet. De code leent er zich niet voor om met behulp van de wet te worden afgedwongen. Hij moet spontaan worden gehoorzaamd door elk individu omdat hij dat wil. Het is in zekere zin hoger dan welke wet ook maar zijn kan.'
'Hoger dan de wet? Is dat geen contradictio?'
Baley glimlachte zuur. 'Zal ik een stukje uit de Bijbel voor je citeren? Zou je het graag willen horen?'
'Graag als je wilt.'
Baley liet de auto langzaam tot stilstand komen en zat een moment met gesloten ogen zijn geheugen op te frissen. Hij zou graag het klankvolle Midden-Engels van de Middeleeuwse Bijbel hebben gebruikt, maar voor R. Daneel zou Midden-Engels abacadabra zijn.
Bijna terloops begon hij te spreken in de taal van de Moderne Herziene Uitgave alsof hij een verhaal over tijdgenoten aan het vertellen was, in plaats van een verhaal op te halen uit het schemerigste verleden van de Mens:
'Jezus ging naar de Olijfberg en keerde bij zonsopgang terug naar de tempel. Al de mensen kwamen tot hem en hij zette zich en begon tot hen te spreken. En de Schriftgeleerden en Farizeeërs brachten een vrouw bij hem die in overspel betrapt was en toen zij haar voor hem brachten zeiden zij tegen hem: 'Meester, deze vrouw werd in overspel betrapt, bij de daad zelf. Nu beval Mozes ons in de wet zulke overtreders te stenigen. Wat zegt u?'
'Zij zeiden dit in de hoop hem in de val te laten lopen zodat zij een grond zouden hebben om hem te beschuldigen. Maar Jezus bukte zich en schreef met zijn vinger in het zand alsof hij hen niet gehoord had. Maar toen zij niet ophielden met vragen stond hij op en zei tegen hen: 'Wie onder u zonder zonde is, laat hem de eerste steen werpen.' '
En weer bukte hij zich en schreef in het zand. En zij die hem hoorden gingen, veroordeeld door hun eigen geweten, één voor één weg, beginnend met de oudste en zo door tot de laatste: en Jezus werd alleen gelaten, met de vrouw die bij hem stond. Toen Jezus opstond en niemand dan de vrouw zag zei hij tegen haar: 'Vrouw, waar zijn uw aanklagers? Heeft niemand u veroordeeld?'
'Zij zei: 'Niemand, Heer.'
'En Jezus zei tegen haar: 'Ook ik veroordeel u niet. Ga heen, en zondig niet meer.'
R. Daneel luisterde aandachtig. Hij zei: 'Wat is overspel?'
'Dat doet er niet toe. Het was een misdaad en in die tijd was steniging de gangbare straf; dat is te zeggen, er werden stenen naar de schuldige gegooid tot zij dood was.'
'En de vrouw was schuldig?'
'Dat was ze.'
'Waarom werd zij dan niet gestenigd?'
'Niemand van de aanklagers voelde dat hij dat nog kon na Jezus' uitspraak. Het verhaal wil duidelijk maken dat er nog iets hogers is dan de rechtvaardigheid waar jij mee gevuld bent. Er is een menselijke impuls bekend onder de naam genade; een menselijke daad onder de naam vergeving.'
'Ik ben niet bekend met die woorden, partner Elijah.'
'Weet ik,' mopperde Baley. 'Weet ik.'
Hij startte de patrouillewagen met een ruk en liet hem woest naar voren scheuren. Hij werd achterover gedrukt in de kussens van zijn zitting.
'Waar gaan we heen?' vroeg R. Daneel.
'Naar Gist-Stad,' zei Baley, 'om de waarheid te krijgen uit Francis Clousarr, samenzweerder.'
'Heb je daar een methode voor, Elijah?'
'Ik niet bepaald. Maar jij wel, Daneel. Een eenvoudige.'
Zij joegen voorwaarts.