10. HUWELIJK IN ENGELAND
Een huis inrichten als je in een ander land woont, brengt natuurlijk heel wat problemen mee; Mara maakte nogal wat retourtjes Amsterdam-Londen. Tot ze er de brui aan gaf en toch maar een paar weken achtereen bij haar toekomstige schoonouders ging logeren. Roland bedankte voor de eer en bleef op een zeer eenvoudige kamer wonen in de buurt van het College. Hij had het naar zijn zin en deed, voor zover hij tijd had, veel dingen voor het toekomstige huis van Mara en hem.
,,Je hebt onverwachte gaven!” prees Mara hem. ,,Ik had eigenlijk verwacht, dat ik in een soort meubelpakhuis mijn entree zou moeten maken.”
Het huis lag dicht bij het College, was niet te groot maar met een flinke zitkamer en een enorme lap tuin rondom.
Mara had haar trouwdag „zonder moderne poespas en aangepaste toestanden” gewenst, zoals ze het kort en krachtig noemde.
„Ik vind het best voor anderen maar ik wil het niet,” aldus Mara. „Zij hecht aan traditie maar is niet onverbeterlijk romantisch, want dat mag niet in deze harde tijd!” plaagde Roland zijn meisje, met een ondertoon van spot waar ze niet van hield.
Op zulke ogenblikken was Roland haar vreemd, omdat zijn plagerij zo sarcastisch klonk en dan vroeg ze zich af, hoe eenzaam ze zich in Engeland zou gaan voelen. Spijt had ze nog geen ogenblik gekend maar zo blij en onbezorgd als een meisje dat nog in rozengeur en maneschijn gelooft, voelde ze zich toch ook niet. Voorlopig kende ze in Engeland niemand en ze zou het helemaal zelf moeten maken, als ze daartoe de kans tenminste kreeg. Het was, zoals moeder had gezegd; ze kon niet even naar huis draven als haar iets dwars zat. Nu was dat met Denise die zover weg zat, ook wel het geval geweest, maar Denise had een oergezellige, alledaagse en ongecompliceerde man en zat genoeglijk midden in een kolonie Nederlanders. ’Als het me niet zint, stap ik zó op het vliegtuig’... dacht Mara, nota bene op de dag vóór haar huwelijk en dat is natuurlijk wel een heel wonderlijke gedachte voor een liefhebbende bruid.
Als Roland het al merkte, dat ze teruggetrokken en nerveus was en een allesbehalve opgewekte indruk maakte, dan zei hij er toch niets van.
Zijn ouders waren overgekomen voor de bruiloft en Joost speelde voor gids, omdat verder niemand veel tijd voor de twee mensen had. Ze voelden zich kennelijk nogal verloren en dat zou je ook wel zo gaan zien, als je zoon alleen maar beleefd is en verder doet alsof je er niet bent.
„Kun je niet eens een keer normaal tegen ze doen?” Mara viel tegen Roland uit. „Neem ze voor mijn part gezellig mee uit vanmiddag. Je kunt hiér toch niets doen, als...”
„Als jou voor de voeten lopen, bedoel je zeker!” Roland ving haar 'in zijn armen. „Je kijkt al wekenlang alsof alles je teveel is... ik incluis. Ik zie het wel, maar ik zeg liever niets. Ik wil geen ruzie met je en ik begrijp best, dat het allemaal moeilijk voor je is. Ik ken je zo niet... zo snel geprikkeld, zo anders als de Mara die ik heb leren kennen en die alles kon begrijpen.”
„Dat is het juist... soms ken ik jou niet!” ze legde haar armen om zijn hals en glimlachte naar hem op. „We hebben zo weinig tijd voor elkaar gehad en er waren ook wel ogenblikken waarop ik dacht: zo ken ik Roland niet! Dan doe je zo sarcastisch, dat het me kwetst en dan denk ik wel eens: Waarom zegt hij zulke dingen? Heeft Roland spijt?”
„Heeft Mara spijt?” Hij kuste haar teder op haar vragende ogen. „Neen, ik heb geen spijt en dat zal ik nooit hebben. Ik ben niet zo gemakkelijk en je weet aan welke neerslachtigheid ik soms lijd, maar dat wordt minder... dat geloof ik zo werkelijk als ik jou in mijn armen heb. Iets wat jarenlang een spookbeeld is geweest verdwijnt niet zo gemakkelijk, en vooral dat voorval met Henri maakte het allemaal weer zo levend voor me. Ik wist, dat ik weer had gefaald, ook waar het die jongen betreft en ik kan moeilijk vergeten, hoe hij daar voor de deur zat.”
„En dat bespreek je dan niet met mij, maar je verwerkt het, zo goed en zo kwaad als je kunt, in je eentje!” Mara duwde hem omzichtig weg, want als ze zoiets te abrupt deed, was hij beledigd. „Roland, en waarom mocht ik niet weten, dat je om de andere avond naar Henri gaat? Ik hoorde het van Joost, die het overigens niet van jou weet maar weer via Henri. Je bent een moeilijk open te breken oester, Roland. Soms doe je sarcastisch en dan weet ik niet waarom.” „Dat heb ik eigenlijk maar één keer gedaan en het spijt me, want ik bedoelde het helemaal niet zo. Je keek me zo bezeerd aan en ik had me zelf wel willen slaan. Ik plaagde je maar een beetje met je gevoel voor traditie en eigenlijk vind ik dat juist grappig. Ik ben dol op je zoals je bent, Mara!”
Roland haalde volledig bakzeil en gedroeg zich de volgende dag als de traditionele ouderwetse bruidegom, verrukt bij het zien van de bruid, die, heerlijk eigenwijs, nu iedereen in allerlei kleuren of in broekpak de bruid was, verscheen in een beeldschone lange witte jurk met een kort tulen sluiertje op haar hoofd.Er rolden dan niet, zoals vroeger te doen gebruikelijk, watervallen van tule om haar heen, maar goed... ze was in het wit en had haar sluier.
„Ik wil progressief doen door ouderwets te zijn!” had Mara gezegd en het lukte wonderlijk goed. Iedereen bewonderde haar uitbundig en de bruidegom verkeerde lichtelijk in trance. Mara had ook verzocht geen orchideeën voor haar bruidsboeket te geven, maar een ouderwets aandoend boeketje van stefanotis.
Voor Mara was de trouwerij op het stadhuis alleen maar een ambtelijk gebeuren en de kerkdienst een symfonie, geen aangepast dienstje maar een oerdegelijke ouderwetse huwelijksmis. Het was vol in de kerk, het grootste deel van de school kwam natuurlijk ook. De enige die tranen vergoot was Denise. Mara’s moeder voelde er wel veel voor maar deed het niet en Joost keek nogal somber. Vader, moeder en Joost dachten hetzelfde: Morgen is Mara er niet meer! Ze konden het zich nauwelijks voorstellen. Het was allemaal zo snel gegaan en bovendien kon je niet eens gauw op bezoek gaan, alsof ze om het hoekje woonde. Ook Vanessa was nogal onder de indruk. Ze zou Mara, die jarenlang bij haar thuis was gekomen, erg missen maar ze was blij, dat Mara met haar tekeningen niet de brokken had gemaakt, die zij destijds wel had gemaakt... behalve dan die ene tekening, maar daar had Mara niets aan kunnen doen.
Een echt feest voor de familie en bekenden werd het toch niet met receptie en uitgebreid diner, want wie wilde komen gelukwensen moest dat na de mis doen, waarna de familie en goede bekenden in een restaurant feestelijk gingen lunchen. Het nieuwbakken echtpaar vertrok in de loop van de middag naar Engeland. Joost wilde beslist met zijn vader meerijden om Mara en Roland naar Schiphol te brengen, maar hij had zich nog nooit zo ongelukkig gevoeld als op het ogenblik, dat hij van Mara afscheid nam. Een belangrijk deel van zijn jeugd werd op dat ogenblik afgesloten.
„Kom jongen,” zei zijn vader. „Ik weet hoe leeg je je voelt, voor mij is het ook zo en moeder denkt er niet anders over. Het huis wordt leeg. Daar zal je aan moeten wennen.”
„Ach, het zal heus wel wennen,” zei Joost stuurs. „Het is de gewone gang van zaken, hè? Als ik nog eens ga studeren blijf ik ook niet thuis. Oma zei vroeger altijd: Je begint met z’n tweeën en je eindigt met z’n tweeën. Dat vond ik toen maar een gek gezegde, maar hoe afgezaagd het ook klinkt, het is toch wel waar.”
„Ja, en het gaat nog zo onvoorstelbaar vlug ook!” Meneer Dennink was in een bespiegelende stemming, zijn gedachten waren eigenlijk nog bij Mara en toch wist hij, dat het goed was om zich nu wat meer met Joost bezig te houden. De jongen had de laatste tijd heel wat indrukken te verwerken gekregen met het eindresultaat, dat hij nu zijn lievelingszus en zijn hooggewaardeerde leraar aan de horizon had zien verdwijnen.
Mara en Roland hadden geen behoefte aan een huwelijksreis gevoeld en waren van plan om tegen het eind van het jaar naar de wintersport te gaan. Voorlopig viel er nog zoveel aan huis en tuin te doen, dat ze de voorkeur aan eigen huis hadden gegeven. Rolands wagen stond aan het vliegveld, daarvoor hadden vrienden van hem gezorgd en de voor Mara nog onbekende vrouw van een vriend had gezorgd voor bloemen en een vuurtje in de open haard. Het huis lag daar zo vriendelijk en wit, met rozenranken aan beide kanten van de donkere houten deur.
„Ons huis!” zei Roland. Hij opende de voordeur en keerde zich naar Mara toe. „Of je het goed vindt of niet... ik draag je... héél ouderwets ... netjes over onze eigen drempel!”
Er waren geen buren die van het schouwspel konden genieten en Mara was zo onverbeterlijk romantisch, dat ze het heerlijk vond.
„Je bent zo licht als een veer!” Roland stond midden in de zitkamer, met lachende ogen overwoog hij: „Zou ik je eigenlijk wel neerzetten? Goed ... als je tol betaalt!”
Mara kuste hem vluchtig en werd neergezet, waarna ze meteen naar de keurig gedekte tafel holde en verrukt uitriep, dat de kabouters blijkbaar aan het werk waren geweest. „Eten op tafel, bloemen rondom en vuur in de haard!”
Ze plukte het kaartje uit het bloemstukje op tafel. „Our welcome to you, dear. Gay.”
„Dat is de vrouw van mijn vriend Paul. Ze wonen op een kwartier rijden van hier!” Roland keek mee, met zijn arm om Mara’s schouder geslagen. Het was allemaal zo prettig en gezellig, dat Mara zich thuis ging voelen en ook niet het gevoel had: Opgesloten in een mooi huisje met een man die ik eigenlijk nog niet zo lang ken. De hemel geve dat het allemaal meevalt.
Roland, ouder dan Mara, wist dat Mara zich hier, in een vreemde omgeving met niemand waarop ze kon terugvallen, onzeker voelde en dat hij haar vanavond voorgoed kon winnen of verliezen, geestelijk althans. Liefde ... ja, zeker, maar ook bescherming en tederheid. Dan kon er later gebeuren wat er wilde maar ze zou veel kunnen begrijpen en vergeven. Mara was zeker in staat tot het geven van een spontane liefde mits het een samengaan werd en ze in geen enkel opzicht werd gedwongen.
Het paar dineerde heel gezellig en huiselijk, alsof ze hier al jaren woonden en Mara’s ogen gleden door de prettige kamer. Roland greep haar hand en drukte er zijn lippen op. Het daglicht ebde langzaam weg en de wereld werd donker en klein.
„Ik wou, dat ik wist wat je denkt!” Hij liep achter haar stoel om en boog zijn hoofd, zodat zijn gezicht tegen het hare rustte. „Ik vind het een prettig, landelijk huis en ik stel me voor, dat jij er nog véél meer van kunt maken! Het huis zal wel altijd vol staan met bloemen en boven kun je tekenen en over het landschap uitzien. Als je het eenzaam hebt, rijd je naar de stad. Je krijgt een minikarretje want anders zou je je zo opgesloten voelen.”
„Schat, je doet zo roerend je best om te zorgen, dat ik me niet eenzaam voel!” Ze stond op en sloeg haar arm om zijn hals; er twinkelden sterretjes in haar ogen. „Wil je héél lief zijn? Jij mag de tafel afruimen want we kunnen toch niet zo’n bende laten staan, hè? Ik ga douchen en boven de kamer inspecteren en daarna...”
„Daarna mag ik zeker een serenade met de mandoline onder je slaapkamerraam komen geven, kleine duvel!” Roland kuste haar en liet haar snel los. „Ik zal je bevelen opvolgen. Maak maar dat je weg komt. Geef een gil als je uitgeflodderd bent in de douche. Mara ...”
„Ja?” Ze bleef bij de deur staan, lief, vertrouwd, met de lichtjes nog in haar ogen.
Roland liep snel op haar toe, nam haar kin in zijn hand en kuste haar vluchtig maar teder.
„Schat, als ik deed wat ik wenste, droeg ik je nou héél romantisch de trappen op, maar ik geloof, dat het beter is om het niet te doen, want...”
„Verbeeld je, dat we er samen afrollen ...” Ze stikte van het lachen, dook onder zijn arm door en hij hoorde haar naar boven rennen.
Na tien minuten van hevig gespetter in de badkamer en het seintje naar beneden, bleef het heel stil in huis.
Roland tikte op de deur van de slaapkamer en keek naar binnen. Mara keek om. Ze zat op de brede vensterbank, de handen om de opgetrokken knieën. Het raam stond open en de wind speelde met het lange haar.
,,Ik vond die serenade buiten toch niet zó geslaagd!” Roland leunde tegen de deur. „Je ziet eruit als een sprookjesfiguur met dat lange witte gewaad en je zilveren muiltjes ... zuster Anna ziet gij nog niets komen?”
„Ja...” Het gezichtje dat naar hem toegewend werd, straalde zoveel vertrouwen en liefde uit. „Ik geloof, dat ik het beter tref dan die beruchte zuster Anna. Ik zie iemand komen... de liefste man ter wereld voor mij ... mijn man!”
Ze strekte haar hand naar hem uit en het volgend ogenblik was Roland bij haar, met zijn armen om haar heen.
„Je bent lief... zó lief!” fluisterde hij, met haar hoofd tegen zijn borst gedrukt en zijn vingers speelden met het zachte blonde haar. „Kleine vrouw, kom, ik draag je van dat koude, open raam weg... ik laatje niet meer los.”
Met zijn lippen op de hare tilde hij haar van de vensterbank en voerde haar een nieuwe, onbekende wereld binnen. Of was het een eiland, waarop maar twee mensen leefden, oneindig ver verwijderd van alles en iedereen? Misschien stond de tijd een ogenblik stil of ging ze juist heel snel? Voor Mara was het woord sex alleen maar een woord geweest en een heleboel meer of minder opwindende of onprettige verhalen van zeer goed ingelichte en vrij gemakkelijk levende collega’s. Er klopte eenvoudigweg niets van de verhalen die voor Mara nogal afschrikwekkend hadden geklonken. Mara dankte God voor het leven, de liefde en voor de man waarmee ze getrouwd was. Liefde is niet alleen „sex”, liefde is niet alleen egoïsme, het kan ook een volmaakt samengaan zijn. Ze sliep tenslotte in, met haar hoofd tegen zijn borst en zijn hand op haar hoofd Mara werd wakker door een in de bomen kwinkelerende merel. Ze gaapte uitgebreid en keek toen verbouwereerd naar de linkerkant. „Hallo!” zei ze met het soort laconieke tederheid, dat hij grappig vond. „Ik dacht, dat ik anders in slaap was gevallen.”
„Allerliefste, midden in de nacht werd ik wakker met een zeer prozaïsch 'slapende arm’.” Roland lachte vermaakt. „Ik heb je opgepakt, op je kussen neergelegd en toegedekt, waarna je je ineenrolde als een snorrende poes en verder sliep! Krijg ik een zoen?”
„Nee, je kunt een kussen op je gezicht krijgen!” Ze schoot het bed uit, gooide kwajongensachtig haar hoofdkussen in zijn richting en holde naar de badkamer.
Ze ontbeten in een zeer opgewekte, zij het wat zweverige en verliefde stemming, waarbij Mara verstrooid de thee in de suikerpot goot. Van hun vakantie genoten ze met volle teugen, ze wandelden, lagen in de zon en gingen naar het strand, zonder behoefte aan ander gezelschap, tevreden met elkaar en met de hele, altijd woelige wereld, waar ze zich momenteel niet veel van aantrokken. Het waren de dagen van „moonlight and roses”, die nu eenmaal niet kunnen blijven voortduren. In die weken bemerkte Mara ook geen enkele aanwijzing, dat hij last had van geestelijke depressies. De gelukkige weken met Mara hadden tijdelijk al het andere weggevaagd en ook later, toen het gewone leven vorm begon aan te nemen, ging alles goed. Mara had zoveel in het huis te doen, dat ze zich geen ogenblik verveelde en Roland had het op het College meer naar zijn zin dan hij het in Holland ooit had. Ze maakte kennis met de buren, die nu niet zo dichtbij woonden, dat ze de hele dag over hen struikelde. Ze vonden allemaal, dat het zo prima verdeeld was, een ouder echtpaar, een nog vrij jong echtpaar met kinderen en in het midden Roland en Mara. Ze schreef veel naar huis en Joost was een weekend over geweest. Mara’s ouders wachtten liever tot het voorjaar en vroegen of ze met de kerstdagen over wilde komen, maar dat wilden ze nu juist niet.
„Ik heb ervan gedroomd om kerstmis in eigen huis te vieren met een grote boom en een knappend haardvuur,” schreef ze terug. „Waarom komen jullie toch niet hierheen? Ik vind het leuk om huisvrouw te zijn en gasten te ontvangen!” Neen, ze wachtten toch maar liever tot het voorjaar, want vader had nog steeds last van een aanval van bronchitis en de ouders van Henri Verwoerd hadden dringend gevraagd of Joost met hen en Henri de kerstvakantie in Zwitserland wilde doorbrengen. Joost had het aangenomen.
„Het kan verkeren,” zei de teleurgestelde Mara. „Hij gaat zeker mee als kindermeisje of oppas.”
Dat was natuurlijk een allesbehalve vriendelijke reactie, maar als een mens teleurgesteld wordt, reageert hij venijnig en meestal oneerlijk. Roland zette haar op haar nummer en ze werd stevig kwaad, waarmee hun eerste ruzie een gedenkwaardig feit werd. Het viel niet te ontkennen dat Roland gauw geërgerd was de laatste tijd, er dan onmiddellijk weer spijt van had en de zaak berouwvol goed maakte. „Bel dan Vanessa op, schat, en vraag of zij met Norbert en de kinderen komt,” stelde Roland voor. „Als je beslist gasten wilt met kerstmis, wat ik me overigens wel kan voorstellen. We kunnen ook niet al die dagen met een boek tegenover elkaar bij de haard zitten, al verveel ik me nooit met jou.”
„Ach, wat lief van je om dat te zeggen!” Mara schoot in de lach en sloeg haar arm om zijn hals. „Je ligt nou toch maar heerlijk lui uitgevloerd in je stoel voor de haard. Je zult hard moeten werken als ik de boom ga optuigen en jij zorgt maar dat ie in huis komt.” „Goed, dat komt in orde. Bel Vanessa meteen even, dan weet je of ze zin hebben en tijd. Je moet er maar niet te vast op rekenen.” Mara, die haar hand al naar de telefoon strekte, keek hem verwonderd aan. „Ja, waarom kijk je zo vreemd? Het is te doen gebruikelijk, dat je de feestdagen met je familie viert, maar jouw ouders willen niet, Joost kan niet en mijn ouders vraagje niet eens!”
Mara, die de tweede ruzie in enkele dagen zag aankomen, bleef met moeite kalm.
„Ik dacht, dat jij bijna nooit naar je ouders wilde en ze overlopen ons ook niet, ofschoon ik ze verschillende keren gevraagd heb. Goed... als jij je ouders hier wilt met kerstmis dan bel ik ze toch!” „Ach, zo bedoel ik het niet... laat nou maar, Mara.” Hij wilde haar de telefoon uit de hand trekken, want ze stond erop onmiddellijk zijn ouders te bellen.
„Zeur nou niet...” Ze gaf een vinnige tik op zijn hand, waarna Roland zich beledigd achter zijn tijdschrift terugtrok.
Mara belde haar schoonouders prompt op en nodigde hen vriendelijk uit, de kerstdagen of een van de dagen bij hen door te brengen, wat vriendelijk werd afgewimpeld.
Toen Mara langzaam de hoorn op het toestel legde had Roland de euvele moed te zeggen: „Nou, zié je wel? Het ging precies zoals ik dacht!”
Daarop barstte dan de tweede ruzie toch los en deze keer kostte het Roland iets meer overredingskracht en berouwvol schuld bekennen vóór Mara het hem vergaf.
„Je bent af en toe zo onredelijk en lastig als je groot bent en dat is nogal wat!” zei de beledigde echtgenote vanaf het plaatsje op zijn knie, waar ze zich na de verzoening weer gezellig had opgerold. „Laten we er nou maar niet meer over praten. Ik bel Vanessa en als zij ook niet komt, dan blijven we samen, kijken naar de kerstboom, kijken in het vuur, gaan wat wandelen, draaien mooie platen en gaan ergens sfeervol dineren, goed? Het is echt niet, omdat ik me ook maar één minuut bij jou verveel, maar met kerstmis wil je nou eenmaal de band met thuis voelen.”
„Je hebt over de hele linie gelijk, hoor!” Roland kuste haar op haar blonde kruin en klopte haar meteen geruststellend en liefkozend op haar schouder. „Maar je wist, dat ik een lastig mirakel ben.”
„Tja...” zuchtte Mara. „Ik hoop, dat je geen ontkenning verwacht? Je bent wel eens zenuwslopend maar dat zal ik ook wel zijn!”
De kregelige avond werd met veel lieve woorden en kussen goed gemaakt. Gelukkig voelde Vanessa alles voor kerstmis in Engeland en de kinderen bleven bij Oma en Opa, waar ze al een week waren, omdat Vanessa begon te herstellen van een stevige griepaanval. Norbert, die zich gauw zorgen maakte om Vanessa, vond dat ze er eens helemaal uit moest en het aanbod kwam voor hem als een geschenk uit de lucht vallen. Ze vierden een verrukkelijk, rustig kerstfeest met z’n vieren.
„Zo rustig, zo stil... houtvuur... denneboom... ik waan me in de Dickensiaanse tijd!” Vanessa zag er ontspannen uit. „Niet veel mensen, net de twee waar je fijn mee kunt praten... het gezellig hebben!”
De eerste kerstdag brachten ze thuis door en gingen ’s middags wandelen. Vanessa en Mara verzorgden samen het kerstdiner. Vanessa had twee menukaarten voor Mara en Roland getekend. Die van Vanessa en Norbert waren door Mara vervaardigd. Vanessa had twee Dickensfiguurtjes getekend met de gezichten van Roland en Mara, terwijl Mara tekeningetjes had gemaaKt van hun huis en erop had gezet: Our home is our Castle, but our home is more... it is your home.
Het was typisch iets voor de ouders van Roland om op tweede kerstdag toch onverwachts te komen binnenvallen, overigens in een kamer waar de grond bezaaid lag met grammofoonplaten, waar Mara en Vanessa tussen zaten en luidkeels een of ander gek liedje meezongen. Norbert en Roland waren bezig geweest met de boekenkast, zodat er ook overal boeken lagen, waartussen de half gevulde glaasjes en schaaltjes borrelhapjes. Het houtvuur vlamde hoog op en het was gewoon een genoeglijke huiselijke bende, toen Roland zijn ouders binnenliet.
Met vereende krachten werden de boeken en grammofoonplaten van de stoelen geveegd, zodat het bezoek tenminste zitten kon.
Mara voorzag hun vlug en handig van een drankje en een hapje maar voelde zich verder niet verplicht om er een zenuwtoestand van te maken en haastig te gaan ruimen. Tenslotte was dit hun huis, de rommel hadden de goede mensen intussen al. gezien en ze hadden hun bezoek ook niet aangekondigd. Er bestond dus geen reden om afkeurend te kijken en Vanessa bewonderde Mara om de prettige, natuurlijke wijze waarop zij het bezoek opving.
„Jullie hebt er nogal een rommeltje van gemaakt!” meende schoonmama te moeten opmerken terwijl papa een zwaarwichtig betoog over de politiek begon met de mannen.
„Ach, het is gewoon gezellig,” meende Mara luchtig. „Er was een lekker oud plaatje bij, ik denk dat het een wijsje van rond 1920 is en Vanessa en ik hebben geprobeerd er de charleston op te dansen. Kent u de charleston, mama, of was dat ook voor uw tijd?”
„Op kerstmis... de charleston?” Er klonk zoveel eerlijke afschuw in haar stem, dat Mara haar werkelijk niet begreep.
„Ja, waarom niet? We kunnen toch niet de hele dag kerstliederen zitten zingen?” Rolands interruptie kwam zo plotseling, dat ze hem allemaal zwijgend aankeken. „Ik ben blij dat het in ons huis is... zoals u het nu ziet, een huis om in te leven. We houden niet van een meubelshow en als Vanessa en Mara er pret in hebben om platen over de grond te strooien of te charlestonnen, moeten zij dat weten.” Nu was dat niet bepaald een vriendelijke opmerking tegen je ouders als ze je op kerstmis bezoeken maar ze hadden uitdrukkelijk gezegd, dat ze niet kwamen en Roland voelde het als een vorm van controle: Hoe bracht het stel de kerstdagen door? Nou, dat wisten ze dan, hij duldde het niet, dat er kritiek werd uitgeoefend.
Mara begon snel over een ander onderwerp. Ze vond het pijnlijk, dat Roland totaal niets van zijn ouders kon verdragen, al had ze er toch wel begrip voor. Ze bleven ook niet lang en waren alleen maar even, op weg naar vrienden waar ze zouden gaan dineren, op visite gekomen.
Vanessa en Norbert schoven met grote takt het optreden van Roland op de achtergrond, deden alsof ze Mara’s bewolkte gezicht niet zagen en zeiden opgewekt, dat ze, nu Rolands ouders vertrokken waren, maar vlug de platen en boeken moesten opruimen, omdat ze anders te laat zouden komen voor het feestelijke etentje buiten de deur. Niemand kwam er nog op terug en het waren buitengewoon gezellige dagen. Toen Vanessa en Norbert terug waren naar huis voelde Mara zich eenzaam en begon weer te tekenen. Ze had ook geen zin om voortdurend aan het poetsen te blijven in een nieuw huis of alsmaar meubelen te blijven sjouwen. In het voorjaar wilde ze zich met de tuin gaan bezig houden en maakte daarvoor uitgebreide tekeningen.
„Het moet wel een prachtig geheel worden,” prees Roland, maar verder kon hij weinig enthousiasme opbrengen voor plannen op een papiertje. Langzamerhand bewoog zijn humeur zich in dalende lijn en gewoontegetrouw zei hij tegen Mara, dat er helemaal niets bijzonders was. Ze kon moeilijk gaan vragen of hij de waarheid sprak en ze had geen contacten met andere leraarsvrouwen. Ze leefde in een besloten wereldje én kon de kring niet doorbreken, bovendien vertikte ze het om tegen wie dan ook te klagen. Ze kreeg hetzelfde gevoel, dat ze gekend had toen ze Roland pas kende: Buitengesloten worden door Roland, alleen kon hij nu niet meer weglopen. Sinds kort hadden ze een mooie, goudbruine jachthond, waarmee Roland urenlange wandelingen maakte als hij zogenaamd „even een eindje met de hond” om ging. Mara was allang tot de ontdekking gekomen, dat ze dit vreemde karakter nog lang niet had doorgrond en dat zelfs liefde niet genoeg was geweest om de muur van stug zwijgen over moeilijkheden neer te halen. Hij werd zo in zichzelf gekeerd, dat Mara er ernstig aan ging twijfelen of het wel verstandig was geweest om met Roland te trouwen. Ze hield van hem, meer dan ze voor mogelijk had gehouden, maar wat betekende zij voor hem? Zijn liefdesbetuigingen waren bij tijden stormachtig genoeg maar wat zei het helemaal? Ze werd minder spontaan, met een zachte gereserveerdheid, die hem mateloos ergerde. Hij bleef beweren, dat ze zich iets verbeeldde, dat hij alleen maar van haar hield en thuis geen gezeur wilde. Ze kreeg alleen maar korte antwoorden als ze over zijn werk begon en werd er langzamerhand wanhopig onder. Joost kwam weer een weekend over, hij was lang en slungelig geworden maar verder de oude. Hij trok nogal veel met Henri Verwoerd op en het bleef goed gaan.
„Hij weet dat ik ’m door heb en bij mij heeft ie geen kans,” luidde zijn droge commentaar. „Hij is nogal veel bij ons en iemand moet ’m toch in de gaten houden. Ouderen kunnen dat niet, zijn vader en moeder helemaal niet. Zeg, zus, hoe stralend voel jij je?”
Dit gesprek had plaats in de tuin, waar Joost zijn zus enthousiast hielp.
„Waarom vraag je dat?” Ze stond even stil in de warme lentezon en streek het haar uit haar ogen.
„Nou, ik vind jou zo druk, dat was je vroeger niet en Roland zegt boe noch ba en wandelt zich suf met die hond, Diana... een lief beest, daar niet van, maar hij heeft jou toch!”
Mara vond dat zo’n heerlijk gekke opmerking, dat ze in de lach schoot.
„Troost je, Joost. Ik ben dol op Roland en hij op mij, maar ik heb altijd geweten dat hij een gesloten oester is, die je los moet bikken. Wat een prachtige beeldspraak!”
„Nou, dat lijkt me dan prettig voor jou!” besloot Joost. Zijn opmerking was gekruid met licht sarcasme. „Ik had de moed al opgegeven!”
„Dat denk je maar,” zei Mara zacht. „Je zult er nog eens anders over gaan denken, jongen. Met een ander levenslang willen samengaan zou weinig zin hebben als je het meteen maar opgaf. Er is een oude song getiteld: What is that thing... called... Love!”
Dat wist Joost evenmin of nog veel minder als zijn zus, maar hij had zich een jong getrouwd paar toch anders voorgesteld.
„Zeur er thuis niet over, hè?” Het was meer een gebod dan een verzoek. „Ik heb geen spijt en ik zou niet terugwillen. Dat moet je genoeg zijn. Ik dop mijn eigen boontjes wel.”
„Dat weet ik en jij weet, dat ik niet zo’n kletskous ben.” Joost harkte verbeten door, en hij bleef met zijn rug naar Roland staan, toen hij met de hond de tuin binnenkwam. Er waren nog al wat ogenblikken, waarop Joost zijn vroeger zo bewonderde leraar, nu zijn zwager, hartgrondig naar een andere planeet wenste.