Toscaanse Zee, oktober 1649
Morgen gaan we van boord in de haven van Livorno.
Daarmee zal onze derde, zwaar geteisterde reis naar Parijs afgelopen zijn. Ik geloof niet dat we zo gauw weer teruggaan naar het Franse hof.
Terug in Florence, na de Orfeo, twee jaar geleden, kregen we na krap vier maanden de opdracht om weer uit te zeilen naar Frankrijk. De derde keer in nog geen drie jaar.
Ik was graag thuisgebleven. Maar de jonge Atto ging zonder veel gesputter, ja, met geestdrift aan boord.
Hij had niet begrepen wat ons te wachten stond. En, moet ik toegeven, nog minder had ik dat.
Als ik nu vanaf de brug van de galei de bekende horizon aftuur, met mijn hart bij mijn huis in Pistoia, bij mijn gezin, ga ik in gedachten weer naar die tijd van onze tweede reis twee jaar terug, wat nu zo lang geleden lijkt.
We hadden elk stukje van het raadsel aan het licht gebracht, we hadden alles in de hand, maar de scherpte om het te begrijpen ontbrak. Niemand van ons besefte wat we in de vingers hadden.