Frank Connors

 

 

Hier is dan eindelijk iemand, zei Brierley tegen zichzelf, terwijl hij met Frank Connors ging zitten op het terras van Franks huis, die er niet uitziet of hij Weinstein in stukken zou kunnen of willen scheuren.

‘Weet u zeker dat u geen kop koffie wilt?’ vroeg Frank terwijl hij in een regisseursstoel ging zitten. ‘Of een Bloody Mary of iets anders?’

‘Nee dank u. Als ik alleen maar een paar vragen mag stellen, dan is het goed.’ Terwijl Brierley dat zei haalde hij een pen en een notitiebloc tevoorschijn.

‘Het kan natuurlijk een hartaanval geweest zijn,’ zei Frank. ‘Maar zo klinkt het in ieder geval niet.’

‘Ik hoop dat we het binnen een paar uur weten; ondertussen moet ik ervan uitgaan dat het dat niet was. Dat hij verdronken is, misschien in het water is geduwd, misschien onder water is gehouden. Als dat niet zo blijkt te zijn, oké, dan is er niets verloren. Maar kunt u beginnen met me te vertellen wie er waren ?’

Frank herhaalde de namen die Brierley al kende; toen hij klaar was, zei de rechercheur: ‘Had Weinstein veel vriendinnen?’

Frank dacht even na. ‘Hij deed erg zijn best, hij had altijd veel knappe vrouwen om zich heen. Maar hij scheen er nooit lol in te hebben; en zij schenen geen lol in hem te hebben. Ik weet natuurlijk niet wat er zich in zijn privé-leven afspeelde, maar ik heb nooit een vrouw met gevoel over Sam Weinstein horen praten. Ja, toch wel. Met haat. Maar nooit echte genegenheid.’

Daar dook de rechercheur meteen op. ‘Wie?’

‘O, niemand in het bijzonder. Ik heb dat zo hier en daar wel eens van vrouwen opgevangen.’

Hij kon zien dat Connors voorzichtig was; het had geen zin om verder aan te dringen. ‘Vertelt u mij eens wat u zich van die avond herinnert vanaf het moment dat u aankwam.’

‘Ik denk dat ik aardig wat gedronken had.’ Hij keek naar Brierley’s gezicht en glimlachte. ‘Heeft iedereen u dat gezegd? Niets maakt de mensen zo vaag als een mogelijke moord, nietwaar? Maar goed, een paar details kan ik me nog herinneren. Ik geloof dat het even voor middernacht was dat we bij Orlando’s Place weggingen en dat betekent dat we tien tot vijftien minuten later bij Sam geweest moeten zijn - omstreeks middernacht. Elaine heeft zonder haar kleren aan een duik genomen in Sams zwembad, wat altijd de aandacht trekt. Ik heb een borrel genomen. We zijn naar de bibliotheek gegaan en hebben daar een poosje zitten praten. Ik heb nog een borrel genomen. Nog wat gepraat. Nog een borrel. Na de derde zijn we weggegaan, ik denk om ongeveer één uur, misschien half twee.’

‘Wie zaten er in de bibliotheek te praten?’

‘O, ze zijn er ongeveer allemaal geweest. Er kwam iemand binnen, ging zitten praten, ging dan weer weg, liep wat rond en kwam dan weer terug.’

‘Heeft u dat ook gedaan?’

‘Nee. Toen we daar eenmaal waren zijn we blijven zitten tot we echt naar huis zijn gegaan, maar vergeet niet dat we pas naar de bibliotheek zijn gegaan nadat Elaine gezwommen had, dus zo lang zijn we er niet geweest.’

‘Zijn er mensen eerder weggegaan, of was u de eerste?’

‘Dat weet ik echt niet. Zoals ik al zei, er waren overal mensen.’ ‘Hoe zat het met de auto’s op het parkeerterrein toen u wegging?’ ‘Er stonden er heel wat, dus zou ik zeggen dat wij één van de eersten waren die vertrokken, zo niet dé eersten. Maar ik kan u niet zeggen of ze er allemaal waren, of wiens auto er niet stond.’

Brierley had het gevoel dat hij voor het eerst met iemand sprak die niets achterhield. ‘Wat vond u van Weinstein?’ vroeg hij.

‘Ik denk dat ik het een walgelijke vent vond, maar ik kan me er niet zo erg over opwinden; ik heb het gevoel dat hij een wezen is van een andere planeet - het werk dat hij doet, wat hij wil, de manier waarop hij met mensen omgaat. Elke kleine conversatie met hem is een avontuur - ik zeg steeds is, terwijl ik was zou moeten zeggen, dat moet u me maar vergeven.’ ,‘Wat bedoelt u met conversatie?’

‘Hij was nooit ontspannen, hij leek nooit gewoon te praten. Het leek altijd of hij op iets uit was.’

‘Waar was hij bij u op uit?’

‘Eerst bleef hij zoeken, hij bleef proberen om erachter te komen of ik iets had dat nuttig voor hem zou kunnen zijn. Toen kwam hij erachter: niets. Ik schrijf gewoon kluchten. Ik had niets dat hij wilde hebben, mijn lichaam niet, mijn geld niet, noch mijn boek, mijn huis, niets. Het enige dat ik had was een paar slechte grappen en hij lacht niet eens om goede grappen. Dus praatte hij gewoon niet meer met me en dat vond ik best.’

‘En de anderen?’

‘De meesten van hen hebben iets met de uitgeverswereld te maken. Blake en Pat, mijn ex-vrouw; Mike Owen. Hilary Freeman, die bezig is een boek te schrijven. Price is producer, zijn ex-vrouw is een tv-beroemdheid. Ze maken allemaal deel uit van Sams plan om status te verwerven in de Hamptons. Dus wil hij van hen allemaal iets. Wilde -ik vergeet het steeds. De arme kerel heeft niets meer te willen.

‘Hoe kon hij door hen status krijgen?’ vroeg Brierley.

‘Op allerlei manieren. Alleen al door met hen gezien te worden. Kijk, die lui van de media zijn „in” in de Hamptons. Maar er is nog meer. Kent u Hilary Freeman?’

Brierley glimlachte. ‘Herinnert u zich die storm afgelopen december? De rechercheur die langs kwam en naar de verwarming werd gevraagd?’

‘O, ja! Was u dat?’

‘Dat was ik. Ik ken Hilary Freeman. Bovendien heb ik haar in de Johnny Carson show gezien.’

‘Ja, natuurlijk. Hoe dan ook, ze schrijft een boek, een roddelroman over de Hamptons. En iedereen denkt er twee dingen over: dat het een hoop geld gaat opleveren, en dat het een hoop mensen in verlegenheid zal brengen.’

‘Waarom zou het hen in verlegenheid brengen?’

‘Omdat alle personen gebaseerd zullen zijn op echte mensen en er een hele grote gelijkenis mee vertonen.’

‘Herkenbaar?’

‘Door degenen die de echte mensen kennen, zeker! En voor het geval er enige twijfel mocht bestaan, gebruikt ze dezelfde initialen als van de werkelijke mensen, hoewel de namen anders zullen zijn.’

‘SW voor Samuel Weinstein?’ vroeg de rechercheur.

Connors keek hem glimlachend aan. ‘Wilt u een kop koffie? Ik ga nog een kopje voor mezelf halen.’

Brierley glimlachte terug. ‘Ik wou graag een antwoord op mijn vraag.’

‘Ik weet het niet. Ik heb het boek niet gelezen.’

‘Hoe komt het dan dat u er zoveel van weet?’

‘Hilary Freeman en ik zijn ... goede vrienden.’

‘Heeft u een verhouding met haar?’

‘Gehad. Nu zijn we gewoon vrienden, soms dat niet eens, u weet hoe dat gaat.’

‘Ja, ik neem aan van wel.’ Brierley haalde zijn schouders op ten teken dat hij het eigenlijk niet wist en dat het er niet toe deed.

Frank had al die tijd gestaan omdat hij op weg was om nog wat koffie te halen. Tenslotte zei de rechercheur: ‘ Ik wil graag een kopje, met melk en twee schepjes suiker.’

‘Het komt eraan.’

Terwijl hij weg was, keek Brierley over de duinenrij. Het helmgras en het zand glinsterden groen en wit in het zonlicht. Dit was een bescheiden huis, maar hij wist dat het vanwege de ligging ontzettend duur moest zijn. Plotseling drong het tot hem door dat het eigenlijk grappig was dat hij hier minder dan een kilometer vandaan woonde en dat het toch leek alsof zijn huis aan het andere eind van de wereld lag. Hij had een huis gekocht met een stukje tuin aan de rand van het dorp en hij maakte nooit het korte tochtje naar zee, waar al deze mensen al dat geld voor betaalden. Hij hield van de zee, het strand, de duinen, hij vroeg zich af waarom hij er nooit heenging en kwam tot de conclusie dat het kwam omdat hij nooit lang genoeg achter elkaar vrij was. Toen moest hij zichzelf corrigeren - de rit duurde vijf minuten, minder nog, in een vrij uur zou het kunnen. Voor hij een verklaring kon bedenken, kwam Connors terug met de koffie, in een beker met een lepeltje erin.

‘Bedankt.’ Brierley roerde in zijn koffie, wilde het lepeltje eruit halen, wist niet waar hij het neer moest leggen en liet het er dus maar in zitten. Hij nam een slokje. ‘Lekker. Mijn vrouw zet een goede kop koffie, maar deze is heerlijk. Kan ik u nu wat over het boek vragen? Kent u één van die werkelijk bestaande mensen die erin voorkomen?

Komt u erin voor? Of één van de mensen die gisteravond bij Weinstein waren?’

‘Kijk, ik weet het gewoon niet zeker; u gaat toch ook met Hilary Freeman praten? Waarom vraagt u het niet aan haar? Ik wil niet over haar boek spreken. Gaat u haar inderdaad ondervragen?’

‘Zij is de volgende op mijn lijstje.’ Nu in ieder geval wel, zei Brierley bij zichzelf. ‘Maar er zijn nog een paar dingen die ik u wil vragen.’ ‘Gaat uw gang.’

‘Weet u of Weinstein bepaalde vijanden had?’

‘Ik heb het vermoeden dat iedereen die met hem te maken had zijn vijand was, maar dat is slechts een vermoeden, en ik denk dat u dat al eerder gehoord hebt. Hij was geen gemakkelijk heerschap. En dat brengt me weer op iets waar we het al eerder over gehad hebben: het boek van Hilary Freeman. Sam wil - wilde - alle rechten erop kopen zodat hij er geld aan kon verdienen, zodat hij kon proberen om de vervelende passages over zichzelf - vraag me niet of die erin staan, dat moet u Hilary vragen - of over de gouverneur met wie hij heel dik bevriend was, eruit te halen.’

‘Heel dik bevriend?’

‘Heel dik. Als Duggan ooit president wordt, denkt Weinstein - dacht hij - dat hij minister van binnenlandse zaken kon worden.’

Brierley kreeg nu te veel tegelijk te verwerken, hij probeerde het allemaal uit elkaar te houden. ‘Zegt u dat er iets over de gouverneur in het boek van mevrouw Freeman staat?’

‘Nee, dat zeg ik niet. Ik zeg dat Sam aan het proberen was om het boek in handen te krijgen omdat hij dat dacht.’

‘Ja, maar had hij gelijk?’

Connors glimlachte weer en hief zijn handen in de lucht. ‘Zoals ik al eerder heb gezegd, dat moet u Hilary Freeman vragen.’ Of aan Pat, dacht hij, maar dat hield hij voor zich. De herinnering aan haar deed opeens weer pijn.