Hilary Freeman en Mike Owen

 

 

Het was nu anderhalf jaar geleden, dat Mike bij toeval met Hilary in contact gekomen was. Hij was in Washington om te lunchen met een vroegere minister van binnenlandse zaken die wilde dat Mike zijn memoires aan de man zou brengen en om te dineren met de vice-president die wilde dat Mike zijn boek verkocht over crises in de Amerikaanse maatschappij. Tegen de minister zou hij waarschijnlijk ja zeggen, tegen de vice-president nee. Hoewel hij besefte dat de laatste eens president zou kunnen worden, was hij niet onder de indruk. Tien jaar daarvoor zou Mike hem aangenomen hebben met het oog op te verwachten winst. Maar op Mikes leeftijd, met zijn inkomen, hoefde hij niemand aan te nemen die hem niet interesseerde, niet voor geld, niet vanwege het prestige, niet voor toekomstige winst. Hij moest een schrijver aardig vinden. Hij kon zich die weelde veroorloven.

Hij ging na de lunch naar het hotel om een uiltje te knappen voor het diner. Eerst deed hij zijn weekendtas open om zijn blauwe pak uit te hangen en zette met het gewoontegebaar van een verslaafde de tv aan. Hij hoorde een mannestem, daarna die van een vrouw, toen een andere vrouwestem met een zuidelijk accent. Het zuidelijke accent leek het meest aan het woord te zijn; de anderen lachten alsmaar. Mike besteedde er weinig aandacht aan; hij maakte zijn das los, knoopte zijn overhemd open, deed zijn schoenen uit en zuchtte opgelucht.

Hij begon te luisteren; in antwoord op een vraag van de gastheer zei de vrouw uit het zuiden; ‘Onze congresleden de intellectuele elite van ons land? Tom, of je probeert me te provoceren, of je bent persagent voor de leider van de meerderheid. Met de mogelijke uitzondering van de buik van een slang is het enige dat lager is dan het morele peil van een congreslid zijn IQ!’

Het antwoord schokte Mike. Hij wilde zien hoe deze slang eruit zag. Hij zag een knappe, levendige vrouw van halverwege de dertig, met een fijn, regelmatig gezicht en een tandpasta-glimlach. De twee anderen beschouwden haar kennelijk als expert op het gebied van de zeden van Washington.

‘Zou je niet zeggen, Hilary, dat de moraal in Washington is gestegen na Watergate?’ vroeg de vrouw.

‘Dat kon moeilijk anders. Ze zeggen wel eens, als je aan de Zuidpool staat, kun je alleen maar naar het Noorden gaan!’

Ze is verdomd slim, en knap, dacht Mike. Hij mocht haar wel, hij zag er wel wat in. Maar wie was ze in vredesnaam? Toen verschenen de woorden Hilary Freeman, journaliste uit Washington over het beeld heen. Mike zag het telefoonnummer van het station dat de uitzending verzorgde en belde op.

‘Mijn naam is Mike Owen en het is van groot belang dat ik de Hilary Freeman spreek die net in de praatshow was.’ Hij kreeg tenslotte haar telefoonnummer, en maakte een lunchafspraak voor de volgende dag. ’s Morgens vroeg werd Hilary’s knipselmap bij hem bezorgd. Daar had hij om gevraagd. Hij wilde zich voor het gesprek een oordeel vormen over haar schrijftalent. De zorgvuldig op datum geordende kranteartikelen en rubrieksbijdragen stelden hem niet teleur.

Tijdens de lunch was het eerste dat Mike zei: ‘Je artikelen komen werkelijk heel sterk over. Je kunt schrijven. Ik zou graag je agent worden, als we elkaar tenminste liggen en als jij een roman wilt schrijven. En van het laatste ben ik zeker.’

Ze hadden een hele tijd gepraat, en toen ze afscheid namen wist Mike dat hij een groot en nieuw talent had ontdekt. In zijn hotel las hij Hilary’s artikel in Axis nog eens over, en dat bevestigde hem opnieuw in zijn overtuiging.

Toch wist hij niet of hij Hilary - ondanks al haar talent - niet overschatte. Ze miste iets. Ze leek hem te hard, te glad. Het ontbrak haar aan dat vermogen dat talent tot volle ontplooiing brengt: ze was geen uitgebalanceerde persoonlijkheid. Ze was te eenzijdig, te verbitterd, te glad. Dat was gevaarlijk, voor een mens, maar vooral voor iemand die romans wilde schrijven.

Maar hij veranderde van mening toen ze haar levensverhaal verteld had. Dat deed ze tijdens een volgende lunch, die heel wat langer werd dan Mike had voorzien. Ze vertelde hem hoe ze als keurig meisje van gegoede stand uit Nashville was getrouwd met de knapste man van de stad, Brian Freeman. Hoe Brian, toen een vierendertigjarige advocaat, een hoge baan in Washington had gekregen. Hoe ze geschokt was geweest door de corruptie en de immoraliteit - vooral de seksuele immoraliteit met de man in de rol van het roofdier en de vrouw als het slachtoffer. Hoe ze ervan overtuigd was geweest dat haar huwelijk -‘Een stalen burcht’ had ze het genoemd - bestand was tegen de manier van leven in Washington.

Ze vertelde hem van de verschrikkelijke avond waarop ze de stalen burcht in gruzelementen had gevonden. Ze was één dag eerder van een bezoek aan Nashville teruggekomen, zodat ze Brian op de avond voor zijn verjaardag kon verrassen. En wat was het een verrassing geweest! Met een fles champagne in de hand was ze stilletjes het huis binnen gegaan, was op haar tenen naar boven gelopen - en had Brian in bed aangetroffen met een andere vrouw. Hij bezwoer dat het nog nooit eerder was gebeurd, beloofde dat het nooit meer zou gebeuren.

Maar niet lang daarna gebeurde het weer en deze keer beloofde hij niets. Hij was gehard geworden, een Washington-echtgenoot - hetgeen haar een Washington-echtgenote maakte, veronderstelde ze: achterdochtig, defensief, uitgelachen. Uit verdriet en eenzaamheid begon ze een vluchtige verhouding, kort en onbevredigend, maar lang genoeg voor Brian om erachter te komen, en voor straf een scheidingsprocedure aan te spannen waardoor ze zo beroerd achterbleef dat ze drie keer per week boterhammen met pindakaas moest eten tot ze iets voor zichzelf kon opbouwen. Ze begon als receptioniste op een reclamebureau, werd bevorderd tot copywriter en kreeg toen af en toe een rubriekje in de krant. Daarna kwam de maandelijkse rubriek, de dagelijkse rubriek en het verschijnen op tv.

Mike liet haar verhaal goed op zich inwerken. Hij zag het als de taak van een agent zijn cliënten te sturen, ervoor te zorgen dat ze hun talenten inzetten op de terreinen waar hun capaciteiten het best uitkwamen. Maar hij legde niemand ooit iets op. Hij liet zijn schrijvers en schrijfsters zelf de conclusies trekken uit de observaties die hij hen voorlegde. Dat was hem in al die jaren dat hij agent was het best bevallen, en aan die methode bleef hij ook nu trouw.

Terwijl zij de koffie inschonk die ze als toegift besteld hadden, vroeg hij: ‘Som nu eens voor me op, wat de ervaringen van zeven jaar in Washington je hebben geleerd. Laat eens kijken, zeven jaar, dan ben je nu achtendertig. Daar zie je niet naar uit. Maar dat is weer een typische mannen-opmerking, neem ik aan,’ voegde hij er haastig aan toe.

Hilary knikte. ‘Inderdaad.’ Maar ze glimlachte en sprak verder. ‘Goed, laten we eens kijken. Wat heb ik in die zeven jaar in Washington geleerd. Het wordt overheerst door mannen. De meesten waren tweederangs, noch intelligent noch principieel, maar tamelijk sluw op een dierlijke manier.

Ik heb geleerd dat hoe zuiver je bedoelingen aan het begin ook zijn, je in Washington niet kunt opklimmen of zelfs maar in leven kunt blijven, zonder je ergens te laten omkopen.

Ik heb geleerd dat de hele atmosfeer de mensen corrupt maakt en het slechtste in hen naar boven brengt. Dat vrouwen er hoofdzakelijk het slachtoffer van zijn omdat ze niet veel kans hebben om tot een werkelijke machtspositie op te klimmen en er daarom toe gedwongen worden om kleine bedriegers te worden, in tegenstelling tot de grote zoals hun echtgenoten en minnaars.

Dat Washington een zakenstad is, eenzijdig en saai.

Dat ik ergens wil leven waar een hiërarchie van talent bestaat en niet van sluwheid, waar vrouwen niet tot een tweederangs bestaan worden gedwongen alleen vanwege het feit dat ze vrouwen zijn.

Dat ik op het niveau van persoonlijke relaties op mijn hoede ben voor alle mannen, omdat ze de neiging vertonen om me te willen kleineren, alleen maar omdat ik een vrouw ben. En omgekeerd voel ik me verbonden met vrouwen als zusters en bondgenoten, alleen maar omdat we de status van slachtoffers gemeen hebben.’

‘En daar wil je een boek over schrijven?’ vroeg Mike.

‘Ja.’

‘Laat het niet alleen over haat gaan Hilary, en laat het niet alleen in Washington spelen.’

Ze begreep hem onmiddellijk. En ze bleef hem er altijd dankbaar voor. Haar boek zou hard zijn, maar ook menselijk.