16

“Miel? Ben je er?” vroeg ze nogmaals terwijl ze door de deuropening keek. Het was stil en toen ze naar binnen stapte, verklaarde zijn afwezigheid het gebrek aan antwoord. Ze werd gek. Ze waren nu alweer een hele tijd hier in deze rare stad en hoewel het in het begin leuk was geweest verveelde ze zich nu een ongeluk en ze mistte Danny bovendien. Dymphy ging op de rand van het bed zitten en pakte de hoteltelefoon van het nachtkastje. Op dat moment ging haar eigen mobiel over. Ze nam meteen op, zonder te kijken wie er belde.

“Met mij!” riep de andere kant.

“Miel! Met Dymphy! Waar ben je?”

Het bleef even stil.

“Dymphy! Ik ben Miel niet. Ik ben het, Danny!”

“Danny?”

Weer stilte.

“Ja. Je moet meteen je mail checken!” zei Danny.

“Maar ik ben op zoek naar Miel! Ik ben hem kwijtgeraakt, terwijl hij hier ergens moet liggen,” zei Dymphy.

“Ben je – ”

“Hoe is – ” viel Dymphy hem in de rede.

“Wat?” onderbrak Danny haar.

“Hè?” vroeg Dymphy verward. Ze snapte er niks meer van.

Weer een paar seconden ruis en toen zei Danny: “Je gaat nu je mail lezen!”

“Daar heb ik nu echt geen tijd voor,” zei Dymphy. “Miel is toch veel belangrijker? Hoe gaat het daar?”

“Ik stel voor dat je dat gaat lezen. Miel wacht wel even, die is redelijk zelfstandig. Dymph, de lijn is slecht. Ik ga ophangen, lees in ieder geval je mail!”

“Danny!”

“Wat?”

“Kusje!”

“Kus!”

Ze verbrak de verbinding, toetste nu Miels telefoonnummer en wachtte geduldig totdat er werd opgenomen. Toen ze na drie minuten Miel nog steeds niet aan de lijn had merkte ze op dat zijn mobiel op het nachtkastje trilde. “Shit,” zei ze. Altijd als ze vloekte dacht ze eraan dat haar woordenschat te klein was om de situatie beter te omschrijven. Ze stond op en ijsbeerde wat rond. Haar mailbox, die moest ze eerst maar eens bekijken. Ze greep de sleutels van tafel en liep naar buiten, op zoek naar een internetcafé, die zich, tot haar verbazing, om de hoek van het hotel bevond. “Hallo!” zei ze begroetend naar de persoon achter de balie en gooide wat geld naar hem toe. “E-mail,” zei ze vervolgens en de persoon wees naar een pc waar ze kon gaan zitten. Ze snapte aanvankelijk niet helemaal waar het over ging, aangezien het bureaublad bestond uit Chinese tekentjes, maar toen ze eenmaal het goede e-mail icoontje had, ging ze snel naar haar postvak waar ze gelukkig haar inbox kon openen.

Snel bladerde ze door de tientallen spammailtjes heen en zag tussen de spam door een mail van Danny. Ze opende de mail en zag de volgende tekst verschijnen: “Dymphy, niet boos worden. Dat ben ik namelijk al.” Hoofdschuddend klikte ze door naar het volgende mailtje wat spam was, evenals de volgende. Toen kwam het.

Huwj!

Nou, zoals jullie allemaal zullen weten ben ik vertrokken naar het land van kiwi’s. Ik ben er aangekomen en ze smaken niet. Ghehe.

Dymphy fronste en snapte de humor niet.

Ik denk dat ik met deze groep mensen iedereen wel heb…

Dymphy keek naar wie de mail allemaal gestuurd was en zag een lijst van zo’n honderd e-mailadressen staan. Ze besloot verder te lezen.

Ik mail jullie nu allemaal tegelijk, ik moet natuurlijk toch echt eens even wat van me laten horen;) HELAAS! Ik leef nog. Het heeft een tijdje geduurd, ik weet het, maar ik heb het nu eindelijk voor elkaar: Een hele behoorlijke update op mijn website, die overigens direct ook even een flinke make-over heeft gekregen: past iets beter bij NZ denk ik.

Alle foto’s onlinel Ook flink wat werk geweest, geloof me.

Aan leesvoer geen gebrek, ofwel?;) Voel je vooral niet verplicht om dat allemaal nu te gaan lezen, het is voor je eigen plezier. Neem sowieso even de tijd om de foto’s te bekijken; Eddy is er trots op.

De heimwee valt tot nog toe nog best mee, maar toch: there’s no place like home, hoewel dit toch echt wel een wonderland is;) Dit geslijm moet toch even gezegt worden: I miss you guys…Ik heb hier alweer een zoot weken achter de rug, dus geniet nog maar even van de laatste maanden die jullie daar zonder mij te besteden hebben. In de tussentijd neem ik’t er hier nog lekker even van, en dit zal ik jullie flink gaan inwrijven ook,:D

Now if you’ll excuse me, ik moet echt eens naar bed!! Het is daar dan nu wel etenstijd, hier is het inmiddels bijna half 5 ‘s-nachts. En ik moet wel werken morgen! Tijd moet je maken, I guess.

You guys take care…

Warm regards from Down Under,

—Eddy

Dymphy bleef zo’n vijf minuten naar het scherm staren, logde toen uit en liep wazig voor zich uit kijkend naar buiten. Waar ze heen ging wist ze niet maar ze had zojuist het gevoel gekregen dat er een aantal dingen niet helemaal klopten. Hij leefde gewoon.

Waarom had Miel deze idiote zoektocht geregeld? Waarom was ze door Miel zover van Danny verwijderd? Eigenlijk was Miel degene die dit hele toneelspel op poten had gezet. Misschien was Miel wel helemaal geen goede vriend maar een wazige stalker die er alles aan deed om zo lang mogelijk bij haar te zijn. Misschien was hij helemaal geen homo, maar vreselijk verliefd op haar. Misschien moest Danny helemaal niet solliciteren maar had Miel ervoor gezorgd dat hij bij haar vandaan ging om zijn kans van slagen te verhogen. Misschien draafde ze wel een beetje door. Eén ding was in ieder geval zeker: ze moest eens een hartig woordje met Miel gaan spreken. Maar dan moest ze hem eerst wel even vinden.

Miel was ondertussen ver verwijderd van het nieuws en rende nog steeds als een kip zonder kop rond, gevolgd door zijn geweten die hem dingen toeschreeuwde als: “Ren nou toch eens door!” en: “Als je niet opschiet is ze straks dood.”

“Hou je bek nou eens, verdomme!” schreeuwde Miel uiteindelijk luid toen hij middenin een park stond. Er kwam geen antwoord en opeens voelde hij zich heel erg alleen, mede doordat er helemaal niets was wat op verlichting leek. Het mie(l)tje in hem kwam naar boven en er kwam een gevoel van onrust omhoog borrelen. Hij had nooit zozeer iets tegen duistere plekken, hij fietste immers geregeld kilometers door het donker. Maar dat was in Friesland. Nu stond hij in een of andere wereldstad, in het donker, met Chinezen of Japanners of wat die mensen die hier rondliepen ook maar waren, waardoor hij zich toch wel een beetje ongemakkelijk begon te voelen. De woorden die hij zojuist had geschreeuwd kwamen in een echo terug en ebden vervolgens weg in het geroezemoes van de stad.

Hij liep rond en hoorde water stromen. “Dymphy?” fluisterde hij en terwijl hij dat deed vroeg hij zich af waarom mensen toch altijd automatisch gingen fluisteren in het donker. Hij herhaalde haar naam, deze keer wat luider: “Dymphy?”

Het bleef stil. Miel liep op de tast naar de waterrand, gleed uit in de modder en viel recht op zijn gezicht. Met een vies gezicht veegde hij met zijn mouw de modder weg. Hij had geen idee hoe hij hier nou precies was gekomen. De marathon die hij zonet gerend had, herinnerde hij zich amper. Ergens wilde hij zichzelf bijeenrapen, met frisse moed aan een nieuw leven beginnen zonder mensen die het allemaal erg gecompliceerd maakten. Gewoon hij en een rots bij een waterval met een zonsondergang die alles een mooie oranje gloed zou geven.

En uiteraard een internetverbinding, zodat hij nieuwe boeken kon bestellen. Dat was wat hij nodig had, niet een donker park in Hong fokking Kong. Hij liep vijf minuten voordat hij besloot nog eens te roepen.

“Dymphy!” riep hij nog eens.

Het geluid van soppende voetstappen achter hem maakte Miel duidelijk dat hij niet alleen in het duister stond. Hij draaide zich snel om en struikelde bijna over een bankje. “Hallo?” vroeg hij terwijl hij een paar stappen achteruit deed.

Een lage mannelijke stem mompelde een paar onverstaanbare woorden.

“Sorry, ik versta het niet,” zei Miel die zich realiseerde dat iemand die hem in het donker benaderde waarschijnlijk niet veel goeds met hem van plan was. Verderop zag hij verlichting en hij besloot er naartoe te rennen, als een klein, bang kind.

Dymphy besloot, nadat ze een half uur chagrijnig had rondgelopen, dat ze nu toch maar eens verstandig moest zijn, ook al zou Miel op haar passen. Hij was toch weg en zij had een betere opleiding dus ergens was er ook weinig ruimte voor onverstandige dingen. Ze zou naar hun kamer gaan en de tassen inpakken zodat ze morgen meteen naar huis konden vliegen. Maar eerst…Eerst had ze zin in iets met augurk erop. Liefst in combinatie met pindakaas en jam, maar dat zou wel een probleem worden hier. De dichtstbijzijnde eetgelegenheid was een McDonald’s, die vol zat met mensen.

Bij de McDonald’s bleken ze geen augurken met pindakaas en jam te hebben, of ze begrepen haar gewoon niet. Met handenen voetenwerk maakte ze een willekeurige bestelling en ging aan een tafeltje zitten.

Rennen, rennen, rennen, was het enige waar Miel aan dacht. Hij had geen idee wat er achter hem aan zat, want het was te donker om alles goed te kunnen zien, maar op een bepaald moment had de achtervolger hem bij zijn schouder gepakt, waarbij Miel een gore, rottende geur opving. Hij werd bijna meteen misselijk, maar hij moest hier snel vandaan voordat hij zichzelf toeliet over te geven. Met een luide schreeuw bracht hij plots zijn elleboog met kracht naar achteren waardoor de belager op de grond viel. Het had misschien weinig te maken met de judolessen die hij ooit eens had gehad, maar dit was waarschijnlijk toch effectief. Hij kwam eindelijk weer in de bewoonde wereld terecht. Hij rende naar de overkant van de straat en wachtte of zijn achtervolger zich ook zou vertonen. Dit gebeurde een aantal seconden later, toen er iemand verscheen die verdacht veel op een zwerver leek.

Met een zaag in zijn hand wel te verstaan. Miel bekeek het tafereel even. Vloekend in een exotische taal stond de zwerver even op de grond te stampen en verdween toen weer tussen de bomen.

Miel had geen idee waar hij nu was maar één ding was zeker; hij moest ontzettend nodig een toilettage plegen. Hij zocht naar een openbaar toilet en ondertussen ook nog naar Dymphy. Waar was die muts nou?

Zoekend kwam hij bij de Burger King uit, waar hij direct zijn blaas leegde.

Dymphy stond op nadat ze een hamburger verorberd had. Het had niet echt gesmaakt, maar dat was de bedoeling ook niet bij McDonald’s.

Het was gewoon tijdelijke vulling; waarschijnlijk had ze over een kwartier weer honger. Ze dumpte haar afval in een vuilnisemmer en liep naar buiten waar ze diep ademhaalde en vervolgens hoestend doorliep. Frisse lucht zoals ze dat in Nederland kenden, kenden ze hier blijkbaar niet. Ze realiseerde zich dat ze het echt tijd vond om de koffers te pakken! Zonder de weg te vragen liep ze naar het hotel.

Miel zat op het toilet rustig bij te komen. Hij was drijfnat van het zweet en visualiseerde beelden van een hoofd dat van de romp afrolde. Het had niet veel gescheeld of dat was gebeurd. Hij betastte zijn broekzak en merkte dat hij Dymphy niet even kon bellen. Toch handig, die mobiele telefoons, dacht hij. Hij vroeg zich af waarom hij haar niet had gebeld voordat hij op zoektocht was gegaan. Omdat hij had gedroomd dat ze in een vijver was gesprongen en haar mobiel het niet meer zou doen? Of toch door z’n luidruchtige geweten? Het was in ieder geval vreemd dat datgene wat hij had gedroomd over Dymphy, ongeveer bij zichzelf was gebeurd, maar dan in een modderpoel. Hij kreeg dus nu, naast zijn gekte, ook nog eens visioenen die niet klopten. Hij moest echt snel terug naar huis en dan een echte vakantie vieren.

Versuft liep hij naar buiten waar hij tegen iemand aanbotste die hem vervolgens voor iets uitmaakte wat hij niet verstond. Of misschien was het wel een excuus in het Chinees. Waarschijnlijk dat laatste, vloeken deden ze alleen in Nederland en op televisie. Hier zagen ze voornamelijk je hoofd en ledematen eraf, blijkbaar.

Hij bleef staan en ineens brak het zweet hem weer aan alle kanten uit.

Hij herinnerde zich de rotte lucht van de zwerver, werd weer misselijk en duizelig en had heel erg de behoefte om nog even te gaan zitten.

Dymphy bedacht tijdens de wandeling dat het eten van een hamburger misschien niet zo’n handige zet was geweest voor de baby. Die moest gezond eten krijgen, niet verslaafd raken aan junkfood. Daarnaast was het niet Sonja-proof, die hamburgers. Zwangere vrouwen hadden het maar moeilijk. Ze moest zich toch eens in het onderwerp verdiepen als ze thuiskwam. Misschien dat haar moeder goede tips had. Ze zag een aantal kleine mensjes staan in een cirkel op straat en vroeg zich af wat er aan de hand kon zijn. Nieuwsgierig als ze was worstelde ze zich door de menigte heen en zag Miel bibberend op de grond zitten. Hij zag eruit alsof hij in een modderpoel was gaan rollen.

“Miel!” riep ze. De omstanders vonden blijkbaar dat hun aanwezigheid niet meer nodig was en liepen door.

Miel keek op, herkende haar eerst niet, waarna hij zijn blik afwendde.

“Jemig, Miel. Wat is er met je gebeurd?”

“Ik was bijna dood! En jij ook! En ik word gek en ik krijg visioenen of iets dergelijks. Wie ben jij ook alweer?”

“God, kom mee. Jij krijgt straks eerst een douche en dan mag je me vertellen wat er gebeurd is. En daarna moet ik ook nog even met je spreken maar ik geloof dat ik mijn felle reactie maar wat zal beperken. Je bent echt drijfnat, Miel. Kom,” zei ze terwijl ze hem overeind hielp.

“Ik zal zo het nieuws met je bespreken,” vervolgde ze. “Geen idee of je het leuk zult vinden maar Danny en ik werden er een beetje naar van. En morgen gaan we naar huis.”

Miel vond het allemaal wel best. Hij was niet dood, hij had Dymphy gevonden die ook niet dood was en hij was zojuist bekeken door een massa mensen. Hij werd nog wel eens beroemd. Flauw glimlachend hield hij Dymphy’s hand vast. De hand die hem thuis zou brengen. De hand die voor hem heel belangrijk was. De hand die hij had geschud toen hij haar voor het eerst ontmoette. De hand die hem meesleurde in een wereld van waanzin. De hand, gekoppeld aan een persoon van wie hij hield.