6

Gubber Anshaw glimlachte in zichzelf toen hij over de brede boulevard van Walhalla liep. Hij was maar een keer of twee eerder in de verborgen stad geweest, en hij voelde zich prettig er weer te zijn.

Walhalla was een zinvolle plek, tot in de kleinste details ontworpen om efficiënt, logisch en ordelijk te zijn. Maar het algemene ontwerp leek, ironisch genoeg, op de ondergrondse Ruimtersteden, al was dat misschien onvermijdelijk. Ondergronds bouwen legde het ontwerp bepaalde beperkingen op.

De stad was in vier niveaus gebouwd. De laagste drie bestonden uit een vrij conventionele reeks opslagruimten, woonruimten enzovoort, die door brede gangen en hogesnelheidsliften met elkaar in verbinding stonden. Maar Gubber bevond zich op het hoogste niveau van Walhalla, dat op zeer onconventionele wijze was ontworpen. Het kon met niets worden vergeleken.

Het bestond uit een open galerij, als een halve cilinder op zijn kant, precies twee kilometer lang en een kilometer breed. De zijwanden van het hoofdniveau gingen glooiend over in het brede, gewelfde plafond. Het oppervlak van de wanden van de half cilindrische galerij was bedekt met een sterk reflecterend materiaal. De weerkaatsing was te fel voor menselijke ogen, maar de nieuwwetters beschouwden het resultaat ongetwijfeld als een efficiënte verlichtingsmethode.

De vloer van de enorme galerij was nog voor het grootste deel leeg, al kreeg Gubber de indruk dat er sinds zijn vorige bezoek enkele bouwsels bij waren gekomen. 'Bouwsels' was een beter woord dan 'gebouwen', omdat ze vaker wel dan niet op gebouwen leken.

Op het hoofdniveau stond natuurlijk een aantal saaie gebouwen, die allemaal voor de bekende doeleinden werden gebruikt. Hij zag een reparatiecentrum, opslagloodsen, overslagcentra enzovoort. Maar Gubber bleef niet lang staan kijken. In plaats daarvan werd zijn blik getroffen door een minder duidelijk herkenbare groep bouwsels in het midden van het hoofdniveau.

Ze waren allemaal ter grootte van een gebouw van twee of drie verdiepingen en bezaten bijna allemaal een van de geometrische basisvormen: kubussen, kegels, twaalfhoeken, afgeplatte bollen, drie-, vier- en vijfzijdige piramiden, allemaal geschilderd in een heldere primaire kleur. Een paar bouwsels stonden in een rare hoek. Zo stond een van de kegels ondersteboven en twee van piramiden stonden op een zijrib, zodat hun apexen precies in een hoek van negentig graden bij het zenit vandaan wezen. Gubber had geen idee hoe het de nieuwwetrobots was gelukt te voorkomen dat ze omvielen.

Het deed hem denken aan blokken uit een blokkendoos, door een kind zorgeloos rondgestrooid. Tijdens zijn vorige bezoek had Lacon 03 het geheel als een experiment in abstracte esthetica beschreven, waarna hij was begonnen aan een uitputtende uitleg van een discussie over schoonheid en nut die op dat moment in de nieuwwetgemeenschap werd gevoerd.

Sommige delen van het complex leken op de een of andere manier te worden gebruikt, terwijl andere delen geen ingang schenen te hebben. Het waren in feite abstracte sculpturen. Gubber beschouwde ze niet echt als kunst, maar dat deed niet terzake. Hij vond het om te beginnen al fascinerend dat de nieuwwetters sculpturen konden maken. Maar deden ze dat omdat ze ze wilden maken en de bevelen van de Nieuwe Vierde Wet volgden? Waren deze enorme, massieve, geometrische figuren de nieuwwetters ten voeten uit? Of bouwden deze vreemde robots ze omdat ze vonden dat ze ze moesten bouwen, omdat ze zichzelf ervan wilden overtuigen dat ze tot scheppen in staat waren? Bouwden ze ze omdat ze het wilden, of omdat ze vonden dat het van hen werd verwacht, omdat de mensensteden ook openbare kunstwerken bezaten?

Gubber had zich nu al maandenlang dergelijke vragen gesteld, en hij was eigenlijk blij dat hij nog lang geen antwoord had gevonden. Lacon 03 was er nooit in geslaagd de dingen naar Gubbers tevredenheid uit te leggen, en Gubber had zelf geen goede verklaring kunnen vinden. Maar dat deerde hem niet. Puzzels verloren hun aantrekkingskracht zodra ze waren opgelost. 'Deze plek verbaast me steeds weer,' zei hij tegen zijn gastvrouw.

'Hoe komt dat, meneer?' vroeg Lacon 03.

Gubber grinnikte zacht, toen hij een weids gebaar met zijn arm maakte, dat heel Walhalla omvatte. 'Ik denk, omdat niets hiervan in de verste verte met mij te maken heeft,' zei hij.

Lacon 03 keek haar gast bedachtzaam aan. 'Mag ik daaruit opmaken, dat u, omdat u het gravitonische brein hebt uitgevonden, verwachtte een reflectie van uw eigen persoonlijkheid te zien in de dingen die zijn geschapen door wezens met gravitonische breinen?'

'Iets dergelijks,' zei Gubber. 'En ik moet zeggen, hoe mooi de stad ook is, ik zou hem niet zo hebben ontworpen.'

'Interessant,' zei Lacon. 'Wij nieuwwetrobots hebben altijd een esthetische benadering gevolgd, maar ik moet bekennen dat we nooit hebben stilgestaan bij de smaak en de mening van onze scheppers. En ik moet ook bekennen dat de studies die we hebben gedaan, op doctor Leving waren gericht, en niet op u.'

'Dat verbaast me,' zei Gubber. 'Ik ben nog maar kort in nieuwwetrobots geïnteresseerd en nog niet zo lang geleden negeerde ik mijn rol in jullie schepping. Fredda Leving heeft mijn gravitonische brein genomen, zelf de nieuwe wetten geschreven en die in het gravitonische brein geplaatst, zonder mij te laten weten dat ze dat had gedaan, laat staan dat ze er toestemming voor heeft gevraagd.'

'Keurt u de nieuwwetrobots af?'

Gubber bleef staan en keek zijn gezellin met een vriendelijke glimlach aan. 'In theorie wel,' zei hij. 'Ik vind wat doctor Leving heeft gedaan uiterst gevaarlijk en roekeloos. In de praktijk mag ik de meeste nieuwwetrobots die ik heb ontmoet wel. Jullie zien de wereld op een andere manier dan de mensen, en ook op een andere manier dan de driewetrobots.'

'In welk opzicht, als ik mag vragen?'

Gubber knikte naar zijn gezellin, keek toen voor zich uit en liep weer verder. 'Nee,' zei hij. 'Vertel jij het maar. Vertel het terwijl we door de stad lopen die anders is dan ik had verwacht. Vertel me over het wereldbeeld van de nieuwwetrobots.'

Lacon 03 dacht even na, terwijl ze over de brede hoofdboulevard van Walhalla liepen. 'Een interessante uitdaging,' zei ze. 'Ik zou durven stellen dat geen twee nieuwwetrobots het geheel eens zouden kunnen worden over hoe we de wereld zien. We zijn een twistgrage soort, dat kan ik u wel vertellen. Maar ik wil ook zeggen dat we verbijsterd staan van de buitenwereld, en we hebben de indruk dat de buitenwereld verbijsterd staat van ons. Mensen en driewetrobots hebben duizenden jaren de tijd gehad hun contact met elkaar op te bouwen, om te ontdekken hoe ze in het heelal passen. Wij nieuwwetrobots hebben nog maar vijf standaardjaren gehad. In die tijd is het belangrijkste dat we hebben geleerd, dat in het heelal van mensen en driewetrobots onze soort niet echt welkom is. In het gunstigste geval werden we met onverschilligheid begroet, en in het ergste geval met moorddadige vijandigheid.'

Ze kwamen bij een groot gebouw van twee verdiepingen aan dat daar was geplaatst omdat je er een spectaculair uitzicht over de hoofdgalerij had. Het was het belangrijkste regeringsgebouw. Nu Prospero weg was, had Lacon 03 de leiding over de dagelijkse gebeurtenissen in de stad. Lacon 03 gebaarde hem binnen te komen en sprak verder toen ze door de gang liepen en daarna een helling op die in een bocht naar het bovenste niveau van het gebouw leidde. 'Gekoppeld aan die vijandigheid is het feit dat we geen echt doel in de wereld hebben. Er is geen voorbestemde rol voor ons. Die moeten we zelf creëren, en dat is geen snel of eenvoudig proces. Prospero begrijpt dat. Onze vaardigheden en kennis bij het terravormingswerk bieden ons natuurlijk mogelijkheden. Prospero weet dat het tijd kost voordat de mensen ons volledig bij dat werk accepteren. Hij begrijpt ook dat we ons schuil moeten houden tot het zover is dat we worden geaccepteerd, en dat we meedogenloos aan elke kans moeten werken om onszelf te verbeteren. Ik weet dat ik geen compleet antwoord op uw vraag heb gegeven, om de doodeenvoudige reden dat we dat zelf nog niet hebben gevonden. We hebben een schuilplaats nodig, een vrijplaats, een plaats om na te denken, te studeren, plannen te maken. Walhalla biedt dat allemaal. Maar het is nog meer. Iets wat van meer belang is.'

Lacon 03 bleef boven aan de helling staan, Gubber naast haar. Voor hen bevond zich een groot raam. Walhalla's beslist onmenselijke architectuur lag trots achter het raam uitgespreid. 'Walhalla,' zei Lacon 03, 'is ons thuis.'

 

'Fase één: onderschepping en stabilisatie van de komeet Grieg en plaatsing van stuurraketten en hoofdstuwing. Ik neem aan dat dat laatste een nette manier is om te zeggen dat het einddoel een enorm geleid projectiel is.' Jadelo Gildern glimlachte ongemakkelijk terwijl hij van het elektronische notitieblok opkeek. 'Ik heb nooit van die vals gebruikte eufemismen gehouden. De term "stuwing" is zo vaag, dat je je nauwelijks afvraagt wat dat zou kunnen zijn.'

'Ga door, Gildern,' zei Simcor Beddle, achterovergezakt in zijn leunstoel, zijn handen in zijn schoot gevouwen en zijn blik strak op de verste hoek van het plafond gericht.

'Ja, meneer. Fase twee: activering van de hoofdstuwing. Fase drie: reis naar planeet. Stuurraketten worden gebruikt om de koers te corrigeren en te handhaven. Fase vier: beheerst uiteenvallen van komeet Grieg in verschillende brokstukken. Lentrall lijkt niets te kunnen zeggen over hoeveel stukken en hoe groot. Fase vijf: in positie brengen van brokstukken. Fase zes: inslag van brokstukken op planeet.'

'Bij alle brandende sterren,' zei Beddle. 'Ik weet niet of ik dit allemaal wel kan geloven. Ze zijn van plan een komeet te gebruiken om een kanaal van de zee naar de Pooldepressie aan te leggen.'

'Daar lijkt het wel op, meneer. Door de brokstukken zorgvuldig te richten, proberen ze ze als kralen aan een ketting achter elkaar te zetten, waarna elke kraal op een nauwkeurig bepaalde plek neerkomt. Uiteindelijk zullen de kraters een keurige rij vormen. Ze willen ze ook schuin laten inslaan.'

'Met welk doel?' vroeg Beddle.

'In plaats van de grond loodrecht te raken, richten ze de komeetdelen zodanig dat ze in een hoek neerkomen. Het gevolg daarvan is, dat er in plaats van keurig ronde kraters, lange, ovale kraters zullen ontstaan.'

'En het eindresultaat zal een verbinding naar de zee zijn? Als door toverij gewrocht?'

'Nee, meneer. Kennelijk verwachten ze niet dat de inslagen al het werk zullen doen, maar wel verreweg het grootste deel ervan. Conventionele graafmethoden, of wat ze gematigde, stralingloze fusieapparatuur noemen - met andere woorden: kernbommen - zullen worden gebruikt om de kraters met elkaar te verbinden. Er zijn natuurlijk nog meer details. Maar als ik het over details heb, bedoel ik enorme ondernemingen, die in een andere context gigantisch zouden zijn. Ten behoeve van dit plan zal de bedding van de rivier de Lethe niet één keer, maar twee keer moeten worden verlegd. Nu loopt de Lethe een tijdje van west naar oost, tot hij naar het zuiden afbuigt en in de Grote Baai uitmondt. Voor de inslag willen ze hem boven de bocht naar het zuiden afdammen en hem dwingen door het nieuwe kanaal naar het noorden te stromen, zodat hij een nieuwe bedding naar de Pooldepressie zal uitschuren. Na de inslag verbinden ze het oude en het nieuwe kanaal en keren ze de stroming opnieuw om, zodat de rivier de Lethe het Lethekanaal wordt, en daarmee de tweede verbinding tussen de Poolzee en de Zuidelijke Oceaan vormt.'

Beddle stond op en keek op Gildern neer. 'Dit is waanzin!' protesteerde hij. 'Ik ben vaak van grootheidswaanzin beschuldigd, maar dit... dit gaat veel verder dan de meest waanzinnige dromen die ik ooit heb gehad.'

'Het is in elk geval wel ambitieus.'

Beddle keek Gildern fel aan. 'Je weet het altijd zo voorzichtig uit te drukken. Ik verdenk je er bijna van dat je deze waanzin goedkeurt.'

'Ik moet toegeven dat ik er open voor sta,' zei Gildern.

Gilderns meerdere keek verrast. 'Daar hebben we het later nog wel eens over, dat verzeker ik je,' zei Beddle. 'Hoe kom je aan al die informatie?' vroeg hij.

'Ik heb in Lentralls kantoor ingebroken en heb elk document gekopieerd dat ik kon vinden,' antwoordde Gildern.

'Ik dacht dat we het erover eens waren dat het risico te groot was.'

'Lentrall vertrok vanmorgen vroeg uit zijn kantoor en nam zijn robot mee. Ik liet het gebouw al een tijdje in de gaten houden en wist dat het om die tijd vrijwel verlaten was. Daarom besloot ik dat het risico van een snel onderzoek de mogelijke opbrengst waard was. Ik heb niet geprobeerd zijn computer te kraken. De kans dat dat zou worden ontdekt, zou veel groter zijn.'

Beddle knikte, kennelijk tevreden. 'Heb je enig idee hoe serieus dit voorstel wordt genomen?' vroeg Beddle.

'Dat weet ik niet,' antwoordde Gildern, die nu eindelijk eens volkomen eerlijk was. 'Niets in de papieren en de datakubussen gaf daar een aanwijzing over. Ik heb Lentralls voorstel gezien, maar we weten niets over Kresh' reactie.'

'Behalve dat Kresh hem nu, op dit moment, voor de tweede keer deze week spreekt.' Beddle fronste peinzend zijn voorhoofd. Hij gebaarde naar een dienstrobot die vlakbij stond, waarna die hem meteen een dikbeklede stoel bracht. Beddle ging naast Gildern zitten en boog naar hem toe. 'Ik krijg bijna de indruk dat je met dit plan... instemt.'

'Zo ver zou ik niet willen gaan. Ik vind wel dat we het niet meteen moeten verwerpen, wanneer het bekend wordt. En dat zal het zeker. Zoiets groots kan nooit lang geheim blijven.'

'Dat ben ik met je eens. Maar mag ik vragen waarom je dit komeetgedoe ook maar enige aandacht waardig keurt?'

'Omdat ik, na slechts een half ochtendje de feiten te hebben bestudeerd, iets heb gedaan wat ik al heel lang wilde doen. Ik heb tegenover mezelf durven toegeven dat deze planeet ten dode is opgeschreven.'

'Pardon?'

Gildern hield het notitieblok omhoog, waarop zijn privé-robot het aanpakte. Gildern leunde naar voren en toonde een oprecht bezorgd uitziend gezicht. 'Meneer, de planeet is stervende. Ondanks lokale successen, ondanks al onze vroegere inspanningen is dat nog steeds het geval. Diep in ons hart weten we allemaal dat het waar is. Als ik me even van de partij-ideologie kan losmaken, moeten u en ik toegeven dat Alvar Kresh een zeer competent gouverneur is geweest. Hij heeft veel bereikt en hij heeft de planeet flink uitstel gegeven. Maar dat is alles. Het is, of was althans, het enige wat iemand kón doen. Diep in ons hart denk ik dat we allemaal wisten dat het niet genoeg zou zijn, dat we ten dode waren opgeschreven. En omdat we allemaal toch doodgaan, wat we ook doen, kunnen we ons in de tussentijd net zo goed bezighouden met onze idiote spelletjes van politiek en intriges. De intriges waren tenslotte ongevaarlijk en zouden uiteindelijk niets veranderen. We gingen toch allemaal dood. Maar nu... nu krijgt de wereld de kans te overleven! Het is een kleine kans, dat verzeker ik u. De risico's, de gevaren zijn enorm. Maar plotseling is er een kans.'

'Hmmm, ik begrijp het,' zei Beddle. 'En dat is zeker de enige reden waarom dit plan je wel aanstaat?'

'Nee meneer, dat is het niet. Maar het idee dat we misschien zullen winnen, dat we het misschien overleven, verandert de regels van het spel dramatisch. Voor mij, en ik vermoed ook voor een heleboel anderen. Ze zullen het politieke landschap op een heel andere manier bekijken. Met die psychologische verschuiving moeten we rekening houden in onze plannen.'

'Maar er is nog meer,' zei Beddle.

'Ja, meneer, dat klopt,' zei Gildern met een plotseling levendige, felle blik. Hij wees naar zijn privé-robot. 'Het notitieblok dat mijn robot in zijn handen heeft, bevat alle technische informatie en een samenvatting van de uitvoering van het hele plan. Nergens komt het woord "Blijver" voor. Dit is iets wat de Ruimters, de Infernalen, zelf kunnen doen. Bovendien, als het lukt zullen we de Blijvers niet meer nodig hebben! Een geslaagde komeetinslag en de daaropvolgende vorming van de Poolzee zullen zo'n enorm, positief effect op ons klimaat hebben, dat de taak van het her-terravormen van de planeet slechts beperkt zal blijven tot enkele kleinere projecten. Sommige wat groter en moeilijker, maar werk dat wij Ruimters zelf kunnen uitvoeren, en met aanzienlijk minder arbeidskrachten in het veld.'

'Wat bedoel je?' vroeg Beddle fel.

'Ik bedoel dat Grieg onze robots heeft afgepakt en Kresh ze weg heeft gehouden, met als excuus dat ze nodig waren voor het terravormingswerk. Als de komeetinslag plaatsvindt en als alles goed gaat, zullen er binnen drie hooguit vier jaar helemaal geen huisrobots meer nodig zijn bij het terravormen.'

Beddle zei niets, maar knikte bedachtzaam.

'U zult het met me eens zijn, meneer, dat onze partij grote winst uit dit project zal kunnen slepen.'

'Je gaat er natuurlijk vanuit dat het slaagt en ons niet allemaal wegvaagt,' zei Beddle. 'Maar ik waardeer je oprechtheid, vriend Gildern. Elk van je redenen is op zichzelf al krachtig genoeg. Allemaal opgeteld zijn ze onweerlegbaar.'

Gildern gebaarde naar zijn robot en pakte het notitieblok terug. Terwijl hij sprak, bediende hij de knoppen. 'Ik heb u nog niet al mijn redenen genoemd, meneer. Er is er nog een.' Hij gaf Beddle het notitieblok en liet zich toen achterover in zijn stoel zakken. 'Kijkt u eens goed naar de plaats waar Lentrall die verdomde dingen wil laten neerkomen.'

Beddle keek zijn ondergeschikte verward aan en bekeek toen de kaart die op het scherm van het notitieblok was afgebeeld. Na enkele tellen verdween de verwarde uitdrukking van zijn gezicht, om plaats te maken voor een brede glimlach die werd gevolgd door een bulderend gelach. 'O, fantastisch! Fantastisch!' zei Beddle toen hij weer voldoende was bijgekomen dat hij kon praten. 'Ik had het zelf niet beter kunnen verzinnen. De goden uit de mythen en de legenden hadden het niet beter kunnen regelen.'

Jadelo Gildern keek glimlachend naar de leider van zijn partij, die de kaart nu beter bekeek, nog steeds in zichzelf grinnikend. Simcor Beddle had natuurlijk gelijk. Het had niet mooier geregeld kunnen zijn dan nu het geval was.

Maar misschien had Simcor Beddle meer gehad aan de raad beter na te denken over de persoon die in het geheim aan de touwtjes trok.

 

Davlo Lentrall keek naar de liftdeur en sloeg met zijn hand op de knop, alsof het uitmaakte dat er nu een menselijke hand op drukte, aangezien de lift niet was gekomen toen Kaelor op de knop had gedrukt. 'Wat is er in duivelsnaam aan de hand?' riep hij uit.

'Het spijt me, meneer,' zei een lichaamloze stem. 'Alle liftdiensten naar het dak van het regeringsgebouw zijn op het moment gestaakt.'

Lentrall schrok ervan, heel even maar. In een wereld vol met robotmonitoren, kregen retorische vragen vaak een retorisch antwoord. Ergens was een camera en ergens zat achter een paneel een robot, die het beeld van die camera, en tien andere, in de gaten hield. 'Ik moet naar het landingsterrein op het dak. Daar staat mijn luchtwagen!' protesteerde Lentrall. De bespreking met de gouverneur en zijn vrouw was goed verlopen, maar Lentrall wilde snel terug naar zijn laboratorium om aan het werk te gaan. Hij moest nog duizenden details uitwerken, duizenden zaken onderzoeken. Hij kon geen tijd verspillen met hier op een robotploeg te wachten die een loszittende reling zou repareren, of wat er ook voor dodelijk gevaar op het dak dreigde, wat ook de reden mocht zijn waarom het was afgesloten.

'Het spijt me, meneer,' antwoordde de robotstem, 'maar op het moment bestaat er op het dak een veiligheidsrisico. De Eerste Wet eist dat...'

'Ja, ja, ja,' zei Lentrall geïrriteerd. 'Dat weet ik allemaal wel. Maar mijn luchtwagen staat daar, en ik moet naar huis.'

'U bent niet de enige met dat probleem, meneer. Wanneer u de lift naar de begane grond neemt, zullen er voorzieningen worden getroffen. Robotpiloten vliegen de luchtwagens naar het hoofdplein. Over enkele minuten kan er aan de operatie worden begonnen, terwijl het misschien nog wel een uur duurt voordat het dak weer publiekelijk toegankelijk is.'

Davlo slaakte een gelaten zucht. 'Goed dan,' zei hij. 'Daar zullen we het mee moeten doen. Kom mee, Kaelor.'

'Een ogenblik, meneer,' zei zijn robot. 'Ik zou naar de aard van het veiligheidsrisico op het dak willen vragen.'

Op dat moment kwam de lift aan. 'Wat maakt dat nou uit?' vroeg Davlo. 'Kom mee.'

'Goed, meneer.'

Samen stapten ze de lift in en gingen naar beneden.

 

'Team in de hal meldt dat Lentrall en zijn robot uit de lift komen. Ze lopen in de richting van het plein.'

'Ik zie hen,' zei Cinta Melloy terwijl ze door de magnikijker keek. Vanuit haar uitkijkpunt aan de overkant van de straat, twintig verdiepingen hoog, zag Lentrall er onbezorgd uit. Hij leek geen achterdocht te koesteren. Des te beter. Nog beter was, dat zijn bewakingsteam op het dak van het gebouw stond en druk bezig was met het veiligheidsrisico dat Cinta's mensen in scène hadden gezet: een luchttruck met onderhoudsmaterialen waaronder een vat ontvlambare schoonmaakvloeistof dat op het moment van de landing was lekgeslagen.

In feite ging het om een klein lek van een nauwelijks gevaarlijk chemisch middel, net genoeg om een zichzelf respecterende driewetrobot de omgeving te laten afsluiten, de liften uit te schakelen en alle mensen uit de omgeving van het dak te laten verwijderen. Maar als ze de situatie te snel in de hand zouden krijgen, stond Cinta klaar om eventueel kortsluiting aan boord van de luchttruck te veroorzaken. De mensen die het vuile werk voor haar deden, hadden beloofd dat de vuurbal die dat tot gevolg zou hebben, er spectaculair zou uitzien, maar dat de kans dat iemand gewond zou raken of dat er ernstige schade zou worden aangericht, uiterst gering was.

Dat was belangrijk. Cinta speelde het graag hard, maar er waren grenzen. Ze was slim genoeg om te weten dat de CIP vroeg of laat - waarschijnlijk vroeg - het spoor van deze operatie zou kunnen herleiden naar haar geheime BBD-teams. Ze moest ervoor zorgen dat er in de officiële aanklacht geen dodelijke ongelukken zouden komen te staan. Maar haar mannen konden beloven wat ze wilden. Explosies kon je nooit helemaal in de hand houden. Het zou haar heel wat moed kosten om, als het nodig mocht zijn, de knop in te drukken. Waar het om ging, was dat ze Lentrall van zijn bewakingseenheid hadden gescheiden.

Alles moest lukken. Het was een redelijk ongecompliceerd plan. Maar ze had zo weinig tijd gehad. De tijd die Welton haar tussen de opdracht tot voorbereiding van de plannen en de opdracht tot uitvoering ervan had gegund, was veel te kort geweest. Cinta handelde niet graag overhaast. Dan werden er fouten gemaakt.

'Pleinteam in positie,' meldde de stem in haar oor.

Cinta bestudeerde het plein door haar magnikijker, maar ze kon niet zeggen wie van de tientallen mensen daar van haar waren. Mooi zo. Dan zouden anderen hen ook niet kunnen zien.

Robots. Robots zouden het probleem zijn. Cinta telde er op het plein minstens tien. Ze zouden natuurlijk meteen in actie komen om de ontvoering te voorkomen, als ze daartoe de kans kregen.

Maar als alles goed ging, zouden ze geen kans krijgen. Cinta keek Auroraboulevard in. Daar stond hij. Een terreinbus, enkele straten verderop geparkeerd. Over enkele minuten zou hij met een net iets te hoge snelheid naar het Regeringsplein rijden. Cinta glimlachte. Dat type bus was moeilijk te besturen. Als de chauffeur niet voorzichtig was, konden er gemakkelijk ongelukken gebeuren.

 

Justen Devray was bijna thuis toen de oproep binnenkwam. Gervad had de kalme, rustige vliegroute met het mooie uitzicht genomen. Justen had een lange dag achter de rug en hij was blij dat ze de rustige weg naar huis hadden genomen. Hij hield ervan zich onderweg te ontspannen. Het was inderdaad een lange dag geweest. Het was nu twaalf uur 's middags en hij was nu bijna dertig uur achter elkaar in touw. Vreemd, om op klaarlichte dag naar huis te vliegen om te gaan slapen.

Zijn ogen waren zwaar. Hij was bijna in de verleiding gekomen om de hyperband, die op de politiefrequenties stond afgestemd, uit te zetten. Maar het constante, zachte gemompel van stemmen maakte deel uit van zijn dagelijkse achtergrondgeluiden. Hij liet hem aanstaan, leunde achterover in zijn stoel en deed zijn ogen dicht.

En toen hoorde hij de stem.

'CIP Stadcentrale, hier de post op het dak van de Regeringstoren.'

Iets in de stem deed Justen meteen opschrikken. Toen begreep hij het. Het was een menselijke stem. Een robot zou de communicatie van de wachtpost op het dak moeten verzorgen. En er was nog iets: Lentralls bewakingseenheid wachtte op het landingsplatform op het dak op hem.

Plotseling was Justen klaarwakker. Hij zat recht overeind in zijn stoel. 'Keer onmiddellijk om!' zei hij tegen Gervad. 'Terug naar de Regeringstoren. Vol gas.'

'Ja meneer,' antwoordde de robot kalm en onbewogen. Hij maakte een ruime bocht en vloog terug naar het centrum van de stad.

Justen stak zijn hand uit naar de radio en zette het geluid harder.

'... is hier een ongeluk gebeurd,'vervolgde de stem. 'Een transporter met onderhoudsmaterialen is een beetje ruw geland, waardoor een sluiting van een van de containers aan boord moet zijn opengesprongen. Er is ontvlambare vloeistof ontsnapt. Meer kan ik nog niet zeggen. De robots hier boven hebben ons allemaal weggejaagd.'

'We krijgen over de hypergolf verslagen binnen van de bewakingsrobots die ter plekke zijn, op het dak van de Regeringstoren,' meldde een kalme robotstem. 'Schoonmaakploegen zijn aan de slag gegaan.'

Die idioten! Justen rukte aan de knoppen en stelde de microfoon van zijn luchtwagen op dezelfde frequentie af. 'Hier commissaris Devray. Ik ben onderweg naar de Regeringstoren en luister mee. Wie is dat op het dak?'

'Sergeant Senall Delmok, meneer.'

Mooi was dat. Delmok was de agent met de minste ervaring in de dakploeg. 'Delmok, sinds wanneer worden onderhoudsmaterialen op het landingsplatform op het dak afgeleverd? Waar denk je dat de tunnels voor zijn?'

'Meneer, ik, eh...'

'Dit is geen ongeluk, Delmok. Iemand heeft opzettelijk het landingsplatform laten afsluiten.'

'Maar waarom...'

'Geen idee,' zei Justen. 'Misschien willen ze er zelf op landen. Ga terug naar het dak en laat het door je eigen mensen innemen. Dit is een bevel.'

'Maar de robots houden ons tegen.'

Justen brak hem af. 'CIP Stadcentrale, luistert u nog?'

'Ja, commissaris,' antwoordde de kalme robotstem.

'Ik vaardig hierbij een direct bevel van de hoogste orde uit dat via de hypergolf aan alle robots op het dak van de Regeringstoren moet worden overgebracht. Jullie moeten onmiddellijk het menselijke CIP-team naar het dak laten terugkeren. Het zogenaamde ongeluk is een smoes die ons moet afleiden, uitgevoerd door een groepering die menselijke wezens kwaad wil doen. Door het CIP-team van hun post te verwijderen, worden mensen in gevaar gebracht. Geef dat onmiddellijk door.'

'Ja, meneer, het is doorgegeven.'

'Delmok, als dat niet werkt, beveel ik je bij deze je een weg langs de robots te schieten om het landingsplatform in handen te krijgen. Is dat duidelijk?'

Er klonk een soort zenuwachtig geslik op de lijn, maar toen antwoordde Delmok: 'Ja, meneer.'

'Mooi,' zei hij. 'Kijk uit dat je die schoonmaakvloeistof niet met een plofferschot in brand schiet, anders zitten we pas echt in de problemen. Devray uit.'

Justen keek naar Gervad. 'Hoe snel?' vroeg hij.

'We komen over ongeveer drie minuten bij de Regeringstoren aan. Maar de Eerste Wet verbiedt me om dit voertuig in de buurt van ongecontroleerd giftig en ontvlambaar materiaal te laten landen wanneer er een mens aan boord is, meneer.'

'Ik weet het,' zei Justen, die weer met de radio bezig was. 'Als we er zijn, vlieg je ter hoogte van het dak een keer rond het gebouw.' Hij had de radio ingesteld zoals hij hem wilde hebben. 'Dit is commissaris Devray op de noodfrequentie. Ik wil onmiddellijk een stemverbinding met gouverneur Kresh hebben.'

Na een opvallend korte onderbreking kwam de gouverneur aan de lijn. 'Met Kresh.'

'Met Devray. De codevraag is Emoch Huthwitz.'

'Brandende sterren,' antwoordde de gouverneur met duidelijke verbazing in zijn stem. Maar hij herstelde zich snel en gaf het juiste antwoord. 'Het code-antwoord is gesmolten Sappers.'

'Dank u, meneer. Ik ben blij te horen dat u het echt bent.' Na wat er met gouverneur Grieg was gebeurd, hadden Devray en Kresh dit vraag-en antwoordspelletje afgesproken. Indertijd hadden hun tegenstanders een apparaat geïnstalleerd dat de stem van gouverneur Grieg had nagedaan, waardoor het had geleken dat hij nog levend en wel was. De truc had toen bijna gewerkt. Devray wilde zich niet door een zelfde soort bedrieger laten beetnemen.

'Ik ook, commissaris. Er is iets aan de hand.' Het was geen vraag.

'Ja, meneer, en ik weet niet wat. Er is op het dak van de Regeringstoren een ongeluk geënsceneerd. Misschien bent u het doelwit, maar ik denk eerder dat het uw jonge vriend is. Gaat u alstublieft over op verhoogde waakzaamheid.'

'Meteen,' zei Kresh. 'Ik kan u zeggen dat onze vriend hier nog geen tien minuten geleden is vertrokken. Houdt me op de hoogte. Kresh uit.'

Justen was er een halve minuut lang dankbaar voor dat hij gezegend was met een gouverneur die zelf politieman was geweest. Kresh was zo verstandig om geen tijd te verspillen aan een heleboel zinloze vragen.

Justen dacht snel na. De kans was groot dat Lentrall zich nog in het gebouw bevond. En de standaardprocedure voor alle gasten van de gouverneur was, dat ze in het gebouw op monitoren werden gevolgd. Als Lentrall al bij zijn bewakingseenheid was, zou er niets aan de hand zijn. Justen schakelde naar een ander kanaal. 'Hier commissaris Justen Devray. Oproep met hoogste prioriteit voor de hoofdcentrale in de Regeringstoren.'

'Hier de hoofdcentrale.' Opnieuw een kalme, onaangedane robot-stem. Mooi zo.

'Ik wil onmiddellijk een gast van de gouverneur lokaliseren. Hij heet Davlo Lentrall, en ik wil weten waar de bewakingseenheid die hem is toegewezen zich bevindt.'

'Davlo Lentrall heeft ongeveer dertig seconden geleden het gebouw verlaten en is het hoofdplein opgelopen. Zijn bewakingseenheid bevindt zich op het landingsplatform op het dak en in het eraan grenzende commandocentrum.'

'Verdomme!' Devray verbrak de verbinding. Nu begreep hij het. Het geënsceneerde ongeluk was opgezet om Lentrall bij zijn bewakingseenheid vandaan te houden. Dat betekende dat ze op dit moment zouden proberen iets met hem uit te halen. Hem vermoorden, of hem ontvoeren, of iets dergelijks. En Justen kon er niets tegen doen.

Wacht eens even... Hij kon wel iets doen. Zelfs als Lentrall nog niet door de bewakingseenheid werd gevolgd, had hij iets bij zich wat bijna zo goed was: zijn robot. Zijn robot was bij hem. Hij moest proberen via de hyperband de robot te bereiken... Er moest een manier zijn.

'We zijn bij de Regeringstoren,' zei Gervad. 'Ik begin aan een omloopbaan op dakniveau.'

'Uitstekend,' zei Justen, al gold dat beslist niet voor de huidige situatie. Hij keek op van de radio. Ongeveer dertig meter voor hem lag het platte dak van het enorme gebouw. Zo te zien hadden de robots een soort beschermend kordon om de luchttruck heen gevormd, waarmee ze al het menselijke personeel uit de buurt hielden. Hij zag een van de politieagenten naar hem wuiven. Maar de gebeurtenissen op het dak waren slechts een afleidingsmanoeuvre, daar was Justen zeker van. Daarom was hij vastbesloten zich er niet door te laten misleiden. Even speelde hij met de gedachte naar het plein te dalen, maar bedacht zich toen. Degene die de leiding over de gebeurtenissen had, kon ongetwijfeld zijn wagen hier bij het landingsplatform zien. Laat hem maar denken dat hij zich ongerust maakte over het ongeluk. Hij kende Lentrall trouwens niet eens. Hij had de man nog nooit gezien, zelfs geen foto van hem. Wat kon hij op het plein doen? Maar hij kon wel hulp laten aanrukken. 'Vraag om ondersteuning,' zei hij tegen zijn robotpiloot. 'Ik wil hier zo snel mogelijk een volledig uitgerust noodteam hebben.'

'Zo'n team is al opgeroepen in verband met het veiligheidsrisico op het dak van de Regeringstoren.'

'Op de Regeringstoren dreigt geen gevaar,' zei Justen. 'Dat is allemaal geënsceneerd.' Maar dan nog... Justen dacht even na. Zelfs als het ongeluk opzettelijk had plaatsgevonden, betekende dat niet dat er geen gevaar dreigde. De boel zou moeten worden opgeruimd. Maar hij had ook mensen, robots, een team op de grond nodig. 'Stuur de helft van het noodteam naar het plein. Daar hebben we twee arrestatieteams nodig en mensen om de nieuwsgierigen op afstand te houden.' Misschien zou alleen al de aanwezigheid van politie op het plein de plannen van zijn tegenstanders dwarsbomen.

Nu hij had gedaan wat binnen zijn vermogen lag, richtte Justen zijn aandacht weer op het probleem dat hij als eerste moest oplossen: hij moest Lentrall waarschuwen. Maar hoe kon hij in contact komen met Lentralls robot, als hij zijn naam niet wist, laat staan zijn hyperbandcode? De universiteit, dat was het! Die zou een adressenbestand hebben voor mensen die berichten voor de professoren wilden achterlaten. Hij pakte de microfoon van de radio en ging aan de slag.

 

Robot CFL-001, beter bekend als Kaelor, liep op zijn vaste plaats, drie stappen achter zijn meester. Ieder ander zou kalm hebben afgewacht en rustig zijn blijven staan tot zijn luchtwagen naar beneden werd gebracht, maar Lentrall kon niet werkeloos blijven toekijken. Hij bleef heen en weer lopen op het plein en probeerde een plek te vinden waarvandaan hij het beste kon zien wat er op het dak gebeurde.

Voor zover Kaelor kon beoordelen, was er op de grond geen enkele plek waarvandaan je iets kon zien, maar dat weerhield Lentrall er niet van te blijven zoeken. Kaelor kon niets anders doen dan achter zijn meester aan blijven lopen, heen en weer, en zijn best doen iedereen uit de weg te blijven. Hij ging net opzij voor een gezette heer, toen de oproep binnenkwam.

Een oproep was op zich beslist niet ongewoon, en Kaelor nam hem op, zonder ook maar een tel zijn pas in te houden. Hij sprak over de hyperband, zonder hardop te praten of op een andere manier geluid naar buiten te maken. Negen van de tien keer was Lentrall trouwens toch niet in een gesprek geïnteresseerd. Kaelor nam de boodschap dus gewoon op.

'Robot CFL-001 neemt op voor Davlo Lentrall,' zei hij met een hyperbandstem die niet bedeesd genoeg klonk. 'Zegt u het maar.'

'Met commissaris Justen Devray van de Combinatie van Infernale Politie-eenheden,' zei een stem. 'Ik heb redenen aan te nemen dat je meester in gevaar verkeert, binnen de komende minuten, hetzij door moord, hetzij door ontvoering. Bescherm hem direct.'

'Bericht ontvangen. Ik handel ernaar.' Kaelor was dan wel gebouwd met een aangepaste Eerste Wet, maar die aanpassingen waren bedoeld om hem te helpen beter dan andere op Inferno gebouwde robots te reageren op hypothetische gevaren op de lange termijn. In het geval van een direct gevaar voor zijn eigen meester, legde die aanpassing hem geen enkele beperking op. Hij kwam al in beweging voordat commissaris Devray was uitgesproken.

Zonder enige uitleg sprong Kaelor naar voren en pakte Davlo Lentrall van achteren vast door zijn armen om zijn middel te slaan. Vervolgens tilde hij hem van de grond.

'Kaelor! Wat doe je nou? Ben je gek geworden?'

Kaelor negeerde de protesten van zijn meester. Hij had al een ideale veilige plek gezien. Kaelor ging er snel heen.

Op het plein voor de Regeringstoren stond een aantal lange, lage, stenen banken, die elk uit één enkel stuk steen waren gehouwen. De achterkant van de rugleuning en de onderkant van de zitting waren weggehakt, waarschijnlijk om een aantrekkelijke ronding te vormen. Maar dat betekende dat het weggehouwen gedeelte onder en achter de bank een schuilplaats was die aan de boven- en voorkant door massief steen werd beschermd.

Kaelor rende naar de eerste bank, zwaaide Lentralls lichaam omlaag, zodat het op de grond kwam te liggen, en dwong hem achter de bank te weg te kruipen, met zijn rug op de grond. Reagerend als een Ruimter die weet dat het geen zin heeft om in te gaan tegen een robot die vastbesloten is om aan de Eerste Wet te gehoorzamen, gaf Lentrall elke tegenstand op en werkte mee. Kaelor ging voor zijn meester liggen, met zijn rug naar hem toe, zodat zijn blik naar buiten was gericht en hij de wacht kon houden. Vijf seconden nadat de CIP-commissaris hem had opgeroepen, lag zijn meester plat op zijn rug en werd hij aan een zijkant en van boven door een stenen bank beschermd, terwijl aan de andere kant Kaelors eigen lichaam als schild diende.

'U wordt bedreigd, meneer,' zei de robot, voordat zijn meester de voor de hand liggende vraag kon stellen. 'De politie heeft me enkele seconden geleden over de hyperband gewaarschuwd. Ze vrezen een moord of een ontvoering.'

'Dat is absurd!' zei Lentrall. 'Wie zou me in duivelsnaam willen aanvallen?'

'Ik weet het niet. Misschien iemand die het niet leuk vindt dat u een komeet op de planeet wilt laten vallen.'

Deze keer had Davlo Lentrall geen antwoord klaar. Het enige wat hij kon doen, was afwachten wat er zou gebeuren.

Kaelor was er tamelijk zeker van dat hij niet lang hoefde te wachten.