15

'Dat is voorlopig alles, vriend Caliban,' zei Prospero, die voor het commcentrum in zijn kantoor stond, diep in de ingewanden van Walhalla. Calibans beeld stond op het scherm en werd vanuit Depot via een beschermde kabel verzonden. 'Ik denk dat we zover zijn dat we in geval van nood alle bewoners van Walhalla kunnen evacueren.'

'Het zou me eerlijk gezegd verbazen als het niet nodig is, vriend Prospero,' antwoordde Caliban. Hij bevond zich in de kantoren van de nieuwwetrobots in Depot en hield daar de boel in de gaten zolang Prospero in Walhalla was.

Prospero bestudeerde zijn vriend zorgvuldig. Er viel weinig af te leiden uit de lichaamstaal van een robot, maar óf Prospero verbeeldde zich dingen, óf Caliban werd steeds zenuwachtiger en voelde zich steeds minder op zijn gemak. Ach, gezien de situatie was dat te verwachten. 'Ik neem aan dat je denkt dat ze de komeet inderdaad zullen laten neerkomen? Heb je onze protesten en onze argumenten tegen het project overgebracht?'

'Dat heb ik geprobeerd. Ik heb zelfs petities verzameld, getekend door mensen die tegen het project zijn. Ik heb mijn best gedaan om ons aan te sluiten bij de menselijke groeperingen die tegen de komeetinslag zijn. Maar zelfs de mensen die zich het felst tegen de inslag verzetten, willen niets met mij te maken hebben. Kennelijk denken ze dat een verbintenis met de nieuwwetrobots hun meer politieke schade berokkent dan voordeel oplevert.'

'Dat verbaast me niets, maar het is wel heel ontmoedigend,' zei Prospero. 'Welnu, als ze niet naar ons willen luisteren en als onze stem niet in de oppositie wordt gehoord, laat anderen de strijd tegen de komeet dan maar voeren. We concentreren ons op de voorbereidingen om onze burgers de ramp te laten ontsnappen. Ik heb je lijst met voorstellen van toegewezen evacuatiebestemmingen bekeken.' De menselijke autoriteiten hadden verschillende groepen evacuées verschillende bestemmingen toegewezen in de hoop enige samenhang en orde in de uiterst ingewikkelde operatie te kunnen brengen. Uiteraard hadden de nieuwwetrobots niet bepaald de meest gunstige bestemmingen gekregen. 'Je hebt aangegeven dat locatie 236 de veiligste is.'

'Ja. Het is van de ons toegewezen locaties de in geologisch opzicht meest stabiele en zal waarschijnlijk de minste neerslag van puin te verwerken krijgen. En het weer na de inslag zal er het minst slecht zijn.'

'Goed dan,' zei Prospero. 'Maak die locatie klaar om zestig procent van onze zware apparatuur te herbergen en zo veel burgers als er maar kunnen worden ondergebracht, tot een maximum van zestig procent. We zullen de rest over andere locaties verspreiden, om te voorkomen dat we door een betreurenswaardig ongeluk op 236 geheel zullen worden uitgeroeid. Hoewel ik het met je eens ben dat de kans op zware schade daar klein is, kunnen we er maar beter niet zijn als het lot ons een groot komeetdeel of grote stukken secundair afval op ons dak stuurt. En regel dat tien procent van onze apparatuur en bevolking naar locatie 149 wordt gestuurd.'

'Maar 149 is de gevaarlijkste van alle locaties. Ik adviseerde er helemaal geen nieuwwetrobots heen te sturen.'

'Dat advies heb ik gezien,' zei Prospero. 'Ik moet zeggen dat het me verbaasde. Soms lijk je gespeend van inzicht. Ik stel voor dat je nu eens niet alleen de kaart van deze wereld bekijkt zoals hij nu is, maar een kaart van de wereld zoals hij zal worden. Prospero uit.' Prospero verbrak de verbinding en keek naar de nieuwwetrobot die aan de andere kant van de kamer stond. 'Wel, Lacon. Begrijp je nu waarom ik vriend Caliban niet meer geheel vertrouw?' vroeg hij.

'Nee, meneer, dat begrijp ik niet.'

Prospero keek zijn nieuwe protégé aan met iets wat sterk op teleurstelling leek. Lacon 03 was even groot en hoekig als elke andere robot en zag er net zo alert uit, maar toch leek ze soms niet in staat tot het volgen van geavanceerde of subtiele redenaties. Prospero begon zich af te vragen of, nu Caliban steeds minder geschikt leek als tweede man op te treden, Lacon 03 wel veel beter zou zijn. 'De kaart, Lacon, de kaart. Als de komeetdelen op de berekende plaatsen inslaan en de verwachte veranderingen in de plaatselijke geografie en het zeeniveau werkelijk plaatsvinden, ligt locatie 149 op enkele kilometers afstand van de nieuwe kust, pal op de plek die, binnen een omtrek van drieduizend kilometer, het best voor een haven geschikt is. Het zal de grootste haven op dit halfrond worden, en de nieuwwetrobots zullen hem in handen hebben. Wij zullen ons daar vestigen. Wij zullen de plek opeisen, niet alleen omdat hij ons tijdens de evacuatie is toegewezen, maar omdat hij ons toekomt.'

'Maar je brengt veel nieuwwetrobots in gevaar door ze naar zo'n plek te sturen,' protesteerde Lacon 03.

'Voor het welzijn van iedereen stel ik er een paar aan een kleine kans op gevaar bloot. Maar ik doe meer,' zei hij.

Prospero keek naar het raam, dat bijna een complete muur van zijn kantoor besloeg. Hij keek neer op het binnenste van Walhalla, op de felverlichte straten, op de sierlijk gebogen hellingen die van het ene niveau naar het andere liepen, op de robots die zich druk met hun bezittingen van de ene plek naar de andere haastten, om deze kalme, elegante stad onder haar hemel van steen te verlaten. De stad was de enige die ze hadden, de vrucht van hun arbeid, het hoogste dat de nieuwwetrobots hadden bereikt. En de mensen waren bereid deze stad tot stof te doen vergaan, deze stad weg te vagen alsof ze nooit had bestaan. Hier kon Prospero een les uit leren.

'Ik stel voor,' zei hij, 'zo veel mogelijk voordeel te halen uit de kansen die ons door deze rampzalige situatie worden geboden.'

 

Het was zover.

Na eindeloze uren van controleren en nog eens controleren, na eindeloze repetities, na allerlei fouten uit het systeem te hebben gewrongen, was alles klaar. En het was net op tijd.

Gouverneur Alvar Kresh beende heen en weer achter zijn console en keek voor de duizendste, tienduizendste keer op naar de twee halve bollen op hun voetstuk, de twee controlecentra, de twee orakels die de toekomst konden voorspellen, en zelfs konden bepalen, als zij het zouden aandurven dat aan hun over te laten.

Kresh voelde zich of hij zijn hele leven in deze ruimte had doorgebracht en de rest van het heelal weinig meer dan een vage, ver verwijderde droom was. Kresh glimlachte vermoeid. Eenheid Dee voelde zich ongetwijfeld net zo. Voor haar was deze hele wereld een droom, al was het er een met mathematische scherpte en helderheid.

Soggdon was bij hem, en Fredda, en Donald, en alle anderen. Een kamervol met experts, technici, specialisten en adviseurs die uit het niets leken te zijn opgedoken, ongevraagd en aangetrokken door niets meer of minder dan de slepende crisis.

Maar er was geen enkele noodzaak voor een van hen bij de laatste analyse aanwezig te zijn. Hij had aangehoord wat ze allemaal te zeggen hadden, had over hun meningen nagedacht en de voors en tegens tegen elkaar afgewogen, steeds opnieuw. Niemand van hen kon hem nog iets vertellen wat hij niet wist. Zelfs Dom en Dee waarschijnlijk niet.

Te midden van hen allen stond hij er alleen voor. De enige persoon die er recht op had aanwezig te zijn, was er niet. Davlo Lentrall bevond zich nog op de vloot die de koersverlegging had voorbereid. De eerste en belangrijkste fase van hun werk lag nu achter hen. Nu moesten ze alleen de komeet blijven volgen en zijn positie in de gaten houden.

Als dat er tenminste van zou komen. Als hij, Alvar Kresh, gouverneur van de planeet Inferno, besloot het niet te doen en zich om zou draaien en weg zou lopen, zou komeet Grieg de duisternis in zweven, om pas over twee eeuwen weer op te duiken. Dan had het weinig zin meer om zijn baan te volgen.

Maar het was zinloos die mogelijkheid te overwegen. Alvar Kresh wist wat hem te doen stond. Het had geen zin te doen of dat niet zo was. Hoe kon hij er nu nog mee stoppen, nu er zoveel was gebeurd? Hoe kon hij nee zeggen en de rest van zijn leven toekijken hoe de planeet langzaam in verval raakte, en zich afvragen 'wat als' en 'had ik maar?'

Hij moest gaan. Eerlijk gezegd had hij geen keus.

En dat beangstigde hem.

Hij dwong zich rustig te blijven, pakte de hoofdtelefoon en zette hem op. 'Eenheid Dee, Eenheid Dom,' zei hij. 'Dit is de gouverneur.'

'Jaaa, gouverrrneur,' antwoordde de gezamenlijke stem. Kresh schrok ervan de twee weer tegelijk te horen praten. Dat hadden ze al een hele tijd niet gedaan. Kwam dat omdat Eenheid Dee de ernst van deze gebeurtenis inzag? Was het een soort poging tot decorum? Of was er een andere reden voor? Of was het toeval? Of kwam het omdat Dee zich nog steeds ongerust maakte en zich vragen bleef stellen, waardoor ze steeds minder stabiel werd?

'Ik heb een besluit genomen,' zei hij. Maar hij zei nog niet wat. Kon hij Dee het werk toevertrouwen? Misschien moest hij de uitvoering van de manoeuvre niet aan Dee en Dom overlaten en de ploeg in de ruimte melden dat ze de koerswijziging handmatig moesten uitvoeren.

Maar nee. Laat Dee zich er maar over buigen, laat haar maar controleren of al haar verbindingen met de komeetbesturing en de stuwers voor de koerscorrecties intact waren. Bovendien, ze hadden haar nodig bij het uitvoeren van de laatste fase van de inslag en voor plan-Laatste Greppel. Dus kon ze maar beter zelf alle handelingen uitvoeren. Het tijdsbestek waarbinnen de koers van de komeet moest worden aangepast, was ruim. Door de stuwing van de eerste ontbranding en de positie van de komeet aan te passen, hadden ze nog twaalf uur de tijd om de laatste explosiestuwer te ontsteken. Als er een verbinding niet goed bleek te zijn, als de ontbranding niet correct verliep, hadden ze de tijd reparaties uit te voeren, of te besluiten de operatie af te breken en een zijdelingse stuwer te ontsteken, zodat de komeet op ruime afstand langs de planeet zou vliegen. Dat gold niet voor de snelle ontbrandingsvolgorde in de laatste fase, waarbij de komeet in brokstukken uiteen moest vallen. Daarom konden ze het systeem nu beter zo uitvoerig mogelijk testen. Dit was het gemakkelijke deel. Het moeilijke kwam later.

En als hij Dee niet vertrouwde, moest hij de koerswijziging helemaal vergeten.

'Ik geef je hierbij opdracht de koerswijziging van komeet Grieg uit te voeren,' zei hij, en het werd doodstil in de kamer.

'Uitssstekend, gouverrrneur,' zei de dubbele stem. 'Weee zulllen over veerrrtien minnnuten en derrrtien seconnnden met het affftellen beggginnen. De ontbrrranding vindt éénnn uurrr later plllaats.'

'Dank je, Dee. Dank je, Dom,' zei Kresh. Hij zette de hoofdtelefoon af en leunde zwaar in zijn stoel achter de console achterover.

'Bij alle vergeten goden,' zei hij. 'Wat heb ik gedaan?'

 

Fredda en Alvar stonden buiten, en Alvar was heel verbaasd dat het middernacht was. Hoe lang was het geleden dat hij voor het laatst buiten was geweest? Twaalf uur? Anderhalve dag? Drie dagen? Hij wist zeker dat hij er wel achter zou komen, als hij lang genoeg nadacht, en zich de laatste keer dat hij buiten was en de laatste keer dat hij naar binnen ging, zou herinneren.

Maar waarom zou hij? Het was voorbij, het was afgelopen, en dat was al wat werkelijk telde.

Fredda pakte zijn hand en trok hem bij de kille steriliteit van het terravormingscentrum vandaan, weg van het levenloze rekton van het parkeerterrein, naar de koele groene gazons die om het centrum heen lagen. 'Kijk,' zei ze, en ze wees naar de lucht in het westen. 'Daar is hij.'

Kresh keek verrast op. 'Nee maar,' zei hij. 'Inderdaad.' Hij had komeet Grieg nog nooit eerder gezien. Daar was hij, een dikke, vormeloze gouden punt die in de duisternis hing. Hij had geen staart of vorm, maar daar was hij. Het leek ongelooflijk dat iets wat zo groot was, zo moeilijk te vinden was geweest. Maar hij wist ook dat hij in werkelijkheid naar de reflectie van het zwaar-reflecterende materiaal van de zonneparasol keek, én hij wist dat de komeet met grote snelheid recht op hen afkwam. Het was eigenlijk logisch dat hij, naarmate hij dichterbij kwam, groter en helderder zou lijken dan in het begin. Maar toch schrok hij ervan nu hij hem zo zag.

Hij had er talloze keren beelden van gezien die door de ruimteploeg waren verzonden. Hij had gezien hoe hij werd aangepast, ontleed, met ingekleurde details werd afgebeeld, als een vormeloze vlek in een omloopbaan, maar hij had het ding nooit persoonlijk gezien. Het had iets schokkends de komeet nu met eigen ogen te aanschouwen, rechtstreeks bewijs te krijgen dat hij echt bestond, dat hij geen simulatie was, geen abstractie, maar een vliegende berg van steen en ijs die hij op zijn wereld zou laten vallen.

Fredda nam hem mee naar het koele, zachte gras en ging zitten. Hij liet zich naast haar zakken en leunde achterover op zijn armen, voelde het vochtige gras tegen zijn broek en mouwen. Hij rook de schone frisse sterke lucht van aarde, en een zacht briesje kriebelde in zijn nek. 'Laten we er hiervandaan naar kijken,' zei Alvar.

Fredda boog zich naar hem toe en kuste hem op zijn wang. 'Goed idee,' zei ze, zacht lachend. 'Ik ben blij dat jij het voorstelt.'

'Misschien denken we zo nu en dan hetzelfde, jij en ik,' zei Alvar. 'Maar nu wil ik niet meer denken. Ik heb genoeg van het nemen van besluiten. Voorlopig, althans.'

'Voorlopig,' beaamde Fredda. 'Rust nu uit. Rust nu uit, ver bij iedereen vandaan. Straks zullen we de komeet zien opflitsen.'

'Ja,' zei Kresh, die gaapte. Hij voelde hoe spanning en zorgen uit hem wegvloeiden. Het was gedaan. 'Rust. Een tijdje rust. En dan wil ik zien dat ze de lont onder die komeet aansteken.'

Maar toen de dikke ster in de lucht eindelijk fantastisch opgloeide, verkeerde gouverneur Alvar Kresh in diepe slaap en snurkte zacht.

 

Davlo Lentrall schoof dichter naar de patrijspoort en werd prompt opzij geduwd. Uiteindelijk gaf hij het op. Te veel mensen probeerden te krampachtig dichter bij het te kleine stukje glas te komen.

Vroeger zou hij hebben verwacht dat ze voor hem opzij zouden gaan. Hij zou hen eraan hebben herinnerd dat ze hier niet zouden zijn, dat dit niet zou plaatsvinden, als hij er niet was geweest. Wie anders had meer recht om bij het raam te staan? Maar nu verbaasde het hem slechts dat hij ooit zo had kunnen denken. Hij was er nu zelf niet zeker van of ze er wel goed aan zouden doen.

Ze hadden trouwens allemaal het recht om bij het raam te staan. Allemaal, Ruimters en Blijvers, technici en ingenieurs, ruimte-arbeiders

en allerlei specialisten, allemaal hadden ze onmogelijke ploegendiensten gedraaid, een onmogelijke taak binnen een onmogelijk tijdschema verricht... en met succes.

Davlo gaf het op en liep naar de laadruimte, waar het net zo druk was. Daar hadden ze enorme beeldschermen opgesteld. Daar kon hij tenminste hopen meer te zien te krijgen.

Die hoop bleek terecht te zijn, constateerde hij toen hij de laadruimte binnenstapte. Op het grote scherm was de komeet Grieg te zien. Daar was hij, groot en misvormd, een glanzend brok steen en ijs dat in de fluwelen duisternis hing, omhuld door het glanzende goud van de parasol die nu op het pokdalige oppervlak lag.

Vroeger zou hij louter ijdele trots hebben gevoeld dat hij dit had laten gebeuren, maar nu, nu hij dat enorme object zag en wist dat hij het lot ervan mede had bepaald, nu zijn daden en die van anderen een speelse gedachte die in zijn achterhoofd was ontstaan hadden omgezet naar een ontzagwekkend brok werkelijkheid dat in de ruimte dreef, werd hij doodsbang. Wat een overmoed. Hoe konden mensen denken dat ze de competentie, de wijsheid en het recht hadden zoiets groots aan te vatten?

Hij keek naar de klok, die de resterende tijd aftelde, en zag dat het bijna zover was. Nog enkele seconden.

Konden ze het echt doen? Konden ze, zouden ze die vliegende berg echt op zijn wereld laten vallen? Het leek onmogelijk. Het leek waanzin, zelfmoord.

Een golf van paniek overmande Davlo, die werd ingesloten door een zee van lichamen. Sommigen vooraan in de menigte begonnen met het aftellen mee te brullen. 'Twintig. Negentien. Achttien.' Andere stemmen deden mee, en nog meer, en nog meer, tot de hele ruimte vol met mensen die dit mogelijk hadden gemaakt, gezamenlijk de getallen uitschreeuwde. 'Zeventien! Zestien! Vijftien!' De stemmen schreeuwden bij elk getal harder.

Iedereen, behalve Davlo. Plotseling raakte hij bevangen door angst, door schaamte. Het kon niet goed gaan. Dat was onmogelijk. Ze zouden de wereld vernietigen. Hij moest hen tegenhouden, dit stoppen. Het was een fout, een vreselijke, beangstigende fout die nooit meer zou kunnen worden hersteld. Een komeet op een levende wereld laten neerkomen? Nee. Dat kon hij niet toestaan. Hij werkte zich door de menigte heen naar voren en probeerde vooraan te komen, een protest, een waarschuwing te schreeuwen, maar de massa stond te dicht op elkaar geperst, de stemmen schreeuwden te hard. Hij kon niet verder naar voren komen en hij kon zichzelf niet horen. 'Tien!' riepen ze. 'Negen! Acht!'

Het kon niet waar zijn. Het mocht niet waar zijn. Het gevaar, het risico was te groot. Het beeld van Kaelor, op het moment van zijn dood, Kaelor die stierf om dit te voorkomen, flitste door zijn hoofd. 'Nee!' riep hij uit. 'Nee, stop!'

'Zeven! Zes! Vijf! Vier!'

'Alsjeblieft, stop!' riep hij, al kon niemand hem horen. 'Ik ben het, Lentrall! Het is verkeerd! Stop!'

'Drie!'

'Twee!'

Davlo Lentrall zakte achterover en voelde zijn lichaam slap worden. De verdomde arrogantie van dit alles. Hoe kon hij ooit hebben gedroomd dat hij, hij alleen, de oplossing had?

'Een!'

'Nul!' riepen ze allemaal.

'Nul,' fluisterde Lentrall vol afgrijzen.

Het scherm vlamde spectaculair op, het licht van een nieuwe zon die onder aan komeet Grieg tot leven kwam. Een staart, een straal vol kracht, licht en energie die uit de explosiestuwer spoot. Het machtige, ingewikkelde, slimme apparaat waarmee de komeet recht op zijn doel kon worden gericht, liet hem nauwkeurig en efficiënt de ondergang van de planeet inluiden. Een staart van kolkend, gloeiend plasma spoot de duisternis in, en op het glanzende oppervlak van de zonneparasol golfde een krachtige, schokkende rimpeling. Er verschenen scheuren en openingen in, toen enorme brokken steen en ijs van de komeet losbraken en gaten in de reflecterende plasticlaag sloegen.

En de komeet begon te bewegen, koos een nieuwe richting, draaide in zijn nieuwe koers, naar zijn nieuwe bestemming. Omlaag naar Inferno. Nee, dacht Lentrall. Nee. Hij zou hem moeten tegenhouden. Hij moest naar beneden. Hij moest teruggaan naar Inferno om de ramp te voorkomen waartoe hij de aanzet had gedaan.

De ontbranding stopte en de lichtstraal vervaagde. De aanwezigen barstten uit in gejuich, maar Davlo Lentrall hoorde het niet. Hij keek naar het scherm en zag er slechts een monsterlijk wapen, dat hij op zijn wereld had gericht.

Wat heb ik gedaan, vroeg hij zichzelf af.

Wat heb ik gedaan?