3 
Om te kotsen. Een andere manier om haar dag te beschrijven kon ze niet bedenken en het was pas lunchtijd. Ze was onder aardrijkskunde in slaap gevallen en moest nu nablijven. Billi had een smoes bedacht waarom ze haar wiskundehuiswerk niet af had, want ze vertelde mevrouw Clark liever niet dat ze zich niet eens herinnerde dat ze huiswerk had gehad. Hoe kon het ook anders? Elke avond Latijn, Oudgrieks en occulte kennis – de hiërarchie van de hel – en elke ochtend wapentraining en ongewapend gevecht. Misschien vergat ze haar huiswerk wel vanwege alle klappen tegen haar hoofd die ze de afgelopen vijf jaar had moeten incasseren. Vijftien en nu al boksersdementie. En dit waren dan de mooiste jaren van haar leven.
Eerst had ze het spannend gevonden om deel uit te maken van iets groots en mystieks, iets uit sagen en legenden. Van de tempeliers en hun geheime oorlog tegen de vijanden van de mensheid: de goddelozen.
Het Innerlijke Beest. Stervelingen met het hart van een wilde.
De Hongerige Doden. De lijkeneters en bloeddrinkers.
De spoken. De geesten van het leed.
De duivels. De verleiders van de mensheid.
En de grigori. De duistere engelen.
Maar al snel was ze tegen haar vrienden aan het liegen, sloeg ze lessen over, zat ze onder de blauwe plekken en snijwonden en vervreemdde ze van de andere kinderen. Er ontstonden wrede geruchten over haar vader en de moord op haar moeder, die al snel de ronde deden over het schoolterrein. Ze hield de bezorgde leraren op afstand. Ze verborg de ergste verwondingen – ze liep niet meer zo vaak een blauw oog op – en het overkwam haar nog maar zelden dat ze tijdens de lessen in slaap sukkelde. Maar de schooljaren trokken aan Billi voorbij alsof ze een geest was: overdag was ze nauwelijks wakker, zozeer werd ze in beslag genomen door haar andere verplichtingen. Had ze zich kunnen bedenken en zeggen dat ze eruit wilde stappen? Een normaal kind zijn? Vrienden hebben? Zonder blauwe plekken? Zonder nachtmerries? Nee. Ze had nooit een keus gehad.
Billi staarde naar de rij voor het buffet in de kantine. Haar maag kwam in opstand tegen de muffe, lauwe dampen die opstegen van de fletse gekookte worteltjes, de grauwe jus en de verzameling gefrituurde kadavers. De in krimpfolie verpakte sandwiches, waarvan de hoeken omkrulden en het beleg tegen het plastic zat geplakt, zagen er niet veel smakelijker uit. Het enige wat overbleef was het fruit: een paar rimpelige appels en bruine bananen.
Ik zou thuis moeten zitten. Ze voelde zich koortsig en zweterig, misschien lag er nog een restje ectoplasma in haar ingewanden te borrelen… De rij schoof een eindje op en Billi inspecteerde de sandwiches. Die met komkommer en wit brood zagen er het minst smerig uit. Ze nam een sandwich en de twee resterende bananen. Ze zette nog een flesje mineraalwater zonder prik op het dienblad, liet het op één hand balanceren en haalde met haar andere hand haar portemonnee uit de zak van haar blazer.
‘O, kijk nou toch, daar hebben we ons asbakje,’ zei iemand links van haar. Ze herkende de stem.
Ge-wél-dig. Alsof haar dag nog niet erg genoeg was. Billi keerde zich om.
‘Nee maar, Jane, jij ook hier?’ zei ze. ‘En ik zie dat je je hyena's weer bij je hebt. Ik wist niet dat de dierentuin vandaag vrij wandelen had.’
Jane Mulville leunde tegen een van de tafels en haar magere benen versperden Billi de weg. Michelle Durant en Katie Smith, haar geblondeerde klonen, stonden aan weerszijden van haar.
‘Jeetje, wat is er met je gezicht gebeurd?’ vroeg Jane. De blauwe plek op Billi's wang scheen dwars door de laag make-up heen.
Ik kan dit er vandaag echt niet bij hebben, dacht Billi. Ze zou Jane's gezicht zonder enige moeite kunnen verbouwen en soms, zoals nu, was de verleiding om dat kleine, nuffige neusje plat te meppen onweerstaanbaar.
‘Ik durf te wedden dat haar vader dat heeft gedaan,’ zei Katie giechelend. ‘Die heeft ze niet allemaal meer op een rijtje.’
Billi liet haar blik omlaag gaan naar Jane's benen die nog steeds in de weg stonden. ‘Zou je zo vriendelijk willen zijn…?’
‘Nee, SanGreal, dat wil ik niet. Ik snap niet waarom ze jou niet allang van school hebben gestuurd. Het zegt niet veel goeds over de kwaliteit van deze school dat ze jouw slag toelaten.’ Ze nam Billi van top tot teen op. ‘Kom op, zelfs de grootste weirdo wil niets met jou te maken hebben.’
‘Heb je haar vader wel eens ontmoet? Niet te verwonderen dat ze zo is geworden,’ zei Katie.
Jane glimlachte. ‘Is het waar, SanGreal? Dat je vader je moeder heeft vermoord? Haar keel helemaal open…’
Billi's dienblad viel kletterend op de harde houten vloer. Het geroezemoes op de achtergrond verstomde en het werd doodstil in de kantine.
Ze geloofden nog steeds die oude leugen, dat haar vader haar moeder had vermoord. Maar zouden ze de waarheid ooit geloven? Dat ze door ghouls was gedood, door de Hongerige Doden? Dat ze was gestorven toen ze Billi wilde beschermen, dat er bloederige handafdrukken hadden gestaan boven de deur van haar slaapkamer waar ze zich had verscholen? Nee, die waarheid zouden ze nooit geloven.
‘Wat zei je?’ vroeg Billi. Haar stem was nauwelijks meer dan een fluistering. Nu ze haar handen vrij had, balden die zich tot stalen vuisten. Haar ademhaling klonk luid in de stilte en het bloed bulderde in haar oren. ‘Sorry Jane, ik verstond je niet helemaal.’ Ze sprak langzaam, elk woord articulerend. Ze nam Jane's gestalte op, niet als een naadloos geheel, maar als een verzameling losse, breekbare onderdelen. De neus, de tanden, de kaak. Het zou zo makkelijk zijn.
Katie en Michelle voelden de gewelddadige dreiging die Billi uitstraalde en deden een stap opzij. De hele kantine, die al stil was gevallen, hield nu de adem in. Jane's handen trilden, maar ze zette zich schrap tegen de tafel en haar donkerrood gelakte nagels boorden zich in het glimmend witte formicablad.
‘Billi!’
Bij het horen van haar naam draaide Billi zich razendsnel om, maar ze werd al vastgegrepen door twee sterke armen en het enige wat ze zag was een dikke bos zilverkleurig haar. Ze worstelde om zich uit de omhelzing te bevrijden en uiteindelijk lukte het om hem van zich af te duwen.
‘Heb je me gemist?’ vroeg de jongen. Hij was lang, slank en albinowit. Nog iets bleker en ze had hem aan een spies moeten rijgen.
‘Kay?’
Hij knipoogde.
Billi deed een stap achteruit. Ze geloofde haar ogen niet. Toen hij wegging was hij een schriel jongetje geweest. Op zijn kin zag ze het pluizige begin van een baard en vanachter zijn witte wimpers keek hij haar aan met heldere, hemelsblauwe ogen.
‘Kijk eens wie er weer is, het dunne witte snotjoch,’ zei Jane. Kay draaide zich naar haar om.
‘Jane, wat een onaangename verrassing.’ Hij fronste zijn wenkbrauwen. ‘Ben je aangekomen?’
Jane trok wit weg. Het was waarschijnlijk het ergste wat je tegen haar kon zeggen.
De frons maakte plaats voor een wrede grijns. ‘Een paar zwangerschapspondjes, rond de heupen.’
‘Wat?’ Naar adem happend voelde Jane aan haar buik. Katie en Michelle bogen zich iets voorover. Net zoals de zes andere leerlingen aan de dichtstbijzijnde tafel. Dit klonk goed.
‘Van Dave Fletcher, hè?’ vervolgde Kay.
Jane deinsde achteruit, waarbij ze tegen een bord met bonen en aardappelpuree stootte. De slijmerige oranje saus kledderde over haar rok en droop langzaam langs haar zwarte kousen omlaag, waar hij een vettig spoor achterliet. Kay stak zijn hand uit.
‘Gefeliciteerd. Jullie zijn vast een prachtig stel.’
Jane slaakte een kreet en rende weg. Katie en Michelle staarden hem met open mond aan, draaiden zich toen om en renden haar achterna. Er viel een lange stilte en toen barstte de kantine los. Jane Mulville was zwanger!
Kay bukte zich om Billi's sandwich op te rapen.
‘Krijgt ze echt een kind?’ vroeg ze.
‘Over een paar maanden.’ Hij overhandigde haar het enigszins gebutste pakje. ‘Zin om bij me te komen zitten?’
Hij doet alsof hij nooit is weggeweest.
Kay haalde zijn schouders op.
‘Maar nu ben ik er weer.’ Hij draaide zich om en liep naar een tafel in de hoek van de kantine.
Billi beet op haar lip. Stomme fout. Kay was geen gewone tempelier. Hij was een Orakel.
Paranormaal begaafd. Zo begaafd dat gedachten lezen hem geen enkele moeite kostte.
Billi legde het geld voor haar lunch neer en ging toen Kay achterna, zich pijnlijk bewust van alle ogen die op haar gericht waren. Ze zette het blad met een klap op tafel en trok de stoel tegenover Kay naar achteren. ‘Hebben ze jou nooit verteld dat het onbeleefd is om te gluren?’ zei ze.
‘Je hebt mijn vraag nog niet beantwoord, Billi.’
‘Welke vraag?’
‘Of je me hebt gemist.’
‘Een jaar, Kay.’ Billi keek niet op van haar lunch; het was de enige manier om haar woede de baas te blijven. ‘Heb je ook maar één keer geprobeerd iets van je te laten horen?’
‘Billi, je weet waarom Arthur me naar Jeruzalem heeft gestuurd.’ Zijn mond verstrakte. ‘Ik moest mijn vermogens leren beheersen.’
‘En dus had je geen seconde de tijd? Zat je soms in het kneuzenklasje?’ Billi scheurde het plastic open. De sandwich zag er zo nog onsmakelijker uit. Ze zuchtte. ‘Nee, ik heb je niet gemist. Het verbaast je misschien, maar om eerlijk te zijn ben jij niet het middelpunt van het universum.’
Billi nam een hap van het slappe brood. Jammie, kartonsmaak. ‘Wanneer ben je teruggekomen?’
‘Een paar dagen geleden.’
‘En dat heb je me niet even laten weten?’
‘Ik moest het een en ander doen, voor Arthur.’
Dus zelfs haar vader had het haar niet verteld.
‘Ooit was onze vriendschap belangrijker dan dat we tempeliers waren, Kay.’ Billi sloeg haar blik op en keek hem aan. Hij was veranderd, en niet ten goede.
Klote Kay, dacht ze.
Hij stond op.
‘Goeie ouwe Billi,’ zei Kay.