6 
‘Ik kan er met mijn verstand niet bij,’ zei Elaine. Haar handen trilden nog terwijl ze de thee inschonk. ‘Die hoeders hadden het moeten houden.’
Ze waren naar boven gegaan. Haar woonkamer was compleet het tegenovergestelde van de bouwvallige winkel beneden. De meubels waren modern, van blank hout zonder frutsels, alsof ze zo van Habitat kwamen. De ruimte werd verlicht door een rij fonkelende spots die in het strakke, witte plafond waren aangebracht. De enige versiering was een zevenarmige kandelaar op de vensterbank en twee grote reproducties. Een ervan was een Caravaggio, van Abraham die op het punt stond zijn zoon Isaac te offeren, met links van hem een engel die zijn hand met het mes tegenhoudt. Billi werd geraakt door de mengeling van afschuw en vastberadenheid die op Abrahams gezicht lag. Wat zou er door hem heen zijn gegaan, toen God hem vroeg om degene van wie hij het meest hield te doden? De andere reproductie was een islamitische kalligrafie van de naam van Allah in een cirkel.
‘Mijn moeder had er ook zo een,’ zei Billi.
‘Het ís die van je moeder,’ zei Elaine. Ze ving Billi's verbaasde blik op. ‘Wat nou? We waren vriendinnen, hoor.’
Elaine gaf hun beiden een beker thee en trok een rechte eetstoel naar achteren.
‘Wat gebeurde er?’ vroeg Billi. Ze pakte de beker aan en realiseerde zich dat Elaine niet de enige was die trilde.
‘Kay heeft de poort naar de hemelsfeer geopend,’ antwoordde Elaine. ‘En er bijna iets doorheen laten glippen.’
‘Maar wat dan?’ vroeg Kay.
‘Weten jullie wat de grigori zijn?’ vroeg Elaine. Billi had niet gedacht dat Kay nog witter kon worden, maar ze had zich vergist. Hij werd lijkbleek.
‘De Duistere Engelen,’ zei hij. ‘De Wachters.’
‘Ze worden genoemd in het boek van Henoch.’ Elaine keek hen om beurten aan. ‘Hebben jullie ervan gehoord?’
Kay knikte bedachtzaam.
‘Het is een van de apocriefe teksten,’ zei hij. ‘Volgens de vroege christelijke traditie te gevaarlijk om in de Bijbel te worden opgenomen.’
‘Nog niet zo lang geleden hoefde je het alleen maar te lezen om op de brandstapel terecht te komen,’ zei Elaine.
‘Waarom?’ vroeg Billi.
‘Omdat het over de ware natuur van engelen gaat. Engelen worden verdeeld in drie soorten.’ Ze wees naar de Caravaggio. ‘De malachim, de Boodschappers. Dat zijn de meest voorkomende etherische wezens en ze worden aangevoerd door Gabriël. Maar er zijn nog twee soorten, die elk op hun eigen manier de mensheid beproeven.’ Elaine keek naar Billi. ‘Heeft je moeder je ooit het islamitische verhaal over Satan verteld? Over Iblis?’
Billi fronste haar voorhoofd. Ze had zich er de afgelopen tien jaar op toegelegd een christen te worden en nu begon Elaine over haar moslimverleden. Er waren honderden verhalen geweest, waarvan ze zich de meeste niet meer herinnerde. Maar sommige zaten in haar geheugen gegrift.
‘Toen God Adam had geschapen, beval God alle engelen voor Adam te buigen. Satan, of Iblis in de Koran, weigerde. Hij zei dat hij alleen voor God boog.’
‘Heel goed. Satan toonde hiermee zowel zijn ongehoorzaamheid als zijn loyaliteit jegens God. Zodoende werd het zijn rol om stervelingen te verleiden als beproeving.’ Elaine hief haar hoofd op. ‘Hij nam de engelen met zich mee die het ook niet zagen zitten dat de mens een speciale status kreeg, als de nummer één van Gods schepselen. Die engelen werden de duivels.’
‘En de derde soort engelen? De grigori?’ vroeg Kay.
‘De Wachters.’ Elaine wierp een blik op de deur, alsof ze bijna verwachtte dat er bij het uitspreken van hun naam iemand of iets zou komen binnenstormen. ‘Zij waren de rechters. Zij waren naar de aarde gestuurd om de mens rechtschapenheid bij te brengen en hem te straffen als hij zondigde. Ze stonden onder leiding van… de Doodsengel in eigen persoon.’ Ze stond op en liep naar de Caravaggio. Ze ging met haar vinger langs het gezicht van de jongen. Zijn armen waren op zijn rug vastgebonden en terwijl zijn vader zijn mes hief om hem de keel door te snijden stond de doodsangst op zijn gezicht te lezen. ‘De grigori zijn het angstaanjagendst van al Gods engelen. Er zijn er tweehonderd op aarde neergedaald. Om Sodom en Gomorra te vernietigen waren er maar drie nodig. Zij hebben de zondvloed ontketend. En het was de Doodsengel die naar Egypte ging om Gods meest gevreesde oordeel uit te spreken: de tiende plaag. De dood van elke eerstgeborene.’
Billi huiverde. ‘Wat is er met ze gebeurd?’
‘Ze werden teruggeroepen naar de hemel,’ antwoordde Kay. ‘Maar ze hebben niet allemaal gehoorzaamd. Zeventig van hen zijn in opstand gekomen. Ze hebben zich tegen de hemel gekeerd en hun vleugels afgesneden.’
Elaine glimlachte geïmponeerd. ‘Ze waren te verzot geraakt op de aardse sfeer. En geef ze eens ongelijk. Ze waren mooi, machtig, onsterfelijk; in elk opzicht superieur aan de mens. Ze vonden dat ze op aarde moesten blijven om over de mensheid te heersen. Het werden monsters, tirannen. Gevreesd. Geliefd. Aanbeden.’
‘Lieve hemel,’ zei Billi.
‘Lieve aarde, zul je bedoelen. De Wachters gingen als bezetenen tekeer. Gewettigde gerechtigheid werd gewettigde moord en doodslag. Ze dreigden de aarde te veranderen in een knekelhuis.’ Elaine kwam bij het schilderij vandaan en hurkte voor Kay neer. ‘Koning Salomo heeft ze uiteindelijk verslagen. Hij had de volmaakte wijsheid van God gekregen en was de enige die sterk genoeg was om de grigori te vangen.’ Ze tekende een cirkel in de lucht. ‘In de Vervloekte Spiegel.’ Ze schudde haar hoofd. ‘En tot op de dag van vandaag zitten ze daar nog steeds. Op één na.’
‘De Doodsengel,’ zei Kay. ‘De rechterhand van God.’
Elaine knikte. ‘Die was zelfs voor koning Salomo te machtig om aan banden te leggen en dus is hij als enige ontsnapt. Ernstig verzwakt, dat wel. Maar hij zit niet in de Spiegel, zoals de rest van zijn familie.’
‘Dus die hebben we gezien? De verbannen Wachters?’ vroeg Kay. Hij liet zijn hoofd op zijn handen zakken. ‘Mijn hemel. Ik wilde alleen maar kijken of ik contact kon maken met het hemelrijk. Of we iets konden horen.’
‘Dat konden we zeker,’ zei Billi en haar woede nam het over van haar angst. ‘Ik zei nog dat je het niet moest doen, maar je luisterde niet. Jij dacht even indruk te maken. Jezus, Kay, ze hadden zich kunnen bevrijden.’
Hij keek op met een bedrukt gezicht. ‘Maar dat is niet gebeurd, toch? Er is niets ontsnapt. De hoeders…’
‘Zijn blijkbaar waardeloos,’ onderbrak Elaine hem kortaf. ‘Ik had ze moeten controleren, maar ik had nooit gedacht dat je zo sterk zou zijn.’ Ze legde een hand op Kays schouder en Billi zag een mengeling van ontzag en angst op het gezicht van de oude vrouw. Zelfs zij bekeek hem met nieuwe ogen. Kay, die vroeger altijd bang was geweest voor schaduwen, was nu in staat afgezanten van God op te roepen. Hij beschikte over vermogens waar zij niet aan konden tippen, waar ze zich zelfs geen voorstelling van konden maken. Ze snapte best dat Elaine bang was. Ze zouden allemaal bang moeten zijn.
‘Lot, het laatste Orakel, heeft die hoeders aangebracht en ik had al zo'n vermoeden dat hij half werk had geleverd.’ Ze keek met toegeknepen ogen uit het raam, alsof ze iets in de duisternis zocht. ‘Maar er is niemand ontsnapt. Dat weet ik zeker.’
‘Wat is er dan gebeurd? Is het dan niet allemaal weer in orde?’ vroeg Billi en ongewild klonk de wanhoop door in haar stem.
Elaines ogen lieten het raam niet los. ‘Hun stem is ontsnapt, Billi. Degenen die in de Spiegel gevangenzitten hebben al zo lang moeten zwijgen. En nu hebben ze dankzij Kay de kans gekregen hun stem te laten horen.’ Ze draaide zich om en Billi zag dat ze niet gewoon bang was; ze was doodsbenauwd. ‘En ik vrees dat iemand het heeft gehoord.’
Wie had het gehoord? Een van de goddelozen? Een andere hemelbewoner? Arthur zou razend zijn als hij erachter kwam. Alsof ze hun handen niet vol hadden aan alle weerwolfaanvallen en vampierbeten. Maar voor de verandering was het nu eens niet haar schuld.
De avond was volkomen uit de hand gelopen. Ze moest als de sodemieter maken dat ze hier weg kwam. Billi liet het aan Kay en Elaine over om de hoeders te herstellen, zij ging naar huis. Ze had nog vijf minuten om haar trein te halen en ze wilde geen seconde meer verliezen.
Op het station haalde ze haar kaart door het leesapparaat en holde door de witbetegelde tunnel naar het perron. Met een beetje geluk kon ze voor elven thuis zijn, een vroegertje voor haar doen. De tunnel vulde zich met het geratel van de naderende trein en met twee treden tegelijk rende ze de trap op.
Die stomme zak van een Kay! Was hij maar in Jeruzalem gebleven. Dat zou veel veiliger zijn geweest. Wat had hij trouwens willen bewijzen? Hoe machtig hij was? Die gozer leed aan grootheidswanen. Billi zag de deuren van de trein al opengaan en ze versnelde haar pas.
Vlak voordat de deuren dichtgleden, glipte ze naar binnen en buiten adem liet ze zich op een lege stoel vallen. Ze sloot haar ogen, maar in plaats van duisternis zag ze nog steeds de chaotische patronen en dansende lichten van de Spiegel. Billi legde haar trillende vingers op haar schedel om de duizelingwekkende beelden te verdrijven. Het duurde een paar minuten voordat de kleuren vervaagden en de tollende bewegingen in haar hoofd tot rust kwamen, en ze alleen nog het geschommel van de trein voelde. Ze leunde naar achteren en zuchtte. Ze zou even een dutje doen en erop vertrouwen dat haar innerlijke klok haar bij Holborn zou wekken. Vanaf daar was het tien minuten lopen naar huis.
Maar de slaap wilde niet komen. Voortdurend moest ze denken aan wat Kay had gedaan.
Wie dacht hij wel dat hij was? Obi-Wan Kenobi? Oké, hij was niet meer de schriele sukkel van vroeger, maar hij was nog steeds Kay. Oftewel anders. En dat betekende in dit geval gestoord. Hoe had ze dat kunnen vergeten?
Billi viste de iPod uit haar zak en deed de kleine witte dopjes in haar oren. Ze zette Nirwana op volle sterkte en liet de muziek al het andere overstemmen. Een paar minuutjes bevrijd zijn van haar tempeliersplichten… en Kay. Meer vroeg ze niet.
De nummers volgden elkaar op en langzaam maar zeker ontspande ze zich op het ritme van de heen en weer schommelende wagon, toen er plotseling een deur dichtsloeg. Haar ogen schoten open en ze verstrakte.
Ze waren door de verbindingsdeur de wagon in gekomen en liepen nu zelfverzekerd op haar af, alsof de trein van hen was. Ze waren met z'n drieën. Twee van hen gingen aan weerszijden van haar zitten en de derde tegenover haar, wijdbeens en met een brede grijns op zijn gezicht. Billi liet haar blik door de wagon dwalen. Op hen na was hij verlaten.
‘Waar luister je naar?’ vroeg de jongen tegenover haar, terwijl hij zijn vingers over haar handrug liet glijden. Billi verstijfde.
Wat was dit voor een dag? Waren het soms de kampioenschappen Billirammen? Misschien zouden ze weggaan als ze zich van de domme hield. Drie tegen één was zelfs voor een tempelier iets te veel van het goede. Ze zei niets en liet haar oogleden een fractie zakken. De jongen links van haar sloeg zijn arm om haar schouder.
‘Kom op, jongens, het is laat. Ik wil gewoon naar huis.’ Ze wist dat het zinloos was om een beroep te doen op hun redelijkheid. Ze zagen er niet uit alsof ze wisten wat dat was, ook al zou je ze er met hun neus in duwen.
‘Tuurlijk, maar eerst geef je ons je iPod.’ De jongens links van haar probeerde hem uit haar hand te grissen.
Billi draaide haar pols om en stootte de muis van haar rechterhand in zijn gezicht, waardoor zijn neus een bevredigend gekraak liet horen. Een tel later plantte ze haar voet in de maag van de jongen tegenover haar. Hij hapte naar adem en kromp ineen van de pijn. Billi dook opzij, maar nummer drie had haar al beet en samen stortten ze op de grond neer. Billi snakte naar adem toen de jongen boven op haar landde. Er was geen tijd voor een subtiele aanpak. Ze had geen ruimte om te manoeuvreren en dus boog ze haar handen als klauwen en haalde met haar nagels uit naar zijn gezicht. Met moeite wist hij haar bij zijn ogen vandaan te houden en onhandig probeerde hij haar met zijn vuisten te raken. Toen ging zijn hand naar zijn broekriem en kwam weer tevoorschijn met een mes.
Een golf kille angst ging door haar heen. Het was geen lang mes, maar plotseling was doodgaan een reële optie geworden. Ze wilde zijn pols beetpakken, maar liep in plaats daarvan een snee in haar hand op. Doordat ze was afgeleid door het glimmende, stalen lemmet weerde ze de volgende vuistslag niet af. Hij raakte haar vol op haar kaak, waardoor er een explosie van licht voor haar ogen verscheen. Het mes kwam eraan en ze kon het niet tegenhouden. Er klonk gegil.
Maar niet uit haar mond.
Billi knipperde toen het plafondlicht recht in haar ogen scheen. Haar belager was verdwenen. De rand van een donkere jas streek langs haar gezicht toen er iemand over haar heen stapte.
‘Hij heeft een mes,’ zei ze schor en nog steeds duizelig van de vuistslag. Ze draaide zich om en zag dat haar belager met zijn mes naar zijn nieuwe tegenstander uithaalde. De jongen ontweek het mes, pakte de pols beet en draaide hem in een snelle beweging om. Het mes vloog de lucht in. Toen schopte hij de voeten van de aanvaller onder hem vandaan, waardoor die met een dreun op de grond viel.
De jongen bleef even staan. Vervolgens draaide hij zich om naar Billi en stak zijn hand uit.
‘Ik help je wel overeind,’ zei hij.
‘Ik red me wel.’ Ze had zijn hulp niet nodig. Nu niet, in ieder geval. De trein minderde vaart en Billi pakte de rugleuning van de bank beet voor evenwicht.
‘Ik heb nog nooit iemand zo snel zien bewegen,’ zei ze.
De jongen haalde zijn schouders op. ‘Jij was ook niet slecht.’
De trein stopte. Holborn.
‘Ik moet eruit,’ zei Billi. Ze strompelde naar de deur. De vloer zwaaide onder haar voeten, ondanks dat de trein stilstond. Ze was er slechter aan toe dan ze had gedacht. De jongen pakte haar armen beet.
‘Ik help je alleen even met uitstappen, oké?’ zei hij.
Billi knikte met tegenzin. Ze moest eruit.
Hij hielp haar het perron op. De deuren sloten zich achter hen en ratelend zette de trein zich weer in beweging. Billi bleef staan kijken totdat de lichten in de duisternis waren verdwenen. Ze draaide zich om en keek haar redder aan.
Hij was lang en had roofvogelachtige ogen, schuin en bijna amberkleurig, die half verscholen gingen achter zijn warrige, zwarte haar. Zijn T-shirt spande over zijn gespierde lichaam en vanaf zijn rechterhand kronkelde er een getatoeëerde doornentak omhoog naar zijn keel. De doorn bij zijn kaak werd langer wanneer hij glimlachte. Billi dacht dat hij niet veel ouder was dan zij.
‘Zullen we de politie bellen?’ Zijn vraag doorbrak de stilte.
Ze had hem staan aangapen. Wat gênant. Ze schudde haar hoofd en probeerde haar ogen los te maken van de zijne. ‘De moeite niet waard.’
Het laatste wat zij, en de tempeliers, konden gebruiken was dat de politie kwam rondneuzen. ‘Trouwens…’ Ze kon een lachje niet onderdrukken toen ze het gezicht van haar belager weer voor zich zag toen hij de vloer raakte. ‘Je hebt ze denk ik wel hun dwaling laten inzien.’
‘Niet geheel en al mijn verdienste, eh…?’
Billi stak haar hand uit. ‘Billi SanGreal.’
Hij keek naar haar hand en beantwoordde toen het gebaar. Billi voelde een huivering toen hun handen elkaar raakten. Het wordt steeds vreemder, dacht ze. Maar niet verkeerd.
Zijn vingers sloten zich om haar hand.
‘Mike Gezant.’