5 Image

Het was acht uur toen Billi de volgende avond het metrostation van Finsbury Park uit kwam. Er viel een koude motregen en de putten zaten verstopt met grote hopen kledderige bladeren, waardoor er aan weerszijden van de weg diepe plassen waren ontstaan. Ze trok haar capuchon omlaag en zag toen Kay bij de bushalte staan. Zijn zwarte wollen muts was laag over zijn wenkbrauwen getrokken, maar zijn zilverachtige haar leek op te lichten onder het schelle tl-licht van het hokje.

‘Je bent te laat,’ zei hij.

‘Ik moest nablijven. Alweer,’ zei Billi. Ze haalde haar schouders op. ‘Maar heb je mijn bericht dan niet ontvangen?’ Ze tikte tegen de zijkant van haar hoofd. ‘Ik heb het toch echt heel hard gedacht: Kay, ik kom wat later. Kay, ik kom wat later…’

‘Denk je dat dit een grap is?’ Hij stond op en trok de kraag van zijn jas omhoog. ‘Laten we maar gaan. Ik heb al genoeg tijd verspild.’

Ze liepen de winkelstraat in, tussen de ijzeren traliehekken en de met graffiti volgespoten rolluiken door. De enige winkel die nog open was, was de drankenzaak. Bij de ingang stond een kale man met getatoeëerde armen, die hij over elkaar geslagen op zijn enorme buik liet rusten. Aan zijn voeten zat een grommende pitbull, die blafte toen ze voorbij liepen en aan de zware ketting om zijn nek rukte. Ze gingen de hoek om en daar zag Billi het pand liggen: Elaine's Bazaar, verlicht door een enkele lantaarnpaal.

Het was een lommerd, die er al sinds het begin van de negentiende eeuw had gezeten. De verf van de drie gouden bollen boven de deur bladderde, maar de bollen waren wel origineel. Voor de stoffige ramen zaten zware, metalen tralies en in de etalage lagen stereo-installaties, dvd-spelers, een set chromen gewichten en een kinderfietsje; de trieste restanten van honderden faillissementen en gedwongen verkopen.

Het was ook het relikwieënschrijn van de tempeliers.

Hier lag de laatste schat van koning Salomo verborgen. Billi kon nauwelijks geloven dat dit oude krot onderdak bood aan een van de belangrijkste magische voorwerpen uit de oudheid. Maar dat was precies de bedoeling: wie zou het ooit vermoeden?

Beneden brandde geen licht. Op de verdieping erboven was één enkel raam verlicht. Kay belde aan en even later werd het raam opengeschoven en stak een oude vrouw met een verwarde grijze haardos haar hoofd naar buiten.

‘Oprotten!’

Kay deed een stap naar achteren zodat het licht van de lantaarn op zijn gezicht viel.

‘Elaine, ik ben het. Kay!’

De vrouw staarde hem met open mond aan.

‘Kay?’ Toen grinnikte ze. ‘Kay! Ik kom eraan!’

Billi bleef bij de deur staan wachten totdat Elaine beneden was en eerst de voordeur en vervolgens het stalen hek had opengemaakt.

‘Mijn engeltje! Kom hier en laat me je omhelzen!’ Ze sloeg haar knokige armen om hem heen en gaf hem een enorme, natte zoen op zijn wang. Billi zag Kay verstrakken toen haar lippen zich smakkend van zijn gezicht losmaakten.

‘Hallo Elaine,’ zei hij blozend. Ze stonden in het onverlichte halletje van de vervallen, oude winkel. Het verbleekte behang was losgekomen, de verf van het plafond schilferde omlaag en de vloerbedekking was tot op de draad versleten. Als een zeeroverkapitein met haar voeten een stukje uit elkaar en haar handen in haar zij nam Elaine Kay bewonderend op.

‘Nog even knap als altijd. Ik durf te wedden dat alle meisjes als een blok voor je vallen.’

Billi duwde Kay opzij en ging de volgestouwde winkelruimte in.

‘Inderdaad, morsdood,’ zei ze. Het irriteerde haar mateloos dat Elaine, die zich tegenover iedereen gedroeg als een chagrijnige, oude toverkol, opeens klef ging lopen doen met Kay. Alleen maar omdat ze hem vroeger les had gegeven.

‘Ik zie dat je hare majesteit hebt meegebracht,’ zei Elaine chagrijnig. Ze had er het gezicht voor: verweerd, gerimpeld en verkleurd door vijftig jaar nicotine.

Billi deed het licht aan.

Het stond er vol met troep, die lukraak was opgestapeld: gehavende oude hutkoffers, kleerkasten zonder deuren, een ouderwetse hoge fiets en ontelbare andere waardeloze schatten die Elaine weigerde weg te gooien. Ze lagen er waarschijnlijk al generaties lang.

‘Hoe was het in Jeruzalem?’ vroeg Elaine. ‘Met wie heb je gewerkt? Rabbi Levison?’

Billi moest glimlachen bij de gedachte hoe de oude tempeliers het hadden gevonden dat hun geheimen door een jodin werden bewaakt. Maar toen het vorige tempelorakel was gedood, was er in de Orde niemand meer die over de paranormale vermogens beschikte om het relikwieënschrijn te kunnen beschermen. Gwaine was door het lint gegaan toen Arthur Elaine had aangesteld, maar Arthur was de meester. De oude religieuze oorlog was niet langer de zorg van de tempeliers, had hij gezegd. Het enige wat nog telde was de Bataille Ténébreuse.

‘Ja, en nog een paar anderen,’ antwoordde Kay.

‘Wie dan?’ Elaines ogen vernauwden zich gretig.

‘De soefi's van de West Bank. Ik heb een maand bij de nestoriaanse monniken in de Sinaï gezeten. Ik heb een hoop geleerd, Elaine.’ Hij keek beschaamd weg. ‘Hoe emoties mijn blik vertroebelen.’

‘Meer dan ik je ooit had kunnen leren,’ zei Elaine. Ze bezat enig bovennatuurlijk talent, maar ze was niet van hetzelfde kaliber als Kay. Dat was niemand. Haar kennis van de tarot, astrologie en het occulte had ze verworven door jaren keihard te werken. Kennis waarmee Kay was geboren. Ze zuchtte. ‘Maar ik neem aan dat jullie niet voor de gezelligheid komen?’ Ze viste een verfomfaaid pakje Benson & Hedges uit haar vaal geworden roze kamerjas.

‘Dat heb je goed geraden,’ zei Billi. Elaine stak een sigaret op en kneep haar ogen tot spleetjes terwijl ze de scherpe, bijtende rook inhaleerde.

‘Kom dan maar mee. Ik heb niet de hele avond de tijd.’ Ze schoof een stoffige, opgezette beer opzij, zodat een kleine, stevige deur zichtbaar werd, die diep in de muur verscholen zat. Ze viste een sleutel uit de bos die om haar nek hing en draaide hem met beide handen om in het slot.

De deur ging krakend open. Enkele treden leidden omlaag naar een koude, klamme kelderruimte, waar de muffe geur hing van eeuwenoud, traag verval. Elaine haalde de bruine bakelieten schakelaar over en na een langdurig, zwak gezoem kwam het lichtpeertje tot leven en werd de catacombe langzaam maar zeker in een zachte gouden gloed gehuld. Voor hen stond een grote, zwarte kast. Het zwakke schijnsel weerkaatste op het brons van de scharnieren en het flinterdunne bladgoud, het zilver en het parelmoer van de weelderige taferelen waarmee het houtwerk was versierd. De afbeeldingen waren vervaagd, maar Billi kon nog net de duiveltjes, demonen, monsters met dierenkoppen, gevleugelde nachtmerries en de hemelse horden onderscheiden die op het ebbenhouten veld ten strijde trokken. In het midden, waar de twee deuren elkaar raakten, bevond zich een grote, geoxideerde koperen schijf in twee stukken met een zespuntige ster.

Het Zegel van Salomo.

De geheime hoeder en de eerste verdediging tegen het bovennatuurlijke. Het was het symbool van het grondbeginsel van de Hoge Kunst, de magie van de hemelsfeer. Het Zegel was echter niet meer dan een bescherming. Een bescherming van hetgeen zich in de kast bevond.

Er ging een huivering door Billi heen. Ze had de oudste logboeken van de tempeliers gelezen, hoe Hugo van Payns niet lang na de eerste kruistocht de kast met daarin de schat had gevonden. Hoe hij ze had meegenomen en tempeliers tot de meest gevreesde organisatie van de middeleeuwse wereld had gemaakt. Ze had vaak gedacht hoe opwindend het zou zijn om de schat met haar eigen ogen te zien. Maar nu ze hem bijna kon aanraken, realiseerde ze zich dat het geen opwinding was die ze in haar hart voelde. Het was angst.

‘Hij ligt daar, hè?’ fluisterde ze. De zwarte kast leek te glinsteren, alsof hij van binnenuit licht uitstraalde. Billi beefde nu over haar hele lichaam en ze sloeg haar armen om zich heen. Wat zich achter die ebbenhouten deuren bevond was niet alleen de oorsprong geweest van de macht van de Orde, maar ook de reden dat ze bijna volledig door de inquisitie waren uitgeroeid.

‘De Spiegel?’ Elaine knikte. ‘Logisch. Waar anders?’ Ze wendde zich tot Kay. ‘En, nog succes gehad met je weet wel, de trekking van de komende week? Wat wordt het winnende lot?’

Kay schudde zijn hoofd. ‘Je weet dat ik dat niet kan. Voorspellingen zijn niet mijn ding.’

Ze nam hem even nieuwsgierig op. ‘Nee, natuurlijk niet.’

Kay klopte het stof van een stoel en hing zijn jas eroverheen.

‘Zo gaat het wel lukken.’ Hij strekte zijn armen. ‘Bedankt, Elaine. We geven wel een seintje wanneer we klaar zijn.’ Elaine keek hen om de beurt aan, knikte en draaide zich om.

Billi wachtte totdat Elaine weg was. ‘Waarom hier?’

‘Om je te helpen.’ Kay wees naar de hoeken van de kelder. Billi tuurde in de schemering en kon met moeite de tekens ontcijferen die rondom op de bovenste rij bakstenen waren aangebracht. Het was spijkerschrift, het oudste schrift ter wereld, net als de tekens op de zwarte kast. Talismannen die beschermden tegen maleficia: zwarte magie.

Kay doorzocht zijn zakken. ‘Deze ruimte is energetisch verzegeld. Alles wat zich hier afspeelt blijft verborgen en daarnaast worden bovennatuurlijke en paranormale krachten hier enigszins afgezwakt. Dat vergroot jouw kans op succes.’

‘Hoe bedoel je?’

Hij wierp haar een klein, rood pakje toe. Billi ving het op. Het waren speelkaarten.

‘Schud ze,’ beval hij.

‘Ik wist niet dat je me ging leren goochelen.’

Billi haalde het plastic eraf en schudde de kaarten in haar hand.

‘Niet zo. Goed schudden. Gebruik de tafel.’

Billi gehoorzaamde met tegenzin. Ze spreidde de kaarten uit over een klein koffietafeltje en schoof ermee rond totdat ze allemaal door elkaar lagen.

‘Wat is het nut hiervan?’ vroeg ze.

‘Sommige goddelozen hebben de macht om… je gedachten te beïnvloeden. Ze maken zich meester van onze zintuigen, onze herinneringen. Herinner je je nog wat er met jou en de geest van Alex Weeks gebeurde?’

‘Hoe weet jij dat?’

‘Ik ben een Orakel, zoals je misschien nog weet?’

Billi werd nijdig. Blijkbaar kon ze niets meer voor zichzelf houden.

Kay gebaarde dat ze de kaarten moest oppakken en draaide zich om. ‘Ik ga je leren hoe je je geest tegen ongewenste invloeden kunt wapenen.’

‘Zoals de jouwe?’

Hij zuchtte. ‘Haal nou maar gewoon een kaart uit de stapel. Hou hem voor je, maar probeer niet te denken aan welke kaart het is. Denk aan iets anders, voorkom dat ik de kaart via jouw geest kan zien.’

Billi nam een kaart van tafel. ‘Zeg maar wanneer…’

‘Schoppen drie. Volgende.’

‘Ik was nog niet klaar!’ Kwaad gooide ze de drie op de grond. Ze pakte een andere kaart en hield hem voor zich omhoog.

‘Ruiten vijf. Volgende.’

‘Wacht!’

‘Ruiten vier. Heb je ze wel goed geschud, zoals ik had gezegd?’

Billi schudde ze opnieuw. Oké, niet aan de kaart denken.

‘Hartenvrouw. Volgende.’

Verdomme, het gaat niet.

‘Niet vloeken, concentreer je op de kaarten.’

Ze coupeerde de kaarten twee keer, trok er een tevoorschijn en…

‘Schoppenaas. Volgende.’

‘Je geeft me niet eens de kans!’

Kay draaide zich razendsnel om. ‘Waarom zou ik? Dit is geen spelletje, Billi. Als dit een gevecht was, zou je dan ook terugkrabbelen? Het rustig aan doen? Nee, je zou over lijken gaan.’ Hij keek haar aan en met half dichtgeknepen ogen zocht hij haar gezicht af. ‘Zeker weten. We beginnen opnieuw.’

‘Ik speel dit spelletje niet mee,’ beet Billi hem toe. Wie dacht hij wel dat hij was? Haar vader? Ze smeet het tafeltje omver en schopte tegen de kaarten, die alle hoeken van de kelder in vlogen.

‘Wat ben jij toch een kind,’ zei hij. ‘Je vindt het niet leuk en dus loop je weg. Heb ik gelijk?’

‘Moet jij zeggen, Kay. Als er iemand goed is in weglopen…’ Zo. Het was eruit.

‘Dus daar gaat het allemaal om. Ja?’

Kay legde zijn hand op haar arm, maar Billi deed een stap achteruit.

‘Als je dat nog één keer doet, breek ik je arm,’ zei ze. ‘Weet je hoe ik hier mijn tijd heb doorgebracht terwijl jij op vakantie was? Met in elkaar geslagen worden en blauwe plekken, bulten en snijwonden oplopen. Allemaal ter meerdere eer en glorie van die klotetempeliers. Herinner je je nog hoe gezellig het was met mijn vader? Nou, toen jij was vertrokken – de enige die ooit naar me omkeek – werd het duizend keer erger.’

‘Ik weet zeker dat hij er zijn redenen voor had.’

Redenen? De reden was simpel: ze was een tempelier. En tempeliers vochten, worstelden, zagen af en bloedden. Maar zij kon nooit genoeg bloeden, niet in de ogen van haar vader. Hij zette haar onder steeds grotere druk en ze had geen keus gehad. Niet zoals de anderen, niet zoals Kay. Haar vader had dit leven voor haar uitgekozen. Niet zij. Bij haar was er geen sprake geweest van keus, van waardering, van liefde, en zeker niet van redelijkheid.

Billi ritste haar jas dicht. Ze was niet van plan hier nog langer haar tijd te verdoen.

‘Waar ga je heen?’

Ze trok de capuchon over haar hoofd. Als ze snel was, kon ze nog voor middernacht thuis zijn. ‘Zie je dat niet? Jij bent toch de helderziende?’

‘Ho.’ De deur sloeg voor haar neus dicht. De tafel naast haar begon te schudden en op en neer te stuiteren, en de oude zwaarden aan de muur kletterden tegen elkaar aan.

Zijn wilde talent. Telekinese. Hierdoor waren de tempeliers zich bewust geworden van Kays vermogens. Als hij als kind kwaad was, had er van alles door de kamer gevlogen.

‘Hou op, Kay.’

De tafel en de zwaarden kwamen tot rust. Billi keek hem aan.

Zijn kaak stond strak en hij veegde langzaam het zweet van zijn voorhoofd. Hij had zichzelf niet meer in de hand gehad.

‘Wat wil je van me, Billi?’

‘Hoezo zou ik iets van jou willen? Ik ben geslaagd voor mijn Oordeel. En jij?’

Zijn gezicht werd vuurrood, alsof ze hem een klap had gegeven.

‘Je weet dat Orakels dat niet hoeven. Wij zijn te…’

‘Het woord dat je zoekt is “bang”, nietwaar?’

‘Ik ben niet bang.’ Maar Kay zag er niet op zijn gemak uit.

Hij was gekwetst. Goed zo. Dan weet hij tenminste ook hoe ik me voel, dacht Billi.

Al die keren dat ze hem het afgelopen jaar nodig had gehad en hij er niet was geweest, was ze bang geweest. Nou, nu had zij hém niet meer nodig wanneer ze op zoek ging naar vampiergraven en weerwolfsporen volgde, en hij in zijn eentje thuis zat. Bang.

‘Ik zei dat ik niet bang was!’ De tafel kantelde en smeet zichzelf tegen de muur. Billi sloeg haar armen voor haar gezicht tegen de lawine van houtsplinters.

Toen ze haar armen liet zakken, stond Kay voor de zwarte kast. Hij liet zijn vingers over het Zegel glijden.

‘Jij weet niet wat ik allemaal kan,’ zei hij met zijn blik strak op de zespuntige ster gericht. ‘Jij denkt dat met een stuk staal zwaaien en mensen in elkaar slaan het enige is wat telt.’ Zijn vingers kromden zich om de rand van de deur. ‘Je hebt geen idee.’ Hij trok hem open.

Wat was hij in hemelsnaam aan het doen? Billi greep hem bij zijn arm.

‘Dat is stom,’ zei ze. ‘Niet doen.’

Kay rukte zijn arm los.

‘Deze ruimte is veilig, Billi. De hoeders zullen ons beschermen.’ Hij wees naar de ingekerfde symbolen langs de wanden. ‘Die zorgen ervoor dat alles binnen deze ruimte blijft.’

Hij haalde een platte, met donkerblauw fluweel beklede doos tevoorschijn, het soort doos waar een halsketting in zat. Hij maakte hem open.

Er lag een eenvoudige, koperen schijf van ongeveer twintig centimeter doorsnee in. Het Zegel was in tere lijnen in het glanzende oppervlak gegraveerd. Over de enigszins gecorrodeerde randen lag een groen zweem, maar verder lichtte de schijf helder op in het zwakke schijnsel. Kay staarde ernaar en liet zich langzaam met de doos op zijn handpalmen op een stoel zakken. Hij legde hem op zijn schoot en raakte met zijn vingertoppen het koper aan.

Er ging een rimpeling doorheen.

De Vervloekte Spiegel.

De laatste tempeliersschat. Volgens de overleveringen had koning Salomo hem gebruikt bij zijn grootse magische verrichtingen. Volgens de islamitische traditie was hij de meester van alle geesten en heerste hij over engelen en duivels. Allemaal met behulp van deze spiegel. John Dee, de tovenaar uit de tijd van koningin Elizabeth I en indertijd het Orakel van de tempeliers, had blijkbaar de hemelsfeer ermee weten te bereiken. De hemel en de hel hadden zich voor hem geopend. Tegenwoordig bezat niemand meer een dergelijke macht. Niemand. Kays poging zou op niets uitlopen. Maar toen ze naar de koude leegte in zijn ogen keek, ging er een kille tinteling door haar heen.

‘Ik maak geen geintje, Kay. Leg hem terug… nu!’

‘Ik kijk alleen maar,’ fluisterde hij meer in zichzelf dan tegen haar. Terwijl zijn vingers over het metaal streken liet hij zijn hoofd achterover zakken en zijn ogen rolden weg, zodat alleen nog het wit zichtbaar was. Hij slaakte een lange, diepe zucht.

En hield op met ademen.

De Spiegel flakkerde en Kays vingertoppen trokken een zacht fonkelend spoor van kleurige lichtjes, als olie in het zonlicht. Het oppervlak begon te draaien en het was alsof Billi in een donkere, peilloze diepte staarde, een eindeloze draaikolk. De lichtsporen wierpen wervelende patronen op de muren en het plafond, die een tapijt waren geworden van chaotisch dansende kleuren. Er verscheen een flauwe glimlach rond Kays lippen. Billi staarde naar het caleidoscopische tafereel, gehypnotiseerd door de voortdurend wisselende mengeling van rood, oranje, groen, goud en talloze andere wervelende kleuren totdat ze er duizelig van werd. Maar ze kon haar ogen er niet van afhalen. Ze wilde lachen, ze wilde huilen; nog nooit had ze zoiets moois gezien. Het was alsof de muren, de wereld zelf, oploste in een oogverblindend, bont universum. Ze draaide zich om naar Kay om hem te zoenen, omdat hij haar zoiets ongelooflijks liet zien.

Kay schudde en er stond schuim op zijn lippen. Hij had zijn kaken zo hard op elkaar geklemd, dat zijn tandvlees bloedde en het schuim dat langs zijn kin omlaag droop roze kleurde. De lucht om hem heen trilde als een fata morgana en terwijl de kleuren steeds sneller door de ruimte schoten zag Billi uit de peilloze draaikolk van licht gedaanten verschijnen. Ze waren nog vaag, schimmige menselijke gestalten, maar ze werden met de seconde groter en duidelijker. Ze zag armen, benen en hoofden vastomlijnde menselijke vormen aannemen en er groeiden vingers uit de vlekken die handen waren geweest.

Wie heeft ons ontboden?

De stemmen echoden in haar hoofd en de gestalten keken haar met heldere, doordringende ogen aan.

We komen, verwelkom ons.

‘Stop,’ fluisterde Billi. Ze keek met ontzag vervuld om zich heen.

Maar Kay hoorde haar niet. Hij had zijn ogen dichtgeknepen en zijn geest en zijn ziel leken zich in een volkomen andere sfeer te bevinden. Er vormden zich nog meer gestalten, die zich uitkristalliseerden tot menselijke vorm.

Roep ons en wij komen.

Plotseling kwam er met bulderend geraas een zinderende hitte uit de schijf. De hoeders langs de muren straalden een ondraaglijk schel wit licht uit en de vormen kwamen tot leven. Ze zag dat de zwarte silhouetten gezichten kregen, ogen, neuzen, monden die lachten met een verrukte gretigheid en stemmen die aanzwollen en zich vermenigvuldigden tot een ondraaglijke kakofonie.

De deur knalde open en Elaine stormde de kamer in. Billi zag aan haar opengesperde mond dat ze schreeuwde, maar het gekrijs in haar hoofd overstemde al het andere. Elaine schopte de schijf uit Kays handen. Kay klapte achterover, terwijl de schijf door de lucht vloog, tegen de muur sloeg en kletterend op de grond viel, waar hij uiteindelijk tot stilstand kwam.

Al het licht was verdwenen, op de zwakke gloed van het peertje boven hun hoofd na. Kay lag op zijn rug en staarde hijgend alsof hij de marathon had gelopen met grote ogen naar het plafond. Het zweet droop van hem af en zijn witte haar zat tegen zijn schedel geplakt. Met moeite kwam hij overeind en zijn benen leken het elk moment te kunnen begeven. Volkomen verdwaasd keek hij om zich heen. Elaine keek hem diep geschokt aan. Ze raakte Kays gezicht aan om te voelen of hij in orde was en gaf hem toen een klap. Er verscheen een rijtje dunne, rode striemen op zijn wang, maar Kay leek het nauwelijks te merken.

De gegraveerde hoeders op de muren om hen heen straalden een dieprode gloed uit, als bakstenen die net uit de oven kwamen. Toen nam de gloed af en met een scherp gesis koelden ze weer af tot hun gewone bruine kleur. Billi's oren tuitten in de plotselinge stilte.

Ze had het bij het verkeerde eind gehad. Ze had gedacht dat die kracht niet meer bestond. Billi keek naar Kay, die met zijn hand door zijn plakkerige haar ging. Hun ogen kruisten elkaar en in de zijne lag een koortsige opwinding. In die vier eeuwen had niemand nog het kleinste signaal met de Spiegel kunnen opvangen. De laatste was Dee geweest, het grootste Orakel van de tempeliers.

Dat wil zeggen, het grootste Orakel tot nu toe.