De grote, donker getinte ramen waren in keurige goudkleurige blokletters beschilderd met de woorden HET JOODSE LICHT VAN CHRISTUS. Op de deur stond: KOM BINNEN. IEDEREEN IS WELKOM. Op het zonnescherm dat voor beide ramen was neergelaten, waren nog vage resten leesbaar van de woorden: KLEERMAKERIJ EN STOMERIJ GOLDMAN. Het scherm bood maar weinig bescherming tegen de brandende zon.
Aiden en Stella hadden gehoopt op een airco, maar er hing aan het plafond alleen een oude ventilator die vermoeid zijn rondjes draaide. Intussen was Flack met Yosele Glick meegelopen om te zien of hij in haar woning namen of andere aanwijzingen kon vinden die een opening zouden kunnen bieden.
In het winkeltje stonden veertien stoelen in een halve cirkel naar de deur opgesteld. Alle stoelen waren bezet, Zeven mannen, zeven vrouwen. De gladgeschoren mannen in het zwart droegen allemaal een keppeltje, de vrouwen hadden hun hoofd bedekt. Het viel zowel Aiden als Stella op hoe jong deze mensen waren; de oudste, de man in het midden, was hooguit veertig. Het was aan het eind van de ochtend al drukkend warm in de kamer. De antieke plafondventilator draaide langzaam met een vermoeid, krassend geluid. 'We verwachtten u al,' zei de oudere man.
Hij was donker, mager, had dunner wordend haar, een enigszins pokdalig gezicht en diepblauwe ogen die hij strak op de twee vrouwelijke technisch rechercheurs richtte. ' Joshua?' vroeg Stella.
'Dat ben ik,' zei de man. 'En dit is onze gemeente.' 'De hele gemeente?' vroeg Stella.
We zullen nog groeien in aantal, geloof en vastbeslotenheid,' zei hij. 'Er zijn veertien miljoen joden op de wereld.' Rabbijn Mesmur zegt dat u hem en zijn gelovigen lastigvalt.'
De andere mensen verroerden zich nauwelijks, sommigen lachten vol vertrouwen naar Joshua.
'Onze missie is de joden tot het ware licht van Christus, de Messias,
te brengen,' zei Joshua. 'Om dat te bereiken, moeten we degenen
die misleid zijn aanspreken en hen overtuigen van de waarheid.'
'Waarom?' wilde Aiden weten.
'Opdat ze gered zullen worden,' zei Joshua.
'Er is vanochtend in de synagoge een man vermoord,' zei Stella.
'Dat weten we,' zei Joshua.
'Gekruisigd,' zei Stella.
Alle ogen waren nu gericht op de twee vrouwen die voor hen stonden.
' We willen vingerafdrukken bij u afnemen en een DNA-monster,' zei Aiden.
'Wij hebben niemand gedood,' zei Joshua kalm. 'Wij houden ons
aan de tien geboden en aan het woord van Christus, de Verlosser.'
'Dan heeft u er vast geen bezwaar tegen dat we monsters afnemen
om u als verdachten te kunnen uitsluiten,' zei Stella.
'Heeft u hetzelfde gedaan bij degenen die vanochtend een minjan
vormden?' vroeg Joshua. 'Of bij de gelovigen van St.-Martine's
Church?'
'Dat zijn we wel van plan,' zei Aiden.
Joshua keek naar de mensen die rechts van hem zaten en zei: 'Devorahs vader is voorzanger bij een van de grootste orthodoxe gemeenschappen van Connecticut; David is aan Yale gepromoveerd in de joodse theologie; Joël is wetenschappelijk medewerker klassieke talen aan Columbia; Carole is psychiatrisch maatschappelijk werkster; Erik is advocaat. We staan allemaal met beide benen in de wereld buiten deze muren. Allemaal willen we die wereld veranderen, degenen redden die alleen vrede zullen vinden als ze het woord van Christus accepteren.'
'Vingerafdrukken,' zei Aiden op een rustige toon. Ze kende dit soort religieus gewauwel al van kindsbeen af en wantrouwde iedereen die er een fundamentalistische denkwijze op nahield. Ze wist dat sommige godsdienstfanaten meenden wat ze zeiden, maar al te vaak waren de woorden een dekmantel voor iets
duisters daaronder - verleiding, geld, macht. Joshua kwam op Aiden over als iemand die onder zijn dekmantel van woorden geheimen verborg. Hij had ook de gestoorde zelfverzekerde lach die ze van ware gelovigen kende.
'Liever niet,' zei Joshua, die zijn handen naar beide kanten uitstak en ze vriendelijk op de schouders legde van het meisje rechts van hem en een man met een bol gezicht aan zijn linkerkant. 'We kunnen voor een gerechtelijk bevel zorgen,' zei Stella. 'Nee,' zei de man aan de linkerkant. Hij was een jaar of dertig en droeg een pak en een bril.
'U heeft niet voldoende reden om ons te dwingen onze medewerking te verlenen,' zei hij.
Joshua glimlachte en keek Stella en Aiden met triomfantelijk opgetrokken wenkbrauwen aan. 'Erik...,' begon Joshua. ... is advocaat,' vulde Stella aan.
'Niemand van deze groep mensen heelt een moord gepleegd,' stelde Joshua nadrukkelijk.
'Ik vind niet dat we alleen op uw woord af kunnen gaan,' zei Stella. 'Dat had ik ook niet verwacht,' zei Joshua. 'Wat was u voor u het geloof vond?' vroeg Aiden. 'Zoon van een rabbijn,' zei Joshua. 'Ik was schrijver van pornografische boekjes, een verloren ziel. Nu heb ik het licht gezien en de waarheid, en ben ik zelf rabbijn, leraar in hei geloof.' Devorah, het mooie meisje met een perfecte huid wier vader voorzanger was, stond op en zei: 'U mag mijn vingerafdrukken wel heb ben. En DNA bij me afnemen.'
Ze keek niet naar Joshua, die knikte en zei: 'We zijn geen sekte. Als een van onze leden dit toe wil staan, is dat zijn of haar eigen keuze.'
David, dun, met rode krullen, degene met de doctorstitel in de joodse theologie, stond eveneens op. 'Ik wil ook wel meewerken. David keek Joshua aan en zei: 'We hebben niets te verbergen. We zijn in de handen van God en zullen gered worden.' Twee anderen stonden ook op. Joshua verloor zijn grip op de groep en leed gezichtsverlies tegenover de twee politievrouwen. Hij keek
naar Stella. Zijn mond glimlachte, maar zijn ogen fonkelden.
Hij stond op, wat de rest van de groep ertoe aanzette hetzelfde te
doen.
Er stond een tafel tegen een van de muren. Aiden en Stella liepen erheen en vroegen de leden van de groep in de rij te gaan staan. Het ging vrij vlot, het proces werd alleen iets vertraagd doordat Stella alle handen en kleding onderzocht op sporen van bloed of een worsteling, en daarna ieders schoenzolen controleerde op bloed of resten van het laagje zaagsel dat op de grond van de plaats delict had gelegen. Aiden haalde een wattenstaafje langs de binnenkant van de wang van iedere aanwezige, stopte het staafje in een doorzichtig plastic zakje, dat ze vervolgens verzegelde en beschreef met de naam van de donor.
DNA, desoxyribonucleïnezuur, bestaat uit twee strak om elkaar gewikkelde strengen die we chromosomen noemen. De mens heeft zesenveertig gepaarde chromosomen, drieëntwintig van elke ouder. Het drieëntwintigste paar bepaalt het geslacht. Elke DNA-streng bestaat uit zo'n dertigduizend genen. Die genen bepalen onder meer de blauwdruk van wie we zijn, hoe we functioneren, van onze ontwikkeling en onze groei. Geen twee DNA-monsters zijn exact hetzelfde.
Stella scande iedereen met een draagbare ALS, een Alternate Light Source, bedoeld voor het opsporen van bloedresten. Bij slechts een persoon in de groep trof ze dat soort sporen aan: een stevige, zwartharige, verzorgd ogende jongeman, die zich voorstelde als Earl Katz.
'U heeft vers bloed aan uw handen,' zei Stella.
'Dat kan,' zei de man die boven de twee vrouwen uittorende. 'Dat
is van een vrouw met een gebroken neus, mishandeld door haar
echtgenoot. Ik ben politieman. Mijn dienst zat er ongeveer een uur
geleden op. Toen heb ik schone kleren aangetrokken, gedoucht en
mijn uniform naar de stomerij gebracht.'
'Dat zullen we natrekken,' zei Stella.
'Ik had niet anders verwacht,' zei Earl Katz. 'U behoort uw werk goed te doen.'
Joshua was de laatste en de beste: sporen van bloed op beide handen
en aan de zolen van zijn schoenen, en ook iets wat op zaagsel leek. Stella nam monsters van het bloed en het stof aan de schoenen. 'Heeft u hier een verklaring voor?' vroeg Stella, die de zakjes met de bloedmonsters en het zaagsel omhoog hield. 'Daar zeg ik liever niets over,' zei Joshua. Stella nam hem mee voor verhoor.
Lijkschouwer Sheldon Hawkes stond bekend om zijn galgenhumor, maar vandaag was hij daar niet voor in de stemming. Het lijk van Becky Vorhees lag voor hem op tafel. In de uitschuifbare lades van de kast tegen de muur lagen nog drie lijken te wachten. Het zou een lange ochtend worden. Hawkes, een Afro-Amerikaan, droomde de laatste tijd vaak dat hij door hoog gras liep, onder een zon die te dichtbij leek te staan. Voor hem hoorde hij dan stemmen praten in een taal die hij niet verstond, maar waarvan hij zeker wist dat hij die ooit wel gekend had. Hawkes wilde naar de stemmen rennen, maar daar was het te heet voor. Hij was te moe. Toen hij ze uiteindelijk door het hoge gras bereikte, zag hij op de grote open plek voor hem drie jonge mannen met ontblote bovenlijven rond een dode, bloederige leeuw staan. De drie mannen verwelkomden Hawkes, die naar hen toe liep in de wetenschap dat de leeuw zijn doel vormde. Het was eigenlijk helemaal geen slechte droom.
Jane Parsons, gekleed in een witte labjas en met pas geborsteld blond haar dat op haar rug hing, keek naar de monsters die op een rijtje op de grote tafel voor haar stonden. Het waren er meer dan twintig. Jarenlang hadden commerciële laboratoria drie lot zes weken nodig gehad om een DNA-test uit te voeren. Geleidelijk aan was dat teruggebracht naar drie tot zeven dagen. Jane had het tot twee dagen terug weten te schroeven. En als de monsters zich opsta pelden en de technisch rechercheurs haast hadden, kon ze het in één dag.
Begin maar met het bloed van de dochter,' zei Mac, die over haar schouder meekeek.
Had Jane parfum op? Nee. Het was een combinatie van shampoo en conditioner. Hij deed een stapje achteruit voordat...
Jane keek hem over haar schouder aan. 'Is er iets?' vroeg ze.
'Nee, hoor,' zei Mac. 'Hoe lang gaat het duren?'
'Om dit allemaal te testen?' vroeg ze met een blik op de tafel. 'Twee
dagen. Is daar budget voor?'
'Dat moet maar,' zei hij. Hij draaide zich om en liep door de glazen deuren de ruimte uit.
Met de microscoop voor zich en de monsters rechts van haar, ging Jane aan de slag. Ze had de namen van elke al dan niet bereidwillige donor van ieder monster. Ze wist dat sommige van de donoren vermoord waren en dat andere moordenaars konden zijn. Wat ze niet kon en niet wilde weten, was welke lichamen en gezichten en levens bij de labmonsters hoorden.
Met fenol en chloroform onttrok ze DNA aan het eerste monster. Vervolgens liet ze het bezinken met isopropanol. Daarna knipte ze het DNA onder de elektronenmicroscoop met behulp van restrictie-enzymen in kleine stukjes. Die stukjes DNA 'laadde' ze op een agarose-gel die eruitzag als doorzichtige gelatinepudding. Ze mengde de gel en schonk die in iets wat eruitzag als een rechthoekige bakvorm. Daarna begon ze aan het volgende monster. Elk monster moest minstens drie uur rusten voor de test gebruikt kon worden.
Zodra ze alle gels geprepareerd had, kon ze met de elektroforese beginnen, waarbij ze de gel onder stroom zou zetten om de deeltjes op grootte te scheiden. Vervolgens moesten de deeltjes met ethidiumbromide worden gekleurd.
Als dat gebeurd was, zou ze de afzonderlijke deeltjes kunnen bekijken en het patroon kunnen vergelijken met het DNA dat was aangetroffen op de plaats delict. De gescheiden deeltjes vormen de streepjescode waarmee het grote publiek bekend is. Ter afsluiting zou ze alle streepjescodes fotograferen.
Het werk moest met zorg worden uitgevoerd; er waren te veel stappen waarbij fouten gemaakt konden worden. Ze ging ervan uit dat Mac de codes zou willen doorgeven aan de FBI, zodat die ze door zijn CODIS-databank voor DNA kon halen en daarin ook zou kunnen opnemen.
Jane had barstende hoofdpijn. Zodra het kon, zou ze een paar aspirientjes nemen. De pijn was niet nieuw, die hoorde bij haar werk. Haar ogen brandden. Haar mond was droog. Ze werkte door.
Don Flack dronk een kop sterke, zoete, hete thee, terwijl hij naar Hyam Glick, de broer van de vermoorde man, luisterde. Ze zaten in de keuken van Asher Glicks huis, vier straten van de synagoge waar hij was vermoord.
Er woonden meer dan duizend praktiserende joden in de buurt, om verschillende redenen. Vanwege het gemeenschapsgevoel, vanwege de wens om dicht bij hun familie te wonen, maar vooral omdat ze vanaf zonsondergang op vrijdag tot zonsondergang op zaterdag, de sabbat, niet mochten werken of autorijden, maar wel verplicht waren de gebedsdiensten op vrijdagavond en zaterdagochtend bij te wonen. De huizen waren verre van ideaal, vele waren toe aan groot onderhoud, maar vanwege hun ligging in de buurt van de synagoge brachten ze exorbitant veel op in de verkoop. Het huis van de Glicks maakte op Flack de indruk goed onderhouden te zijn. De vloeren lagen recht, de muren waren schoon, wit en onbeschadigd, het meubilair was niet versleten en het plafond vertoonde geen tekenen van waterschade of verzakking. Vrouwen waren Yosele aan het troosten en zorgden voor de kinderen. Andere vrouwen en mannen troffen voorbereidingen voor de sjivve, de rouwperiode. Spiegels werden bedekt en lage krukjes op een rij gezet. Anderen waren eropuit gegaan om taart, koekjes en snoep te kopen om op tafel te zetten voor het rouwbezoek dat mee kwam bidden voor de dode.
'Het ochtendgebed,' zei Glick met een zucht. 'Wat kan ik u nog meer vertellen? Ik kan me van niemand van ons voorstellen dat hij zoiets zou doen. Aaronson, Mendel, Tuchman en Siegman zijn over de tachtig. Ik kan me van geen van hen voorstellen dat ze mijn broer overweldigd zouden kunnen hebben of de kracht hebben gehad om spijkers in zijn...'
Glick zweeg, zuchtte en liet een snik ontsnappen. 'Mijn broer was een sterke man,' zei hij. 'Hij werkte met zijn handen, zijn rug, verplaatste en sjouwde meubels. Hij...'
Flack dronk van zijn thee te midden van de drukte in het huis en
wachtte tot Glick zijn evenwicht had hervonden.
'Black heeft de ziekte van Parkinson,' zei Glick uiteindelijk.
'Tabachnik en Bloom zijn er jong genoeg voor, nog onder de vijftig,
en verkeren in goede gezondheid, voorzover ik weet.'
'Zijn zij vaste deelnemers aan het ochtendgebed?' wilde Flack
weten. Hij wist dat Glick het antwoord op die die vraag al aan
Aiden en Stella gegeven had, maar wilde het uit zijn eigen mond
horen.
'Zoals ik ook al aan uw collega's heb verteld, waren alle aanwezigen vaste bezoekers, op Mendel en Bloom na.' 'Was uw broer hecht bevriend met iemand van deze mannen?' 'Met allemaal. Asher was de steun en toeverlaat van onze gemeenschap.'
'Wat doen die mannen voor de kost?' vroeg Flack.
'Ze zijn allemaal met pensioen, behalve ikzelf, Asher, Mendel en
Bloom. Mendel werkt in de koosjere bakkerij van Schlosman, hij is
bakker. Zijn brood is beroemd in de hele stad.'
'En Bloom?'
'Van hem weet ik niet zoveel. Hij is nieuw. Ik geloof dat hij net als Asher in de meubels zit. Hij lijkt me een aardige man.' Een kwartier later vond Flack op de computer in Asher Glicks werkkamer, naast de slaapkamer, een lijst van alle opdrachten die Glick in de afgelopen vijf jaar had aangenomen, inclusief het werk dat hij eraan had gehad en wat het hem aan tijd en materiaal gekost had. Flack vond ook een lijst met uitstaande rekeningen; een daarvan, ten bedrage van 42.000 dollar, stond op naam van Arvin Bloom, die bij het ochtendgebed aanwezig was geweest. De vervaldatum was al bijna twee maanden verstreken. Onder de vermelding stonden tussen haakjes de woorden 'Tijd om de confrontatie aan te gaan.'
Flack doorzocht Glicks e-mails, waarbij hij zich vooral concentreerde op de laatste twee dagen. Er waren reclamemails voor Viagra, Cialis, horloges van Rolex en cruises naar Alaska. Flack klikte door naar de bewaarde mails en scrolde naar beneden tot een onlangs aan Bloom verstuurde mail. Die luidde als volgt:
Dus jij bent mijn oude klasgenoot van de Yeshiva School in Chicago. Welkom in New York. Het doet me verdriet te horen dat je ziek bent geweest, maar ik hoop dat het nu beter met je gaat. Goed genoeg om een oude vriend te bezoeken. Herinner je je Chaver Schloct nog en hoe makkelijk het was om die arme kleine man zenuwachtig te maken? Ik vraag me af hoe het hem vergaan is. Ik zou het in ieder geval erg leuk vinden je weer eens te zien. Het zou ook prettig zijn als je me een cheque stuurde voor het bedrag dat je me nog schuldig bent voor de achttiende-eeuwse Engelse eettafel en acht bijbehorende stoelen die je vrouw bij me heeft gekocht. Ik vind het ook prima als je in termijnen aflost. Die financiële transactie heeft verder niets te maken met mijn wens je weer eens te zien. Asher Glick
Chad Willingham keek op van de microscoop en wreef over zijn hoofd, waardoor de gelijkenis met Stan Laurel nog groter werd. Hij grijnsde naar Aiden.
'Een minuutje nog, één minuutje alsjeblieft,' zei hij en hij liep naar de dichtstbijzijnde computer waarop hij via Google een pagina opvroeg. 'Kijk.'
Hij wees naar de webpagina, waarop bovenaan iets te zien was dat leek op een plaat donker hout.
'Bloedhout,' zei hij. 'Prachtige naam. Het is afkomstig uit Brazilië, Frans-Guyana en Suriname.' 'Zeldzaam?' vroeg ze.
'Ik geloof het wel,'zei hij. 'Erg duurzaam spul. Het wordt gebruikt voor vloeren, kasten en meubels. Heb je wel eens geroosterde leguaan geproefd?'
'Heeft dat iets te maken met dat hout?' vroeg Aiden.
'Niet dat ik weet,' was zijn antwoord. 'Maar een restaurant in Chinatown heeft het op de kaart staan.' Vraag je me mee uit eten om leguaan te proeven?'
'Nee,' zei hij. 'Ik vind het alleen interessant, net zoals eenhoorns.'
'Eenhoorns,' zei Aiden sceptisch.
'Ken je dat verhaal van James Thurber?' vroeg hij. 'Dat verhaal waarin een man een eenhoorn in zijn tuin ziet en naar binnen gaat om het aan zijn vrouw te vertellen? Zij zegt dan dat hij geschift is en
dat ze hem zal laten opsluiten in het gesticht, maar zij is uiteindelijk
degene die in het gesticht eindigt.'
'Waarom vertel je me dit, Chad?'
'Ik houd wel van eenhoorns,' zei hij met een grijns.
Er waren diverse redenen om virtuele autopsie toe te passen, maar Hawkes deed dat vooral bij leden van de traditioneel joodse geloofsgemeenschap. Bij een virtuele autopsie werd gebruik gemaakt van computertopografie en MRI. Het tijdstip van overlijden kan accuraat worden vastgesteld met behulp van virtopsy, dat werkt met MRI-spectroscopie. Met deze werkwijze kun je een driedimensionaal portret van het lijk op je computerscherm samenstellen. Het programma kan metabolieten meten, die in de hersenen ontstaan tijdens het postmortale ontbindingsproces.
De belangrijkste reden om virtopsy niet te gebruiken, was het feit dat maar weinig rechtbanken bereid waren de resultaten te accepteren. Als getuige-deskundige werd Hawkes tijdens de ondervraging door de advocaat van de verdachte altijd geconfronteerd met de vraag of hij de organen ook daadwerkelijk gezien had. In een geval als dit, waarbij het ging om een orthodoxe jood, moest dan worden meegedeeld dat er alleen een virtuele autopsie was uitgevoerd. Een fatsoenlijke advocaat zou dan vrijwel zeker vragen of dr. Hawkes meende dat de resultaten van een dergelijke autopsie even betrouwbaar waren als die van de veel meer geaccepteerde standaardautopsie.
'Dat hangt ervan af door wie de procedure is uitgevoerd,' antwoordde Hawkes dan.
En daarop volgde steevast de vraag: 'Denkt u dat deze virtuele autopsie even grondig is als een door u uitgevoerde standaardautopsie?'
En dan kon Sheldon Hawkes niets anders antwoorden dan: 'Nee.' Hawkes had besloten de wensen van Asher Glick en zijn geloof zo veel mogelijk te respecteren, maar nu hij naar de lijkbleke man op de tafel voor hem keek, strekte hij toch zijn hand uit naar de lange forceps. Al zou hij in het lichaam moeten binnendringen, hij kon in ieder geval zeggen dat hij zijn best had gedaan. Hij had de informatie van virtopsy; hij kon zich concentreren op wat hij daarmee had gevonden. Drie jaar geleden was Hawkes door de adjunctcommissaris van politie berispt voor de bloederige autopsie op een man die Samson Hoffman heette en een orthodoxe rabbijn bleek te zijn geweest, iets waarvan niemand Hawkes op de hoogte had gesteld. Nu begon hij bij Asher Glick dus voorzichtig met het verwijderen van de twee kogels die in de hersenen waren blijven steken. De virtuele autopsie had de precieze locatie al onthuld, de kogels kwamen er schoon en heel uit. Hawkes liet ze in een metalen bakje vallen. Normaal gesproken zou hij de borstkas van het slachtoffer simpelweg van schouder tot schouder opensnijden en vervolgens de ribbenkast openzagen. Daarna zou hij de ribben, waarachter de belangrijkste organen lagen, als twee weerbarstige deuren opentrekken. In plaats daarvan kostte de autopsie Hawkes nu twee uur extra, waarin hij zo voorzichtig mogelijk was en zo min mogelijk probeerde te beschadigen.
Er lagen nog drie lijken op hem te wachten en wie weet hoeveel er nog zouden worden binnengebracht terwijl hij bezig was. Hawkes was moe na zestien uur zonder slaap, te veel koffie en een zwaar verbrand lijk van een vrouw eerder die ochtend, die gewurgd bleek te zijn voor ze in brand was gestoken.
Toen hij klaar was met Glick, legde hij het lichaam van de man weer terug in de la waaruit het was gekomen, trok een andere la open en haalde daar het lijk van Eve Vorhees uit, dat hij op de net schoongemaakte tafel legde. Ze was een aantrekkelijke vrouw met keurig gekapt zwart haar, en zat vol gaten.
Af en toe hoorde hij op begrafenissen dat een lijk er Vredig' uitzag. Meestal was dat bewerkstelligd door de begrafenisondernemer, maar deze vrouw, vond Hawkes, zag er echt vredig uit. Hij stak het oortelefoontje van zijn iPod in zijn rechteroor, stopte de iPod zelf in zijn borstzak en zette hem aan. Het was een dag voor jazz uit de jaren vijftig, de klaaglijke trombones van J.J. Johnson en Kai Winding, de diepe, gevoelige klanken van Gerry Mulligans sax en de droevig-wijze stem van Chet Baker in You Don't Know What Love Is.
Toen Hawkes de eerste incisie maakte, was hij zich er niet van bewust dat hij met Baker meezong.
De foto's lagen uitgespreid op de schone labtafel naast een dun stapeltje computerprints. Stella stond te wachten op Aiden die een witte plastic fles met een zoutoplossing uit een la haalde, haar hoofd iets naar achteren boog en twee druppels in elk van haar ogen liet vallen.
Stella wist dat urenlang naar een computerscherm staren zijn tol eiste. Twee jaar geleden had Matt Heath, een computercrack met een innemende lach en warrig rood haar, zestien uur achter elkaar achter de computer gezeten. Toen hij probeerde op te staan, was hij versuft en zijn blik wazig. Hij had een toeval gekregen en was op de grond gevallen, waardoor hij een snee in zijn hoofd had opgelopen waar wel tien hechtingen voor nodig waren geweest. Drie dagen later was hij met een bril met dikke glazen op het werk teruggekeerd. Hij leek weer de oude tot hij voor het scherm was gaan zitten. Hij had de computer aangezet, geluisterd hoe die zoemend tot leven kwam en gekeken hoe er beelden verschenen tegen de lichtblauwe schermachtergrond. Onmiddellijk daarna had Matt Heath de computer weer uitgezet, was opgestaan en de deur uit gelopen. Stella had gehoord dat hij nu op een chique koksschool in Zürich zat.
'Gaat het?' vroeg Stella.
'Ja, best,' zei Aiden. Ze pakte de computerprints en gaf die aan Stella. 'Moet je dit eens zien.'
'Hoe laat heb je je afspraak?' vroeg Mac, die over Danny's schouder meekeek naar het computerscherm. 'Twee uur.'
Mac had Danny opgedragen een afspraak te maken met Sheila Hellyer, psycholoog bij de politie van New York. ledereen moest van tijd tot tijd voor een meestal korte, evaluatieve sessie bij haar of een van de andere psychologen langs.
Mac was een keer of vijf bij haar geweest nadat Claire op elf september was overleden. Het had geholpen. Hij keek naar Danny's handen op het toetsenbord. De tremor in de rechterhand was duidelijk zichtbaar, maar Danny kon nog wel typen, al moest hij soms dingen wissen en corrigeren.
Mac had na de dood van Claire geen last gehad van tremors. Hij kreeg van de ene op de andere dag een onmiskenbare tic in zijn rechterwang die hij niet had kunnen verbergen. Hij was met ziekteverlof gegaan en had een afspraak met Sheila Hellyer gemaakt. De tic was verdwenen, maar het had hem wel met een schuldgevoel opgezadeld. Hoewel het nergens op sloeg, had Mac het idee dat de tic een soort aandenken was geweest, misschien zelfs een straf; niet alleen voor de dood van zijn vrouw, maar ook voor het verdwijnende schuldgevoel. Er waren tijden dat hij de troost van die aandoening miste.
Ruim een jaar geleden was Danny onderzocht door de psycholoog nadat hij een moordenaar had doodgeschoten die op hem geschoten had. Aanvankelijk had Danny na de schietpartij alleen maar wat afwezig geleken, maar geleidelijk aan was hij steeds vaker weggezakt in een afwezige, wazige toestand die een minuut of wat kon duren. Na het onderzoek was Danny langzaam weer tot zichzelf gekomen, hoewel de lach die zo vaak om zijn mond had gespeeld steeds minder vaak te bewonderen was geweest.
'Overal vingerafdrukken op de plaats delict,' zei Danny. 'De meeste niet onverwacht, van de vader, de moedei en de dochter. Twee andere, in het bloed op het bed, zien eruit als die van een kind, maar we hebben van Jacob Vorhees geen afdruk in het archief zitten. Er zijn wel afdrukken genomen in zijn kamer, die komen over een. Verder is er nog een stel bijzonder interessante afdrukken.' 'Van Kyle Shelton,' zei Mac.
'Zijn afdrukken zaten overal in de kamer van de dochter,' zei Danny. 'Sommige daarvan ook in het bloed. 'Hebben we een adres?' vroeg Mac. 'Ja. Moeien we een bevel tot aanhouding rondsturen?' Mac keek op zijn horloge. 'Ik ga wel. Zorg jij maar dat je op tijd bij Sheila Hellyer bent.' Danny knikte berustend.
Joshua zat rechtop met een kleine zwartleren Bijbel opengeslagen in zijn hand. Zijn zwarte pak en witte overhemd waren kreukloos en net uit de was. Hij droeg geen das en was fris geschoren. Hij keek over zijn leesbril op toen Aiden en Stella binnenkwamen; hij had hen al verwacht.
De twee vrouwen gingen tegenover hem zitten. Joshua sloeg het boek dicht en stopte het in de zak van zijn jasje. Aiden legde de computerprint op tafel. Joshua keek er niet naar. 'Er is zaagsel op uw schoenen aangetroffen,' zei Stella. 'Hetzelfde zaagsel vonden we op de plaats delict.'
'Is het niet uw taak me er nu op te wijzen dat ik een advocaat mag inschakelen?' vroeg hij.
'U staat niet onder arrest,' zei Stella. 'Maar als u een advocaat wenst.
Joshua schudde van nee.
'Ik ben daar gisteren geweest,' zei hij. 'Ik ben binnen geweest en heb er een boodschap op de muur geschreven: "Christus is de Koning der Joden". Ik heb niet ingebroken, de deuren van de synagoge stonden open; het is een gebedshuis. Ik heb geen eigendommen beschadigd. De verf die ik gebruikt heb, is makkelijk te verwijderen.'
'We zouden het als "lastigvallen" kunnen beschouwen,' zei Aiden. 'Daar zou ik blij mee zijn,' zei Joshua. 'Een rechterlijke berisping is publiciteit voor ons geloof. Het kwaad is onder ons, de duivel. "Wees waakzaam, wees op uw hoede, want uw vijand, de duivel, zwerft rond als een brullende leeuw, op zoek naar een prooi." I Petrus, hoofdstuk vijf, vers zeven.' 'Vers acht,' zei Stella.
Joshua keek op. Hun blikken kruisten elkaar. Hij haalde de Bijbel uit zijn zak, bladerde erin, vond wat hij zocht en zei: 'Vers acht.' 'Als je er bijna elke dag in hebt gelezen, vergeet je zoiets niet,' zei Stella.
'Nonnen, priesters?' vroeg Joshua, wiens stem een lichte trilling verried toen hij zich afvroeg wie haar had beïnvloed. Stella gaf geen antwoord. Er waren veel dingen die ze nooit zou vergeten. In haar eerste levensjaar was ze in het gemeentelijke weeshuis
terechtgekomen. Toen ze oud genoeg was, had ze te horen gekregen dat haar vader haar moeder en zijn pasgeboren baby in de steek had gelaten en was teruggekeerd naar Griekenland, waar hij een steekpartij in een bar niet overleefde. Stellas moeder was gestorven aan een longontsteking, waarna de staat zich over de baby had ontfermd.
Toen ze wat ouder was, had ze de meeste tijd doorgebracht in de bibliotheek en de bioscoop. En niet de nonnen hadden haar het Oude en Nieuwe Testament keer op keer laten herlezen. Dat had ze zelf gedaan.
Iets van zijn zelfvertrouwen was uit Joshua weggesijpeld terwijl hij het boek weer in zijn zak stopte. Heel even leek hij een jongetje, een bang jongetje dat moed zocht. Stella knikte naar Aiden, die naar het proces-verbaal voor zich keek.
'Uw naam is niet Joshua, maar Warner Peavey,' zei Aiden. 'Uw vader was geen rabbijn, maar een baptistische predikant in Rock Island, Illinois. U bent niet eens joods. Als Warner Peavey heeft u een strafblad waarop drie arrestaties prijken. U hebt in Attica twee jaar gezeten voor gewapende beroving.'
'Ik ben wel joods,' sprak Joshua haar tegen. 'Ik heb me bekeerd tot het liberale jodendom en vervolgens tot het Messiaanse. De meeste Messiaanse gemeentes geloven niet dat je een jood voor Jezus kunt zijn als je niet als jood geboren bent. Net als Jezus werd ik buitengesloten van mijn geloof. Wist u dat iedereen met joodse ouders het recht heeft als burger naar Israël terug te keien, zeIfs atheïsten en humanisten, maar wij niet? Daarom ben ik dus hier, en mijn geloofsgenoten en ik zullen in het hart van Crown Heights steeds meer volgelingen krijgen. Binnen deze muren en in de ogen van Jesjoea ben ik een rabbijn.' 'Bent u besneden?' vroeg Stella droog.
'Dat is bij ons geen eis,' zei Joshua. 'Alles wat u daar op papier heeft staan, hoort bij de duistere kanten van Warner Peavey. Hij is vijf jaar geleden herboren als degene die nu voor u staat: Joshua, de rechterhand van Mozes; hij die de Israëlieten naar het beloofde land heeft geleid toen God Mozes verteld had dat hij er niet zou komen. Het was Joshua die de legers in het beloofde land bestreed en overwon, Joshua die de muren van Jericho liet vallen.' 'Bezit u een vuurwapen?' vroeg Stella zonder omwegen. 'Nee,' was Joshua's antwoord. 'Bent u linkshandig?' vroeg Aiden. 'Ja,' zei Joshua.
Stella hield hem een foto voor. Daarop stond de linkerkant van Asher Glicks lichaam en de krijtfiguur. Joshua keek ernaar en haalde zijn schouders op. 'Kijk naar de krijtstrepen,' zei Stella.
Joshua keek nog eens naar de foto en sloeg vervolgens zijn ogen weer op.
'Het kruis bestaat niet uit een doorlopende lijn,' zei Stella. 'De moordenaar pauzeerde na elke meter. Ziet u hoe de krijtstreep links minder dik is en iets naar links afbuigt?' 'Nee,' zei Joshua.
'De spijkers,' vervolgde Stella, 'zijn dwars door de handen en voeten geslagen, diep in het harde hout. Ik heb ook geprobeerd een spijker in dat hout te slaan, maar ik kwam niet zo ver en er zat nog niet eens vlees tussen. Alleen een sterk persoon kan ze zo ver de grond in krijgen.' Joshua zei niets.
'En verder,' zei Stella, 'werden we op weg hierheen door de lijkschouwer gebeld. De spijkers werden met een lichte hoek van links naar rechts ingeslagen.'
Joshua wachtte. 'De moordenaar was dus linkshandig,' zei hij toen, 'net als miljoenen andere mensen. En als Christus. Daar kan ik u bewijzen van laten zien in de Bijbel.'
'De lijkschouwer zei ook dat degene die Glick heeft neergeschoten, wist wat hij deed,' zei Aiden. 'Twee schoten van achteren, perfect geplaatst, als bij een liquidatie.' 'En wat bewijst dat?' vroeg Joshua.
Stella keek naar het vel papier voor haar en zei: 'U heeft een druk
leven achter de rug.'
Joshua haalde zijn schouders op.
'Nadat u bij uw ouders wegging, hebt u vastgezeten voor een overval op een avondwinkel,' zei ze.
'Ik leefde in zonde,' zei Joshua. 'Zoals zo veel heiligen moest ik diep vallen voor ik mezelf met hulp van de Heer weer omhoog wist te werken. Hoe kun je verlost worden zonder de zonde te ervaren?' 'Weten uw volgelingen dat u in de gevangenis hebt gezeten?' vroeg Aiden.
'Toen u vrijkwam,' zei Stella, 'bent u in de leer gegaan bij een timmerman.'
'Nederig in de voetsporen van Jezus, die zijn joodse identiteit nooit verloochend heeft,' zei Joshua.
'Vervolgens,' ging Stella verder, 'bent u lid geworden van een Messiaanse tempel.'
'Een angstig en lafhartig groepje,' zei Joshua. 'Ze keerden niet eens de andere wang toe, ze stonden zelfs nier op om zich op hun eerste wang te laten slaan. Ik ben daar weggegaan en mijn eigen geloofsgemeenschap begonnen.'
Joshua keek de twee vrouwen aan en schudde zijn hoofd. 'Ik kan met een vuurwapen schieten,' zei hij. Ik weet hoe ik een hamer moet gebruiken en een spijker in moet slaan. Ik ben linkshandig. Maar ik heb Asher Glick niet vermoord. Wij geloven in bekering en overtuiging, niet in doden. Als we zouden doden, zou dat onze zaak jaren terugzetten, tientallen jaren.' 'Bekijk deze foto eens,' zei Aiden.
Hij nam de afbeelding van haar aan. Het was de muur van de bibliotheek van de synagoge waarop geschreven stond: CHRISTUS IS DE KONING DER JODEN. Joshua gaf de foto weet terug aan Aiden.
'Dat gelooft u toch ook?' drong Aiden aan.
'Inderdaad,' zei Joshua. 'Had u me nog meer te zeggen?'
'Dat u vrij bent om te gaan,' zei Stella, 'maar dat we u later zeker
nog eens willen spreken.'