25 De ontsnapping

 

'Wie zegt mij, dat datgene waar ik naar kijk niet de achterkant van de werkelijkheid is? Niemand zegt me dat, want geen van ons wil voor sufkop worden versleten.'

 

Uit: Hoe ontdoe ik mij van mijn aangeboren reflexen?- Filosofische vragen en notities van Dexlu Dadandla - 4712  

 

 

Het duurde lang, naar D'Anjals gevoel minstens drie dagen en nachten, voor Uxorn zich stil als een windvlaag in zijn geest nestelde. Al die tijd was het enige geluid dat tot hem doordrong een eigenaardig geknars. Geen geluiden van een gevecht, geen woedende stemmen, geen aardbevingen. Een halve dag geleden was het vage contact met zijn andere deelbare ik abrupt verbroken. Daarover maakte D'Anjal zich grote zorgen.  

Ruisend gleed de aanwezigheid van Uxorn naast hem. 'HUMMM. D'ANJAL KAN TERUG NAAR ZIJN ONWRIKBARE GEDAANTE,' bulderde de stem van het aardwezen.  

'Hoe heeft Uxorn dát voor elkaar gekregen? Is de veelstemmige weg?'  

'DE VEELSTEMMIGE IS MACHTIG. HIJ IS ER NOG ALTIJD, MAAR HIJ IS MISLEID. D'ANJAL MOET VOORZICHTIG DOEN. HIJ MOET GELUIDLOOS ZIJN.'  

D'Anjal vroeg zich af hoe Uxorn er in was geslaagd Yrroth te foppen. Hij wilde ernaar vragen, maar bedacht zich. Hij zou het vanzelf te weten komen.

'D'ANJALS GEDAANTE EN DE ZWAARDEN WACHTEN. UXORN ZAL EEN VELD VAN STILTE TUSSEN BEIDE ONWRIKBAREN WEVEN.' Geruis weerklonk.

'D'ANJAL IS ZIJN DEELBAARHEID KWIJT. VOORLOPIG.'

'HIJ HEEFT ECHTER ALLE TIJD OM, MET GEBRUIKMAKING VAN DE KRACHT VAN DE ZWAARDEN, TERUG TE KEREN NAAR ZIJN NORMALE GEDAANTE. EÉN GEDAANTE, MAAR DIE BEZIT NOG ALLE VERMOGENS DIE NODIG ZIJN...'  

Hij was zijn deelbaarheid kwijt! Hij kon maar op één plek tegelijk zijn. Een groot verlies.  

'Krijg ik mijn deelbaarheid terug?'

'MISSCHIEN. ALS DE ERFGENAAM EN DE ZWARTE ELKAAR WEER TREFFEN.'

'Heeft Yrroth mij mijn deelbaarheid afgenomen?'

'DE ZWARTE DRAAGT JOUW DEELBAARHEID MET ZICH MEE, MAAR HIJ WEET HET NIET. HET WAS DE ENIGE MANIER OM HEM OM DE TUIN TE LEIDEN.'

D'Anjal verwerkte die wetenschap. Een complicatie waarvan hij de gevolgen niet kon overzien. Uxorn ging verder:

'D'ANJAL DOET ER GOED AAN IN DE GEDAANTE VAN EEN REIZIGER IN WESTELIJKE RICHTING DE WOESTIJN IN TE LOPEN. ER ZIJN DUIDERS IN DE BUURT. ZIJ ZULLEN ONGETWIJFELD DE ZWARTE WAARSCHUWEN ALS ZE JE ONTDEKKEN.

Even was het stil. 'GA NU.'  

'Hoe kan ik Uxorn bedanken?'

'HMMMM. DAT WEET UXORN NIET.

MISSCHIEN DOOR DATGENE TE DOEN WAARVOOR DE ERFGENAAM DE ERFGENAAM IS GEWORDEN.'

Daar wist D'Anjal niets aan toe te voegen, behalve: 'Vaarwel, Uxorn.'

'VAARWEL, VESKANDAR.'

Uxorn verdween in een oogewenk uit zijn geest.

Toen het aardwezen bijna helemaal was opgelost, hoorde D'Anjal hem fluisteren: 'ERFGENAAM, GROET D'EDCHONSIUMORLAD VAN MIJ.'

D'Anjal moest in stilte glimlachen. Uxorn ging ervan uit dat hij Zuol ooit weer zou ontmoeten.

Even later kroop hij omhoog. Van de wortels was er nog maar één intact. Hij gleed erdoorheen, zijn versteende lichaam binnen. Ondanks de verstening was het nog altijd het vertrouwde centrum van zijn geest, waar zijn krachten zetelden. Zodra hij daartoe in staat was keek hij in de richting van de andere gedaante. Tot zijn verbazing had het grote hoofd van Yrroth zich van hem afgewend.  

'EEN EENVOUDIGE GRAP,' galmde Uxorns stem in de verte. 'IK HEB DE KRACHT VAN DE DEELBAARHEID VAN DE ERFGENAAM EN DE ENERGIE DIE UIT DE SCHEUR IN DE AARDE STROOMT GEBRUIKT OM ROND YRROTHS LIJF OOST EN WEST OM TE WISSELEN.'

Inwendig moest D'Anjal glimlachen. De aardwezens hadden gevoel voor humor, dat had hij bij Zuol al ervaren. Achter Yrroth zag hij een andere gedaante.

'DAT IS EEN REPLICA VAN JOUW VORM. DE ZWARTE HEEFT NOG NIETS IN DE GATEN.'

Het duurde even voor D'Anjal het komische van de situatie inzag. Als hij daartoe in staat was geweest, zou hij van oor tot oor hebben geglimlacht.

'Nogmaals dank, Uxorn,' mompelde hij. Er kwam geen antwoord.

D'Anjal tastte met zijn geest naar beide aartszwaarden en viste er de benodigde energielijnen uit op.  

'Tarrhakkan Dym nakkahrrat!'fluisterde hij.  

De aarde schokte een tel en ver weg rolde de donder. Yrroth gromde achterdochtig en keek omhoog. D'Anjal hield onwillekeurig zijn adem in. De wanstaltige kop van de ondeelbare zakte terug. Yrroth hervatte zijn wake, waarbij hij de gedaante recht voor hem geen moment uit het oog verloor.  

Achter de veelstemmige verbrokkelde het maraegrit tot gruis en viel als grijs zand rond D'Anjals voeten. Zo stil als een vazelkruiper in nest-tijd liep D'Anjal weg van de gedaante van Yrroth en verdween met snelle pas uit het zicht, in de richting van de Aesdal Woestenij.