8

 

‘Ik wist niet wat ik moest doen,’ had Nick Morasco gezegd, toen Brenna’s moeder net weg was. ‘Ik was zo verrast door wat Grady Carlson me had verteld... Ik kon niet geloven wat ze had gedaan en toen heb ik haar gebeld.’

‘Ie wilde weten hoe ze zou reageren.’

‘Ja.’

‘Je wilde haar ondervragen.’

‘Nou ja, niet echt ondervragen...’

‘Haar wat vragen stellen.’

‘Het was maar een kort telefoontje.’

‘Ik begrijp het.’

‘Fijn, want...’

‘Maar ik begrijp niet waarom je me niet hebt verteld dat je haar had gebeld.’

‘Jij had nog niet... Ik wist niet wanneer jij het politierapport zou lezen.’

‘Dus wilde je haar vast even waarschuwen?’

‘Het klinkt vreemd als je het zo zegt.’

‘Het ís ook vreemd, Nick.’

‘Het spijt me.’

‘Ik heb net een gesprek moeten voeren waar ik helemaal niet op was voorbereid.’

‘Ik weet het. Het spijt me.’

‘Je hebt het haar verteld zonder mij iets te zeggen. Je hebt me op achterstand gezet, terwijl jij nota bene aan mijn kant hoort te staan.’

‘Dat sta ik ook, Brenna.’

‘Misschien moeten we het hier een ander keertje over hebben,’ had Brenna gezegd.

Toen hij weg was, had het Brenna zeker een uur gekost voordat ze het van zich af kon zetten - haar steeds ingewikkelder wordende privéleven, Morasco’s gezagsproblemen, haar vaders psychische problemen, haar dochters heimelijke, maar nu overduidelijke afkeer van Clea. Al die merkwaardige geheimen die zich een weg naar het licht baanden...

Ze had tussen de middag een salade voor zichzelf gemaakt, had Maya nog een keer ge-sms’t, had te veel geld uitgegeven aan verse pasta, geïmporteerde Parmezaanse kaas, verse basilicum en zongedroogde tomaten en had het allemaal klaargemaakt voor later, waarna ze zich op haar werk had gestort. Het doornemen van Debbie Mintons oude creditcardafschriften was een merkwaardig rustgevend proces gebleken.

De laatste uitgave waar ze nu naar keek, was uitgerekend van een supermarkt in Provo, Utah... maar Brenna was zo geconcentreerd bezig dat ze niet eens dacht aan het feit dat Roland Dufresne bijna dertig jaar geleden Clea’s kleren in datzelfde stadje had opgeslagen. Brenna dacht alleen aan de laatste aankoop van Debbie Minton: een cola light en een broodje kalkoen. Volgens haar man was Debbie vegetariër.

Brenna’s vaste lijn rinkelde. Ze keek op het schermpje: Trent.

‘Hoi,’ zei ze.

‘Kanye.’

‘Hè?’

‘Zo ga ik hem noemen als het een jongetje is. Kanye. Zie je hoe ik dat deed? Jij wilde het niet weten, maar ik heb het op deze manier laten vallen en nu weet je het, of je het wilt of niet.’

‘Is dat serieus waar je me voor belt?’

‘Nou...’

‘Ik ben namelijk aan het werk, Trent.’

‘Vind je het een mooie naam?’

Brenna slaakte een diepe zucht. ‘Ja. Hij gaat later vast miljoenen platen verkopen.’

‘Met als roepnaam KayKay.’

‘Nee. Nee, dat kan niet.’

‘Oké, goed dan,’ zei Trent. ‘Maar relax, dat is niet waar ik voor bel.’

‘Dank je.’

‘Ik bel,’ ging hij verder, ‘omdat mijn Snapfishschatje over de brug is gekomen.’

‘Echt waar?’ zei Brenna. ‘Dat was snel.’

‘Ik zei het toch: ze wil me.’

‘Wat heeft ze je gegeven?’

‘Volgens haar is Clea’s foto op 6 oktober 2009 gepost door een lid met dezelfde naam als het Hotmailadres.’

Brenna zuchtte. ‘Recent.’

‘Ja.’

‘De dag nadat ik op Sunrise Manhattan was.’

‘Dus Clea was toen groot nieuws. Het kan iedereen zijn geweest.’

‘Die foto was geen groot nieuws. Ik heb het enige exemplaar.’

‘Ik wou dat hij er al een paar jaar op stond,’ zei hij. ‘Je weet wel, zodat je een aantal mensen kon uitsluiten die je... eh... nog maar een paar maanden kent.’

Brenna glimlachte. Een gedachtelezer. Of misschien kon Trent haar net zo gemakkelijk begrijpen als zij hem. Trent werkte al zes jaar voor haar. Zes jaar met die kleren, die eau de cologne, die bureau-indeling en al die irritante gewoontes, maar ze moest er niet aan denken dat hij zou veranderen. Ze zou zich ongemakkelijk en gewoonweg verloren voelen.

‘Doe me een lol,’ zei hij. ‘Veroordeel Nick Morasco pas als je het zeker weet. En dat zeg ik als een man die net een e-mail van Stephanie heeft gekregen met als onderwerp: kinderalimentatie.’

‘Trent...’

‘Ik meen het. Die vent heeft je leven gered.’

‘Hoe kom je daar nou bij?’

‘Nou ja, hij zou je leven hebben gered als je hem de kans had gegeven...’

‘Dat slaat helemaal nergens op.’

‘Ik mag hem, nou goed? Hij is aardig voor je.’

Brenna slaakte een diepe zucht. ‘Je hebt me je meisjesnaam nog niet verteld.’

‘Wil je hem echt horen? Echt?’

‘Ja. Kanye voor als het een jongen is en als het een meisje wordt...? Beyoncé?’

‘Brenna.’

‘Ja?’

‘Nee, mens. Dat is mijn naam voor als het een meisje is. Brenna. Het interesseert me niet of je het ermee eens bent.’

‘Je wilt... Je bent van plan jouw dochter naar mij te vernoemen?’

‘Duh. Hallo, zeg. Je bent de meest waanzinnige vrouw die ik ken.’

Brenna’s gezicht werd warm, haar ogen werden mistig. Oprechte ontroering. ‘Wat lief.’

‘Maar zeg dat maar niet tegen mijn moeder. Zij is ook waanzinnig.’ Ze hoorde morsecode: sos. Een sms’je. Ze pakte haar mobiel. Het was een berichtje van Maya... dat ze zowel naar Jim als naar haar had gestuurd. Vreemd...

Ze klikte erop. Het was een lang bericht. De eerste regel: Lieve papa en mama. Ze las verder. Nee. Dat woord sprong op in haar gedachten, klonk steeds luider, herhaalde zich steeds opnieuw. Nee, nee, nee...

Trent zei ondertussen: ‘... ik bedoel, Stephanie vindt Nevaeh mooi, dus het is nog geen gelopen race, maar...’

‘Trent, sorry, maar ik kan nu niet met je praten.’

Brenna hing op. Haar hand trilde zo erg dat ze het toestel op de grond liet vallen en de batterij eruit viel. Ze raapte hem niet op. Ze las de rest van het berichtje, haalde oppervlakkig adem, het woord steeds harder in haar gedachten als een gebed. Nee, nee, nee, nee, alsjeblieft nee, alles behalve dit... Ze wenste dat het een droom was, wenste dat het een grapje was... Haar hele wereld spatte uiteen, verbrokkelde. Weg.

 

Dit klonk niet als Maya. Helemaal niet. Dit klonk helemaal niet als een tiener die haar ouders sms’t. En al helemaal niet als Maya met haar sarcastische opmerkingen en haar smileys van dubbelepunten en haakjes. Brenna las het berichtje vijf keer en elke keer had ze het gevoel dat er een mes in haar lichaam werd gestoken, steeds dieper, en het deed steeds meer pijn.

 

Lieve papa en mama,

 

Ik wil jullie geen verdriet doen, maar ik ben niet gelukkig bij jullie. Ik heb nieuwe vrienden gevonden en een prachtig nieuw leven. Probeer me alsjeblieft niet te vinden. Het is beter zo. Met de jaren zal het gemakkelijker worden. Put alsjeblieft troost uit het feit dat ik gelukkig ben.

 

Liefs,

Maya

 

Brenna sms’te terug: Maya kom alsjeblieft nu naar huis! Ze belde Maya’s nummer. Hij ging direct over op de voicemail. Met ingehouden adem las ze het bericht nog een keer.

Nieuwe vrienden... Wat betekende dat? Maya had gisteravond bij een vriendinnetje gelogeerd. Zoe, had Jim gezegd. En Zoe was geen nieuwe vriendin. Ze waren al sinds hun zevende vriendinnen. Brenna pakte de telefoon, dacht aan 2 december, de laatste keer dat Zoe Maya had gebeld op de vaste lijn, en toetste Zoe’s nummer in.

De telefoon ging een paar keer over waarna Zoe opnam. ‘Ja?’ Ze klonk kil, vreemd.

Brenna haalde diep adem. Ze probeerde rustig te klinken. ‘Zoe?’

‘O... eh... hallo, mevrouw Spector. Ik dacht dat het Maya was.’

‘Maya is er niet.’

‘Eh... nee.’

‘Het spijt me dat ik je lastigval, maar dit is heel belangrijk. Gedroeg Maya zich vreemd toen ze bij jou logeerde?’

‘Hè?’

Brenna kreeg de neiging om de telefoon door de kamer te smijten. Ze deed haar ogen dicht, ademde diep in... ‘Probeer even terug te denken,’ zei ze heel langzaam. Blijf rustig. ‘Kun je je herinneren of ze gisteravond iets vreemds heeft gezegd? Wat dan ook. Over... over nieuwe vrienden. Of over plannen die ze vandaag had of...’

‘Maya heeft hier gisteravond niet gelogeerd.’

‘Wát?’

‘Dat zou ze wel eerst, maar toen zei ze dat ze plannen had met haar familie. Dat was niet waar, hè? Dat dacht ik al.’

‘Ze heeft je laten zitten.’

‘Ja.’

‘Gisteren.’

‘Ja. Dus jullie hadden geen...’

‘Ze had geen plannen met de familie, Zoe,’ zei Brenna. ‘Ze is niet thuisgekomen.’

‘O... Ik... Jeetje, ik hoop dat alles goed met haar is.’

Brenna had het gevoel alsof ze langs een klif omlaaggleed en met haar vingernagels aan de rotsen klauwde maar niets had om zich aan vast te houden. Ze stond op. Blijf rustig. Nog een paar seconden. ‘Zoe, als je iets van haar hoort, bel me dan alsjeblieft direct en vertel me precies wat ze zegt.’

‘Dat zal ik doen. Dat beloof ik.’

Brenna schraapte haar keel. ‘Dank je wel.’

‘O,’ zei Zoe. ‘Hebt u Lindsay al geprobeerd?’

‘Wie?’

‘Lindsay Segal.’

‘Die ken ik niet.’

‘Zij is zo’n beetje Maya’s nieuwe hartsvriendin. Ze lunchen tegenwoordig altijd samen, met Nikki Webber en Annalee Lambert.’ Ze schraapte haar keel. ‘Heeft ze... eh... heeft ze het nooit over hen?’

Nieuwe vrienden... ‘Die namen heb ik nog niet eerder gehoord.’

Zoe zei: ‘Ze zitten in de derde.’

De derde. Brenna ging in gedachten naar de verborgen tekeningen van Maya. ‘Miles,’ zei ze.

‘Hè?’

‘Ik weet zijn achternaam niet, maar hij zit in het schoolkoor. Eén meter drieëntachtig, ongeveer. Doet zijn best om een baardje te kweken. Hij zit ook in de derde, toch?’

‘Ja. Ik weet wie Miles is. Hij is Lindsays vriendje.’

Brenna staarde naar de voordeur, naar de vegen tegen de deurpost van alle keren dat Maya de deur te hard had dichtgeslagen als ze terugkwam uit school. ‘Lindsays vriendje,’ herhaalde ze. Het beeld schoot door haar hoofd: Maya’s terneergeslagen gezicht toen ze op 30 september van koorles kwam, haar blik naar Miles liet gaan en vervolgens naar het meisje met de strakke spijkerbroek en het wilde haar. Is dat hetzelfde meisje? Zou dat Maya’s nieuwe vriendin zijn? ‘Zoe,’ zei ze. ‘Heb jij Lindsays nummer?’

‘Nee,’ zei ze. ‘Lindsay heeft geen idee dat ik besta. Mevrouw Spector?’

‘Ja?’

‘Komt het wel goed?’

Dat is de vraag van het uur, van de minuut, van mijn leven, laat er alsjeblieft niets aan de hand zijn, Maya, alsjeblieft, alsjeblieft... ‘Ja,’ zei ze. ‘Ik moet haar alleen zien te vinden. Dat is alles.’

Brenna hoorde de deurbel. Ze zei gedag tegen Zoe en rende naar de voordeur, drukte op de intercom, in de hoop Maya’s stem te horen, haar Maya, die zou zeggen dat het sms’je een vergissing was, een grap... Alsjeblieft, alsjeblieft, alsjeblieft.

Maar het was Faiths stem die antwoordde, net zo zwak en verbijsterd als zij. ‘Ik ben het, Brenna,’ zei ze. ‘Wij zijn het.’

 

Faith stond in de deuropening. Ze droeg een dikke, witte jas, had haar haar in een staartje en er liepen strepen mascara over haar wangen. Haar lippen zagen bleek.

‘Waar is Jim?’ vroeg Brenna.

‘Een verdieping lager.’

Brenna deed haar ogen dicht. ‘Kom boven,’ riep ze op een toon die ze zelf niet herkende. Ze bedacht dat ze Jim gisteren had gezien bij Magnolia, toen Maya op hem af was gerend en haar armen om zijn nek had geslagen. Op dat moment had Brenna alleen naar Jim gekeken, naar de donkergroene jas die hij droeg en de herinnering die hij losmaakte - een herinnering aan Jim en baby Maya - maar ze had op haar dertienjarige dochter moeten letten, op de manier waarop haar blonde haar zwierde, de manier waarop ze over straat had gehold en haar vader had omhelsd... Ze had moeten kijken om te zien of die knuffel oprecht was.

Ik wil jullie geen verdriet doen, maar ik ben niet gelukkig bij jullie...

Had ze dat echt getypt? Meende ze dat echt?

Brenna hoorde voetstappen en even later kwam Jim naast Faith staan, in diezelfde donkergroene jas die hij bijna achtentwintig uur daarvoor ook had gedragen toen zijn dochter hem had omhelsd. Zijn ogen waren op de grond gericht. ‘Het komt wel goed,’ zei hij.

Hij keek op, ontmoette haar blik, en Brenna zag alleen maar pijn in zijn ogen. Alleen het heden. ‘Dat hoop ik.’

Brenna had zich nog nooit zo gevoeld, alsof iemand haar een stomp in haar maag had gegeven, deze angst dat ze zou instorten en ter plekke op de grond zou vallen en nooit meer op zou kunnen staan als ze ging huilen of daar zelfs maar aan dacht. De afgelopen paar maanden was ze twee keer neergestoken. Ze was in het gezicht gestompt, geschopt en beschoten, maar niets van dat alles... Ze zou het zo allemaal opnieuw laten gebeuren... Ze zou haar leven ervoor overhebben als ze...

‘We hebben de politie gebeld,’ zei Jim. ‘Afdeling Vermiste Personen. We hebben ze Maya’s foto gegeven. Ze gaan haar telefoon traceren.’

Brenna zei: ‘Ze was gisteravond niet bij Zoe.’

‘Nee,’ zei hij. ‘Ze was bij Lindsay.’

Brenna haalde adem. ‘De vriendin van Miles.’

‘Wie?’

‘We hebben Lindsay gebeld, vlak voordat we hiernaartoe kwamen,’ zei Faith, ‘maar er nam niemand op.’

Ik heb nieuwe vrienden gevonden en een prachtig nieuw leven.

‘Ze heeft me een paar uur geleden ge-sms’t,’ zei Jim. ‘Ze zei dat ze met haar vriendinnen naar de film ging.’

‘Een paar uur geleden nog maar?’ zei Brenna.

‘Ja.’

‘Zei ze ook welke film?’

‘Nee.’

‘Misschien zijn ze nog steeds in de bioscoop,’ zei Faith. ‘Misschien heeft een of ander kind Maya’s telefoon afgepakt, jullie nummers gevonden en besloten een geintje uit te halen. Die kinderen bellen nooit. Je hoort hun stemmen niet en ze kunnen zich voordoen als een ander, het zou gemakkelijk zijn om...’ Haar blik schoot van Brenna naar Jim en weer terug, in de hoop dat ze het met haar eens zouden zijn.

Brenna knikte. ‘Wat zei de politie?’

‘Tja,’ zei Faith. ‘Je kent de politie.’

‘Zij gaan er niet van uit dat het een grap is,’ zei Jim.

‘Ze moeten... Jij weet dat het zo werkt, Brenna. Om hun werk effectief uit te voeren, moet de politie... uitgaan van het ergste.’ Faith glimlachte. Toen begon ze te huilen, een paar tranen rolden over haar wangen, gevolgd door nog meer totdat ze snikte, haar hele lichaam gebroken, dubbelgeklapt. Brenna had Faith nog nooit een traan zien laten en het verscheurde haar, de liefde die deze vrouw voor Maya voelde. Dezelfde liefde die zij voelde.

Jim sloeg zijn armen om Faith heen en trok haar naar zich toe, Faith snikte op zijn schouder en zijn handen zakten weg in haar witte donsjas.

Brenna wilde ze allebei omhelzen, met Faith meehuilen, maar in plaats daarvan wendde ze haar blik af. Hou het binnen. Eerst Maya vinden. Dan huilen.

‘Het zou toch kunnen?’ zei Faith. ‘Dat het een grap is?’

‘Alles kan,’ fluisterde Jim.

Brenna keek hem aan en hij ontmoette haar blik, alsof hij het niet alleen tegen haar zei maar ook zichzelf ervan wilde overtuigen. Alles is mogelijk. Het komt wel goed.

Brenna zei: ‘Hoe laat is ze naar het logeerpartijtje gegaan?’

‘Om een uur of zes,’ zei Jim. ‘Misschien wat later.’

‘Heeft ze jullie gisteravond nog ge-sms’t?’

Hij schudde zijn hoofd. ‘Alleen vandaag het berichtje over de film.’

‘Heeft de politie jullie mobiele nummers?’

Faith knikte. ‘Dat van jou ook.’

‘Goed,’ zei Brenna. ‘Laten we dan niet hier gaan zitten wachten.’

Faith zei: ‘Waar wil je naartoe?’

Brenna griste haar jas uit de kast, rukte de deur open en draaide zich toen om. ‘Naar Lindsay,’ zei ze.

 

‘Het lijkt erop alsof er niemand thuis is,’ zei de portier van Lindsays gebouw, nadat hij op de bel van de familie Segal had gedrukt. Hij was kalend, had een blozend gezicht, borstelige grijze wenkbrauwen en een lome vriendelijke manier van praten - een kruising tussen Clarence uit It’s a Wonderful Life en een goede geest.

Onder normale omstandigheden zou Brenna hem heel aardig hebben gevonden, maar nu leek zijn vriendelijke houding met hen te spotten en Brenna zou het liefst de glimlach van zijn gezicht willen slaan en de woorden uit hem rukken. Hij haalde omslachtig zijn schouders op. ‘Sorry.’ Zijn ogen glinsterden. Brenna haatte hem.

‘Moet u horen,’ zei Jim, ‘onze dochter is hier gisteravond geweest. Ze zou bij Lindsay logeren...’ Zijn stem sloeg over. Hij greep Faiths hand vast.

De portier knikte. ‘Ja? En?’

Brenna pakte haar portemonnee en haalde de schoolfoto van Maya eruit. Ze liet hem zien. ‘Hebt u haar gezien?’

‘Nee, mevrouw. Ik heb niemand gezien. Mijn dienst is net begonnen.’ Hij glimlachte.

Brenna wenste daar hij daarmee ophield. ‘En gisteravond? Hebt u haar toen zien komen of gaan?’

‘Nee. Toen was ik er niet. Ik ben de zondagsman. Ik zou willen dat ik u kon helpen, maar...’

‘Wie was er toen?’ vroeg Brenna.

‘Pardon?’

‘De zaterdagavondman. Hoe heet hij?’

‘Dat is... eh... Een nieuwe. Weet niet meer hoe hij heet. Glenn? Gary? Hij lost mij af, dus hij komt straks. Om drie uur.’ Hij glimlachte weer, deze keer naar Maya’s foto. ‘Leuk meisje.’

Brenna zuchtte. ‘Wie zijn haar ouders?’

‘Ik dacht dat u zei dat u dat was.’

‘Nee. Die van Lindsay. Vertelt u me eens over haar ouders. Wat zijn dat voor mensen?’

‘De Segals?’

Nee. De andere vijftien vaders en moeders van Lindsay.

‘Ja,’ zei Faith.

‘Heel aardige mensen.’

Brenna vroeg: ‘Hebt u ze sinds gisteravond nog gezien?’

Hij knipperde met zijn ogen. ‘Nee, mevrouw.’

‘Oké.’

‘De Segals zijn de hele week weg.’

‘Wát?’ Jim spuugde het woord bijna uit. ‘Nee... dat kan niet.’

‘Toch wel, meneer,’ zei de portier. ‘Kijk maar. Er hangt daar een briefje van mevrouw Segal. Dat we pakketjes moeten aannemen. Een beetje op hun dochter moeten letten...’

‘Die nu ergens is,’ zei Brenna. ‘En u hebt geen idee waar.’

‘Zoals ik al zei, mevrouw. Ik ben er net.’

Faith staarde naar Jim. ‘Ik dacht dat je zei.

‘Maya heeft mij gezegd dat Lindsays ouders thuis zouden zijn.’

De portier haalde zijn schouders op. ‘Kinderen.’

Brenna balde haar vuisten. Ze wilde de portier vastgrijpen en zijn hoofd tegen de marmeren balie slaan. ‘Nee. Geen “kinderen”. Onze dochter. Die zou nooit... Die liegt niet zomaar.’

‘Hoe oud is ze?’

‘Dertien.’

Hij knikte veelzeggend. ‘Ze worden snel groot.’ Hij begon door wat papieren op de balie te bladeren. Brenna hield zichzelf voor dat ze niet boos moest worden om dat knikje, de arrogantie. Ze hadden hem niets verteld over het berichtje dat Maya hun had gestuurd. Voor hetzelfde geld waren ze een stelletje overbezorgde ouders die boos waren omdat hun dochter niét ge-sms’t had.

‘Je hebt de ouders zelf niet gesproken?’ vroeg Faith aan Jim.

‘Nee,’ zei hij. ‘Ik had een deadline en ik heb niet...’

‘Kijk eens aan,’ zei de portier.

Brenna wierp hem een blik toe. ‘Pardon?’

Met een engelachtige glimlach keek hij naar haar op. Hij klopte met zijn hand op de stapel papieren. ‘Dit is het log van gisteravond,’ zei hij.

Brenna keek hem aan. ‘En?’

‘Dat probeerde ik u daarstraks te vertellen, mevrouw. We kennen onze kinderen niet altijd.’

Jim zei: ‘Wat bedoelt u daar verdomme mee?’

‘De nachtportier heeft drie klachten gehad wegens geluidsoverlast uit het appartement van Segal. De laatste was om half drie vannacht,’ zei hij, en hij bestudeerde de drie gezichten alsof hij probeerde een glimlach aan hen te ontlokken. ‘Ze beweerden dat het meisje een luidruchtig feest had.’

Brenna dacht aan haar moeder in de deuropening drie uur geleden, toen ze op het punt stond om te gaan. Ze dacht aan de afkeurende glinstering in de bleke ogen toen haar moeder haar had verteld van het telefoontje van Maya om drie uur ’s nachts. ‘Volgens mij had ze het nummer per ongeluk gedraaid. Het was een slechte verbinding en ik kon haar nauwelijks horen. Maar... Nou ja, ze klonk erg losgeslagen.’

Brenna keek naar Faith. ‘Misschien heeft iemand op het feest haar overgehaald om dat bericht te versturen,’ zei ze. ‘Misschien hebben ze haar dronken gevoerd en haar uitgedaagd om dat te doen.’

‘Maya drinkt niet,’ zei Faith. ‘Ze is nog maar dertien.’

Brenna durfde de portier niet aan te kijken. ‘Onder druk, Faith,’ zei ze. ‘Die kinderen zitten al in de derde en zijn populair. Maya kijkt tegen hen op.’

Jim zei: ‘Als je zo oud bent als Maya zijn ouderejaars bijna goden...’

‘Precies. Dat bedoel ik.’

‘En als die ouderejaars zich misdragen...’

‘Ja.’

Jim keek naar Faith en toen naar Brenna. Er lag een glinstering in zijn ogen; hoop. ‘Misschien zat dat sms’je in haar map concepten.’

‘Ja,’ zei Brenna opnieuw.

‘Misschien is ze vergeten het te deleten. Misschien heeft ze het per ongeluk verstuurd toen ze naar de film was.’

‘Ja,’ zei ze opnieuw, zowel tegen Jim als Faith. ‘Ja, precies.’ Er gleed een glimlach over haar gezicht, trillerig en wanhopig. Ze klampte zich vast aan een strohalm, dat wist ze. Ze klampte zich er uit alle macht aan vast. Maar ze wilde zo graag dat zij hem ook vastpakten. Hoop houden was zo moeilijk in je eentje.

‘Ze heeft de laatste tijd geheimen,’ zei Faith zacht. ‘Dan zit ze achter haar computer te typen en verbergt ze wat ze heeft geschreven...’

Brenna hoorde een deurbel galmen - Maya’s ringtone. Even maakte haar hart een onlogisch sprongetje (Ze is hier in de lobby. Ze is hier al die tijd geweest en haar telefoon rinkelt...) voordat ze besefte dat het geluid uit Faiths tas kwam. ‘Jullie hebben dezelfde...’

‘Ja.’

Faith nam op en Brenna’s blik gleed weer naar Jim, die vol angst en hoop naar Faith keek.

‘Goed,’ zei Faith. ‘Dank u wel.’

Ze hing op. Keek naar hen. ‘Dat was de politie,’ zei ze. ‘Ze hebben Maya’s mobiel gevonden.’

‘Waar?’ vroeg Jim.

Faith wendde zich tot Brenna alsof zij de vraag had gesteld. ‘Ze hebben hem gevonden,’ zei ze, ‘in Tarry Ridge.’