18
‘Waarom heb je me dat nooit verteld?’ vroeg Brenna.
‘Het was de moeite niet waard,’ zei haar moeder.
‘Iemand heeft bij je ingebroken.’
‘Een dronken vrouw,’ zei ze. ‘Ze dacht dat het haar huis was. Ik heb de politie gebeld en vervolgens is ze rustig vertrokken.’
Brenna staarde naar haar scherm. Een artikel in de City Island Times, niet over de inbraak maar over een auto-ongeluk twee jaar later, vroeg in de ochtend van 5 augustus 2007, dat had geresulteerd in de dood van een van de oudste bomen van het eiland en de arrestatie van Sophia Castillo voor het rijden onder invloed.
‘Twee jaar later was ze weer in jouw buurt,’ zei Brenna. ‘Toen heeft ze een boom doodgereden.’
‘Tja, daar weet ik niets van.’
‘Heb je dat niet in de krant gelezen?’
‘Zou best kunnen,’ zei ze. ‘Dat kan ik me niet herinneren.’
Het krantenartikeltje was een van de weinige vermeldingen van een Sophia Castillo uit de staat New York die Brenna op internet had kunnen vinden. Geen Facebookpagina, geen Twitter, geen verkommerende MySpacepagina. Geen LinkedIn- of Match.comprofiel... Alleen een vermelding op een personeelslijst van het St. Vincent van vijf jaar geleden, waar ze als verpleegkundige op de spoedeisende hulp had gewerkt, en een adresboekvermelding van acht jaar geleden voor een Sophia en Christopher. Zonder telefoonnummer. Alleen een adres. Het was alsof ze haar best deed om zo min mogelijk invloed op de wereld te hebben. Zelfs het artikeltje in de krant was kort, met een foto van Sophia’s auto naast de gemolde boom. Maar geen politiefoto. Geen persoonlijke foto. Helemaal niets van Sophia zelf.
‘Zou je de vrouw kunnen beschrijven? Zou je haar in een line-up kunnen identificeren?’
‘De vrouw die bij mij heeft ingebroken?’
‘Ja.’
‘Waarom?’
Brenna slaakte een zucht. ‘Geef nou even gewoon antwoord, mama.’
‘Ik heb haar helemaal niet gezien.’
‘Serieus?’
‘Toen ik hoorde dat de ruit werd ingeslagen, heb ik mezelf in mijn slaapkamer opgesloten en heb ik de politie gebeld, Brenna,’ zei Evelyn Spector. ‘Zou jij dat dan niet doen?’
‘Ja. Ja, natuurlijk zou ik dat doen.’
‘Ik bedoel... Werkelijk,’ zei ze. ‘Waarom begin je hier überhaupt over? Dat was jaren geleden.’
‘Mama?’
‘Ja?’
Brenna probeerde rustig te klinken. ‘Heb je... Heb je ooit nog iets van haar gehoord? Ik bedoel... een telefoontje... iets?’
‘Waarom zou ik in vredesnaam iets horen van een of ander gestoord, dronken mens?’
‘Geen idee. Sorry. Ik moet ophangen.’
‘Brenna, wat is er aan de hand?’
‘Ik ben met een belangrijke zaak bezig. Ik bel je nog wel.’ Brenna hing op, blij dat haar moeder niet met computers overweg kon, zelden tv-keek en voorlopig dus niets zou horen over Faiths oproep op tv. Nog heel lang niet, hopelijk.
‘Ga je het haar niet vertellen?’ vroeg Trent.
‘Jawel,’ zei Brenna. ‘Maar niet nu.’ Ik vertel het haar wel als we Maya hebben gevonden en ze weer thuis is en alles weer normaal is.
Brenna zei: ‘Vertel me eens wat je op de pagina van families van vermiste personen hebt gevonden.’
‘Eh...’
‘Trent, ik heb geen tijd voor spelletjes. Als je iets hebt gevonden, wat dan ook, draai er dan niet omheen. Je moet je niet druk maken om hoe je het moet zeggen. Daarvoor staat er te veel op het spel.’
‘Oké,’ zei hij. ‘Sorry.’ Hij schraapte zijn keel. ‘Maya heeft de cache van haar chatapp nooit geleegd, dus heb ik een paar maanden aan chats gevonden, allemaal tussen Maya en NYCJulie.’
‘Oké.’
‘Het zijn er veel.’
Brenna knikte. ‘Volgens NYCJulie waren ze goede vriendinnen.’
‘Ik heb het over honderden.’
‘Nou ja, met een vriendin online heb je algauw veel berichten.’
Trent keek haar lang aan. ‘Brenna,’ zei hij. ‘Ik vind het geen fijne berichten.’
Ze stond op en liep naar zijn bureau. Hij klikte een chat aan van 23 december tussen NYCJulie en NYCYoru, oftewel Maya.
NYCJulie: Je moeder heeft geen oog voor jouw behoeften. Haar egoïsme is er de oorzaak van dat je bent aangevallen door een psychopaat. Om wie geeft ze nou meer? Haar dode zus of jou?
NYCYoru: Ze denkt niet dat haar zus dood is.
NYCJulie: Wauw. Ook een manier om over iets anders te beginnen.
NYCYoru: lol. Maar ze houdt van me.
NYCJulie: Hoe weet je dat? Hoe weet je dat haar aandoening niet een vorm van autisme is?
NYCYoru: En wat dan nog?
NYCJulie: Dan is het voor haar misschien onmogelijk om zich op jou te richten. Dan is ze misschien niet in staat om om jou te geven.
NYCYoru: Ik begrijp serieus niet wat je zegt.
NYCJulie: Haar obsessie met het verleden en het vinden van haar zus is misschien wel het allerbelangrijkste in haar leven. Belangrijker dan jij.
Trent sloeg zijn arm om Brenna’s schouder. ‘Ze kletst uit haar nek,’ zei hij.
‘Misschien.’ Ze had een brok in haar keel. ‘Maar er zit een kern van waarheid in.’
De bel ging.
‘Doe jij even open?’ vroeg Brenna.
Trent stond op en liep naar de deur. Ze hoorde hem via de intercom met Morasco praten, hoorde dat Trent hem binnenliet, maar luisterde niet naar wat ze zeiden. Ze las verder.
NYCYoru: Nou ja, wat moet ik daaraan doen, dan? Zeggen: Hé mama, waarom hou je meer van je dooie zus dan van mij? lol.
NYCJulie: Dat weet ik niet. Misschien kun je eens met een psychiater gaan praten?
NYCYoru: Over mij of haar?
NYCJulie: Allebei. Maar vooral over haar.
NYCYoru: Wacht! Misschien kan ik naar degene waar zij naartoe ging als kind. Dan kan ik hem over haar vragen.
NYCJulie: Dat is een geweldig idee, lieverd. Maar weet je wat ik zou willen? Dat je beseft dat het niet jouw schuld is. Het is nooit de schuld van het kind. Altijd van de ouders. Je moeder is je heel wat verantwoording schuldig.
Morasco legde een bagel voor Brenna neer en zette er een kop koffie naast. ‘Eet op,’ zei hij. ‘Als we haar willen vinden, moet je wat eten.’
‘Mens, luister naar hem.’
Normaal gesproken zou ze op Trent mopperen omdat hij met zijn mond vol praatte, een gewoonte die hij op zijn zevende al had moeten afleren. Maar er was niets meer normaal. Er was alleen Maya. Haar afwezigheid en de woorden die ze had achtergelaten.
‘Ik heb daarstraks een kaiserbroodje gehad,’ zei Brenna. Maar de koffie pakte ze wel. Haar blik bleef aan het beeldscherm gekluisterd.
‘Heb je nog iets over Castillo gevonden?’ vroeg Morasco.
‘Een artikel over een arrestatie wegens rijden onder invloed. Staat op mijn computer. Als je de foto uitvergroot, kun je het rijbewijs waarschijnlijk wel zien.’
‘Oké,’ zei hij. ‘Heb je je moeder nog gesproken?’
Ze knikte. ‘Niet de moeite waard.’
Hij gaf haar een zoen op haar voorhoofd. Ze merkte het amper. Ze had hem niet eens aangekeken sinds hij binnen was. Ze wist dat het niet aardig was, maar ze kon er niets aan doen.
‘Hoe gaat het met Interne Zaken?’ vroeg ze, terwijl ze naar het scherm bleef staren.
‘Best goed,’ zei hij. ‘De man die er afgelopen oktober bij was, is heel behulpzaam.’
‘Krijg je binnenkort je penning terug?’
‘Over niet meer dan achtenveertig uur, volgens hem. We zien wel.’ Morasco liep naar Brenna’s computer.
Brenna bleef door de berichten scrollen, terwijl woorden als ‘mama’ en ‘niet eerlijk’ en ‘ware liefde’ langs haar ogen flitsten, en daarna nog meer woorden, woorden waarvan ze geen idee had gehad dat haar dochter daarmee bezig was, woorden die ze nooit tegen Brenna had gezegd, of misschien had ze ze wel gezegd, maar waren ze niet gehoord... en dus niet onthouden.
Doet zo’n pijn... Niet te genezen... Ik wou dat we konden praten... Ik wou dat ze met papa ging praten... Zeg het alsjeblieft tegen niemand... voel me zo alleen...
‘Je hoeft ze niet allemaal te lezen,’ zei Trent.
‘Jawel.’
Brenna zag Miles’ naam voorbijkomen bij 4 januari om half zes ’s middags. Brenna kon zich herinneren dat Maya die dag laat uit school was gekomen, twintig over vijf volgens de klok in de keuken. ‘Ik heb massa’s huiswerk, mama.’
Brenna kijkt op van de uien die ze aan het snipperen is en ziet een flits blond haar, de felblauwe jas en Maya die door de gang loopt en in haar slaapkamer verdwijnt.
Ze hoort het zachte kraken als Maya de deur achter zich dichtdoet.
‘Ik maak kip met rijst,' roept Brenna. ‘Is dat goed?’
Geen antwoord.
Brenna zucht. ‘Het moet maar goed zijn,’ zegt ze tegen de ui, ‘want dat is wat we eten.’
Maar terwijl Brenna zichzelf met een kneepje terugbracht in het heden en de communicatie tussen Maya en NYCJulie las, een dialoog die enkele ogenblikken nadat ze de deur had dichtgedaan had plaatsgevonden, kromp haar hart samen. Tranen sprongen in haar ogen en opnieuw werd ze overspoeld door gedachten. Maya. O, Maya. Je eerste kus. Jij en Miles. Die dag bij hem thuis. Je hebt hem gekust.
‘O mijn god,’ zei Morasco.
Brenna wreef met haar hand langs haar ogen en draaide zich naar hem toe. Hij stond verstijfd met zijn hand op de muis. Ze kwam overeind en ging naast hem staan. 'Wat is er?’
Hij had de foto zó sterk vergroot dat de bumper van de auto het beeldscherm vulde. Brenna zag het nummerbord uit New York en de bumpersticker baby aan boord.
‘Toen ik de straat over rende om Carver te ondervragen, had ik net een vrouw gesproken, een huismoeder die hij de Lukoil stond te tanken.’
‘En?’
‘We spraken met haar, Cavanaugh, Cerulli en ik. Stelden haar een paar vragen, maar ze zag er geschrokken en verward uit. Tijdverspilling, het was wel duidelijk dat ze niets had gezien en Carver stond aan de overkant, een drugsverslaafde die peentjes zweette en Maya’s rinkelende telefoon in zijn jaszak had.’
‘Nick, waarom vertel je me dit?’
‘Omdat dit haar bumper is,’ zei Nick. ‘Dit is haar auto.’
‘Wat?’
‘De vrouw die we hebben laten gaan. De huismoeder. Dat was Sophia Castillo.’
Voor Sophia was het de truc om er niet te veel over na te denken. Als je je er te veel op concentreerde, was het niet langer tweede natuur maar werd het onmogelijk, zoals zo veel dingen. Gewoon doen en dan weggaan. Gedachten niet tot het proces toelaten.
En dus moest Sophia in dit geval haar jas uittrekken en op de achterbank gooien zonder aan de bloedvlekken te denken, de dop van het benzinetankje halen zonder over de geur na te denken en de benzine op de jas sprenkelen, op de zitting, ook op de stoel voorin en het dashboard en daar waar ze het maar kon sprenkelen, zonder aan de auto te denken die ze al had sinds Robert zeven was en waar ze zo dol op was.
Niet nadenken. Gewoon doen.
Ze deed een stap naar achteren. De roze trui in haar hand rook nog naar braaksel, maar hij was wel droog en toen ze er een lucifer bij hield, vatte de dunne, pluizige stof snel vlam. Ze gooide hem op de achterbank en rende zo snel mogelijk van de open plek weg, het bos in. Ze stopte pas toen ze bij de boom was. Ze draaide zich pas om toen ze het gebulder achter zich hoorde.
Grappig, auto’s. Het zijn gewoon grote hompen metaal, gevuld met giftige chemicaliën, maar we hechten er betekenis aan alsof het familieleden zijn. Sophia zuchtte. Ze luisterde naar het geknetter van het vuur. De hitte prikte in haar ogen, zelfs op deze afstand.
Ze maakte haar handtas open en keek hoeveel contant geld ze nog had - nog genoeg. Ze pakte haar telefoon, maar voordat ze hem aanzette, ving ze een glimp van zichzelf in het glas op. Ze had beslist een opknapbeurtje nodig. Sophia pakte haar lippenstift, haalde de dop eraf en werd opnieuw boos. Het puntje van de lippenstift was ingedeukt en er zat bruine bast op. Ze veegde hem schoon en kleurde haar lippen heel lichtjes. Als ze de lippenstift op wilde doen zoals het hoorde, had ze een papieren zakdoekje en een scheermesje nodig. Maya. Dit was een dure lippenstift geweest. Wat mankeerde dat meisje?
De lippenstift kan in elk geval gered worden, dacht ze, terwijl ze naar haar auto keek, haar dierbare auto, die door vlammen werd omwikkeld alsof hij een cocon was. Sommige dingen kunnen niet gered worden, al hoop je het nog zo.
Déjà vu, dacht Brenna, toen zij en Morasco bij Faith arriveerden, waar ze hadden afgesproken nadat ze informatie over Castillo hadden uitgewisseld. Daar zaten ze weer, Jim en Faith aan het kookeiland, al was het deze keer niet tegenover Plodsky, maar een man met grijzend haar, een dikke, rode nek en een bruin colbertje dat om zijn lijf gespannen zat. Een bruine map lag open op tafel met een stapel foto’s erin.
‘Hallo?’ zei Nick vragend.
Het Strakke Colbertje stond op en slak een vlezige hand uit. ‘Ik ben Ray Sykes. De partner van rechercheur Plodsky.’
Brenna had hem daarstraks aan de telefoon gehad. Ze herkende zijn stem. ‘Is Diane nog niet terug van haar bezoek aan de naaste familie?’ vroeg Brenna.
‘Het zal wel druk zijn op de weg,’ zei Sykes. ‘We hebben een amber Alert afgegeven evenals een opsporingsbericht voor de auto met beschrijvingen van zowel Sophia Castillo als uw dochter.’ Hij wierp een blik op Faith. ‘Dankzij de oproep op tv wordt de tiplijn al veel gebeld en zodra het door de journaals wordt opgepikt, zal dat ongetwijfeld nog toenemen. Dan is het zaak alles uit te zoeken. Er zijn altijd veel idioten die zo’n tiplijn bellen.’
‘Zit er iets tussen?’ vroeg Brenna.
‘Alleen als je in buitenaardse ontvoeringen gelooft.’
Faith zei: ‘Rechercheur Sykes?’
‘Ja?’
‘Het is meer dan zesendertig uur geleden dat Maya in die auto op West Side Highway is gestapt.’
‘Dat klopt, mevrouw.’
‘Dat is erg lang.’
Brenna zei: ‘Hebt u Sophia’s mobiele telefoon getraceerd?’
‘Daar wordt aan gewerkt.’
Brenna zei verder niets. Ze voelde zich afschuwelijk, alsof ze in diep, wild water aan het watertrappelen was en niets had om zich aan vast te houden.
Vanuit de opengeslagen map op tafel keek een politiefoto haar aan. Ze legde haar hand erop.
‘Die is van de arrestatie wegens rijden onder invloed uit 2007,’ zei Sykes.
Ze knikte, trok hem naar zich toe en staarde naar Sophia Castillo’s bleke, afgetobde gezicht, het donkerbruine haar en de doffe diepliggende ogen die weigerden in de camera te kijken. Haar gezicht had iets vertrouwds. Het lag meer aan de blik dan aan de eigenlijke gelaatstrekken, die zo anders waren dan de huismoeder met de blauwe ogen bij de benzinepomp die Morasco had beschreven. Hoe konden ze zo’n kameleon vinden? En Maya... Waar hield ze haar vast, wat deed ze haar aan? Hoe zou Maya er op dit moment uitzien?
Sykes zei: ‘We houden haar creditcards en bankactiviteiten in de gaten...’
‘Niets?’ vroeg Morasco.
‘Ze heeft drie dagen geleden vijfduizend dollar opgenomen. Daarna niets meer.’
Faith zei: ‘Daar kan ze het wel een tijd mee uitzingen.’
Brenna deed haar ogen dicht. Maya leeft. Ze is gezond. Ze komt snel thuis.
‘Wat kunnen wij doen?’ vroeg Jim. ‘Hoe kunnen we helpen?’
‘U doet al alles wat u kunt. We zouden ons geen behulpzamere familie kunnen wensen...’ Sykes’ telefoon ging. Hij keek op het schermpje. ‘Ik ben zo terug.’ Hij liep de kamer uit, de gang op.
Jim keek naar Nick. ‘Ik begrijp het niet,’ zei hij.
‘Wat niet?’
‘Toen jij op Carver afliep, stond hij tegenover de vrouw met wie hij zogenaamd had gefeest. Waarom wees hij haar niet gewoon aan? Waarom rende hij weg?’
Morasco staarde naar de tafel. ‘Bang,’ zei hij. ‘Hij dacht aan zichzelf, aan de coke in zijn zak, de angst om betrapt te worden. Als ik hem niet zo had aangevallen, had hij misschien met me gepraat in plaats van ervandoor te gaan.’
Jim zei niets, maar de manier waarop hij naar Morasco keek, leek te zeggen dat hij het daar volledig mee eens was. Daardoor moest Brenna aan Jim denken op 23 oktober 1998, de avond dat hij erachter was gekomen dat ze haar belofte aan hem had verbroken en een klus voor haar oude baas, Errol Ludlow, had gedaan; de avond dat hij zonder verder nog vragen te stellen een eind aan hun huwelijk had gemaakt. Hij had met diezelfde blik naar haar gekeken. Dat gezicht, als een voorzittershamer die valt...
Ik ben net terug van Ludlows kantoor. Ik weet wat je gisteravond hebt gedaan.
Faiths stem bracht haar terug. ‘Heb je ooit overwogen,’ zei ze tegen Nick, ‘dat Mark Carver niet bang was voor jou, maar voor háár?’
Brenna keek naar Faith, zó bleek onder de televisiemake-up die ze nog niet van haar gezicht had gehaald, zó moe. Ze moest denken aan de manier waarop Faith haar had bedankt toen ze bij het huis van Miles hadden gestaan, aan de manier waarop ze zonder gedag te zeggen in de taxi was gestapt. Het verdriet dat om haar heen hing... dat was niet vanwege het chatten geweest. Faith begon de moed te verliezen.
‘Ik bedoel, heb je Maya gezien, Nick?’ vroeg Faith. ‘Hebben de andere twee agenten iemand in de auto zien zitten toen ze die vrouw ondervroegen?’
‘Nee, Faith. Ze hebben niemand gezien. Maar dat betekent niet...’
‘Hoe weet je dat hij niet te bang was om te praten? Misschien had hij net gezien dat er iets afschuwelijks met Maya was gebeurd en was hij bang dat Sophia zou ontsnappen, hem zou opjagen en hem hetzelfde zou aandoen, als hij haar aanwees.’
‘Hou óp.’ Jims stem was gebroken en vol emotie.
‘Nee,’ zei Nick. ‘Ze had haar ergens verborgen. Waarschijnlijk in de kofferbak. Maya leeft nog. Dat weet ik zeker.’
‘Hoe kun je dat zo zeker weten?’ Faith was nu in tranen. ‘Door die sms’jes? Die sms’jes klonken helemaal niet als Maya. Die kan iedereen gestuurd hebben, iedereen kan dat briefje op het lijk hebben gespeld en mijn dochters oorbel hebben gebruikt. “Ze is nu gelukkig.” Dat kan van alles betekenen. Zo veel vreselijke, ondenkbare dingen...’
‘Faith, hou alsjebliéft op,’ zei Jim.
Faith begon te snikken. Jim sloeg zijn armen om haar heen, trok haar naar zich toe en hield haar stevig vast om te voorkomen dat hij zelf zou huilen, wist Brenna.
Brenna had het zo vaak gezien bij cliënten die ze slecht nieuws had moeten brengen... armen om elkaar heen geslagen, dicht tegen elkaar aan om het onvermijdelijke, het verdriet af te weren. De waarheid.
‘Ze leeft nog,’ zei ze tegen niemand in het bijzonder en zonder wanhoop in haar stem.
‘Daar ben ik van overtuigd,’ zei Nick.
Brenna moest denken aan zijn zoontje, die in zijn wieg was overleden, alleen maar omdat het leven niet eerlijk was, omdat niets gebeurde met een bepaalde reden. Het gebeurde gewoon. Het was. Leef alsjeblieft nog, Maya, dacht ze, hoopte ze, ook al wist ze dat Maya haar gedachten niet kon horen, ook al wist ze dat je met hoop niets bereikte, dat het je alleen maar het gevoel gaf dat je nog een heel klein beetje controle over je eigen leven had.
Net toen Sykes de keuken weer binnenkwam trilde Brenna’s telefoon sos. Een sms’je. Ze klapte de telefoon open, keek van wie het was en een paar seconden stokte haar adem. ‘Haar telefoon staat aan,’ zei ze tegen de rechercheur. ‘Van Castillo. Ze heeft haar telefoon aangezet. Ze stuurt me net een sms’je.’
‘Dat weet ik,’ zei hij. ‘We hebben een locatie. Er zijn al agenten ter plaatse.’
‘Nu al?’ vroeg Brenna, terwijl ze het berichtje opende, las en voelde hoe er een ijskoude rilling door haar lijf ging.
‘Wat staat er?’ vroeg Faith.
Brenna schoof de telefoon naar het midden van de tafel en Faith griste hem weg. Ze las het. ‘Wat betekent dit? Waar heeft ze het over?’
Er stond: Ik heb je berichtje gehad. Nu is het te laat.
‘Ik... Ik heb haar daarstraks gebeld. Gezegd dat ik haar graag wil helpen om haar zoon te vinden.’
‘Nu is het te laat,’ fluisterde Faith. ‘Mijn god. Mijn god, nee, alstublieft nee...’
Brenna keek naar Sykes. ‘Hoe is het mogelijk dat er al agenten ter plaatse zijn? Wat is er gebeurd? Waar is Maya?’
‘Ik weet niet zeker wat er is gebeurd of waar uw dochter is,’ zei Sykes. ‘Maar de agenten zijn al ter plaatse omdat er een explosie heeft plaatsgevonden.’