3
‘Zeg Griffoendor, snoes,’ zei Ira de fotograaf.
‘Ik heet geen snoes, ik heet Chloe,’ zei Chloe Barton, acht jaar oud. ‘En ik heb een bloedhekel aan Harry Potter.’
Gary Freeman zuchtte. Weer een dag. Zo een waar nooit een einde aan kwam. Gary wendde zich tot Chloe’s moeder. ‘Weet je, Ruth,’ zei hij, ‘het is allemaal leuk en aardig om er commercieel gezien geweldig uit te zien, en dat geldt zeker voor Chloe, geloof me...’
‘Ik weet het, Gary, ik weet het.’
‘...maar de belangrijkste eigenschap die een kindacteur moet hebben...’
‘Luister je naar hem, Chloe?’
‘...is de eigenschap om regieaanwijzingen op te volgen.’
Chloe keek hem nijdig aan. ‘Jij bent geen regisseur. Je bent gewoon een stomme agent.’
‘Zo is het genoeg, Chloe,’ zei Ruth Barton. ‘Het spijt me ontzettend, Gary. Chloe heeft vannacht niet veel geslapen, en als ze niet genoeg slaap heeft gehad, wordt ze chagrijnig.’
‘Ik ben niet chagrijnig!’
Gary zuchtte opnieuw, dieper dit keer. Hij liet alle lucht uit zijn lijf ontsnappen en inhaleerde daarna langzaam door zijn neus. Weg met de stress, positieve energie opnemen... Een paar weken geleden had hij samen met zijn vrouw Jill een cursus ademhalen gedaan. Jill had hem meegesleept. Een cursus ademhalen, had hij geklaagd. Wat komt hierna - een werkgroep pissen?
Het is pranayana, Gar, had ze geantwoord. Yoga-ademhaling, wat Gary geen enkel vertrouwen had ingeboezemd. Maar tot zijn verbazing had hij wat aan de cursus gehad. Het bleek dat hij al die jaren verkeerd had geademd, met alleen het bovenste stuk van zijn longen. Hij had zijn hele leven - alle vijftig jaar - te weinig lucht gehad. Wie had dat kunnen weten? Je had gelijk, had Gary tegen Jill gezegd, nog maar een paar dagen geleden. Herinner me eraan dat ik nooit meer mag twijfelen aan jou of aan je rare yogacursussen.
Meer lucht. Wie had dat kunnen weten? Waarom kon alles in Gary’s leven niet zo eenvoudig worden opgelost?
Een paar tellen drong ze door in zijn gedachten - De Schaduw. Lula Belle. Meestal probeerde hij niet aan haar te denken, vooral niet aan haar naam. Maar hij kon er niets aan doen. Ze was overal en nergens, en ze maakte zijn leven kapot.
De abonnees van Lula Belle bleven hem schrijven, zijn hotmailadres stroomde over, hoewel hij de site al een maand geleden uit de lucht had gehaald. Elke keer dat hij LulaBelleadmin@hotmail.com durfde te checken (toegegeven, dat kwam zelden voor) trof hij tientallen mails aan. Waar is Lula Belle? Wat is er met de site gebeurd? Is ze dood? Heb je haar vermoord? Ik wil mijn geld terug, eikel. Geef me mijn geld. Het is jouw schuld dat ze is verdwenen en je bent me geld schuldig. Ik heb je vertrouwd. Ik zal je krijgen. Ik zal je opsporen en... Je kent me niet maar ik ken jou wel. Ik weet wie je... Ik zal wraak nemen...
Soms zag hij die e-mails in zijn dromen. Dan was hij online, in de waan dat hij alleen was, en werden de woorden groter en groter totdat ze het computerscherm verbrijzelden en over de muren van zijn slaapkamer op en neer schoten en naar hem schreeuwden met de stem van De Schaduw. Heb je me vermoord, Gary?
En dan, als hij geluk had, werd Gary wakker.
Gary sloot zijn ogen. Hij ademde nogmaals in - een ademhaling om schoon te worden, heette dat, alsof je schoon kon worden van ademen. Terwijl zijn longen uitzetten, voelde hij hem op zijn borst -de mobiele telefoon die hij had gekocht, alleen voor het onderzoek. Het was een simpele prepaid, geen gps, geen internet. Geen apps zoals dat spel met het gooien van fruit waar zijn dochters zo dol op waren. Alleen een nummer dat hij aan Ludlow kon geven. ‘Alleen bellen als het belangrijk is,’ had hij gezegd. En tot zover, niets... Hij had hem ’s nachts achter in zijn bureau verborgen en stopte hem overdag in zijn borstzakje. In vijf dagen tijd had het ding niet gerinkeld. Niet één keer. Ludlow was vermoedelijk een zak.
De fotostudio rook naar babypoeder. Hij was groot en fris, met lichtroze muren die volgens Ira een flatterend licht op het gezicht van de meeste mensen wierpen. Maar er was iets met de kleur - een kinderkamer-zoetigheid waar hij maar moeilijk tegen kon. Ira was een van de besten in het vak en dus bracht Gary bijna al zijn klanten hierheen voor hun portretfoto’s. En toch voelde hij zich soms, zoals nu bijvoorbeeld, te duister voor Ira’s studio, alsof zijn aanwezigheid de ruimte kon aantasten, en de zwartheid die van hem af straalde aan de babyroze muren bleef plakken, met die felle lampen die naar hem zoemden: Schande, schande, schande...
Denk het weg, zei Gary tegen zichzelf. En dat deed hij ook. Dat lukte hem altijd. Je sluit een deur voor iets in je geest, een persoon, een herinnering, een nare droom... Je sluit die deur en je doet hem op slot. Je gooit de sleutel weg. En als je hem op slot houdt, als je jezelf laat vergeten dat er ooit zoiets als een sleutel is geweest, zal het uiteindelijk allemaal verdwijnen. De deur. De herinnering. Hoe die je doet voelen. De geest is een zeer sterke spier.
Ira deed zijn best om goede foto’s van Chloe Barton te maken, maar dat leek niet voldoende. Ze stond op een kleine verhoging in het midden van de ruimte met een ventilator die haar blonde krullen deed opwaaien. Haar popachtige gelaatstrekken waren verwrongen op een manier die deed denken aan een aflevering van Twilight Zone waar Gary nachtmerries van had gehad toen hij zo oud was als haar. Ondertussen draaide Ira met zijn digitale camera in nerveuze cirkels om het meisje heen. ‘Doe je best, Miss Thing,’ zei hij. ‘Doe alsof je een rockster bent!’
‘Ik ben geen rockster, ik ben actrice,’ zei Chloe, die met haar acht jaar net een jaar ouder was dan Hannah, Gary’s jongste. ‘Actrice en model. Rocksterren zijn viespeuken. Net als fotografen.’
Ira zette zijn camera op de grond. ‘Ik kan niet werken met dit kind, Gary.’
‘Het spijt me,’ zei Chloe’s moeder Ruth.
‘U zou medelijden met uzelf moeten hebben, dame.’
‘Jij bent lelijk,’ zei Chloe tegen Ira. ‘En je broek zit te strak.’
Als je jezelf lang genoeg leugens vertelt, begin je ze te geloven. Als je ze helemaal gelooft, als je je hele hart erin legt en in die leugens gelooft op de manier zoals je in andere dingen gelooft - je land, je familie, je God - als je dat doet, dan worden die leugens waarheid.
Had ze dat niet zelf gezegd, in een van haar video’s?
Misschien wilde Gary Lula Belle niet vinden. Hij kon het stellen zonder het extra geld dat de website had opgeleverd. Hij zou Jill vertellen dat een klant hem had ontslagen en dat ze de broekriem moesten aanhalen. Ze zou het begrijpen. Ze moest wel.
Hoe krachtig ook, de herinnering aan Lula Belle zou verdwijnen, de abonnees zouden het vergeten. En Gary ook. Hij zou zich ertoe dwingen. Hij zou het hotmailadres opheffen en de abonnees zouden doorgaan met hun leven. De Schaduw zou achter haar gesloten deur blijven. De deur zou verdwijnen en zij ook. Hij zou nooit meer iets van haar horen. Het zou allemaal voorbijgaan, afgezien van de vervagende herinnering.
Zal het ooit helemaal vervagen, Lula Belle? Zal ik er ooit overheen komen dat ik jou niet ken?
‘Ik heb er genoeg van,’ zei Ira. ‘We zijn klaar.’
Gary schrok op uit zijn gedachten, keek hem aan. ‘Denk je dat er bruikbare foto’s bij zitten?’
‘Alleen als iemand een remake van The Bad Seed wil maken.’
Ruth Barton keek Gary smekend aan. ‘Nog één kans?’
‘Volgende week komen we weer bij elkaar om te...’ wilde Gary zeggen, maar hij kwam niet tot het laatste woord.
‘Volgende week doen we wat?’ zei Ruth.
De telefoon in Gary’s borstzak trilde.
Hij stak zijn hand op. ‘Ben zo terug,’ zei hij.
‘Maar Gary...’
Een diepe inademing, langzaam uitblazen en toen was hij de deur uit, in Ira’s kleine hofje met de kleurrijke tegels, de rode hibiscus en de bruisende fontein in het midden. Hij liep langs de fontein, viste de telefoon uit zijn zak en keek op het schermpje...
Ludlow.
‘Ja?’ zei Gary.
‘Ik heb goed nieuws en slecht nieuws.’
Gary kromp ineen. Het waren niet alleen de woorden zelf die hem deden huiveren - niemand heeft ooit echt goed nieuws als ze dat cliché gebruiken - maar de manier waarop Ludlow het zei, zo precies de nadruk leggend op elke lettergreep alsof zijn leven ervan afhing. Waarom had hij die windbuil geloofd? ‘Ja,’ zei Gary.
‘Wat wil je eerst horen?’
Jezus. ‘Kan me niet schelen. Het goede nieuws dan maar.’
‘Ik heb met Brenna Spector gesproken.’
Gary zette grote ogen op. ‘Echt?’
‘Yep.’ De p explodeerde uit Ludlows mond als kanonvuur. Gary had bijna de neiging het speeksel uit zijn oor te vegen. ‘En ik heb haar ingehuurd.’
‘Wat?’
‘Jij wilde haar expertise op het gebied van vermiste personen, en dat heb ik geregeld voor je. Ze zit bij ons team.’
‘Maar...’
‘Je hoeft je geen zorgen te maken over de kosten - ik betaal het uit mijn eigen goedgevulde zak.’
‘Ik maak me niet druk over de kosten.’ Gary sloot zijn ogen. ‘Je hebt haar toch niets verteld, hè?’
‘Nee.’
‘En,’ zei hij hijgend, ‘wat is het slechte nieuws?’
‘Ik heb haar je naam en nummer moeten geven.’
Gary kreeg een droge mond. ‘Je zei dat je haar niets had verteld.’
‘Alleen je naam en telefoonnummer,’ zei hij. Alsof dat niets was, helemaal niets...
Gary legde de muis van zijn hand tegen zijn voorhoofd en begon langzame, troostende rondjes te wrijven. ‘Oké,’ zei hij. ‘Oké. Ik kan dit wel aan.’ En dat was zo, wist hij. Dat was wat hem zo’n succesvolle agent en manager maakte, die flexibiliteit. Hij kon met de stroom meedrijven, verder kijken dan plan a. Het was een talent dat hij uit noodzaak had ontwikkeld. Niet vallen. Niet verstarren. Blijf de kamer uit lopen... Maar die deur was gesloten, de sleutel al lang verdwenen. En op dit moment moest Gary zijn werk doen. ‘Je bent ontslagen, Errol.’
‘Wat?’
‘Hou de aanbetaling maar.’
‘Maar... dat is niet... Het is niet...’
‘En over een maand geef ik je hetzelfde bedrag nog een keer, op voorwaarde dat je tegen niemand zegt dat we elkaar ooit hebben ontmoet of gesproken. Beschouw het maar als een afscheidspremie.’
‘Maar...’
‘Mooi. Het was me een genoegen.’
Gary verbrak het gesprek met Ludlow en ging terug naar Ira’s studio. Ruth rende hem tegemoet, zich nog steeds verontschuldigend. Gary glimlachte. ‘Maak je geen zorgen,’ zei hij. Plan b begon al vorm te krijgen in zijn hoofd.
Brenna was niet van plan Gary Freeman te bellen - in ieder geval niet gauw. Ze zou toch geen betrouwbare informatie loskrijgen uit iemand die zo zijn best had gedaan om zijn identiteit te maskeren dat hij zelfs niet wilde dat Errols onderaannemers zijn naam kenden. (Trouwens, het nummer dat hij zelf aan Errol had gegeven was van een prepaid toestel, zo goed als niet op te sporen.)
Nee, Brenna wilde de naam en het telefoonnummer van Gary Freeman zodat ze uit kon zoeken met wie ze precies te maken had. Met wie Lula Belle precies te maken had gehad. En als ze dat eenmaal wist - en dat zou heel snel gaan, want Gary Freeman, succesvol theateragent uit Hollywood, was volop aanwezig op internet - zou ze Lula Belle beter kunnen begrijpen.
Brenna begreep nu al waarom Freeman zich voor haar wilde verschuilen: zijn leven was zo ver als mogelijk was verwijderd van die truc met de colafles.
Freeman was een agent die was gespecialiseerd in kinderen en die lesgaf ‘op verschillende befaamde kunstopleidingen’, volgens de biografische gegevens op zijn website. Hij was al twintig jaar getrouwd met dezelfde lieftallige blonde vrouw en hij had drie lieftallige blonde dochters van vijftien, twaalf en zeven die hem altijd allemaal leken te vergezellen, overal waar hij werd gefotografeerd. En dat kwam vaak voor. Als hij niet bezig was met betaalde opdrachten op middelbare scholen en bij jeugdcentra, over hoe je je weg vond in de verraderlijke wereld van Hollywood ‘en daarbij je eigen waarden intact hield’, deed Freeman mee met sponsorlopen, veilingen, paardenraces en geldinzamelingen voor Wise Up, een lees- en schrijfprogramma voor kinderen uit de binnensteden dat was opgericht door zijn vrouw Jill.
Terwijl ze op kantoor door Google Afbeeldingen scrolde vond Brenna een foto van het gezin Freeman waarop ze poseerden met een clown bij een circusmanifestatie van Wise Up, afgelopen zomer. Ze maakte de afbeelding schermvullend en staarde naar het gezicht van Freeman - een aardig gezicht. Waarom hangt een aardige vent als jij de pooier uit voor silhouetten?
Hij was niet het type van de klassiek mooie man. Hij was gedrongen en blozend en iets kleiner dan zijn vrouw, met een dikke bos grijzend haar en een neus die een paar keer te veel gebroken leek. Maar dat gezicht had iets - iets troostends in de gelaatstrekken, een warmte in de ogen. Brenna stelde zich voor dat hij een uitgebreide kring vrienden had, die dachten dat ze hem veel beter kenden dan in werkelijkheid het geval was.
Een stem achter Brenna zei: ‘Ziet eruit als die vent in die cornflakesreclame.’ De stem van Trent. Ze herkende hem meteen, maar toch schrok ze een beetje. ‘Je liet me schrikken.’
‘Dat effect heb ik meestal op vrouwen. Maar op een goede manier.’
‘Bestaat er een goede manier om vrouwen te laten schrikken?’
Trent wilde antwoord geven maar Brenna maakte een afwerend gebaar.
‘Het was een retorische vraag,’ zei ze.
‘Maar wie is die cornflakesvent?’
Ze deed haar mond open en toen weer dicht. ‘Potentiële klant.’ Ze minimaliseerde het scherm. ‘Ik dacht dat je een ontmoeting had met Annette Shelby.’
Eh... dat was om half twee. Er staan kleine cijfertjes rechtsonder in je scherm. Die geven de tijd aan. Kijk er af en toe eens naar!’
Brenna wierp een blik op de klok: half vier. ‘O nee...’ Het was haar dag met Maya, de laatste dag voor de kerstvakantie, en ze had haar de rest van de week. Brenna had gehoopt haar te kunnen verrassen, haar af te halen op school, mee te nemen om cupcakes te eten bij Molly’s, wat Maya nu veel leuker vond dan de Magnolia Bakery. Maar daar was het nu te laat voor. Ze kon elk moment thuis zijn en Brenna had het zoals gebruikelijk weer eens verpest. Ze zuchtte. ‘Waar is de tijd gebleven?’
Trent haalde zijn schouders op. ‘Waar hij altijd blijft.’
En ja, dat was waar: dezelfde plek als altijd. Nadat ze afscheid had genomen van Ludlow, was ze teruggegaan naar kantoor, had haar e-mail gecheckt en een lange lijst potentiële klanten afgehandeld - sinds de Neff-zaak gingen de zaken een beetje al te goed - terwijl ze probeerde niet weg te zakken in haar herinneringen. Maar dat was zoals altijd makkelijker gezegd dan gedaan. Een vrouw, Rachel Fleischer, die op zoek was naar haar lang geleden verdwenen broer, had Brenna bijvoorbeeld doen denken aan haar lerares Engels op de middelbare school, Rosemary Fleischer, wat Brenna terugbracht naar een les literatuurgeschiedenis op 11 februari 1983 — de droge hitte van de radiator, de geur van kalkstof en mevrouw Fleischer die uitgebreid inging op de ‘dodelijke aantrekkingskracht van Desdemona’.
Een gemailde foto van een jongen die Jordan Michaels heette en die in de lente van 2004 vermist was geraakt, was genomen voor een wegwijzer naar Niagara Falls. En dat had Brenna natuurlijk doen terugdenken, voor de tweede keer die dag, aan de Maid of the Mist op 30 oktober. Die bijtende wind, die hagel...
De tijd was gebleven waar hij altijd bleef - in en uit allerlei wormgaten, met Brenna die werd verzwolgen door herinneringen, waarna ze zichzelf weer met een schok in de realiteit van nu moest terugbrengen. Heen en weer, heen en weer. Ze wendde zich tot Trent. En hoe is je afspraak met mevrouw Shelby gegaan?’
‘Prima.’ Trent peuterde aan een vingernagel.
‘Je ziet er niet uit alsof het prima ging.’
‘Jawel, maar...’
‘Maar wat?’
Hij zuchtte. ‘Ben je ooit... je weet wel... emotioneel betrokken geraakt bij een klant?’
Ze keek hem aan. ‘Wat bedoel je?’
‘Laat maar,’ zei Trent. ‘Dus gaat het officieel door met Errol? Heb je de rest van de video’s van Lula Belle?’
Brenna gaf geen antwoord. Ze herinnerde zich opeens haar laatste ontmoeting met Annette Shelby. De arme, fragiele Annette in haar hotelkamer in het St. Regis op 30 september - de kamer die ze had gereserveerd voor haar en haar vermiste Larry - voor de grote reünie, de tweede huwelijksreis, om er via Brenna achter te komen dat Larry vermist wilde blijven. Annette, met die droevige, zoekende blik in haar ogen, de geur van Johnnie Walker Black die zich vermengde met een duur parfum.
Annette haalt een envelop uit haar Prada-tas en overhandigt hem aan Brenna. ‘Je cheque,’ zegt ze. ‘Je zult zien dat ik er wat extra’s bij heb gedaan voor die verrukkelijke assistent van je.’
‘Verrukkelijk? Trent?’
‘Kom op. Hou je niet van de domme. Die borstspieren!’ Annette grijpt een ander flesje uit de minibar, draait de dop eraf en drinkt hem in één teug leeg. ‘God, wat een lekker ding.’
Brenna kromp ineen. ‘Trent?’
Hij zat inmiddels weer achter zijn bureau, Lula Belle in volle glorie op zijn scherm, met wijd uitgestrekte ledematen en haar soepele mond. ‘Ja?’
Ze schraapte haar keel. ‘Met emotioneel betrokken, bedoel je toch niet... eh...’
Hij staarde haar aan.
Ze probeerde het opnieuw. ‘Jij en Annette... jullie zijn toch niet... Ik bedoel, Annette is een heel fragiele vrouw en na hetgeen ze met Larry heeft meegemaakt, zou ik niet graag zien dat ze opnieuw werd gekwetst.’
‘Waarom zou ze gekwetst raken?’
‘Trent,’ zei Brenna. Maar toen viel haar oog op zijn prikbord.
In de zes jaar dat hij voor haar had gewerkt, had Trent het prikbord volgehangen met foto’s van zichzelf: op het strand, in clubs, voor sportwagens die hij toevallig tegenkwam op weg naar huis, altijd met een ontbloot bovenlijf, of zo goed als, altijd naast een schitterende, schaars geklede dame met de uitdrukking van een ree die in een stel koplampen kijkt. Nu waren al die foto’s verdwenen. Ze waren vervangen door foto’s van Annettes kat, Persephone. ‘Mevrouw Shelby zegt dat het niet erg is dat ik haar nog niet heb gevonden,’ zei Trent. ‘Ze zegt dat we door mogen gaan met zoeken, zo lang als nodig is. Maar soms ga ik ’s nachts naar bed en denk ik eraan hoe koud en alleen ze is en dan kan ik niet slapen. Die grote, droevige ogen van haar. Ik word er helemaal akelig van.’
‘Je hebt het over Persephone,’ zei Brenna.
‘Waar anders over?’
Brenna glimlachte. ‘Niemand.’
‘Oké dan.’
‘Luister,’ zei Brenna. ‘Het is goed dat je om haar geeft. Het is normaal dat je betrokken bent bij je vermiste... eh, dier...’ Ze schraapte haar keel. ‘Gebeurt mij voortdurend.’
‘Nog steeds?’
‘Dat weet je toch,’ zei ze. Ondertussen had ze de stem van Lula Belle weer in haar hoofd, die zong over betonmolens...
Buiten de deur hoorde Brenna voetstappen op de trap. Van Maya. Ze herkende het geluid: zulke zware stappen voor zo’n tenger meisje. Ze dacht aan haar dochter, de onhandige onschuld van haar manier van lopen, die verlegen glimlach en de manier waarop ze aan haar haar trok terwijl ze dagdroomde, en ze vroeg zich af hoe lang die trekjes nog zouden blijven, die vage overblijfselen van haar kindertijd.
Maya was er overigens ook nog niet aan toe om die tijd los te laten. Toen ze onlangs haar kamer opruimde vond Brenna het bewijs hiervan op Maya’s bovenste boekenplank, achter alle volle schetsboeken en de stripboeken en manga’s die ze verslond. Rupsje Nooitgenoeg. Het was haar lievelingsboek geweest toen ze vier was, het eerste boek dat ze had leren lezen. Maar op 19 november 2004, toen Maya achtenhalf was, had Brenna Rupsje Nooitgenoeg in een doos gestopt, samen met al haar andere prenten- en kinderboeken. Ze had ze allemaal aan de bibliotheek geschonken. Vijf jaar later lag het er weer - hetzelfde boek dat Brenna in de doos had gestopt, de omslag bekrast met Maya’s onmiskenbare kleuterhandschrift. Ze heeft het teruggestolen, had Brenna glimlachend gedacht. Maar ze had Maya niet verteld dat ze het boek had gevonden. Dat zou ze nooit doen. Iedereen heeft recht op zijn geheimen.
Maya’s sleutel draaide rond in het voordeurslot. Brenna’s ogen gingen naar Lula Belle. ‘Kun je die afbeelding even minimaliseren, alsjeblieft?’ zei ze tegen Trent.
‘Natuurlijk.’
De deur ging open net op het moment dat de telefoon ging. Trent nam op.
Maya liet haar rugzak op de vloer vallen en liep naar de ijskast. ‘Hoi, mam. Hoi Trent.’
Ze leek twee centimeter gegroeid sinds die ochtend - nauwelijks dertienenhalf en al bijna even lang als de een meter vijfenzeventig van Brenna. ‘Hoi, liefje. Hoe was je laatste schooldag?’
‘Wauw.’
Brenna keek op naar Maya, zag haar staren naar Trents scherm. ‘Trent, in godsnaam.’
‘Oei, krijg nou wat, het spijt me,’ zei Trent in de telefoon. ‘Nee, ik had het niet tegen u, meneer. Eén moment.’ Hij minimaliseerde de afbeelding van Lula Belle en sprak verder met de beller.
‘Was dat... een fles?’ zei Maya.
Brenna kromp ineen. ‘Vergeet dat.’
‘Hoe kun je zoiets nou vergeten?’
Brenna zuchtte. ‘Het is gewoon een zaak waar Trent en ik aan werken. Niets wat voor jou interessant is.’ Ze forceerde een glimlach, maar Maya keek nog steeds heel geïnteresseerd. ‘Maar goed... ik dacht dat we misschien sushi konden gaan eten, om de eerste dag van de kerstvakantie te vieren.’
Maya bleef naar Trents zwarte scherm staren.
‘Pizza?’ zei Brenna. ‘Grieks? Dimsum?’
Ten slotte kwam ze weer tot zichzelf. ‘Heb je mijn sms’je niet gekregen?’
‘Huh? Nee,’ zei Brenna. ‘Ik heb mijn telefoon helemaal niet gehoord.’
‘O... Nou, eh... ik wilde weten of ik vanavond bij Zoe mocht logeren. Om haar te helpen met het versieren van de boom.’
Brenna keek haar aan. ‘Heb je je eigen boom niet al versierd, met je vader en Faith?’
‘Ja, maar ik ben bij jou tot Kerstmis.’
‘Je klinkt alsof het een gevangenisstraf is.’
‘Mam.’
‘Zeg het maar.’
‘Mam. Je bent Joods. Je hebt geen boom. Zo eenvoudig is het.’
‘Ik weet het. Ik plaag je maar,’ zei Brenna, die verre van plagerig klonk.
‘Dus... je begrijpt het?’
‘Natuurlijk.’ Brenna zuchtte. ‘Je mag bij Zoe logeren.’
Maya staarde haar aan. ‘Je vindt het erg.’
‘Geloof me, zo’n doetje ben ik nou ook weer niet,’ zei Brenna, die zelf het idee had dat ze juist heel erg als een doetje klonk.
‘Mam.’
‘Hou op met dat ge-mam. Het is goed. We hebben nog genoeg tijd samen.’
‘Geweldig! Ik ga pakken.’ Ze graaide een handvol kaassticks uit de koelkast en rende de gang door. Brenna keek haar spichtige tienerdochter na, maar zag de mollige vierjarige van 8 mei 2000... Maya die uit haar klas met de gele deur kwam rennen op de Sunny Side Kleuterschool, Maya die het schoolplein op stommelde, met een verkreukeld wit vouwkarton in haar kleine handjes geklemd, Maya’s roze wangen en die lach... Ze rende op Brenna af, hotste tegen haar maag, de zon op haar warrige blonde haar en Brenna 's hart zwol op zodra ze haar voelde, de geur van het zand van het schoolplein in haar haar, zo trots dat ze bijna barst.
Mama! Ik heb dit voor jou getekend!’
‘Inkomend gesprek!’ zei Trent.
Brenna’s telefoon ging. Ze keek hem nijdig aan. ‘Trent. Je kunt niet zomaar zonder waarschuwing telefoontjes naar me doorverbinden.’
‘Sorry,’ zei hij. ‘Maar hij wilde me zijn naam niet geven en hij zei dat het dringend was.’
Brenna hief haar ogen ten hemel en nam op. ‘Hallo?’
‘Brenna Spector?’ De stem klonk aardig en diep, totaal onbekend, maar met een zekere zangerigheid, alsof de beller haar kende en van haar verwachtte dat ze hem zou herkennen.
‘Ja?’
‘Is er iemand bij u in de kamer?’
Ze keek naar Trent. ‘Ja.’
‘Geef dan geen antwoord op de dingen die ik u ga vertellen.’
‘Wie bent u?’ Brenna keek wie er belde, onbekend nummer.
‘Ik moet zeker weten dat u het begrijpt,’ zei de stem. ‘Ik wil niet dat u antwoordt of op enigerlei wijze reageert op de informatie die ik u zo ga geven.’
‘Goed,’ zei Brenna.
‘Mooi,’ zei hij. ‘Ik ga u een nummer geven. Dat moet u opschrijven - zeer discreet. Niemand mag dat nummer zien.’
Ik hoef nummers niet op te schrijven, wilde Brenna zeggen, maar hij praatte door.
‘...bel me over precies vijf minuten, vanaf een plek die helemaal privé is. Het moet een vertrouwelijk gesprek zijn. Als ik erachter kom dat iemand anders op de hoogte is van ons gesprek, zal ik nooit meer met u spreken.’
En waarom zou mij dat iets kunnen schelen... ‘Goed.’
Hij gaf haar het nummer.
Brenna slikte hard. Ze kende het. Het was hetzelfde nummer dat Errol Ludlow eerder op de dag had ingetoetst op haar telefoon.
‘Heeft u het opgeschreven?’ vroeg hij.
‘Ja,’ zei Brenna. Ja, Gary Freeman.
‘Ik hoef de cijfers niet te herhalen?’
‘Nee,’ zei ze. ‘Maar...’
‘U weet wie ik ben.’
‘Ja.’
Hij ademde diep en langzaam in, langzaam uit. En toen hij weer sprak, had Brenna het gevoel dat hij glimlachend bij haar in de kamer stond. ‘Ik weet ook wie u bent.’